TWEEDE BLAD PAG. 5 ECONOMISCHE PROBLEMEN BETREURENSWAARDIG CONFLICT HET GAAT NIET OM KLEINIGHEDEN „Wij moeten ons om onze Regeering scharen, teneinde geen arm land te worden" In tijden, dat Nederland slechts door de moeilijke en gevaarlijke economische stor men kan heenkomen, wanneer het homogeen en solidair blijft, komt een conllict lusschen Minister Verschuur en Dr. Pnsthuma de etuiOSfeer verstoren. Het doet in dit verband er weinig toe, wie in deze kwestie gelijk heeft; het gaat slechts om het principe. Wij betreuren het, dat dit conflict is ontstaan, want de gevolgen voor onze binnenlandsche verhoudingen zijn niet te overzien, tenzij men zoo verstandig is om het te localiseeren. Dr. Posthuma heeft als voorzitter van het Comité voor Economisch verweer uit de Nederlandsce Land- en Tuinbouworganisa ties destijds een rekest aan den minister gezonden (29 Februari 1932), waarop tot nu toe nog geen antwoord ontvangen is. Ten einde raad heeft het comité steun gezocht bij de georganiseerde industrie en gezamenlijk is aan de Regeering op 27 April j.L een ma nifest aangeboden, waarop de Overheid feveneens het antwoord nog schuldig bleef Hierop werd in de vergadering van het Comité van 20 dezer een telegram aan den Minister verzonden, waarop Minister Ver schuur antwoordde, dat de toon van dit tele gram zoo grof was, dat samenspreking, wel ke Z.L nut kon hebben, onmogelijk wordt. Hierop heeft Dr. Posthuma een open brief aan Minister Verschuur gericht, waarin op weinig waardige wijze uiting gegeven wordt aan bestaande grieven en waarin de tirade voorkomt: Het doet mij intusschen leed U ideze geen illusies te kunnen laten: de acti- Jviteit van de Regeering is in deze meer dan beneden nul! Wij betreuren het, dat deze kwestie op 8eze wijze aan de openbaarheid is bloot ge geven; het is nimmer hartverheffend en nuttig om de vuile wasch op die manier in het openbaar te wasschen. Beschaafde men- schen houden zich daarmede gewoonlijk niet op. De toon in het telegram aan de Overheid was grof, want Dr. Posthuma geeft dit toe. Immers zegt hij in den open brief: en U het bekende telegram te zenden 'echter onder één voorwaarde, dat aan de !regeering zoo grof mogelijk zal worden voorgehouden dat de vertegenwoordi gers van den georganiseerden landbouw zich niet kunnen laten welgevallen te worden behandeld als tot nu toe door de regeering is geschied". i Nu kunnen wij het ons zee> goed begrijpen dat de Regeering op doelbewuste grove brie ven niet ingaat en dat zij, wat de persoon van Dr. Posthuma betreft, niet wil ant woorden, door niet te antwoorden. Het is flink, dat minister Verschuur op die wijze reageerde, want het over zijn kant laten gaan van een dergelijke bejegening, zou het presti ge van de overheid aantasten. Het is iets anders, dat he' telegram wereldkundig is geworden; nagegaan moet worden, waar hier de fout schuilt en hij, die zulke ver trouwelijke telegrammen publiceert, moest er o.i. voor gestraft worden. Temeer, daar ten tijde van de publiceering Dr. Posthuma nog niets moest hebben ontvangen. Als economist hebben wij tenslotte met een beleedigings- en prestige-kwestie niets te maken, ware het niet, dat daarbij ons econo mische leven ten nauwste betrokken is. Im mers Dr. Posthuma verwijt den Minister dat de regeerings-activiteit in deze meer rl- boneden nul is. Dit vinden wij een insinuatie waartegen wij protesteeren als zijnde boven dien onwaardig en niet bevorderend om het vertrouwen in de Regeering te schragen. Wij weten, dat onze ministers buitenmate hard werken; dat zij een zènuwsloopende taak hebben en dat men met waardeering mag toezien op hun prestaties ten algemeene nutte. Doch wij staan voor ongekend groote vraagstukken. Men moge de Regeering ver wijten, dat zij niet de juiste maatregelen neemt en dat zij is overvallen door de ver scherpte crisis, en dat zij te laat komt Doch de beste stuurlui staan aan wal. De moeilijk heden in Nederland hebben hun talrijke facetten; belanghebbenden hebben slechts te maoen met hun betrekkelijk eenzijdige zor gen, terwijl de minister met alile factoren, heeft rekening te houden. Dit vereischt een uitgebreid en efficient vóór-onderzoek en waar het niet gaat om één kwestie, maar om honderden, spreekt het vanzelf, dat elke aangelegenheid tijd vergt Verder heeft elke maatregel invloed op andere aangelegen heden; deze vérstrekkende consekwesties moeten nauwkeurig worden getoetst alvorens zij kan worden ingevoerd. Wij weten, dat wij op het moment tal van verschillende experimenten hebben onder nomen, dat er nergens van eenheid sprake is. Wij hebben een tanve-wet en een bieten- steun; wij hebben vlaspremies, een meng- gebod in de maak voor margarine etc. Som mige critici vermeenen, dat hieruit blijkt, dat de Regeering geen lijn heeft Dit is mo gelijk; wij nemen het gaarne aan. Maar de crisis vertoonde in den beginne een ander beeld dan op het moment het geval is. In den aanvang van de evenwichtsverstoring zocht men naar middelen om de incidenteel geachte moeilijkheden te ondervangen, van daar, dat elk bedrijf op zich werd geholpen, voor zoover die hulp mogelijk was. Geleide lijk aan, vooral né. den val van het Pond en den overgang van Engeland tot het protec tionisme, werd dit anders. Men realiseerde, dat de crisis van aard veranderd was, over gegaan was in een economischen wereld oorlog met al zijn grillige gevolgen. Nu past een vaste lijn, die vroeger mocht worden gemist, omdat men toen slechts rekening hield met een njrmale, naar beneden ge richte conjunctuur. Werd niet ongeveer een jaar geleden, op een vergadering van in- dustrieelen door het toenmaals bestaande Comité-Ir. Verloop gehouden, door de in dustrie gezegd, dat zij niets voelde voor crisis-regelingen, omdat in zulke tijden ge woonlijk steun-combinaties wei-den opgericht die een kwijnend bestaan leden en bovendien niets hielpen?! Mag men de Regeering ver wijten, wat de industrie niet besefte, nadat door insiders met cijfers was aangetoond, welke ellende wij tegemoet gingen? Neen...1 de regeering heeft in den beginne niet kunnen en mogen doortasten! Nu is zij zich bewust, dat opgetreden moet worden, maar zij wacht liever tot zij de situatie ernstig in al haar geledingen heeft onderzocht, al vorens maatregelen te nemen, die diep in ons economische leven ingrijpen. Wij nemen als voorbeeld het rekest aar den minister van Binnenlandsche Zaken van de verschillende bedrijfs-organisaties, zooals het Comité voor Economisch Ver weer, de Maatschappij van Nijverheid en Handel, de verschillende werkgeversvereni gingen, dat 27 April j.l. werd ingediend. Daarin werden twee bedreigingen uitgespro ken, ten eerste aan het adres van onze R»- geering, wanneer zij niet mocht willen in gaan op de gestelde eischen om met Duitsch land te onderhandeten, teneinde verbetering te krijgen inzake de aan Nederland toege stane contingenten en ten tweede aan het adres van de Duitsche Regeering, wanneer deze Regeering niet toeschietelijk zou blij ken op dezerzijds geëntameerde onderhan delingen. Kan een regeering op zulke diep ingrijpende kwesties in een zeer kort tijds bestek beslissen? Is het noodig, dat een paar weken na een dergelijk dreigement onze Regeering haar standpunt heeft kunnen vaststellen? Bovendien, wat weet men van hetgeen onze Regeering intusschen heeft gedaan? Misschien heeft zij al heel wat werk in deze richting verzet Natuurlijk bestaat het verwijt, dat zij nog niet geantwoord heeft, in welke richting dan ook. Maar zijn onze ministers zoo ongenaakbaar, dat een persoon van gewicht als Dr. Posthuma niet op het ministerie zou kunnen aanloopen om den minister te vragen of hij al iets heeft kunnen doen?! Het gaat o.i. dan ook niet om deze kleinig heden; het geschil zit o.i. veel dieper en daarom vermeenen wij, dat er een crisis op komst is, welke wij betreuren. Wij kunnen politieke bisbilles best missen; bovendien moet en wil de Regeering handelen en dan mag men liet haar niet lastig malken met vitterijen en haarkloverijen. Had Dr. Posthu ma willen weten wat er op liet Binnenhof geschiedde, welnu dan had hij kunnen tele- foneeren dan wel er kunnen aanloopen. F was die onaangename herrie niet noodig geweest. Bestaat er echter een diepere kloof, op welk gebied dan ook, dan had men er voor uit moeten komen en niet deze op de gevolgde wijze moeten camoufleeren. Wij, Nederlanders moeten solidair zijn, anders gaan wij onherroepelijk terug... wij moeten BINNENLAND. OFFICIEELE BERICHTEN ONDERSCHEIDINGEN. Bij Kon. besl. is de gouden eeremedaille, verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau, toegekend aan J. M. Baars, te Tiel; de zilve ren medaille aan mej. M. E. van (Vliet, te Woudenberg. LEGER EN VLOOT. By Kon. besl. is den kapitein op nonactivi teit Jhr. G. M. M. Al ting von Geusau eervol ontslag uit den militairen dienst verleend en benoemd bij het reserve-personeel der land macht, bij het wapen der artillerie, tot re serve-kapitein, de eervol ontslagen kapitein Jhr. G. M. M. Alting von Geusau, voornoemd. P. T. T. By Kon. bed. is aan den commies by den P., T. en T.-dienst R. P. Goudschaal, belast met de functie van directeur van het P., T. T.- kantoor te Putten (geld.), als zoodanig eervol ontslag verleend; is aan den commies by den P., T. T.-dienst J. F. Besier, belast met de functie van directeur van het P., T. T.-kantoor te Varsseveld, eervol ontslag verleend. ANTWOORDEN VAN MINISTERS DE NOOD DER BINNENSCHIPPERS. Wettelyke regeling der bevrachting in uitzicht gesteld. Op vragen, door den heer Duymaer van Twist aan den Minister van Economische Zaken gesteld inzake den nood der binnen schippers, is door deze o.m. geantwoord, dat betreffende de bevrachting door hem overlag is gepleegd. Naar aanleiding van dit overleg heeft de regeering besloten een wettelijke regeling te bevorderen voor de bevrachting van binnen schepen. De Minister is verder van oordeel, dat het niet op den weg der regeering ligt, uit 's Rijks kas aan het Nationaal Crisis Comité gelden te verstrekken, ten einde schippers en even tueel anderen de betaling van rente en aflos sing van hypotheken mogelijk te maken. Hij kan ook geen aanleiding vindon tot in stelling van een schipperscrisiscommissio naast de bestaande commissie tot onderzoek van den economischen testand der particu liere binnenschippery ons om onze Regeering scharen teneinde geen arm land te worden onze voorman nen moeten de goede zaak niet vertroebelen door onwaardig gedoe, opdat zij hun prestige niet verliezen, nu dit zoo broodnoodig is en wij moeten allen ons steentje bijdragen om voor ons land constructief werk te doen. HOFBERICHT AUDIêNTIE H. M. DE KONINGIN De Hofdames en de twiaarnemend Groot meester van H.M. de Koningin-Moeder ma ken bekend, dat Hare Majesteit gedurende dit zomerseizoen slechts bij uitzondering audiëntie zal kunnen verleenen en m die omstandigheden niet verwacht, dat aan vragen om eerbiedige opwachting aan H.M. te mogen maken, zullen worden inge diend, ZUIDERZEE CYCLUS NOG EEN BROCHURE VAN DEN HEER E. DEN HERDER De heer den Herder te Harderwijk laat niet los. Tot de laatste grijper keileem blijft hij protesteeren en waarschuwen. Nu nog weer b* Open Brief aan den Min. van Waterstaat. Hij betoogt daarin vooral, dat die ingenieurs bij de berekening van de noodzakelijke dijkhoogte vergeten hebben, dat het water aanmerkelijk daalt éls de dijk doorgebroken is, omdat het zich dan verspreidt over het polderland; voorts dat het water in de Noordzee bij storm en vloed 1 M. hooger staat dan in de Zuider zee; en dat de berekeningen van de Commissie-Lorentz niet deugen, omdat bij vloed en opwaaiing met stormen als in 1916 1825 en 1570 tegen de afsluitdijk golven -van 5 a 6 M. zullen slaan; zoodat de dijk niet 7 maar 12 a 13 M. hoog zou moeten zijn. Volgens den schrijver bedenken de inge nieurs niet. dat door de afsluiting der Zui derzee het water in de Wadden 2 M. stijgt en ddt brengt hem tot de sombere profetie1 „Van al de honderden millioenen zien we nooit een cent terug. Reeds 4 Dec. 1931 liep Tessel gevaar; bij een vloed als in 1906 waren Tessel en Vlieland er geweest; ver der zien we Friesland en Noord-Holland er onder gaan en ten slotte de twaalfde provincie". „Da Zuiderzeevisschers krijgen hun zee terug; doch ten koste yaa veel bloed en tranen!" INTELLECTUEELE TOENADERING NEDERLAND-BELGIE BELGISCHE EERETEEKENEN. De Belgische Regeering heeft, na eenigen tijd geleden aan Minister Terpstra, me de in zijn hoedanigheid van voorzitter van de Nederlandsche afdeeling van de Com missie, belast met de uitvoering van het intellectueel verdrag met België, het Groot kruis in de Kroonorde van België te heb ben verleend, aan den onder-voorzitter, de leden en den secretaris van de Nederland sche afdeeling de volgende onderscheidin gen toegekend: Mr. J. Limburg, groot officier in de Kroonorde, Prof. R. N. Ro- ROFFELRIJMEN. Het Geitje Janneman was weggeivanddd Tot ver uit de buitenwijk; Daar stond, in het malsche Meigras Een klein geitje aan de dijk; Eenzaam liep het lieve diertje Aan het touw z'n cirkelgang; 't Beestje treurde om z'n moeder En het blaatte van belang Met tfn hand vol boterbloemen Zette Jantje zich in draf Naar het witte geitekindje En hij holde er op af; 't Geitje keek wat vreemd naar JantjeJ Jan keek hunkrend naar het dier Dat met knipperoogen zeide: Kereltje, wat doe je hier? En toen ging het kopjes geven; Jan streek neer in 't zachte gras En hij streelde 't witte hoopje Dat daar neergetooverd was En toen stak hij gauw z'n bloemen Op z'n buikje in z'n buis, En toen zei-die: Kom maar, sikje, Jij mag met me mee naar huis!, 't Geitje huppelde gezellig Mee met Jantje aan het touw; Fijn, zei Jan, hè sik, nou gaan we Melkje drinken bij de vrouw Eindlijk thuis. Met stricikelstappeit Draagt Jan sik twee trappen hoog, En dan staat-ie in de kamer Met de blijdschap in zfn oog. Vader kijkt, de jongens kijken Moeder kijkt haar ventje an... Pa! ik heb een sik gevonden! Juicht de blije Janneman Pa zegt niets, en moeder zegt niets; Pa alleen verschiet van kleur; Jongens, denkt-ie, kindrenmenscheti, Ben ik daarvoorrechercheur (Nadruk verboden.)1 LEO LENS land Holst en Prof. Dr. J. Schrijnen, beiden Commandeur in de Orde van Leo pold II, Prof. Dr. J. Barge, Officier in de Kroonorde, Ir. C F. Stork D.Wzn. en Mr. H. J. Smidt, beiden Officier in de Orde van Leopold II. De Belgische Gezant, Z.Exc. Ch. Mas- kens, heeft j.l. Zaterdag in het gebouw; van de Belgische legatie de versierselen, aan deze onderscheidingen .verbonden, uit» gereikt. Met Mausoleum van Generaal Cadorna aan den oever van het Lago Maggiore. Op initiatief van oorlogsinvaliden en ond-strijier8 is dit mausoleum ter gedachtenis aan den Itattaanschen bevelhebber gesticht. Een kijkje in de opslagplaats van een groote Amerikaan* sche granatenfabriek. Naar aanleiding van het feit, dat de organisatie der Pad vinders 21 jaar bestaat, werd een groot kampvuur te ElooTr.3bv.ry (Eng.) gehouden, waarbij Lady Baden Powell de meisjes toesprak. Het paukenpaar^een verschijning, die op het kazerneple:~ i<. D—fh'n veel bekijks T""7.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 5