1 TWEEDE KAMER de Leger en Vloot. val van konstantinopel WOENSDAG -IS JUNI 1932 MR. TH. HEEMSKERK HERDACHT De wet op de Artsenijbereidkunst van de baan Schadevergoedingskwestie Kunstverdedigingsfonds opgeheven Kleine wetsontwerpen OVERZICHT R" den aanvang der vergadering heeft r" ident den overleden nestor der 1 Mr. Th. Heemskerk, herdacht in een re die getuigde van den grooten persoon lijken en algemeenen rouw en den bijzon deren eerbied, die in de Kamer voor dezen overleden staatsman werd gevoeld. Een stuk leven en luister der Kamer is met Mr. Heemskerk heengegaan, zoo luidde het veel zeggend. De Regeering sprak bij monde van den ministerpresident haar eigen woord van nagedachtenis. Het was, ook door den stillen eerbied, waarmede beide toespraken werden aangehoord, een ontroe rend oogenblik. Niet het minst toen Mr. v. Schaik zich tot den heer Colijn persoonlijk richtte. Het Kamerleven vervolgde daarna zijn, loop. De Artsenijbereidkunst stond nog boven aan op de agenda. Maar wie had er nog belangstelling voor? Minister Ruys de Beerenbroudk heeft met de hem eigen flair het wetsontwerp betref fende de uitoefening der artsenijbereid kunst het lot doen ondergaan, waardoor het overging naar de rustige atmosfeer, die noodig is om zich met succes over een-even tueel verbeterd wetsontwerp nader te kun nen beraden. De bedreiging der drogisten is daarmede van de baan. Men kan wel zeggen: voor goed. Urenlange redevoeringen van Mevr. de Vries-Bruins zullen het zelfs niet kun nen doen herleven. Meer dan twee uren heeft ze gisteren nog gesproken voor eeji verloren zaak. Haar betoog werd, echter onmiddellijk door haar partijgenoot Duys tot den grond toe afge broken. Dr. Beumer heeft ten slotte een scherpe technische bestrijding gegeven, waarvan we den indruk kregen, dat mi nister Ruys het er grootendeels mee eens was. Hij besloot zijn kort speechje met het uiten van den wtensch om de gelegenheid tot nader beraad te ontvangen. De voorzit ter verstond, dien wenk en stelde voor de beraadslagingen te schorsen. Z.h.s. ging de Kamer er mee accoord. Een tiental kleine wetsontwerpen en con clusies werden daarna nog afgedaan. Zon der een woord werd o.a. het z.g. Kustverde digingsfonds opgeheven; practisch betee- kenïde het reeds lang niets meer. Er was geen ontwapenaar aanwezig om de ge- |beurtenis niet onopgemerkt te doen voorbij gaan. 3 aai HERDENKING MR.. TH. HEEMSKERK. Na de opening van de Kamerzitting Iheeft de voorzitter, ter herdenking van het overleden medelid Mr. Th. Heemskerk, de volgende rede gehouden. glscj Geachte medeleden? De. dood heeft één der onzen weggenomen. Maar dat niet alleen. Met hem is een stuk wee van het leven der Kamer heengegaan. De. Kamer zonder Heemskerk- Heemskerk heeft altijd en onvermoeid ge- zijner levensbevrediging heeft gevonden, igisc waartegenover hij aan haar zijn edele en 'rijke persoonlijkheid geheel heeft gegeven, ij «j Hij was vol zonnigheid; warmte en bli gtreibeid hingen om hem heen en werkten wefli- i vadadig op zijn medeleden, eidd Heemskerk heeft atlijd en onvermoeid ge- Qjptaan midden in den drukken en woeligen aaiParlementaliren arbci^- Waren er gewichti- ït e\se onderwerpen aan de orde, men zag hem jjjQPjop het spreekgestoelte. En, om een recent I vavoorbeeld te noemen, de commissoriale voor- rebljbe rei ding der behandeling van de jongste con tingen teeringswetten is voor hem, fUn~ nen|Zinnig jurist en staatsrechtskenner, nog een n gwaar genot geweest. 've) Als voorzitter van de Commissie voor Fri jn z^vaat- en Strafrecht was in de latere jaren el Jaan hem de bekwaam gevoerde leiding der .ejjjjjjuridische wetgeving toevertrouwd. >n b Hij was een strijdbare natuur. In dien yejstriid zijn de moeilijkheden en teleurstel- »ochjlingen, die de politiek nu eenmaal biedt, ook hem niet voorbij gegaan. Zijn wapens waren: kunde en doorzicht, fijne geest en vonkend vernuft, welsprekendheid en slag vaardigheid, niet het minst ook eerlijkheid en trouw. Maar al die gaven werden slechts aan- gewend ten dienste van een hooger doel, dat r* {hem heilig was. Zijn diepgewortelde gods- ,<S1 'dienstige overtuiging en zijn daarmede ——samenhangende levensernst vormden zijn ""eigenlijk wezen. Hij behoefde dan ook niet in formule te getuigen, omdat zijn persoon een voortdurend getuigenis was. Zoo was [.09 jhij aantrekkelijk en boeiend, maar tevens door ieder geëerbiedigd. Sinds de geboorte van Mr. J. Heemskerk Azn., zijn ongeveer honderd dertien jaar rM verloopen. In het leven van vader en zoon, beiden staatslieden van beteekenis, heeft Vortzic.h dus een belangrijk stuk van onze Ne ig gjderlandsche politieke historie afgespeeld. De II iJzoon, die zoowel over een fijne opmerkings- 19 2Jgave, als over een ijzersterk geheugen be- 18 gj— 25 IJ 2. schikte u-as dan ook door de omgang met zijn vader en diens tijdgenooten nauw ver trouwd geraakt met de politieke gebeurte nissen van het tijdVok aan zijn eigen poli tiek optreden voorafgaande. Zoo school in hem, die ziah Thonbecke uit eigen aanschouwing nog goed wist te her inneren als het ware een eeuw staatkundige geschiedenis en traditie. Levendig stond hem de gansche uitwen- digen en inwendige ontwikkeling van het Nederlandisch Staatsbestek van dlien tijd voor dén geest Hij kende de personen dien daarin een rol hebben gespeeld, de grooten en de minder grooten, in hun sterkte en in hun zwakheid. Maar die veelomvattende en kleurige kennis strekte voor hem in den grond dier zaak slechts om daaruit levens wijsheid, telkens nieuwe levenswijsheid te putten. En 't was zeer duidelijk, dat de be hoefte, die hij gevoelde om andere in die kennis te laten deelen, werd ingegeven door bedoelingen van 't zuiverste gehalte, in de gemakkelijke en opgewekte vormen, die hem eigen waren wilde hij ook zijn tijdge nooten de lessen uit het verleden tot leering en waarschuwing laten strekken. Zoo was het persoonlijk verkeer met hem niet alleen vol uiterlijke bekoring, maar ook opheffend en leerzaam. Op haast ieder terrein van het publieke leven hebben de talenten van Heemskerk geschitterd. In gemeente en provincie, als wetgever en publicist, als volksvertegen woordiger en raadsman der Kroon. Wie zijn werkdadigheid op internationaal gebied heeft gadegeslagen, weet, dat hij be hoorde tot de Europeesche figuren. Terwijl hij nog zoo krachtig en onver woestbaar leek. is aan zijn aardsch bestaan een onverwacht en plotseling einde ge komen. De fractie der antirevolutionairen, voor de verwezenlijking van wier beginselen hij moedig en onverschrokken heeft gestreden, heeft een kostbaar goed verloren. In hem is van de Kamer een stuik van haar leven en van haar luister heengegaan. Moge zijn ziel zijn gekomen tot aanschou wing van Hem, in Wien hij de vaste richt snoeren voor zijn welbesteed leven had ge vonden. Rede Minister-president. De minister van Binnenlandsdhe Zaken, de heer Ruys de Beerenbrouck, sprak daarna als volgt: „De Regeering doelt met grooten eerbied en met diepen weemoed in den rouw dei- Kamer over één harer meest begaafde Met den heer Heemskerk is heengegaan een man, die door het harmonische geheel zijner hoedanigheden één der voortref f el ij k- zonen was van ons vaderland. Aan een scherp juridisch vernuft, paarde hij een grooten zin voor die werkelijkheid. Met zijn klaren, helderen geest drong hij door recht tot in de kern van ieder vraag stuk. waarover hij tot oordeelen geroepen Naast zijn zeldzame gaven van hoofd trof fen de warmte van zijn edel hart, van zijn vriendenhart vooral, en zijn aangeboren ridderlijkheid. Hij was een strijdbare na tuur; als hij den degen kruiste, deed hij 't als een ridder met open vizier. Hij was in zijn tijd een sieraad van de balie, maar meer trok hem het staatkundig leven. In de veelzijdigheid van dit leven zou zijn rijke persoonlijkheid heter en vol ler tot haar recht komen, In 's lands vergaderzaal had zijn woord een gezag, als dat van weinig anderen, een gezag, dat in moeilijke oogenblikken ons volk vaak ten zegen is geweest en dat tevens noode zal worden gemist Slechts de eeuwige rust kon aan de werk zaamheid van dezen grooten geest een einde malken. Naar ons menschen-oordeel is die rust te vroeg gekomen. Maar nu het God behaagd heeft, dezen Christen staatsman, zijn trouwen dienst knecht, wiens mannelijk geloof geen tegen spraak vormde met zijn mensdhelijke wijs heid. tot zicih te nemen, nu past het ons, eerbiedig het hoofd te buigen voor zijn na gedachtenis." De vergadering heeft beide redevoeringen staande en in de grootste eerbiedige stilte aangehoord. Met minister Ruys de Beeren brouck, waren aanwezig de ministers Terp stra en Deckers. VERSLAG Daama werd de behandeling van de wet be- artsenijbereidkunts dat we geen behoefte hebben aan meer genees middelen; ook zonder een groote verscheiden heid daarvan kunnen allerlei zlekteverschtnse- 'en worden tegengegaan. B.v door een meer lygiënische leefwijze. Zooals het nu gaat vindt elgenlök alleen de leer Marchant alles goed. De positie van den apotheker beeprekende zwaan Mevr. de Vries op tegen de beleedigende toon in de rede van den heer Marchant, voor zoover z(J op de apothekers betrekking had. Deuse menschen hebben een wetenschappe- Uke opleiding gehad en er was geen reden voor den heer Marchant om hen belachelijk te ;n, omdat zU artikelen verkoopen voor me- i gebruik, die in groven vorm en minder preclese samenstelling voor technisch gebruik bi) den drogst verkrflgbaar zUn. De verpakte geneesmiddelen zijn veel te duur: noodig is. dat industrie en verkoopers «n prijsbepaling komen desnoods neme de overheid maatregelen in het belang van 'aafbaar "juist^.daar'^m ledlcl deze dure medicamenten menig voor; maar laten hetzelfde geneca- goedkooper wUze door den apotheker Geneesmiddelen moeten goed en goed het oogenblik kan dan ook komen, rheid zich met de distributie er van •oede plaats werd de stelling verde- Ie apotheker noodig bltJft als berei- der van geneesmiddelen In het klein. Daarom bl(Jft ook zijn wetenschappelijke opleiding noo- J'zUu posit K- zoo - onomlsch moge- 3e apotheker moet. omdat h(j dat lan de medicus, de D&tienten be schermen tegen de industrie; haar preparaten 'et alt lid zonder meer te gebruiken oeten in de eerste plaats ver worden van de artikelen van de lijst 2 van het wetsontwerp genoemd; hun belangen worden daarmee zeer gediend. Ook kunnen ze eenvoudige geneesmiddelen ver- Men moet met de groot-Industrie voorzichtig zUn; het gaat haar niet om de patiënten, maar om den verkoop. Daar moet paal en perk aan rden gesteld. Deze industrie maakt zelfs lome met cadeaux. een kaleldoscoopje b.v. De drogisten r s souvenir aan zijn gloriedag van Vrijdag >o'n instrumentje aan te bieden. Na deze twee-urlge rede kwam als antipode in mevr. de Vries de heer DUYS (s.d.) aan ;t woord H(j wees op hetgeen de drogisten gedaan hebben on. h rheffen. wet noemde de heêr tieve lijst. Het ls gewoon een onding, om eD tno£rd?n6-n' g n i' de drogist niet mag t daarop niet voorkomt. Het ls e< gsmlddel voor de drogisten ngsmldi Een ab die de bestaande gevraagd uitgevoerd iri strijd met haar" bedoeling, is de Gezondheidsraad. Marchant kwaadaardig wil uitleggen, kan men daarin Iets beleedlgends afleiden voor de apo thekers. Men kan voor hen alle respect hebben ten deele door huu eigen leiders gebracht. Het vak van apotheker gelijk Prof. Schoorl reeds in 1908 het uitdrukte op kunstmatige wijze ln het Wanneer ziet men don apotheker ln ztJn zaak? H|j laat het werk doen. Prijsbepaling voor geneesmiddelen wijst op n hinken op twee gedachten; dan moet en socialisatie van de geneesmiddelenfabri- Dat is „„.teland achteruitgang. rk-we niemand bezwaar maken. du» precies andersom dan Vries vertelde, monopolie zullen de apothekers be langrijk grooter winsten maken. De dokters werken dat soms in de hand door onder de letters te plaatsen: b latlji ls: hl betalen Dr. BEUMER (a.r.) zou ondan* gehouden vele redevoeringen w enkele een respectabele lengte had nog en kele opmerkingen maken. Geen der leden van ie anti-rev. fractie is bereid aan het wetsont werp zjjn stem te geven. Hö achtte het een sympathieke gedachte zulks den minister in - mee te deelen. iet uitsluitend om :werp keert zich teigen den bestaarden toestand. Die ls niet zon der critiek. mwr men zal toc.fi met die ont wikkeling rekening moeten houden. En de toe stand is niet zoo. dat In zondheid daai gegaan. Het gaat n! soenlUl grijpen geen enkel redelijk motief wordt aan- ge\ oerd. Ontoelaatbaar is. dat hier zoo wat all de uitvoerende macht wordt overgelat minister zal het ln de hand hebben om slissen of de drogisten een behoorlijk stuk brood zullen verdienen. Op luchthartige wijze ?t aan ln dezen crisistijd diep in het levensbestaan van 6000 fat- Nederlanders. terwijl blijkt, dat ze niet op de hoogte zijn van de materie, welke z(J willen regelen. De wet op de serums' en vaccins bv. heeft dit heel dulde- !(jk bewezen. Achteraf is erkend, dat het de partement de praktijk niet kende. J ook aan de tandtechnici. De minister zal goed doen als hö ontwerp intrekt en met een beperkte regeling met een negatieve Hjst komt Eindelijk kon na diaee rede de 1 VAN BINNENLANDSCHE ZAKEN woord komen. HU betoogde, dat de bestaand' wet in strijd is met den huldigen toestand ei ook in disharmonie met de tegenwoordige rechtsopvattingen. Art 30 der wet van 1865 bracht de ltjst C. Die lijst is geleidelijk zeer omvangrijk gewor- n. Aanvsnkelük zouden daarop alleen mid den komen met geneeskundig doel. maar er jn tenslotte allerlei artikelen op geplaatst onverschillig wat het doel er van betreft Uit een oogpunt van volksgezondheid is de löst onhoudbaar. Noodig is een geheel nieuw uit gangspunt. Dat moet zUn. dat de verkoop van alle artikelen wordt getoetst aan het belang der volksgezondheid. En daarbU hebben apo thekers door hun opleiding de voorkeur boven de drogisten. Aan do bedenking, dat het wetsontwerp zoo veel overlaat aan algemeene maatregelen, kon de minister geen gewicht ontzeggen. Men wenscht meer zekerheid ln de wet. De minister meende, dat la overleg wel een bevredigende regejing zou zifn te krijgen, zelfs ten aanzien van meer prlncipieele punten. Voortzetting van het debat zou echter zUn ten nadeele van een goede regeling. Noodig is. dat de Regeering zich nader kan beraden en daartoe is het gewenscht het wetsontwerp ln rustige atmosfeei te behandelen. De VOORZITTER stelde voor de beraadsla gingen tc schorsen. Z.h.st. besloot de Knmer In behandeling kwaon daarna de conNusie omtrent een adres van de N.V. v. d. Velde en Co. te Den Haag. met verzoek een onderzoek ln te stellen naar door haar bjj de uitvoei van werkzaamheden bö de Zuiderzeeafslaiting geleden schaxie en vergoeding dier schadi De conclusie sprak uit. dat rosrU hoorlüke schadevergoeding waarmede «.dressante zich klaard d. BILT (lib.) bepleitte een nader naar de billijkheid om den aannemer emoet te komen. Hü sloot zich aan waarmede «dressante zich tevreden had laard Prof; v. d. BILT onderzoek verder tegeM bij een inmiddels ingekomen voorstel heeren Bongaerts en v. DUk en bedoelende den minister te verzoeken wel te willen nagaan of het niet wenschelük zou zün alsnog aan een commissie van deskundigen advies te vragen omtrent de grootte van het bedrag, dat naar billijkheid den aannemer alsnog ware te ver goeden. De heer v. DIJK (a.r.) lichtte dit amende ment nog nader toe. Mr DE WILDE (a.r.) verdedigde nader het LEO SIMONS t Een man van groote beteekenis voor onze kunst en cultuur ZIJN LEVENSWERK Leo Simons, de stichter der Wereldbiblio theek, welke, zooals wij reeds hebben mede gedeeld, Zaterdag te 's-Gravenhage is over leden, werd 1 Augustus 1862 aldaar gebo ren als zoon van Mozes Simons en Kaatje de Sterke. Nadat Leo het einddiploma H.B.S verworven had, begaf hij zioh near Louden om er de lessen te volgen op de Kensington Art School, met het doel zioh te bekwamen in de sierkunst. Daartoe studeerde hij ook op de Teekenacademie te 's-Gnavenbage en de Polytechnische school te Delft. De heer Simons veranderde daarna ven richting, studeerde voor en behaalde de akte Nederlamdech M.O. in 1884. Na korte tijd ads leeraar te zijn opgetreden aan de Openbare Handelsschool, wijdde Simons zich aan de journalistiek, was van 1885 tot. 1903 kunetvenslagigever van de „Opreohte Haarlemmer Courant" en van 1886 tot '90 redacteur van „Het Tooneel". In 1893 begaf hij zich naar Londen, waar hij zich vestig de als deelgenoot in een uitgeverszaak en waar hij in 1894 huwde met de bekende tooneelsohrijfeter Josine Adriama Mees. In 1900 keerde hij naar 't vaderland terug als redacteur van 't weekblad „Hollandda" «n vestigde zioh te Amsterdam. De groote activiteit, welke Simons ont wikkeld heeft op literair gebied, heeft het waarschijnlijk onopgemerkt doen voor bijgaan. dat hij in die dagen ook politieke aspiraties koesterde: yam 1905 tot '11 zat Simons in dia Ameteirdamscbe Gemeente raad. Van veel nfeer gewicht dan zijn ver kiezing in dit college, was de stichting van de „Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur" in hetzelfde jaar 1905. Bij het zilveren jubileum der W. B. vóór twee jaar schreef de Minister van Onder wijs, K. en W. daarover: „Vijf en twintig jaar geleden voelde de heer Simons zich geroepen, den ongebreidelden stroom boe ken voor Nederland ln een vastere bedding te leiden. Een overtuiging dreef hem: hij wiet, dat ontwikkeling vermeerdering van volkskracht beteekent; hij wilde ons volk tot zelfopvoeding brengen, door het boeken te geven, die goed zijn naar vonn en in houd, die door hun uiterlijke verzorging aan trekken en prikkelen tot nadere kennis making. tot blijvend in het bezit hebben." In 1904 had Simons een rede gehoud- op het Deventer Congres, waarin de dachte ontwikkeld werd der „koloniale edities". De bedoeling daarvan was te be vorderen, dat vlak na de verschijning van een nieuw boek een goedkoope editie zou worden gedrukt, alleen bestemd voor Vlaan deren, In-die, Zuid-Afriika, enz. Natuurlijk werd dat vooretel door de eervatieve heeren afgewimpeld. Het deed geen schade. Juist mede ten gevolge van alQerlei tegenstand, kwaon „de leider" Simons tot kracht en schiep hij rich in zijn „Maatschappij" de gelegenheid, de kennis en ervaringen, vooral van zijn Londensche jaren, aan te wenden. ten eerste dat, te beginnen met „Sana Burgerhart", een groot aantal (140) werken uit de historie onzer literatuur in een goede nieuwe uitgaaf tot ons vólk is bracht; ten tweede, dat een zeer groot aantal nieuwe, pas geschreven letterkundige wer ken (al of niet oorspronkelijk) door haar zijn gepubliceerd: Nieuwe Romans, Tooneeil werken. Gedichten ten derde, dat de bemoeieniseen vai heer Simons zich verder uitstrekten dan het zuiver-literaire en artistieke alleen. Speciaal in zijn schitterende Serie Encyclo- padie in Monografieën, waarin August Ver- meylen, zijn „Geschiedenis der Schilder- Zij.n „Wijsbegeerte" Geyü advies der commissie. Feit ls, dat de mingesom van f557.000 niet wa3 beneden de ramlnsr. Er tofaaJ Sf 275.000 als veigueu|ii« uiusoivotsru; oe aanneemster was daarmee tevreden blijkens haar eigren schrijven. De Regeering wil nu nog btjna f 44.000 geven nadat de aanneemster had dank gezegd voor de haar betoonde welwillendheid, echter onder mededeeling. dat haar verlies nog 3 ton be draagt en dat zij grond had moeten gebruiken die totaal ongeschikt was. wat door de Zui derzeewerken niet zou ztjn meegedeeld. Deze laatste bewering is echter onjuist gebleken. Het kan niet op den weg der Kamer liggen de Regeering uit te noodigen nog meèr schade vergoeding te verleenen aan een aanneemster die schade heeft geleden op een Rijkswerk. cheLi**»' :bill Ufc ten op- repliceerd werd door de heeren v. d. BILT. 'IJK en de WILDE. De MINISTER dupli- De stemming werd aangehouden tot vandaag. Z.h.st gingen daarna een aantal kleine wets ontwerpen onder den hamer door o.a.: onteigening 1 S lingen—Nieuweschans met RB afeluitdltk door de Zuiderzee; intrekking van de wet van den 28sten Juni 1913. tot instelling van een fonds ter verbete ring van de kustverdediging: en conclusie van het verslag der Commissie zijn „Geschiedenis van de Dietsohe Stam" en Simons zeil zijn „Geschiedenis van Dra ma en Tooneel" lieten verschijnen, leverde imone werk van verstrekkende cultureele beteekenis. Simons was echter niet alleen uitgever en kritiku6, schrijver van tallooze artikelen op allerlei gebied, hij was ook auteur van verschillende afzonderlijke werken: „Be sproken Plaatsen" (1891), „George Mere dith" (1898), „De nood der gemeenten" (neen niet 1932, maar 1902), „Studies over Vondel Nationaal Leven" 119021, „Vondels Gijs- breoht", Studies en Lezingen" (1911), „De Geschiedenis van Drama en Tooneel", waar ven het vijfde deel, dat het werk afsluit, binnenkort zal versohijnen, noemden wij Wat in Simons' leven en werk opvalt is 'ooreerst de ontzaglijke werkkracht. Tot het laatste toe heeft hij gearbeid aan wet hem na aan 't hart leg. Ten tweede is daar in Simons" leven een innig gevoel, een sterk besef van plicht, om te arbeiden in het belang van het volk. Ergens bekent hij det hij dit niet het minst dankt aan zijn intieme, langdurige omgang met Vondel, ook een man met zulk een onkreukbaar menech-ideaal. Tenslotte, het fundament Simons' werkkracht en streven was vóór alles nationaal, niet ohauvinistisch, maar gezond nationaal, in wijdere zin Dietsch, want omvattend alle Nederlandsch sprekenden. In "t bizonder had de Y'laam- sche kwestie zijn aandacht. Zijn brochure „Nederland, België, Vlaanderen" toont over duidelijk aam, welk een worm vriend der Vlamingen Simons was. Nederland, Vlaanderen, Groot-Nederland, verliest in Leo Simons een warmvoelend en oprecht vaderlander, een man van groote bedrijve en singulier in velerlei opzichten. Het stemt dankbaar, dat zijn verdiensten nog bij zijn leven officieel zijn erkend, toen de Universiteit van Amsterdam hem kort geleden het eeredoctoraat in de Nederland- eche Letteren toekende, aJ heeft de dood de promotie zelf nu onmogelijk gemaakt. roffelrumen. Hoedt U! MILITAIRE MUTATIES bd de reserve 2e-luitenant Ir. J. A. van Dori Keus van het regiment genie-troepen. Eervol zijn ontslagen de reserve-officieren van gezond heid der tweede klasse der landmacht J. H. van der Horst. A. W. van Kwawegen. J. C. Schultsz. J Potter van Loon, Dr. P van Braam van Vloten. C. de Boer, J. C. W .Donker. G. R. Nlenhuis. P. C. Verkerk en G. A. Rademaker. Benoemd is tot reserve-officier van gezond heid der le klasse b(j de landmacht die der 2e klasse W. J. Duursma, B. A. Versteeg. J. Zeven en W. J. Oosterveld; benoemd tot reserve le-luitenant bU hun te genwoordig korps de t I7e reg. reg. Inf.; P. WesterdUk van het 18e reg. lnf: H G T Kruislnk van het 19e reg. inf.; J. H C Merckel van het 21e reg. Inf.. B H M Mul eaers van het lie reg. inf.; A A Bonnema va het 8e reg. inf.; F H K van Ingen van het reg. grenadiers; H G Hofman van het 20e reg G L L Pop van het 17e reg. inf.; A Keidei van het 7e reg. inf.; J C de Vries van hfct 10e reg. Inf.; L J Llezenberg. van het 21e reg. inf.; G F J van der Veen van het lie reg. Inf.; A Kruisheer van het reg. jagers; Mr. W. G. n. Chavannes van het 7e reg. inf.; Mr. J L Stieltjes van het 10e reg. Inf., H F van 't Hoogerhuls van het 7e reg. Inf.; H A Klausz van het reg. grenadiers; J Klelnhout van het 19e reg. Inf.; A C de Bruin van het 4e reg. inf.; J J H Joostei van het 13e reg. inf.; J J Vonk van het 2b reg. Inf.: W F Weber, van het 7e reg. inf.; G J A Hofstede van het 16e reg. Inf.; Ir. B Groeneveld van het reg. grenadiers; A E R Oordt, van het reg. grenadiers, J H F Huya- mans van het 13e reg. Inf. F D Overing het 17e reg. Inf. W F van der Steen van 22e reg inf.; C J Vierling van het 7e reg. inf.; R W P de Vries van het 22e reg. Inf.; S M Judels van het 7e reg. inf.; T T M Luif van het 18e reg. Inf.; T Brink van het 21e reg inf.; H icommiesarls van politie hoofddeksel mo Dit is een order van de hoogste commissaris, Die ziet dat Amsterdam in groot gemeen gevaar is: Dat elk politieman •vanwege 't corpsfatsoen Ordentelijk gedekt in 't burger dienst moet doen. 't Is al met deze wet zooals 't met elke wet is Die tegen snoode daan van menschen opgezet is: Er is weer, al met al, - niet alles in gezeid, De mazen in dit net van voorschriften zijn wijd: De keus is rijk genoeg in mannenhoofdbedekktng, Hier geldt geen order met een uniforme strekking: Een garibaldihoed, een deukhoed, een flambard, Een pet, een lollymuts, kies! vrije ambtenaar! De commissaris ziet wat niemand kan ontdekken, En wat hij niet ontdekt j mag niet naar buiten lekken, Dus dekt hij met zijn naam en met zijn wijs besluit Het deksel, dat zijn corps ontdekking buiten sluit. Een goed politieman is met de helm geboren, Die hij onzichtbaar draagt ter hoogte van zijn ooren; Daar zit, betrekkelijk!, zijn speurderswijsheid in, Dus is hij steeds gedekt in Einsteinischen zin Ik hoop niet dat in 't corps een ferm politieman is, Die niet wil rusten voor hij evenknie van Kan is; Zoo ja, hem deze tip: o man, doe wijs en goed, Zorg dat je je intijds behoorelijk behoedt (Nadruk verboden leo lens. i het 12e i het 9e reg. Inf.; J J H van Esch van het 6e reg. inf., tot reserve le-lultenant voor speciale diensten bö zijn te genwoordig korps de res. 2e-luit voor speciale diensten F. Manassen van het Vrijwillig land stormkorps Moiordlenst; tot reserve le-lult bfl zUu tegenwoordig korps de reserve 2e-lult. Mr. KAPITEIN KLAKKEBOS GAAT NAAR AMERIKA door G. TH. ROTMAN 25. Flop! zei kapitein Klakkebos. toen de walvisóh zijm uitademing beëindigde- Zijn hoofd raakte weer vrij en hij echoot weer omlaag in zijn bootje. „Wat was het voor weer buiten?" spotte de professor. „Dat weet ik niet," antwoordde kapitein Klakk» bos, „maar in elk geval heib ik dichtbij land gezien!" Professor Knalgas trok een langen verrekijker uit rijn binnenzak, schoof zijn zonnebril op en keek. „U hebt gelijk," ze.i hij toen; „maar wat het is, weet ik niet" 26. „In elk geval zullen we 't zien te be reiken," zei de kapitein. De professor laad de zijn hebben en houden in de raketten- boot over en staipte daar ook zelf im. Het water was intusschen weer gezakt „Klaar?" riep de kapitein, den stang vasthoudend. En, juist toen de walvisch z'n bek open deed, pang! Daar schoten zo weg. terwijl de walvisch, doodelijk verschrikt door de lading gas, die hij opeens im zijn keelgat kreeg, een luchtsprong maakte van je welste. (Wordt Vrijdag vervolgd) Door LEWIS WALLACE Naar het Engelsah door ALMA EN! Tegen drie uur legden zes booten, elk met Ivijf roeiers bemand, voor de tent der prin- 10(ses aan. Ieder boot vertegenwoordigde een ,a"Stad en voerde een eigen vlag in top, groot )8 üjgenoeg om op een afstand gemakkelijk on- )3 isjderscheiden te worden, één geel, één blauw. 27 isjéén wit, één rood. één groen, één half wit, 13 23.jhalf rood. De roeiers waren op hun plaat- tö —«en gezeten, knapen met gespierde bloote SI -Marinen, witte hemkfen onder buisjes van de kleur der vlaggen, broeken zoo wijd als rok- iken. De voeten waren onbedekt, opdat zij [bij het aanhalen te beter de dwarshouten van den bodem konden omklemmen. De K booten waren nieuw zwart geverfd en glad (gewreven, totdat zij glommen als spiegels, je vajBinnenin was niets ovcrtxndigs te zien, dat 9 rjcjhet gewicht ook maar eenigszins verzwaren U De mededingers waren goed op de hoogte jjjvan alle voors en tegens en wisten ook dat rtvpjBii moesten overwinnen of met eere vallen. 'Zij waren kalm en bedaard, veel meer dan de belanghebbende mannen en vrouwen uit hun woonplaatsen. Nadat de prinses (de booten in oogen- schouw genomen had dwaalden haar oogen Ülerc af naar de tegenoverliggende Aziatische gevi kust, waar onder een boschrijke uitstekende ;n. Dp,jnt een galei voor anker lag. Op die galei was aller aandacht gevestigd, want ide be- T wé paling luidde, dat de mededingers, na haar 'e p bereikt te hebben, om haar heen moetsen e nu4 roeien en zoo naar het uitgangspunt terug- keeren. alles en alles ongeveer drie mijlen roeiens. Een weinig rechts van de tent stond een hooge stang, voor iedereen idiuidelijk zicht baar. Een touw, bestemd om een witte vlag op te hijschen, verbond de stang met deu stoel der prinses. Zoodra de vlag omhoog was zouden de booten afvaren. De mededingers hebben «de hun bij loting aangewezen plaats ingenomen. Het drukke rumoer heeft plaats gemaakt voor bijna ademlooze stilte. Nog één seconde.... maar op dat kritieke oogenblik had een onvoor ziene stoornis plaats. Een geroep van: Klik eens, kijk eens! richtte ieders aandaclu naar een vooruitstekende punt aan de noond- zijde, niet ten onrechte de toon van The- rapia genoemd, waar juist een boot omheen schoot en in pijlsnelle vaart op de landings plaats aanhield. Er waren vier roeiers in, maar het feestelijk aanzien van boot en be manning toonde, dat men met een zevenden módiedinger te doen had, die, om de eene of andere reden, te laat op het appèl was. De zwarte vlag aan den voorsteven en de zwarte kleeding der roeiers bevestigden dit denkbeeld. De hand der prinses rustte reeds op het signaal-touw, maar zij wachtte even. Zoodra de boeg van de nieuwaangekpmen boot tegfn de landingsplaats stiet, viel een der roeiers op de knieën en riep: Genade, prinses, genalde, nog één oogenblik. De wier mannen waren allien donkerbruin van uitzicht, het kenteeken van hun ras, Zoodra het volk hen in 't gelaat zag riepen zij: Zigeuners! Zigeuners! en barstten in lachen uit. Dat deze ongeloovigen van onbekende af komst zich in ernst durfden meten met de uitveikoornen der christensteden was be lachelijk; maar daar men hen niet vreesde kon men hen gerust welkom heeten. Genade? Waarom? Wie zijt gij? vraag de prinses ernstig. Wij komen uit de vallei van Buyuk- déré, antwoordde de man. Zijt gij visschers? Te oordeelen naar onze vangst Het ge- heele jaar door, en naar de prijzen, die wy op de markt maken, is het geen groot spraak, prinses, als wij beweren dat er geen betere kunnen gevonden wortelen tusschen Fanar en de Prinseneilanden. Dat was te veel voor de omstanders. Een spotachtig lachen klonk van alle zijden. Maar de voorwaarden van den wed strijd sluiten u buiten. Gij zijt geen Grieken vervolgde hun rechter. Ach prinses, dat hangt piaar van het standpunt af, dat men inneemt. Als het u behaagt met geboorte en verblijfplaats te rekenen en niet met afkomst, dan staan wij boven vele aanzienlijken, die ongemoeid Zij ner Majesteits poorten in- en uitgaan. Heeft niet het zoete water, dat van de heuvelen afdaalt, om zich in zee uit te storten, doof on®e weiden gestroomd en aan onze va deren te drinken gegeven honderden jaren lang? En zooals het hén kende, kent het ook ons. Niet onaardig gezegd. Welaan, mijn vriend, geef een even verstandig antwoord op hetgeen ik u zal vragen, en zij zult een plaats erlangen. Gesteld, gij behaalt de overwinning, wat zult gij met den prijs doen? Ik heb gehoord dat gij niet tot de Christenen behoort De man keek vertbaasd op. Niet tot de Christenen behooren! Was die beschuldi ging waar. dan zou ik zeggen; de gods dienst is nie.t onder de voorwaarden opge nomen. Maar ik ben een smeekeling, niet een pleiter, en voor mijn eenvoudig brein is het beter, dat ik voortga zooals ik begon. Vertrouw ons, prinses! Voor onze tenten staat een plataan, heel oud, ^en met zeven tweelingstammen. D&artusschen is een nol- te, die een veilige schuilplaats biedt Hoor mijn gelofte, bid ik u. Winnen wij, dan zullen wij dien boom in een kerk veran deren, er een altaar in bouw-en, en den prijs boven het altaar plaatsen, op zoodanige wij ze, dat allen, die het werk der natuur boven de kunstvaardigheid der menschen stellen, komen zullen, om er even eerbiedig neer te knielen als in het heiligste huis, "de Santa Sophia niet uitgezonderd. Ik zal u vertrouwen. Met zulk een be lofte, afgelegd ten gehoore van zoovele ge tuigen, zou een weigering van mijn zijde de Heilige Maagd beleedigen. Maar waarom zijt gij slechts met uw vieren. Wij waren vijf in getal prinses. Eén is echter ziek geworden. Toch stond hij er op dat wij ons zouden aanmelden. Hij meende dat onder de honderden hier aan wezige visschers wel één te vinden zou zijn, die de Kans met ons wil wagen. Welaan beproef het De man stond op en zag de schare rond, maar zij wendden zich af. Honderd noumia voor twee flinke han den! riep hij luide. Niemand antwoordde Als het gek! u onverschillig is. dan ter eere van de edele prinses, die u en uwe kinderen vandaag onthaald heeft! Een stem uit de mènigte riep: Tot uw dienst! en de zigeuner drong naar voren, den be>er achter^ zich aan trekkende. Hier, pas onderwijl op Jokard, zei hij tot een paar mannen. Ik zal roeien in de plaats van dien zieken man, en Het overige ging verloren door een uit bundig gelach van de menigte. Toen zij wat bedaard waren, vraagde de prinses aan de roeiers of zij tevreden waren met den vrij williger. Zij namen hem van het hoofd tot de voeten op en vraagden op twijfelenden toon: Kunt gij roeien? Geen beter roeier op den Bosporus. Ik fcal het u bewijzen. Heidaar, vriend! houdt Jokard vast. Je behoeft niet bang te zijn. Jokards brommen beteekent even weinig, als het rommelen van den donder zonder bliksem. Zoo, dat is een beste jongen, en dit zeggende duwde de zigeuner een jonk man den leiband in de hand, wierp zonder tegenspraak af te wachten zijn buis en san dalen weg, stroopte zijn hemdsmouwen op en sprong in de boot De handigheid, waar mee hij de riemen losmaakte en vastgreep, stelde zijn nieuwe makkers gerust. Zijn gansche manier van doen toonde duidelijk dat zij tevreden konden zijn Vertrouwt mij, zeide hij zacht Ik sta er voor in, dat wij het zullen winnen. Daarop wendde hij zich tot de prinses en sprak: EJdele prinses, mag ik een woordje tot het volk spreken? Zijn toon was hoogst beleefd. Sergius merkte de verandering op en sloeg hem aandachtig gade, terwijl de prinses haar toestemming gaf. De zigeuner ging op de bank staan ep trok een beurs uit zijn zak. Met luide stem riep hij: Wie wedt om honderd Daar nieanand antwoordde hield hij de beurs aan zijn makkers voor. Christenen of geen Christenen, wij zijn roeier en vree zen niema/nd. Zie, ik waag er deze beurs aan. Winnen wij, dan is de beurs voor ulieden. De mannen gaapten hean verbaasd aan. Langzaam stopte hij de beurs weer in zijn zak, riep toen overluid de namen der woon plaatsen van zijn tegenstanders uit: Buyuk- déré, Therapia, Sten ia, Bebek, Balta-Liman, Yenimahale! uw vrouwen zullen heden avond weeklagenI Prinses, sta ons toe onze plaats in te nemen, de zevende links. De omstanders zagen dit alles stom tan verbazing aan. Was de man een snoever, of werkelijk een deskundige? Eén ding was zeker, de belangstelling in den wedstrijJ was merkbaar toegenomen, zoowel in ae tent, als langs de dichtbezette kust De vier zigeuners van hun kant waren tevreden met den vrijwilliger. Ja, zij waren meer dan voldaan, toen hij hun voorstelde: Makkers, laat ik u mogen leiden, en be halve den prijs zult gij vieren mijn beurs onder u verdeelen Aangenomen? Eenparig luidde het antwoord: Ja. Heel goed. Geeft acht, en houdt u aan mij wat maat en krachtinspanning betreft. De prinses heesoh de vlag en de booten staken af. Een luide kreet ging op uit de menigte, een kreet van de mannen, ver* mengij met gilletjes van de vrouwen, voo*- wie een gewoon hpera een onmogelijkheid schijnt te zijn. (Wordt vervolgdJj

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 3