VOOR DE LETTERKUNDIGE KRONIEK DOOR A. WAPENAAR Kantteekeningen In het maandschrift der R.-Katholieke jongeren „De Gemeenschap" van Maart trof ons 't volgen de vers: HET HEILIG VORMSEL Voor Z. H. Excellentie Monseigneur J. D. J. Aengenent, Bisschop van Haarlem, die mij gevormd heeft 17 Januari 1932. Gij hebt ons één voor één bevestigd in den staaf Van 't Kindschap Gods; de heiligmakende genade .Vermeerderd en bekrachtigd voor ons, terwijl priesters en Kerk voortdurend voor ons baden. .Wij zaten daar: een arme zwakke kudde voor uw oog bekeerde dwalenden en opgewekte dooden, toen gij ons predikte hoe nu de Hedl'ge Geest ons ingestort werd ter vervulling van al onze nooden. Wij knielden en ontvingen 't Heilig Sacrament door chrisma, zegening en oplegging der handen, van kinderen tot ridders Gods gevonnd, Üoor chrisma, zegening en oplegging der handen, Gij zelf waart ons de Heilige Geest dien stond naar wiens verhevene gelaat wij biddend staarden, dit uit zijn zuiv'rc handen ons den vrede schonk en tot de weermacht wijdde van Gods Kerk op aarde. Dit gelegenheidsvers is van den dichter A. J. D. yan Oosten, van wien wij onlangs via „Den Gul den Winckel" vernamen, dat hij 't vorig jaar tot de R.-K Kerk was overgegaan. Ondertussohen werd bij als redactielid van „De Gemeenschap" opge nomen. De lieer Van Oosten behoort, meen ik, van huis uit tot de Gereformeerde Kerk en zijn overgang bevestigt voor de zooveelste maal dat Rome nog altoos trekt. Er wordt onder ons geklaagd over gebrek, vooral bij onze jongeren, aan kerkelijk besef. Welnu, coo'n overgang en zoo'n gelegenheidsvers bewijzen de mogelijkheid dat gemis van dat besef kan lei den tot een kerkelijkheid die om zoo te zeggen in beton ligt gefundeerd. Les extrêmes se touch ent vooral in dezen dhaotisclicn tijd. Een vermakelijk persincident ontstond kort gele den naar aanleiding van het feit, dat de kerkelijke ^censure" op bovenbedoeld maandschrift zoo ver scherpt werd, dat twee medewerkers éclipsecrden; H-1. de bekende romancier Albert Helman en de dichter Chr. de Graaff. De heer A. B. Kleerokooper, wiens vreedzame naam meestal schuil gaat achter den Oproerigcn Krabbelaar van „Hot Volk", heeft naar aanleiding van dat geval zijn oproerigheid totaliter (d.w.z. tot de laatste milliliter) verloochend door dc Kerk gelukkig te prijzen die zoodanige „censure" op de onbekookte oproerigheid harer leden kan toepas een. in „Do Maasbode" is daar op,-heel raak, gcattcn- A. J. D. van Oosten. 186 deerd. Want ge moet weten, dat in do dagen dat de man met de vreedzame naam zoo de kerkelijke „censure" prees, boven 's mans partij de wolken van een zeer grimmige oproerigheid zich saam- pakten, zoodat hij kon benijden de Kerk, die stout al wie haar wederstaat, durft te slaan met de ban en met dc roede der verwerping zonder ge nade. Ook hier: Les extrémes se touchent Oproerige geesten, al zijn het slechts krabbelaars op het revolutionaire ijs dezer samenleving, zijn nu eenmaal gedoemd de vrijheid, de gelijkheid en de broederschap tot een belachelijke paskwil te maken ten dage dat hun soort van oproerigheid piet door jan en alleman ten volle gedeeld wordt..* Is dit een letterkundige kantteekening? Ge moogt het ook noemen: een psychologisch inkijkje. Tot nuttige leering. Literatuur en psychologie zijn, nog altoos nau\fl aan elkaar verwant Een gegeven paard mag men niet in de bek ziens Maai- er zijn van die cadeautjes die je nu een maal wel een beetje anders behandelen moet dan een „gegeven paard", zul je er wat aan hebben, zul je er wat mee kunnen doen ten eigen bate. Soms kijk je dan het gegevene niet alleen in de bek, maar in 't hart. Laten we voorzichtig wezen met 't „Geschenk" dat we gedurende de „Boekenweek" ontvingen en welks ondertitel luidt: Bijdragen van Nederland- sche schrijvers en schrijfsters, bijeengebracht ter. gelegenheid van de Nederlandsche Boekenweek Laten we niet al te critisch dit gegeven paard in die bek zien; maar even er in kijken kunnen we helaas niet laten. Van aangestoken tanden, holle of rotte kiezen zullen we niet reppen, gesteld al dat die er te ontdekken zouden zijn, van „kunst tanden" is geen sprake in de bek van een paard... Laten we vooral niet te lang er in kijken met ons critisch apparaat gewapend; dat zou heel on- kiesch zijn tegenover de uitgeefster: „Dc Ver- eenaging ter bevordering van de belangen dies boekhandels" en tegenover onze auteurs. Even kijken dus, lezer. U hebt 't ook op uw tafel liggen? Voor 't geval dat U 't niet kreeg, raad ik U aan, nog even bij Uw boekhandelaar te infor- meeren. Er is nog kans allicht't Is inderdaad een geschenk. Onder de 33 letterkundigen wier portretten en bij dragen dit „Geschenk" vullen, bevinden er zich vier, die *we heel blij waren, hier aan te treffen: W. G. v. d. Hulst, Hendrika Kuyper—van Oordt, C Rijnsdorp en Wilma. Him portretten zijn bijzonder goed; ze pleiten voor de technische bijna-volmaaktheid onzer foto kunst, iets wat gezegd mag worden van de heele [verzameling portretten. Maar: hun zelfportret vindt ge er ook in en dat boeit ons het meest. Van de Hulst, onze kinderschrijver, bekent heel intiem hoe hij kwam tot het schrijven van zijn eerste boek, antwoordt „eingehend" op de vraag: voor welk boek van eigen hand hij voor liefde heeft, is openhartig met de openheid van de helden zijner schrifturen, over zijn liefhebberijen, eveneens legt hij ons zijn toekomstplannen voor, waaruit we dit uitpikken: zijn stille wensch eens een roman te schrijven. (Even tegen het bekende spreekwoord, zie boven, zondigen: v. d. Hulst wil terugkeeren tot do „zware" literatuur voor ouderen, die hij in zijn jeugd betrachtte": met „weemoed" draagt hij dat verlangen bij zioh om. Ik vermoed, en hoop ook gansch zeer, dat hij „bij onze kinderen" blijven zal). Do geheele v. d. Hulst vindt ge terug in hetgeen! hij schrijft over onze moderne tijd: „alles vervlakt hopeloos; er zijn geen afstanden meer; alle roman tiek, goede, gezonde romantiek gaat dood; het leven wordt één groote loketkast met functie en nummer op de wanhopig-eendere laadjes; op de Dam in Amsterdam woont geen sterveling meer Heel fijn gevoeld is dit: „Ik geniet nog altijd als ik de kinderen van onzen tijd tóch weer zoeken zie, zooals ik eenmaal zocht, zij 't dan onbewust, naar de bekoring van de plaatsen en dingen, waarachter geheimen schui len: de onuitroeibare drang naar „het verhaal". En ze vinden. Maar armer zijn zc". Mevr. Kuyper—van Oordt antwoordde Blechts op twee van de vijf haar gestelde vragen cn heeft daardoor weer minder „open" als v. d. Hulst haar zelfportret gegeven. Zij vertelt do geboorte-geheimenis van haar romans en van de novelle, waarvan zc zegt 't mees- W. G. v. d. Hulst. te te houden: n.l. de romans „Het goed van Cronaert" en „Het zonnetje in het Paradijs", en de novelle: „De Bluta in 't Blazoen" (uit: De Lofzang der Schamelen. Ze vertelt o.a.: Er is eenmaal een gouden eeuw geweest, van luttel jaren misschien, maar dat doet er niet too. Het kenmerk van een gouden eeuw is zeker niet gelegen ip zijn langen duur. Juist het kortstondige geeft er 't heerlijke aan. 't Is toch immers ook maar kort, dat de boomen wit staan van bloesem. Nu heeft "t voor mij gebloesemd in mijn kinder jaren; of anderen dat ten opzichte van mij ook zoo zagen weet ik niet, maar ik zie het Ik word ge boren op een oud Kralingsch buiten, het goed van mijn vader, cn vóór hem, van mijn grootvader Van Oordt. En nog altijd komt het mij voor, dat bet niet maar een gewoon buiten, maar eigenlijk bet Paradijs is geweest, een Hof van Eden, een sproken land, waar 't zalig was te wonen". Iets verder zegt ze: Ik huwde vroeg. Ik heb later waarlijk ook nog veel reden gehad om van een Paradijs te sproken, want door Gods goedheid leidde ik een gelukkig leven, en een leven dat strookte met mijn aard. Maar het Paradijs was 't toch niet 't Koai ook niet, dat bestaat maar eens. En, vreemd om te zeggen, met ieder jaar wordt mijn heimwee dieper". Tereoht zegt de schrijfster, dat zonder iets te weten van wat wij noemden: de „geboorte-geheimenis" harer romans, deze werken niet goed worden be grepen. Toch zal een literair geschoold lezer die via de literatuur van een roman de geestelijke fysiono mie van de auteur kan róden, de schrijfster al wel net zoo „geschoten" hebben, als zij zelf bekent te zijn: een door liet heimwee naar een dood vei', leden gedrevene, om het te herscheppen tot een nog boeiende realiteit, een paradijs van vervulde, gestilde verlangensDaarmee is ook verklaard waarom mevr. Kuypervan Oordit nooit zal schrij ven een problemen-roman, een boek over de ^daverende dingen van den dag" waarin de „de roep van het bloed" heet van de naald zich over schreeuwt Zij weet heel veel af van „de roep .van 't bloed", lees maar na haar zelfbelijdenis, maar: die is bij ha«r verstild in het vervulde heimwee eener via de scheppende verbeelding weergekeerde jeugd C. Rijnsdorp vertelt natuurlijk van zijn „Koningskinderen", van de geboorte-weeën die niet zoo heel zwaar blijken geweest te zijn: hij is maar begonnen aan een verhaal zonder pretentie, dat nauw aansloot bij het hem bekende Hij is aan een nieuw boek begonnen. Hij ver klapt: „Ik zou graag een werk willen geven, dat, (nationaal gezien, loskomt uit bet kader van de traditioneele gezins-roman en Christelijk gezien, de „apologetiek" durft loslaten om de apologetiek te hervinden". Rijnsdorp maakt ons bar nieuwsgierig door deze paradox, maar sluit de deur ons voor de neus INVJIlUdHd Nd N VA Nd' JEUGD De uitslag van onze 2e groote prijsvraag Jullie hebben keurig werk geleverd, jongens en meisjes. Onze tweede prijsvraag was heel wat moeilijker dan de eerste en toch was het totaal aantal op lossingen 1059 en daarvan waren er maar xes verkeerd opgelost. Dit groote aantal goede oplossingen is mo reus achtig meegevallen. Ik had het niet verwacht. Maarjullie hebben er zeker wel hard aan moeten weiken? Ik zou graag aan jullie allemaal een prijs willen geven, maar dat gaat natuurlijk niet „Gelukkig dat u de tijd van inzending wat later hebt gesteld", schreer oen meisje uit Rotterdam, „ik had bijna de moed laten zinken." Aan enkele dergelijke berichten kan ik wel mer ken, dat 't lang niet meegevallen was. Sommigen stuurden hun oplossingen op rijm in 0.a. Anny Joosse uit Scheveningen. Ze begon zoo: Zeer geachte Heer Jeugdredactcur Naar k hoop, stel ik u niet teleur. Uw puzzles heb ik gevonden En u Juist op tijd nog toegezonden En aan 't eind van hot rijm stond: „Tot slot Zijne Excellentie, de diplomaat, Als die mecner maar zorgt, Dat een prijs mo niet ontgaat." Nu, een prijs heb je niet, Annie. Een volgende maal misschien! Maar 't rijmpje was aardig. Eén van de leukste, die er bij was. Ook Gré Uben uit Hengelo (O.) kan aardig dich ten. En niet te vergeten Bindert Posthuma uit Alphen aan do Rijn. Aardig gedaan, hoor! Bijzonder mooi geteekende of geschreden oplossin gen kwamen nog binnen van: J. Stam uit Oud-Alblas ('n leuke foto-album). Jtina v. d. Giessen uit Den Haag (jammer dat de hoofdletters wat gevlekt waren.) Cornelis Baart uit Melissant (keurig, vriend). J. Firet uit Maassluis (mooi werk). K. Jongsma uit Delft (mooi werk). Piet Visser uit Schiedam (heel mooi weik). Leendert Bijkerk uit Den Haag (netjes gedaan)'. Uit die paar plaatsnamen kunnen jullie allemaal meteen eens zien, waar ons Zondagsblad al niet gelezen wordt! En dan liggen hier nog voor me briefkaarten uit België, Frankrijk en Duitschland. En nu de oplossingen: De beroepen of ambten waren: 1. Marconist. 2. Secretaris. 3. Luitenant. 4. Apotheker. 5. Minister. 6. Dominéé. 7. Admiraal. 8. Telegrafist. 9. Evangelist. 10. Melkboer. 11. Inspecteur. 12. Diplomaat. Zie zoo, nu kunnen jullie zelf wel nagaan of jo ze alle goed had! En lest, best, de prijswinnaars: Nel, Scheffer, Fahrenlieitstraat 64, Den Haag, krijgt Fré's meisjesjaren, van Nel v. d. Vlis. Jan Lunenburg, Zonnestraat 17, Treebeck, Limburg, Kees v. d. Vuurtorenwachter, van H. W. Dreijer. A. Westbroek, Geref. Weeshuis, Schoonhoven, Kameraden van J. C. de Koning. Wülem G. Verspui, Zaagmolenkadc 38, Utrecht, De jongensjaren van Egbert de Wilde, van J. K. van Eerbeek. Hendrik Hagg, Jac. v. Lennepstraat 26, Dordrecht, De Dordtsche Poorterszoon, van J. Snoop Jr. Echt fijn, hè, dat jullie die mooie prijs hebben. Maar denk erom, als je de prijs hebt, dan schrijver even beleefd bedanken, hoor! De velen, die geen prijs kregen, moeten de moed niet laten zakken. Wantik peins alweer over 'in nieuwe puzzle. En ik beloof je die zal niet makkelijk zijn. Let maar goed op! Tot ziens, jongens en meisjes. Hartelijk gegroet door DE JEUGDREDACTEUR.' De Spoorzoekers van Geitenbeek Vervolg) Joris had maar één zwakke zijde, waar mog al eens misbruik van gemaakt werd: hij was te goed. Alles kregen dc jongens van hem gedaan. Het was niet mooi van de jongens, dat ze vaak misbruik maakten van zijn goedheid. Ook nu had hij zich onmiddellijk bereid verklaard, het kamp van levensmiddelen te voorzien. Dat lag wel zoo'n beetje in z'n lijn, want hij voorzag bij kans alle schepen, die dagelijks uitgingen, van de noodige levensmiddelen. Maar 't was in elk geval een heel verband. Eiken dag tweemaal met een zwaar beladen fiets naar het kamp te komen, 't Was minstens een ruim half uur fietsen cn dan moest-ie langs den muilen zandweg den dijk opklauteren en een kleine tien minuten door de duinen sjouwen En hij had 't nu druk aan de haven! Ik roep jullie aller medewerking in, om 't onzen vriend zoo gemakkelijk mogelijk te makencn alle leveranties, contant te betalen Joris den Duik stond tegen de kast met boeken, geweldig en groot en had er schik in. Zijn Germaansch-blauwe oogen onder zijn blonde wenkbrauwen, gleden met .genoegen over zijn jonge kornuiten, die pópelden om weg te komen Maan dagmorgen. •- Dusschraapte de stem van Wouter Vrolijk, bij deze is Joris den Duik benoemd tot opperste kampleverancier. Leve Joris Goedbloed! Hij zwaaide zelf met z'n geweldige hand mee in de lucht van genoegen. Dat zou wérken worden en dan 's avonds fijn nog een uurtje in het kamp 'n pijpje rooken, zoo boven op 'n duintjemet de jongens! Een belangrijk punt was: hoe moest dit alles ver voerd worden? In een loods op het erf van Wout en Franks Vader, hoopte zich de voorraad artikelen hoe lan ger hoe meer op. Morgen, Zaterdagmiddag, zouden alle jongens hun 'bagage brengen, voorzoover ze deze niet konden dragen, want de mecsten hadden geen fiets. Wout had bedenkelijk 't hoofd geschud. Vader was zuinig op de paarden 't was nu zoo geweldig druken ze hadden al zooveel ge vraagd en gekregen En de tent komt er toch ook nog bij1 Dat 's waar ookdat is me een vrachtje, een tent, waar veertig jongens met gemak in kunnen slapen! En morgen komen er nog dertig hossen hooi ook Wout krabde bedenkelijk achter z'n ooren. Met Gerard cn Klaas werd de kas die avond nog eens opgemaakt, doch, hoewel er meer dan hon derd gulden was bijgedragen, kon er eigenlijk geen geld meer af voor een transport naar het kamp. Het eten was duur en bovendien was het noodza kelijk gebleken, dat er naast de groote tent een kleinere gehuurd werd om het proviand en kook gerei in te bewaren. Dat werd anders- een hopelooze uitzoekcrij met al die jongens! Dan maar aan Vader vragen, besloot Wout. De heer Vrolijk trok z'n wenkbrauwen bedenkelijk op, toen hij de vracht eens kwam inspectecren. Daar waren minstens twee paarden voor noodig! En dat was nog niet eens alles! Enfin de wagen kon dan in de terugkomst tege lijk de netten meenemen, die langs den Harsten- hoekweg lagen te drogen Dat was die Zaterdagmiddag een gezellige drukte, toen alle jongens hun slaapzakken kwamen bren gen, gemaakt van twee dekens, waarvan de bui tenste de oudste was. Dirk de Niet kwam alleen met een groote schop cn een theeketeltje aan. (Wordt vervolgd). Kleurplaat 191

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 10