1 LlÊLsL VAN BONTE DINGEN door G. K. A. Nonhebel Apotheker te Middelburg Het offeren van menschenvleesch (Een aanval op „de slanke lijn") In de Oudheid werden vaak offers gebracht van menschenvet en menschenvleesch en zoo heeft dan ©ok de Minotaurus, het monster van Creta, heel wat menschen opgepeuzeld, wat me heel onaan genaam toeschijnt, als je de eer genoot als „offer" te worden gekozen. Deze kannibalen-offers van menschenvet worden echter in deze verlichte(l) tijden nog altijd ge bracht, niet meer aan de Minotaurus maar aan de godinder mode. Het ideaal „de slanke lijn" is thans het altaar waarop vet en vleesch geofferd wordt van zooveel jonge schoonen, die het niet schijnen in te zien, dat het „geraamte" van een mensch nu niet direct onze schoonheidszin vermag te streelen. Aan de ontbijttafel dier schoonen prijken een paar schilfers brood die zich schamen over de notedop slappe thee. Hun overige menu's zijn geschoeid op de leest der maaltijden, die de geschiedenis ons leert, dat het deel was van de bewoners ecner belegerde veste. Van deze menu's wordt dan tevens alles gebannen, wat zoet smaakt en een ©p tafel verschijnend gebakje zouden ze met even moorddadige blikken aanstaren als een Farizeër uit den ouden tijd het varken doen zou dat op groote verzoendag in zijn syfxagoge kwam snuffelen. Daarbij drinken ze nog zoo weinig, dat hun nieren zich maar steeds venvonderen dat ze met z'n beiden zijn geschapen, daar er nog geen werk is voor een exemplaar. Toen een der lezers m5J ver zocht over dit onderwerp eens te willen schrijven, heb ik hem gemeld, dat de kiel van dat hygiëni sche scheepje aireede was gelegd. Ik kan hem tevens nu daarbij melden, dat dat scheepje is ge worden tot een „torpedoboot" en dat deze bewa pend is met een flinke lading torpedo's, gevuld met spot en satire en dat als doelwit gekozen zal wordeneen zeer sterke vijandelijke oorlogs bodem den naam dragende van: „De slanke lijn", 'Alvorens tot den aanval over te gaan is het noo- dig eenige vóóroefeningen te houden om het ter rein te verkennen. Ons voedsel bestaat in hoofdzaak uit: a. eiwit; b. vet; c. koolhydraten; en d. voedingszouten. Het eiwit dient voor den opbouw van ons cellen- weefsel. Voor jonge kinderen, wier organen nog groeien moeten, is dus relatief meer eiwithoudend voedsel noodig dan voor volwassenen, die alleen maar hebben te onderhouden, wat alreedc is op gebouwd. Toch verliest nóg een volwassen mensch door te gronde gaan van de cellen, waaruit zijn lichaam is opgebouwd, ongeveer 1/1000 van zijn gewicht per dag, zoodat ieder mensch in ongeveer vijf jaren is vernieuwd d.wz zijn lichaam, helaas niet zijn geest; dat duurt gemeenlijk veel langer, als er ten minste van hernieuwing nog sprake is. Het vet dient voor onze lichaamswarmte. Van daar dat de Eskimo's zulke groote hoeveelheden vet consumeeren om in dat barre Noorden op tem peratuur te blijven. De dames, die in den wintertijd altijd bibberen, behalve dan in oververhitte kamens of lokalen, waar de zoo zwaar gekleede heeren bijna flauw vallen, zouden door het gebruiken van wat meer vet (hoongelach van „de slanke lijn") beslist veel mannenlevens kunnen redden. De koolhydraten leveren de kracht voor onze spieren. Tot deze groep van stoffen hehooren o.a, alle suiker- en meelsoorten en de cellulose die in alle planten voorkomt. Tot de voedingszouten rekenen we phospherzurfl kalk, ijzer-natron en kaliverbindingen en keuken zout. Deze vier genoemde verbindingen moeten In do Bé- noodigde hoeveelheden aan het normale lichaam worden toegevoegd als voedsel, wil het gezond blijven. (Wat geschiedt er nu bij die z.g. clandestiene ver magering? Dat men zonder ook maar in het minst Ihet bezwaar hiervan in te zien, één van deze vier, pijlers, waarop Ihet voedingssysteem berust, een voudig omverhaalt. Zoo op eenmaal worden alle koolhydraten uit onze voeding velbannen. Daar de natuur ons uitdrukkelijk leert, dat alle pro cessen langs „lijnen van geleidelijkheid" moeten verloopen om het beoogde doel te bereiken, zop is het toch kinderlijk eenvoudig om te begrijpen, dat door het omverhalen van dien pijler er een wankel evenwicht is ontstaan, dat ons mecha nisme tot groot nadeel is. De bekende Engelsche arts Harvey behandelde zijn vetzuclitfge patiënten door hun een „vleeschr dieet" voor te schrijven. Het resultaat was: dat de slachtoffers buitengewoon vermagerden, maar ze vielen om van slapte en vermoeidheid en Waren beslist ongenietbaar door hun ondragelijke prikkelbaarheid. De vegetariërs, waarbij er zijn, die fanatiek dit beginsel huldigen en hoofdzakelijk plantaardig voedsel gebruiken, vergeten, dat ze te weinig eiwit en vet genieten, te meer waar er 28 van hun voedsel niet wordt verteerd en ongebruikt wordt afgescheiden. Ze vergeten ook, dat bij graan- en peulvruchten de voedende bestanddeelen in moeilijk te verteren schillen zijn opgesloten, zoo idat b.v. bij roggebrood tot 40 eiwitivoedsel ver loren gaat. Zoo is alleen melk voor volwassenen onvoldoende, tenzij men het aanvult met brood en jonge kaas. Dat geheel verbannen van koolhydraten maakt onze voeding eenzijdig en daardoor vermindert tevens onze eetlust. Bovendien komen door die eenzijdige voeding ook veel te weinig voedingszouten in ons lichaam, In het volgend artikel gaan we tot den aanval over. menschen was de reis te duur om telkens te maken." Hoe Gijs er echter kwam, wou moeder graag weten. O, daar zou dokter geheel en al voor zorgen. Gijs zelf was spoedig verzoend met de verande ring; dokter had hem duidelijk gemaakt, dat hij in elk geval een poos te bed moest blijven en dit beter in het ziekenhuis kon gebeuren dan hier, waar altijd het fornuis brandde en de kinderen om hem heen sprongen. De heele buurt liep leeg toen de ziekenwagen het <k>rp in reed om Gijs te vervoeren en alle buur vrouwen hadden een velschillend voorgevoel. Eon paar uur later lag Gijs doodop, maar toch dank baar in een heerlijk, frisch bed, in een koele zaal. i Bij het hooren van alles wat er in zoo korten tijd was gebeurd, schrok Lena hevig. Gijs bloedspu wingen gehad, naar het ziekenhuis er over acht weken zouden ze trouwen Ja, ze schreide heete tranen en ging spoedig naaf Piet Boom, den besten vriend van Gijs. Piet be greep welk een slag het voor Lena was, doch ze moest er maar niet te lang om schreien, Gijs kon toch immers weer beter worden. Wat hem, Piet, betrof, Lena kon altijd bij hem komen, hij zou haar wel troosten. Dat was tenminste een kleine vergoeding voor haar. Des Zondags bezocht ze Gijs trouw, evenals Piet, de vriend en dat was dan ook het uur waarnaar Gijs de heele week snakte. O, als Lena maar op hem wilde wachten, hij hield zooveel van zijn aardig, vroolijk meisje. Veel wisten ze wel niet te spreken, maar ze be hoorden toch bij elkaar en dat was immers het voornaamste? Mooi vond hij ook, dat Piet zoo ge- I Werkende Vrouw. Foto van Walter Lalz. Iregeld op bezoek kwam, dat was een ti-ouwe vriend- Bchap, die Gijs zeer waardeerde. Als vader en moeder kwamen, moesten Lena en Piet weer weg; dat kon niet anders, want er moch ten niet meer dan twee personen tegelijk bij een' patient zitten. Wat was natuui'lijker dan dat Piet Lena trachtte schadeloos te stellen voor haar ge mis? Lena had nu eenmaal veel troost noodig, daar kon ze niets aan doen Gijs werd al zieker en zieker. Hol en zwaar klonk' zijn hoesten, dat hem dag noch nacht met rust liet. Wel is waar was er geen bloed meer geko men, doch de ziekte maakte onrustbarende vorde ringen in het ondeimijnde lichaam. Toch gaf hij den moed niet op. Nu dat akelige weg bleef kon hij nog best beter worden, dus hij zou» volhouden zijn best te doen. De gedachte aan het leven, dat nog vóór hem lag, Samen met Lena gaf hem kracht, deed hem wor stelen met den machtigen vijand, die hem was he sprongen. Hij werd hier ook telkens aan Lena herinnei'd, want de nachtzustex', die op zijn zaal dienst deed, had bijna net zulk haar als Lena, zijn meisje, van wie hij zoo veel hield. Lena's haar krulde wel niet, maar de kleur was toch hetzelfde. Als hij soms lang wakker lag, verbeeldde hij zich zoo graag, dat zij het was die daar aan tafel, bij ihet schemerlicht zat. Gekheid natuurlijk, hij wist wel beter en toch was 3iet plezierig. Eens, dat de post weer werd rondgedeeld, was of ook een brief voor Gijs. Hoogst venvonderd scheur de hij het couvert open en las: „Liefe Gijs ik bin gesont en ik hoop alsdat ilc Ixetzelvde fan u verneem Gijs ik schrijf u alsdat ik u wil melde alsdat het uit is txxssen ons u wort log niet beeter en ik ga met Piet u ken hem wel nou ajuus gcgi'oet van mij die zich noemd uwes dicnstwilligen Lena Sparkcl." Wezenloos staarde Gijs voor zich uit; het duux-de geruimen tijd eer hij zich kon realiseoren hoe leeg nu zijn leven was geworden. Wat was dat dan toch? Lena met Piet, zijn trouwen vriend? Had die hem beroofd van het liefste wat hij had, de eenigste voor wie hij wcnschtc te leven? O, Hemclscho Vader, dat is te veel, dat is te veel Ja, het was te veel voor deze armen lijder, in imensclxen bedrogen, doch, toen hij kort daarop stierf in God getroost. Uit de geschiedenis van de auto O "S-g 5 I. „In de tijd toen 'kniebroeken, schoenen met ges pen, pruiken en snuiftabak nog regeerden, reed op een dag de eerste, echte auto over de ruw ge plaveide straten van Parijs. iHet was een zwaar, lomp rijtuig met bijna mans* ïiooge wielen, bestond uit dikke, vierkante balken jen rammelde zonder veeren door de straten, aan gestaard en bespot door de menigte. Waar liet snuivend en blazend voorbij ratelde, werden de paarden schuw, koetsiers hielden stil, toeschou wera lachten. De jeugd echter drong er omheen, bekeek met nieuwsgierige blikken het geheimzin nig gevaarte en probeerde te weten te komen, van' waar de kradht kwam, die den 100 centenaren zwaren wagen voortbewoog". Zoo vertelt John Fuhliberg Horst in zijn gezellig en belangwekkend boek over de moderne ver keersmiddelen: „Auto, Sohip en Vliegtuig", Ja, om deze eerste automobielen (auto zelf; mobiel o: bewegend) is heel wat te doen geweest. Eigen lijk zijn alle uitvinders martelaren: de tijdgenoot bespot hen, lacht hen uit, maakt het hen vaak op alle wijzen moeilijk, en het nageslaoht? Met een glimlach van verbazing beschouwt het de eerste toepassingen van de uitvinding, die na zooveel tijd den indruk van de grootste onbeholpenheid maken! Het valt niet te ontkennen. Deze eerste echte (doop stoom bewogen) automobiel van Cugnot, die in 1770 door de straten van Parijs rammelde, mMkt op ons een zonderlinge indruk. De neusachtigti ketel vóóraan hot gevaarte, waarop een miniatuur schoorsteentje staat, is wel Ihet vreemdsoortigstc van het heele geval. Daarin wei-d de stoom gefa briceerd, die het vehikel voortbewoog. Cugnot, die op de Ihieronderstaande afbeelding aan het stuur zit, had lettexiijk de handen vol werk, want niet alleen moest hij bij het maken van een bocht liet zware voorwiel omgooien, maar de ketel bovendien! Hij had niet bepaald met een soepeld en handzame stuurinrichting te doen. Het was geen personen-auto, maar een .vracht wagen voor het vervoer van geschut, vei-telt Fuhlberg Horst. „Hij reed echter langzamer, dan feen voetganger kan gaan: meer dan 4 kilometer in het uur heeft Cugnot nooit bereikt. Ook geluk te het hem niet, ooit een langer onafgebroken stuk dan ruim een kilometer te volbrengen. Want ca een rit van een kwartier was de ketel leeg en geen stoom meer voorradig. Dus moest opnieuw: water bijgevuld en aan hiet koken gebracht worden. Totdat zich weer stoom van voldoende spanning gevoxmd had, bleef de wagen staan, waarna hij weer een stuk van 1000 meter kon af leggen. De beste eigenschap van deze stoomauto was zijn ©nvenvoestbaarheid, en hierin kon hij meer pres- teeren dan onze moderne auto: met volle kracht de bestuurder had de macht over het stuur ver loren stiet ze tegen oen muur, reed deze in puin, maar bleef zelf zoo goed als onbeschadigd! (Verandering van een ministerie van oorlog ont nam Cugnot de gelegenheid, zijn wagen te ven* Volmaken, wat hem anders waarschijnlijk ook niet gelukt zou zijn, want de techniek uit dien tijd was nog zeer onvolkomen. De voorspelling van den grooten filosoof Francis Bacon, een halve leeuw voor de uitvinding van de stoommachine, toen hij schreef dat de dag zou komen, waarop wagens zonder trekdieren zich met elke gc- wenschte snelheid zouden kunnen voortbewegen, iwas pog ver van haar .vervulling af". Maar dc „wagen" was eenmaal aan 't rollen, en niemand kon haar gang definitief stuiten. Zoo bouwde Olivier Evans in 1785 een stoom-auto, waaraxee hij in Philadelphia veel succes had. Zijn geldmiddelen raakten echter spoedig uitge put, en toen was het met zijn experimenteeren ge- (laan. (Slot volgt)'. Openhartige Brieven Rotterdam, 9 Juni '32, Lieve Moeder Nee, ik heb die Radio lezing niet gevolgd, 't 1$. mooi geweest, hè. Ja, dat hoortle ik ook al van anderen. Wij luisteren hier in geen weken al, naar wat de Radio geelt. Alleen een enkele keer Zondags, wanneer we uit de kerk komen, en het zoo kunnen treffen, dat er nog gewijde muziek le hooren is. Mevrouw vindt het niet goed, dat iemand de Radio aanzet. Een maatregel, die de studeerende jongens geldt, maar voor ons ook een opoffering is. Want we mogen de volgende zes weken ook nog niet luisteren, maar moeten wachten tot alle examens achter de rug zijn. Piet moppert dikwijls, als hij voor 't toestel komt en z'n moeder plots zegt: „Nee Piet, je weet wat we afgesproken hebben." Soms wil mijnheer nog •wel toegeven: „Even," zegt hij dan. Maar mevrouw houdt zooals ze bij alles 'doet, voet bij stuk. Nu, ik voor mij geloof, dat Piet heelemaal niet om Radio geeft. Hij zit er 'f liefst bij te draaien om t genot te hebben, alle mogelijke stations te vin- 'den. Dat heb ik eens ontdekt toen ik alleen met 'de jongens thuis was. Heeft hij meer dan een uur verknoeid om iets te willen vinden. Toen hij 'l had, trok hij meteen de stop uit 't contact, „Toch gevonden," zei hij triumfantelijk. Mijnheer is echt goed voor de jongens. Mevrouts zegt altoos, veel te goed. Moet U hooren. Piet Het toekomstige schip der woestijn. moei eind-examen M.U.L.O. doen. Jan lit voor z'n avergang van de derde naar de vierde klas HR.S. en Henk Spar, V weet wel, die jongen die hier in huis is, doet eindexamen H.B.S. Nu heeft mijnheer ze alle drie iets beloofd. De twee jongens wanneer ze slagen. Jan wanneer hij overgaat. Nu wil Piet dolgraag een nieuwe fiets hebben, en 'die gunt mijnheer hem graag, omdat hij al zoo tang op een afdankertje van Jan rijdt. Mevrouw 'is evenwel bang, dat hij ondanks haar maatrege len en hulp, niet slaagt. Mijnheer denkt, dat ze hem wel een beetje sparen zullen, omdat hij dit jaar twee maanden is ziek geweest. „En als hij er niet komt," hoor ik mijnheer wel eens tegen z'n vrouw zeggen, „dan krijgt hij even goed een nieuw karretje." Mevrouw keurt dat niet goed. Ze zegt 't is ooK niet eerlijk tegenover de andere jongens. Jan kan 'dan volgend jaar ook wel zeggen, over, of niet, Vader geeft toch de verrassing. Jk ben heusch benieuwd hoe dat afloopt. Waf een 'drukke tijd anders voor die kinderen. Moeder, 'daar hebt u geen idee van. U hebt dat niet zoo gekend dat Uw kinderen leerden, zooals ze dat tegenwoordig doen. Kees en ik hebben na de lagere school, zooveel bizonders niet meer gevolgd 'dat U daar hoofdbrekens mee had. Moet U me vrouw hebben. Ze zit van de morgen tot de avond vol zorg, over dat leeren. Ze wil altijd weten wat de jongens te doen hebben, en hoever of ze er mee zijn. Piet overhoort se altijd. Mevrouw is een echt knap mensch. Hoe ze alles zoo weet. Ze weet zelfs heet moeilijke sommen uit te leggen tot Piet ze begrijpt We zouden eerst logé's krijgen. Mijnheer kwam met dat bericht thuis. Maar mevrouw zei: Nu niet en de eerstvolgende weken ook niet, man. Ik denk er niet over. Dat leidt veel te veel af in deze span- Tiende tijd. Dat je zelf niet wijzer bent. Mevrouw heeft mij ook geholpen van de week. lli zat met een inleiding over „opvoeden", voor onze M.V. Eerder kreeg ik nooit zooiets. We hadden een lid dat zich daar speciaal voor gaf. Die is nu onlangs getrouwd, en toen heeft het bestuur met een beslist, dat we nu weer om beurten een in leiding over „opvoeden" moeten maken. Ik kreeg juist zoo'n moeilijke opgave: „Het verschil tusscheii niet willen luisteren, en niet willen gehoor zamen". Ik dacht eerst, luisteren en gehoorzamen, is precies, hetzelfde. Mevrouw zei dadelijk, welnee kind, daar, ligt een gradueel verschil tusschen. Toen heeft z& ine dat heel duidelijk uitgelegd met voorbeelden uit haar gezin, die ik van haar gebruiken mocht Wat zullen de meisjes Woensdagavond op hooren als ik m'n voordracht houd. Ze is niet lang, maar. mevrouw zegt, je kunt in een paar zinnen soms meer zeggen dan in een ellenlang betoog. Nu, zij zal 't wel weten. Moedertje, hoe maakt U het? Moet U nog steeds in l Ziekenhuis blijven? Wat zegt Dokter er nu eigen lijk van? Liggen dezelfde vrouwtjes nog bij U op zaal? Sterkte hoor! Uw liefhebbende dochter. De eerste heusche automobiel 189.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 12