a WOENSDAG 18 MEI 1932 OERDE BLAD PAG. 9 VEREENIGING VAN CHR. ONDERWIJZERS DE ..GROOTE" VERGADERT TE ZWOLLE DE EERSTE DAG. Enkele aanvullingen. Van een en ander, dat op den eersten dag van bovengenoemde vergadering te Zwolle gebeurde, konden we reeds melding maken. Hier moge nog een en ander ter aanvulling yolgen. De Tentoonstelling. De Tentoonstelling van Leermiddelen was ^earrangeerd in twee bovenzalen, vestibule en corridor en werd door den heer W. R e i n d e r s, inspecteur van het L. O. te Zwolle, geopend. Spr. wees er op, dat voor het welslagen van het onderwijs eerst do persoon van den onderwijzer van belang is, doch daarna ook de leermiddelen. Hier is nu heel veel goeds bij elkaar gebracht. Niet voor nuttige handwerken en lichame lijke oefening, doch wat het andere betreft zelfs meer dan door normale eischen ge- yraagxi wordt; zoo b.v. een kofferorgel. Maar ook: een verbandtrommel. Deze tentoonstelling is maar tijdelijk. Er in Zwolle ook een permanente; in de Openbare school Westerstraat is een school museum; geopend des Dinsdag van 7—9 en 's Zaterdags van 35. Er zijn 3000 uitgaven bijeengebracht, w.o. 100 kaarten en 200 pla ten. Voorts schoolmeübelen. We mogen ons verheugen, dat ook ons Christelijk onderwijs tegenwoordig zoogoed verzorgd wordt. Het L. O. heeft per jaar voor ruim 3 millioen aan leer. en hulpmid delen noodig; laat dat geld goed besteed Worden. De agenda. De Secretaris las, na opening met psalmgezang en gebed, niet Joh. 15, doch Marcus 10 1327. Voor de werkzaamheden begonnen, her dacht de Voore-itter enkele voorman nen, die in 't laatste jaar overleden waren. Nadat de aanwezigen van hun zitplaatsen waren verrezen, sprak de Voorzitter aller eerst een woord van dankbare hnlde Jftan wijlen Dr. J. Th. öe Visser, oud- - Minister van Onderwijs. Weinigen, aldus de heer Hobma, zullen zijn, die zijn gelaatstrekken niet herin neren en wij kunnen daarin niets anders lezen den liefde voor Chr. onderwijs en den 5Ionderwijzer, toawüjlding van persoonlijk heid en leven aan de uitbreiding van het Koninkrijk Gods, maar vooral wat hij deeil voor het Chr. onderwijs. In 1920 werd in de 1 Jweede Kamer de strijd door hem gestre den als de man die weet wat hij wil en be kken kan. Over het andere spreken wij iet; zijn eenvoudige persoonlijkheid eetren wij daarin, dat wij alleen zeggen: Onze God! wij danken U voor den zegen in hem 0119 verleend. Onze broeder A. Jonkman is ook van ons heengegaan; de man, die wetenschap pelijk en praktisch zooveel deed voor het ondeiuvrijs. Hij was geheel een der onzen, die mèt ons leefde van heeler harte. Zoo lenken wij met dankbaarheid aan hem. Voor veertien dagen brachten wij ten grave D. Wijnbeek, de man, die hier een 1H fcereplaats innam, v^e jaren lang en die steeds vervuld was met liefdé vobr de school. Zwolle herinnert zich hem nog zeer joed; zijn beeld leeft in veler harten. God geeft ons veel in zulke mannen; Hem dank en eere» !6Jg De aanwezigen. Van <le genoemde aanwezigen waren op laatste oogenblik verhinderd de heeren 2 Viel inga, hoofdinspecteur en Mr. Hangel 3(i sroek van de Unie en de heer S. Stefner- -ping. Welkom werden geheeten, behalve de ge- ïownkien: de heeren J. Th. R. Schreuder en r. d. Kooy van Chr. M.U.L.O.; de heer Brants P* ®n Chr. Volksonderwijs; de heer Wijnbeek r. van Geref. Schoolonderwijs te Zwolle; Ie heer De Graaf, voor het onderwijs aan ichterlijiken en zavakzinningen; de heeren "wij 'isser, Wijt en Selhorst. Chr. Volksonder- "•""Mijs, Zwolle; Ds; Munnik, van de Kerkeraad Ier Geref. Kerk, aldaar; en ten slotte een 7. 1 leputatie van het college van Burgemeester Wethouders van Zwolle.- -Een oude broeder. De Voorzitter doet voorlezing van 'en brief, waarin de heer Meyer, van leW. meedeelt, dat hij helaas heden niet de zestigfete maal sde vergadering Wjwonen"; zijn echtgenoote is onlangs -105 W*«den en hij kan door ouderdom niet ftnwezig zijn. De Voorzitter fvenscht hem uit de - l#J£ veel zegen toe. Uit de vergadering komt het voorstel iem een telegram te zenden. Het wordt oor applaus begroet en derhalve uitgc- foerd. Daarna houdt de Voorzitter de openings ede, waarvan wij reeds een venslag gaven. Wijziging agenda. De Voorzitter deelt daarna mee, dat 'Mr. Bij leveld niet aanwezig kon zijn, wegens begrafenis van zijn broer. Hij hoopt morgen aanwezig te zijn. Daarom wordt aan de obde gesteld het referaat van den heer D. Fokkema: „Is de straf opvoe dingsmiddel?" Referaat D. Fokkema. Als doel van deze rede en bespreking van dit onderwerp op de algemeene vergadering, stel ik het volgende voor: Samen ons te bezinnen over de beteekenis en de uitwer king van de straf en te probeeren te komen tot inzichten die ons helpen bij ons werk de klas. Straf is een leed, dat volgt op een door den opvoeder ongewenschte handeling van den opvoedeling en meestal door hemzelf aan den opvoedeling wordt aangedaan. Wat is nu de uitwerking van dit leed en als deze velerlei kan zijn, welke van die mogelijke gevolgen hebben dan voor ons de meeste waarde en hoe zijn die meest-waardevolle gevolgen te verkrijgen? Deze vragen noodzaken ons het doel van de opvoeding te omschrijven en ter voor bereiding hiertoe ons te bezinnen op het wezen van den mensch. De mensch voldoet aan zijn bestemming wanneer hij niet steunt op andere sterfelijke wezens, noch ook rust in zichzelve, maar dan pas als hij rust in Gods hand. Geen heteronomie, geen autonomie maar Theono mie. En het doel der opvoeding kan dan ook geen ander zijn dan de menschen te binden alleen-aan-God. Alle andere bindin gen vinden hierin hun grond. Evenwel, wij kunnen niet inzien hoe wij daartoe kunnen opvoeden. De menscb is in zijn zonde vijand van God. Alleen door een wonder, door een beweging van God uit gezonden kan de menschlGod weer erkennen als eenige Souverein. Toch mag hieruit niet volgen een passief- zijn, omdat wij opvoeders ook hebben te ge hoorzamen aan Gods gebod, dat ons leert onze kinderen op te voeden in de vreeze des Heeren. En zoo hebben we ook de plicht na te denken over de wijze van straffen. We stellen voorloopige doeleinden, waar bij we evenwel steeds in het oog moeten houden, dat wij door onze ijver voor Gods zaak, niet tusschen de kinderen en God in gaan staan: we moeten'ze tot Jezus laten komen, ze niet verhinderen. Chrisfus moet wassen, wij minder worden. De straf is niet iets dat op zichzelf staat, het straffen is slechts een moment van onze persoonsrelatie tot het kind, het kan niet losgemaakt worden van die persoonsrelatie. Daarom is vooral van belang de persoon die straft. We mogen ook maar niet alles eischen van kinderen, integendeel, onze eischen moeten gefundeerd zijn in laatste instantie in Gods wil. De persoon van den opvoeder moet zelve gebonden zijn aan Jezus Christus. Ook onvolwassenheid en ziekte kan oor zaak zijn van verkeerd gedrag. Meestal is dan n'iet de straf het geneesmiddel. Als inderdaad het kind kwaad doet, voort vloeiend uit zijn booze wil, dan moet straf volgen. Deze straf is geen afbetaling, waarna men weer quitte is, of een afschrikkings- micldel, hoewel zij dat wel kan zijn maar „een symbool, dat op een voor het kind begrijpelijke wijze een veroordeeling uit de ethische sfeer in de ervaringswerkelijk- höid vertolkt". Ze is aanduiding der schuld. En zal het go^d zijn, dan hopen we dat schuldbesef, bebouw cn verbetering volgt De weg tot, God orh zondenvergeving ordt ook door dèn opvöeder aan het kind gewezen, door woord, voorbeeld, in het gebed door de bijbellessen, in de kerk. Zielkundig denkt ipen bij zedelijke aanleg aan gepraeformeerde structuren, die. zouden liggen in het kind en door de omgang, ervaring en ook door straf scheiper in het zieleleven zouden worden afgegrensd. Over dressuur en de straf als dressuur- middel is nog veel tc zeggen, dressuur is in zekere mate bij zeer jonge kinderen noodig, later komt het verstandelijk inzicht en ont waakt het geweten. Discussie. Aan de bespreking van het referaat na men deel de heeren Van Andel, Utrecht; Van Wijlen, Rotterdam; J. Th. R. Sohreu- der, Amsterdam; Popta, IJmuiden; Janse, Biggckerke; en Kijne, .Amsterdam. Alle debatters betoonden zich onvoldaan over de behandeling van het onderwerp en waren van oordeel, dat de referent zich meer had laten leiden door Duitsche filoso fen en Amerikaansch pragmatisme, dan door Gods Woord. De referent ontkende dat, doch hij wensch. te de objectieve waarheid Gods subjectief op zich te laten inwerken. Door onderzoek tot de aanvaarding van wat Gods Woord leert. Echter was de tijd te beknopt om het refe raat ten voeten uit te Toespraak van den heer Ligtvoet. De heer Ligtvoet zegt een enkel woord namens den Minister van Onderwijs en dankt voor de uitnoodiging. Het is nu de tiende keer, dat Spr. namens den Minister aanwezig is en hij stelt dat op prijs. Elk jaar trof de groote ernst, waarmee belangrijke onderwerpen worden behan deld. Ook deze middag bew'ees dat. De be narde tijdsomstandigheden trekken het peil der bespreking niet omlaag. Dat vraagt dubbele waardeering, nu overal versoberd en 'bezuinigd moet worden. Het Lager On derwijs zal daaronder ook moeten lijden. Een vierde gedeelte van het Staatsbudget is daarvoor noodig. Christelijke onderwijzers weten dat God regeert en dat daaraan iedereen onderwor- Vergeleken met de wet-Mackay leven we nog in gunstige tijden en toen bloeide hec Chr. onderwijs. Spr. kan helaas de tweede_dag niet bij wonen en wenscht de mannen en vrouwen van het Chr. Onderwijs gezegende vergad-> ringen toe. De Voorzitter dankt voor deze woor den en wenschen. De heer Steeinstra doet namens de Regelingscommissie nog enkele mededeelin- geri; waarna de vergadering na psalmge zang en gebed geschorst wordt. DE TWEEDE ZITTING. Hedenmorgen om 10 uur ving de twacde zitting aan. Gezongen werd Ps. 119 1 en 3, waarna de secretaris las Markus J0 1327. De voorzitter deelde mede dat tot lid van het hoofdbestuur was gekozen de heer W. v. 't Hooft te Goes, dien hij daarop met ten enkel woord installeerde. De afgevaardigde der Haagsche afdeeling, aan welke afdeeling de vereeniging deze zorg toevertrouw de, r apporteerde vervolgens omtrent het graf van Groen van Prinsterer te Scheveningen, welk graf zich in de besto orde bevindt. Hierna kwam aan de orde het referaat van Mr. H. Bij lev e ld, van Amsterdam, over bet onderwerp: „De Staat en hot Kind". Referaat Mr. H. Bijloveld. Wij staan, aldus spr., voor het feit, dat de ruimte, waarin het bijzonder onder wijs in ons vaderland Qnder Gods genadig bestel is geleid, medebrengt het gevaar voor verslapping van den band der liefde van de ouders voor hun school, zoodat zelfs een enquete daarnaar werd ingesteld, en mid delen tot afwering van het gevaar worden beraamd. Even onmiskenbaar is, dat het principieel verzet tegen leerplicht aan kracht inboet Praktisch staan we elk oogenblik voor vragen, die ons de kernvraag: „in hoever heeft de Staat met het kind te maken, wat heeft de Staat over het kind te zeggen?" reëel ter oplossing voorleggen. Het aant verplichte vakken, het aantal verplichte uren, de eenheidsschool, Fransch ja of neen. de volkenbond er bij of niet, schoolvoeding, -kleeding, -artsen, -baden, het leerplan, het toezicht, enz., zij hangen alle direct of in direct met 9e groote vraag samen. Heeft de Staat zelf überhaupt onderwijs te geven? Of alleen noodgedwongen? Hoe ver gaat zijn recht van bemoeienis? De combinatie-vraag: Staat en kind zou ook omgekeerd kunnen gesteld worden: Kind en Staat Misschien zelfs met eeiiig meer recht Want het kind was er eerder dan de Staat De mensch wordt als kind geboren en komt zoo ter wereld, allereerst in het na tuurlijk verband van het gezin. Maar daar mede is hij, en even onmiskenbaar, lid van allerlei ander verband. In het steeds zich veranderende en ontwik kelende gemeenschapsleven der individuen is de mensch lid van allerlei verbanden, die weer onderling met elkaar in relatie staan. Evenmin als in het schepsel de eenheid is, evenmin is in het schepsel de onverander lijkheid. Onveranderlijk ls alleen God, bij Wien is geen verandering noch schaduw van omkeering. Aitijd weer ligt in dien „religieusen" wor tel van heel het veranderlijk tijdelijk be staan het knooppunt, de eenige vastheid, en tegelijk de grens. Deze beschouwing geldt voor alle vergan kelijke natuurlijke dingen, maar niet voor den mensch. Deze gaat, met zijn eeuwige be stemming, alle tijdelijk ding te boven. Die beschouwing is zuiver schriftuurlijk. Uit het hart (en uit niets anders, zeker niet uit het verstand) zijn de uitgangen des le vens. Is dat hart bedorven, dan is alles in beginsel bedorven. Do menschelijke samenlevingsverbanden zijn geestelijke, reëele gemeenschappen, die ook een eigen bestemmingsfunctie hebben in hun eigen speciale structuur. Het gezin rust op, is gefundeerd in de na tuurlijke sfeer van het organisch leven; het is een natuurlijk verband in de natuur ge fundeerd. Nader in dien kring van het le ven met zijn eigen goddelijke wet, rust het op de verbinding der verschillende seksen en de daardoor gegeven bloedverwantschap. Daarnevens hebben wij te zoeken de lei dende functie van het gezin. Die ligt onge twijfeld in den kring der moraal, zij is de moreele liefdezin. De Staat vertoont een geheel andere struc tuur, bouw. Die is niet in de natuur gefun deerd, maar in de historie. De historie, die eigen, wonderlijke breking der werkelijk heid. die naar Gods bestel eigen wet heefL In die roeping heeft God als moment, als factor gegeven de „macht". De Staat heeft als fundeeringsfunctie het monopolie der zwaardmacht, heerschappij over onderdanen. Zoo zien we dus de Staat als een eigen, reëel verband, dat in alle levensverhoudin gen beteekenis heeft, maar hierdoor is ge kenmerkt, dat het zijn grondslag vindt in het monopolie van de zwaardmacht; en zijn bestemming in rechtóbestelling door de Over heid. Heel deze Christelijke, Calvinistische be schouwing brengt mede, den eisch van de erkenning van de souvereiniteit in eigen kring, n.l. de souvereiniteit der onderling verschillende „wetssfdren" van alle abstrac te en concrete levenssferen, waarvoor God in Zijn voorzienig bestel eigen wet gaf. Het kind wordt geboren als individu, in het gezin, en tegelijk in het verband van den Staat. Die Staat beeft, krachtens de souvereini teit in eigen kring ook voor hem geldend, te zorgen, dat hij zijn taak krachtens zijn van God gegeven structuur naar zijn bestem ming vervullen kan en kan blijven vervul len. Het is principieel dunkt spr. steeds meer duidelijk, dat onderwijs geven door den Staat is een onding, eén anomalie. Hij is daartoe van nature noch gerechtigd, noch geroepen, noch in staat! En door de principieele onjuiste opvatting van een primaire overheidstaak t.o. van het onderwijs, is het recht van de school als verband, is het recht van het gezin, is het recht van het kind in gevaar. Hoofdzaak blijft daarbij, dat principieel vastgehouden wordt de zuiver Christelijke onderscheiding der eigen souvereine krin gen, met erkenning dat de eenheid, de orde van het leven, religieus alleen in God ligt, en dat dit tijdelijk leven de onveranderlijk heid niet kent. om daarin vastheid te vin den, van waaruit wij ook de andere vragen kunnen oplossen. DE SLOTZITTING. Om 2 uur ving hedenmiddag de slotzitting aan met het zingen van Ps. 139 1 en 14 en het lezen van Phil. 2 115. Als spreker trad nu op de heer IC Brants, hoofd inspecteur L. O-, te Haarlem, met het onder werp: „De geestelijke belangstelling van den Chr. onderwijzer voor de Chr. school". Referaat K. Brants. Hoe ziet een mensch zijn levensgebeuren, het geheel van verschijnselen, die in zijn le ven beteekenis hebben gehad? Als een bloot toeval, of als bewust plan van het voorzie nig bestel? Binnen dien cirkel, en dit is al hot religieuse complex, zijn tal van opvat tingen mogelijk. De voornaamste zijn wel: de vijandige perceptie van de levensleiding en de gedachte der allerhoogste liefde. Daar- tusschen ligt de noodlotsgedachte, maar die heeft met het christelijke bewustzijn heel weinig te maken. Tegenover de vijandige opvatting van de levensleiding staat die spe- ifiek christelijke gedachte de gedachte van de Allerhoogste Liefde. Achter al mijn levensgebeuren is liefde, worstelende, zoe kende liefde, zoowel in het lijden als in den voorspoed; bekeert u, waarom zoudt gij sterven? De tweede kring is het gebied van het ethische, het geloof in de zedelijke maat staven, normen, en de straf bij schending can de normen, de werking van het gewe ten, het zedelijke bewustzijn, het gevoel van erantwoordelijkheid. Dan is er de derde kring van 't mystieke; in de extase, de bovennatuurlijke godsge meenschap. De mystjeke litteratuur van alle volken kent er de voorbeelden van, door de geschiedenis der religie loopt de draad van deze mystieke godsbeleving, die overal aan dezelfde trekken te herkennen is. Bij alle drie religieuse sferen is dus sprake van bekeering, d. i. een andere concentratie de persoonlijkheid, een principieel nieu- levensoriënteering. Uit al deze beschou wingen volgt, dat we in de religie centraal mogen noemen het verlangen naar Gods gemeenschap. De menschenziel is op God aangelegd en is onrustig tot zij rust vindt in God. Men kan den godsdienst evenmin ex- perimeneel onderzoeken als den melkweg of als de middeleeuwen. Maar anders staat het met het experimenteele onderzoek naar de religieuse bewustheid. Wat is voor den chris telijken onderwijzer zijn werk in de chris telijke school? Zoo 't alleen een broodwin ning is, een gewenscht object voor levens onderhoud voor persoon en gezin, dan is men nog niet op het Herrem van de geeste lijke belangstelling, ook niet met de ont plooiing van eigen gaven en talenten. Hij staat verantwoordelijk tegenover God die hem riep, die het volmaakte van hem vraagt. Spr. is dankbaar dat bij een zoo pheno- menale ontwikkeling van het christelijk on derwijs, een zoo groote schare van jonge mannen en vrouwen telken jare bereid ge vonden worden om hun Heer en Heiland te dienen in het wondermooie ambt van school meester bij de Gratie Gods. En deze zich tel kens vernieuwende schare van jeugd vraagt van ons ouderen dat wij vooral niet verge ten moge dat de harten der ouderen steeds weer zullen bekeerd moeten worden tot de harten der jongeren. De voorzitter dankte den spreker voor zijn ernstig en bezielend woord en sprak een slot woord, waarin hij 0. a. het scheidend hoofd bestuurslid, de heer J. v. d. Berg te Leeu warden dankte voor al het werk dat hij in het belang van de vereeniging in zijn 9-jarig bestuurslidmaatschap heeft gedaan en hem op zijn verderen levensweg Gods zegen toe- bad. Woorden van dank richtte spr. ook tot de Zwolsche regelingscommissie, die niets ver zuimde om die vergaderingen wel te doen slagen. Met het zingen van Gezang 274 1 en 2 en dankgebed werd de vergadering ver volgens gesloten. NAAR DE PAREL DER VELUWE Een der grootste attracties in de zomer maanden is een uitstapje naar de Parel der Veluwe, of liever: Naar de Prinses Juliana- toren bij Apeldoorn. Ge vindt er alles, wat Uw hart zulk een dag begeert: talrijke attracties en ongekend Weet ge wel, dat hier de toegangspoort naar de Veluwe zich bevindt? Dat de Prinses Julianatoren de schoonste Belvedère van Gelderland is in sierlijkheid van stijl en heerlijkheid van ligging, terwijl door gemak kelijk begaanbare trappen de beklimming voor kleine kinderen en ouden van dagen zelfs geen moeilijkheden opleevrt? Ongerepte prachtige natuur omringt de Julianatoren van alle zijden! Hier hinderen geen auto's, daar is men vrij, ver van 't drukke leven. En toch brengt hier in de stilte de Prinises Julianatoren den stedeling een brokstuk stadsleven. De druk bezochte ter rassen, de vele attracties, verbreken de stilte en geven een gewcnschte afwisseling, die hoogelijk gewaardeerd wordt Want geen na- tuurreiziger of hij wil ook vermaak, stille bc- peinzingen. En de jeugd? Men moet 't er op een vacantiedag hooren zoemen, als vereeni- gingen of scholen den toren omzwerven. Vrij zijn, in 't bosch, in 't zand, in de hei. Een kinderparadijs! En voor groote men schen een aangename verpoozing en ge zonde verfrissohing van den geest. Waarlijk, hier toont zich de parel op haar ruimst en schoonst En daarom: Naar de Prinses Julianatoren. Komt U ook? Bij voorbaat: Hartelijk wel kom. Ge zult er geen spijt van hebben. (Adv.). Gemengd Nieuws* GRATIE VERLEEND AAN DE BAANWACHTERES VAN BLERICK De baanwachteres van Blerick bij Venlowas ter zake schuld aan het bekende spoorwegonge luk bij den overweg tusschen Blerick en Grub- benvorst, waarbij een autobus door den trein werd gegrepen, tot een maand gevangenisstraf veroordeeld. Beschikkende op een door haar raadsman door de Federatie van RJv. Vrouwenbonden in Nederland ingediend verzoek tot gratie, heeft H. M. de Koningin de straf van een maand verminderd tot een week. NIET BANG ZIJN VOOR EEN BLAUWTJE Toen de voorzitter van den gemeenteraad te Didam (Gld.) er op wees, dat een bepaalde steunregeling wel niet goedgekeurd zou wor den, zeide een der wethouders, dat men toch r moest doorzetten. Toen hij vroeger een w zocht werd hy wel tien keer door haar afgewezen, maar ten slotte heeft zjj toch „ja" gezegd. De aanhouder wint. JEUGDIGE LADELICHTER Dinsdagmiddag kwam by een sigarenwinke lier in de Pr. Hendrikstraat te Hoek van Hol land een knaap wat sigaretten koopen. Toen Radio Nieuws. WOENSDAG IS MEI A.: Gruroofoonmuïlck :0.20 Londen K.: BBC-orkeet i Hulzen NCRV: Gramofoönmuziek Hilversum VARA: Orkfest i Hilv - 1 VARA: Gramofoonmuiiek Huizen NCRV: G. J. A. Zwl>nenburg: Brus*tlsch lof telen Huizen NCRV: F. de Mos: Dult^ohe sagen Hulzen NCRV: Leger des Hells Utrecht 18.00 18.45 20.00 Politie- en Persber 19.30 Hu! zen NCRV: Politieberichten 19.46 Hulzen NCRV: Persberichten VARA: Persberichten NCRV: Persberichten DONDERDAG 10 MEI KRO: Gramofoonmuz Langeiberg: Populair coac Kalundborg: Strijkorkest AVRO: Gramofoonmuzlek Langenberg: Vesperconcert I Hilversum AVRO: Orgelconcert London R.: BBC-orkest Hulzen NCRV: Kerkoonoent uit Lelden 1 Hilversum AVRO: Omroeporkest. Figaro's Hochzelt 11.00 Hi 1 ve r i kleeding 14.00 Hulzen 16.00 Huizen NCRV: Mevr. J. C. v. Amstelj 15.00 Hilversum AVRO: Knippen voor ge» NCRV: Fraaie Handwerken» Klnderuurtji 17.00 Hulzen NCRV: Handenarbeid jeugd 10.15 Huizen NCRV: Ziekendienst Ds H. C. v. d. Brink 16.00 Huizen NCRV: Ziekenuur Ds H. W. te Politie- en Persberichten 13.01 Huizen KRO: Politieberichten 19.30 Huizen NCRV: Politieberichten 19.45 Huizen NCRV: Peraberlohten de knaap weg was, miste de winkelier uit de toonbanklade een bedrag van plm. f 12. De ver denking viel dadelyk op dezen knaap en de winkelier ging den jongen zoeken, doch vond hem niet. Even later zag iemand, aan wien de winkelier het signalement van den knaap had medegedeeld, den jongen loopen en onder het geroep van „Houd den dief!." werd een achter» volging ingesteld. Eenige burgers grepen hier op den knaap en leverden hem aan de politie over. De knaap bleek de 15-jarige R. uit Mon. ster te zyn. Door de politie is tegen hera pro ces-verbaal opgemaakt. KAPITEIN KLAKKEBOS GAAT NAAR AMERIKA door G. TH. BOTMAN 1. Op 'n mooien zomermiddag, in 't begin van de zomervacantie, bracht de Slooten- burgsche postbode Kees en Koos 'n brief van Oom Klakkebos uit Den Haag! „Komt dadelijk naar Den Haag", schreef de kapi tein, „ik heb wat moois voor jullie te zien, en groote plannen!" 2. Twee dagen later zaten de jongens a! in Den Haag. „Heb je nooit gehoord van professor Ezelsvel, die met z'n rakettenbom naar Mars vloog?" zei de kapitein. „En van de rakettenauto, die mot '11 vaart van 400 K.M. per uur vooruitvliegt? Welnu! ik heb de rakettenbóót uitgevonden, en daar gaan we mee naar Amerika!" (Wordt Vrijdag vervolgd.)] DE VAL VAN KONSTANTINOPEL Door LEWIS WALLACE Naar het Engelsoh door ALMA Westelijk zag men het Bucoleon en jn terrasvormige tuinen, en verderop Jen Anglustoren boven Blacherne, als 'n Jo ihildiwaoht voor de tegenover liggende hoog- j en van Galata en Pera. Het was een mooie 16 re ede wandelweg, waarheen verschillende a rappen voerden, en zeer geliefd bij 't volk. - Op denzelfden middag dat de Vorst ter udiëjitie was bij den Keizer, zat Sergius eheel alleen op bovengemelde steenen bank. was heerlijk weer, tal van liefhebbers 4 'aren aan het spelevaren en onder het luis- i eren naar het geklots der golfjes tegen de jj Btsen en op het kiezelzand Beneden hem, -)j ergat hij waar hij was, vergat hij zijn on- 21 Bduld en droefgeestigheid, ja zelfs de wan- 25 Élaars, die langs hem henen gingen. Een an zijn armen rustte op den rand der borst 4 'Cring, en daar hij in die houding ombeweeg- 6 ijk bleef zitten soezen, moest men hem wel oj oor slapende houden. 1 Na een poosje wekte een stem hem uit I jn gepeinzen en bemerkte hij dat twee annen niet ver van daar stil bicven staan n samen spraken. Zonder het te willen kon >j alles verstaan wat zij zeiden, Zij komt vandaag, zei de een. 5 Hoe weet gij dat? vraagde de ander. F Heb ik u niet verteld dat ik een spion bij het huis van den ouden Vorst? 1 üj heeft mij juist doen weten dat haar - raagstoel besteld was, en daar dit haar ge- w 4 efkoosde wandeling is. zal zij zoo aan- tfonds hier zijn. Hebt gij wel bedacht <lat het een heel waagstuk is? Een waagstuk? Bah! Ja zeker. En het is er niet op vermin derd sinds gisteravond, hield de ander vol. De Indiër'is in het paleis als gast van den Ja. dat heb ik gehoord. Maar ik heb de zaak van alle kanten bekeken, en zoo gij bang zijt en mij liever niet wilt helpen, zal ik er mij wel alleen zien door te slaan. Het is een eenvoudge ontvoering, niet 'n moord; en de straf die er op staat: een poosje zit ten, kan gemakkelijijk veranderd wor den in verbanning, hetgeen voor mij wil zeggen: een korte afwezigheid, om mijn vrienden in de gelegenheid te stellen een feest aan te leggen voor mijn terugkomst Maar 't zal zoo'n vaart niet loopen. W jet ge een enkel geval te noemen dat een vrouwen- roovcr gestraft werd? ik bedoel in dezen tijd? Dat is zoo, vrouwen zijn goedkoop, en daarom Al genoeg, viel de ander hem ongedul dig in de reden, maar Indische Vorsten zijn niet zóó algemeen in Konstantinopel, en hun dochters nog minder. Welk een buiten kansje! en ik zou niet weten van wien ik iets te vreezen heb. Als bet meisje gemist wordt zal de Vorst natuurlijk naar het pa leis vliegen, aan de voeten van den Keizer vallen, zijn nood klagen, en En als gij ontdekt wordt? Dan trekt, de Vorst toch aan het kort ste eind, anftWv'. <lo audej mei G~_2 luiden lach. Mijn vereerde vader, de Abt, zal hem naar het paleis volgen.en het overige gaat vanzelf! De verhouding tussdhen den Basileus en de Kerk is zeer' gespannen, en is geen hoop op verbetering, zoolang de strijd tusschen den Patriarch en Soholarius vinniger en vinniger wordt. Strijd tusschen den Patriarch en Scho- larius? Dat wist ik niet. O .a, 't is volstrekt geen geheim. De Keizer en de Patriarch zijn dikke vrienden. Wat is er meer noodig om den Profeet in het harnas te jagen? Iedereen weet dat de Patriarch vanavond de Pannichyden niet zal bijwonen. Zoodra men besloten had om te gen zijn zin het feest te laten doorgaan, raakte zijn gestel in de war en gioghij naar den Hei'liigen Berg. Vanmorgen noemde Scho larius hem een azyrniet, dat heel dmoevig is als het waar is, en trouwelocte jegens God en de Kex-k, hetgeen nog eel erger is. Een andere beschuldiging luidt, dat hij getracht zou hebben den Keizer over te halen om den Bisschop van Rome te volgen, en daar do Bisschop Satan in eigen persoon is, kan de Patriarch niet dieper in zonde vervallen. Het Mysterie van heden avond is door Soho larius bedacht als tegenwicht voor dat ver derfelijk streven van den Patriarch. Het is een gekibbel van belang, waarin niet alleen Kerk en Staat betrokken zijn, maar ook de onfeilbaarheid van onzen nieuwen Jeremia- Denkt gij nu nog dat Zijne Majesteit in een gedrang van den Indischen Vorst tegen den eerwaarden Abt van Sint Jacobus zal aar zelen wat te doen? Hebt gij zoo geringe gedachte van hem als staatsman? Denk er eens bedaard over na. De Orde, waartoe üw vader behoort, is hewaend met den JCeizer. Juist. De broeders verachten Scholarius en wat een drukte om ze hem allen in de armen te drijven! Gij moet het natuurlijk zelf weten, maar stem tenminste toe dat het gevaarlijk is dergelijke dingen op den publieken weg te bepraten. De ander lachte luidkeels. Hadt gij mij gewaarschuwd er niet van te spreken tegen Genoeg, genoeg! De Vorst van Indië is mij onverschillig, gij zijt mijn vriend. Stem dvan toe, dat gij ooien hebt, ter wijl de publieke weg Doof is, wilt ge zeggen. Toch zijn er dlingen, <üe men zelfs niiet vedlig in een woestijn kan bespreken. Onze heidensche voorouders hadden 'n God der wijsheid, Hermes genaamd. Ik zou bijna denken dat gij bij hem ter school zijt geweest. Ik denk dat hij het is, die ban dieten geleerd heeft zich in volkrijke ste den te verschuilen. En daarom voel ik mij hier ook veilig. Maar nu iets anders. Gij weet dat de Orde van Manganese heel oud is, en dat het klooster zelf bijna even oud is als de Orde. H t archief is het oudste van het Keizerrijk en wordt in een afzon derlijke boekenkamer bewaard door een eigen bibliothecaris. Als hij wilde zou hij een geschiedenis van Konstantinopel kun nen schrijven zonder zijn boekenkamer te verlaten. Ik spreek dien man af en toe bij mijn vader, en altijd neemt hij de gelegen heid waar om mij een preek te houden, want hij is een braaf mensch. Op zekeren dag trconde hij mij mee naar zijn hol en liet mij van allerlei zien, te veel om op to noemen. Een ding echter wil ik u vertellen, omdat het betrekking ^-eft op om taakje, Hij liet een oud document zien, niet heel uitvoerig, zoodat ik met één oogopslag zag hoe belangrijk het was. Ik vraagde of ik het mee mocht nemen, maar hij weigerde en dus vergenoegde ik mij met het daór te lezen. De oorkonde was van het jaar 1800, dus anderhalve eeuw geleden, en bleek een formeel bericht te zijn van den Pa triarch aan een raadsvergadering van Bis schoppen en Abten. Het kwam hierop neer: Gij kent het groote reservoir, waarvan de ingang westelijk van de Santa Sophia is? Welnu, op zekeren dag zou daar een kerke lijke plechtigheid gehouden worden. De ge- heele geestelijkheid met den Patriarch aan het hoofd, was er bij tegenwoordig; mon niken, nonnen, diakenen, diakonessen, in één woord allen en iedereen. Want het re servoir was ontheiligd. Een zoon van Satan had het met duivelsehe slimheid veranderd in een hol van ongerechtigheid, cn de gees telijkheid moest den Patriarch bijstaan om het water weder gezond te maken. Want wat was er gebeurd? Er was een vrouw verdwe nen Overal werd naar haar gezocht, doch te vergeefs. De zaak zou na drie dagen ver geten zijn. zooals dat gewoon'.ijk gaat, in- diien niet nogmaals een vrouw vermist was geworden, cn nog een. De slachtoffers waren jong en schoon, en daar de laatste tot een aanzienlijke familie behoorde, was de ver slagenheid root. De geheele stad raakte in beweging Daar verdween 'n vierde, op even geheimzinnige wijze als de vorigen. Mede lijden en nieuwsgierigheid maakten plaats voor angst.. De verontwaardiging was alge meen, en de ouders van mooie meisjes wa ren doodsbenauwd. Men zocht en zocht, de nsp -erinp benipc'do or zioh mee en deed wat za.i ni :i >!c zaak te brem'm, maar te vergeefs. Daar geen nieuwe verdwijnin gen plaats vonden begon men aan zelfmoor den te denken. Rust en vertrouwen keerden terug, toen plotseling de plaag opnieuw uit brak. Vijfmaal in vijf weken had een lijk dienst plaats in de Santa Sophia. Aan zelf moord kon niet meer gedacht worden. Do publieke opinie hield het er voor, dat de Tur ken de hand in het spel hadden Zij waren hert, die in Konstantinopel op roof uitgingen, om hun harems te bevolken met schoone Christinnen. En zoo de Turken er onschul.iig aan waren, dan was de duivel zelf aan het werk geweest. Voor deze mogelijkheid stelde de hooge geestelijkheid een bijzonder ge bed op. Een jaar ging voorbij, twee jaren, drie jaren en welke belooningen ook uitgeloofd werden in naam des Keizers, niets baatte de sleutel tot het geheim werd niet ge vonden. Met langere of kortere tusschen poo- zen brak de plaag uit en verdween do ceno of andere mooie jonge vrouw. Do familie on vrienden weeklaagden, maar daar bleef het bij. Op zekeren dag echter zou de sluier wor den opgelicht Een vrouw ging water halen uit een der regenputten van het reservoir, en haalde een half vergane sandaal op, waaraan nog een zilveren gesp zat Bij nauw keurige beschouwing zag men er een naam op gegraveerd. Spoedig was do vrouw door een troep nieuwsgierigen omringd, de naam werd herkend &ls dien van een der vermis ten. Zoo had men dan eindelijk den sleutel tot het groote geheim gevonden! De halve 6tad liep uit en het volk oischto dat het reservoir onderzocht zou worden. Een boot werd neerge'aten op de donkere wateren...^ i Wordt yervolgd J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 9