Spionnage in grooten oorlog DINSDAG 10 MEI 1932 PAG. 11 HOE DE MOOIE FLORA WERKTE Een Engelsche spion, die met den Duitschen Keizer at EEN TOCHT POOR DE LENGTE EN BREEDTE VAN HET VIJANDELIJKE LAND iv Wel niemand tal onkundig zijn van het jfeit dat bij den spionnagearbeid vrouwen uit eiken kring en van eiken stand mede werking hebben verleend die tot de meest waardevolle voor de spionnagediensten van jde verschillende landen heeft behoord. \an deze vrouwen geldt onverdeeld hetzelfde hetgeen van de mannelijke medewerkers Van worden gezegd: naast betaalde vrouwe lijke spionnen wier werk daardoor vanzelf in een ander daglicht treedt, zijn er tal- loozen bij die bewijzen hebben gegeven van groote zelfopoffering en moed, te grooter omdat dagelijks terugkeerde de onzeker heid waarin zij leefden en omdat van haar Wellicht nog meer dan van de mannelijke ïnedewerkers van den spionnagedienst kan worden gezegd, dat één verkeerde blik. éen .verkeerde stap haar onweerstaanbaar m het verderf zou hebben gestort. Een mooie, maar ongevoelige vrouw. Natuurlijk kenden de verschillende spion nagediensten elkanders voornaamste mede- Werkers. Dat wil zeggen, zij wisten, dat ideze medewerkers bestonden; soms kenden lij zelfs de namen of de pseudoniemen. Maar van aangezicht kenden zij die mede- Werkers slechts zelden, en dit was ook uitermate moeilijk, omdat dit aangezioht meer dan eens. ook op denzelfden dag, kon veranderen. Tot de beste vrouwelijke mede werksters die Downing Street zich verzeker de behoorde, en behoort nog altijd, gelijk Robert Boucard ons verzekert. de mooie Flbra. Een vrouw die thans den middel baren leeftijd angstig is genaderd, doch nog altijd over zoodanige schoonheid moet be schikken, dat zij alleen reeds daardoor menigeen, zelfs ernstig aangelegde mannen, lijn geheimen heeft ontfutseld. Alles is lief talligheid aan haar en haar oogen weten te lachen met een onschuld, die bijkans verblindt. En toch is deze zelfde mooie Flora de meest onverbiddelijke tegenspeel ster die men hebben kan; is er staal in die oogen. zoodra zij zich tegenover den vijand heeft ontpopt, en kent zij geen erbarmen. [Trouwens, slechts dde vrouwen die onge voelig zijn. kunnen iu den spionnagedienst succes bereiken. Het gaat ook wel eens anders, want vrij algemeen bekend is de geschiedenis van de bij uitstek lieftallige Deensche, die de Intelligence Service op comfortabele wijze In een der eerste hotels van Kopenhagen had geinstalleerd. teneinde er betrekkingen aan te knoopen met de vele aanzienlijke vreemdelingen, die in den oorlogstUd via Kopenhagen kwamen en gingen. Langen tijd achtereen verschafte deze agente waar devolle rapporten, totdat op een gegeven ©ogenblik die waarde verminderde, steeds achteruitging en eindelijk geheel ophield te bestaan. De jongedame beweerde, dat de haar toegekende bedragen niet toereikend waren om haar slachtoffers tot spreken te brengen. Maar op een goeden dag meldde zij zich vrijwillig bij den chef van den En gelschen dienst te Kopenhagen en bekende hem onder een rijken tranenvloed, dat zij haar beroep niet verder kon uitoefenen, om dat zij doodelijk verliefd was geworden op een van degenen, die zij tijdelijk in haar netten had moeten vangen. Het pleit voor haar, dat zij niet slechts ongenoopt deze bekentenis deed. maar ook. diat zij onmid dellijk aanbood de haar tevoren toegekende bedragen te restitueeren. Een die Downing Street uitlachte. Niet alle vrouwen In dienst van Downing- Street gevoelden gelijke schroom, maar ook met haar wist de Intelligence Service korte metten te maken. Het is met een jeugidige Italiaansche voorgekomen dat zij. bij gebrek aan wetenschap, deze wetenschap verzon en rapporten opstelde, die telkenmale bleken geeperlei grondslag van waarheid te bevat ten. De Intelligence Service stond op het punt met haar af to rekenen, toen zij zich verloofde met een jong Fransch vlieger- officier zoon van een der meest bekende Fransche diplomaten. Tegenover dergelijke onverwachte voorvallen staat zelfs de In telligence Service machteloos, en de-ze jonge Italiaansche is een dergenen, die den dienst in Downing Street ongestraft heeft kunnen uitlachen. De ijiooie Flora leverde werk. dat telken male genoemd en gezien mocht worden. Waar moeilijke opdrachten waren te vervul len, werd zij gezonden, en in bijkans eiken maatschappelijken kring kon men haar zien. De agenten van den Engelschen dienst, die zoo nu en dan met haar in contact kwamen, verwonderden zich geenszins haar heden als grande dame in een der voornaamste salons van Parijs of Londen of Rome aan te treffen en den volgenden dag Wellicht te ontmoeten als schoonmaak ster op de spoorwegen of de booten. Bijna in de val Een keer werd Flora uitgezonden om den man die de draadjes van den Duitschen spionnagedienst In Zwitserland in handen hield zijn geheimen afhandig te maken. Zij moest niet slechts de dossiers, die Dow ning Street reeds bezat, aanvullen, maar ook voldoende bewijzen in handen krijgen voor de rol die deze man vervulde teneinde Engeland in staat te stellen van Zwitser land zijn verbanning van het Zwitsersche grondgebied te verkrijgen. Flora kwartier de zich in hetzelfde Palace Hotel in Mon- treux in. maar uiterst langzaam maakte zij vorderingen. Want de Duitscher was een gesloten man. op zijn hoede tegen eiken overval. Totdat ook hij ten langen leste voor de verleiding van Flora's vrouwelijke schoonheid en onschuld en lieftalligheid bezweek. Zij wilde op een gegeven avond in zijn vertrekken, waarin hij uiteraard zijn feheimen bewaarde, het souper komen ge- ruiken. Nauwelijks was zij binnen of zij herinnerde zich dat zij haar Bacon met haar onmisbaar parfum in haar kamer had achtergelaten. Welke man, zelfs al is hij de meest nauwgezette agent eener oorlog voerende mogendheid, kan weigeren zulk een flacon te gaan halen? De Duitscher deed het. en Flora zou een groot deel van zijn geheimen hebben, ware niet op het onverwacht de secretaris van den agent binnengekomen, die haar overmeesterde en aan den agent overleverde. Men kan zich het tooneel voorstellen, dat III stond in ons blad van 3 Mei, volgde. Flora liep niet alleen het gevaar zoodanig te worden gecompromitteerd, dat haar geheele loopbaan er door zou worden bedorven, maar agenten zijn wederzijds niet geneigd al te scrupuleus op te treden jegens de levens van andere agenten. Haar smee- ken hielp niet en toen verklaarde zij zich plotseling bereid om de geheimen van de Intelligence te verraden. Geheel den nacht was de Duitsche agent bezig met het oj>- schrijven van namen en cijfers, zoovele, dat hij eerst in den vroegen ochtend zijn ge vangene de vrijheid kon hergeven. 1-Ioe onvoorzichtig was hij geweest, want al spoedig bleek het hem. dat hij absoluut waardelooze. voor een groot deel misleiden de Inlichtingen had ontvangen, die hem een blnam Min zijn chefs bezorgden! Zij stond voor niets. Dezelfde Flora stond eigenlijk voor niets. Ook Ln ons land is zij menigmaal geweest. Zij organiseerde in 1916 in Belgiö geheel den Engelschen dienst, welke ten doel had om op de hoogt* te blijven van de Duitsche troepenbeweging. Vermeldingen, schijnbaar onschuldig voor den oningewijde, doch die, verzameld op epn centraal punt. een over zicht veroorloofden, dot voor de respectieve generale staven van r.* grootste beteekenis is. Flora verzamelde deze berichten, zij gaf ze over aan de \erfoger wonrdigers van den dienst, voor een deel in Holland gevest' die met haar correspondeerden, dank zij ge hedme koeriers wier praclijken, als men ze al te weten kwam. altijd te laat werden ontd-ekt. Gevaar was er elke minuut ja elke seconde om haar heen; gevaar, geiijk de Engelsche agent bemerkte, die. in het ge waad van een monnik gestoken, te Keulen werd gearresteerd en doodgeschoten en ge lijk de Engelsche officier bemerkte, .tie zich den eleganten dolman van een Hnngaarsih krijgsmakker had aangetrokken. Maar een vrouw als Flora vreesde dat gevaar niet, zag het waarschijnlijk nauwelijks meer, even min als de glazenwasscher liet ziet. die zijn gevaarlijk beroep uitoefent. Zoo slaagde zij er in, in betrekking te komen met den man. die de geheime Duit sche marinecode bewaarde. Zij werd. als Oostenrijksche bij hem geïntroduceerd, al spoedig zijn geliefde, en bracht hem er toe op een avond in haar tegenwoordigheid tie verzegelde doos te ojienen die de code be vatte. Terwijl de olficier bezig was liet dringende telegram, hem ter ontcijfering toevertrouwd, in gereedheid te brengen, wist Flora een klein oranje-kleurig boekje tusschen haar kleeren te verbergen. Natuur lijk heeft -de bedrogen officier het verlies bemerkt en. had hij gedaan goüjk eigenlijk zijn plicht hem voorschreef, hij had ervan dienen kennis te ge-ven aan het ministerie te Berlijn. Juist omdat hij het niet deed, bleef de Duitsche marinecode onveranderd; juist omdat het in zijn eigen belang was het verlies niet te doen bemerken, ont stond geen wantrouwen. De Jutlandslag en de spionnage. Men zegt, dat Admiraal Jellicoe gedurende den Jutlandslag een valsch bericht heeft ontvangen, dat heette afkomstig te zijn van de Admiraliteit te Londen, en vermoedelijk was afgezonidert door een Duitschen agent in Engeland. Dit heeft hem ongetwijfeld geleid tot een beweging, d-ie hij anders niet zou hebben uitgevoerd. Maar aan den ande ren kant kende hij een groot gedeelte van de code van zijn tegenstanders, en wanneer men zich herinnen hetgeen Winston Cur- chlll heeft verhaald, kan men -de belangrijk heid van dit voordeel niet ontkennen. Im mers naar hetgeen de Engelsche Minister mededeelde, had het in de bedoeling van de Duitsche vloot gelegen zich. zoo goed en zoo kwaad als het tegen -de Engelsche over macht ging. den doorgang te forceeren naar de hooge zee. Stuk voor stuk zouden de Duitsche schepen zijn vernietigd, maar het zou langen tijd hebben geduurd, voordat de zee de veiligheid haid herkregen, die zij, afgescheiden van het wapen der onderzee booten. op dat oogenblik voor de Engelschen en Fransohen en andere geallieerden had. Gesteld, dat inderdaad de Duitsche vloot in dit opzicht ware geslaagd, de verbinding met Amerika ware verbroken en wat had daaruit in dat stadium van den oorlog niet kunnen voortvloeien! Een mede-spionne betrapt. En nog eens was het Flora, -die in Frank rijk een mede-spionne betrapte. Geruimen tijd reeds was gebleken, dat berichten uit het Amerikaansche kwartier op onbegrij pelijke wijze werden overgebracht. Een der officieren van den Engelschen geheimen dienst werd daartoe bij de Amerikanen ge detacheerd. zeer tegen hun zin. omdat zij het spionnagewerk verachtelijk vonden. Maar de betreffende kapitein stoorde er zich niet aan, en al was de tusschenkomst van den Amerikaanschen commandant noodig om het hem mogelijk te maken zijn werk te doen, hij kon tenslotte zijn onverdeelde aan dacht vestigen op een kasteel in de buurt van Romorantin. Het naburig Duitsche ge vangenenkamp was door hem reeds voor zien van verklikkers, die ongemerkt elk gesprek konden opvangen; zelfs was een zgn. schaap geïntroduceerd, een man. die zich als Duitscher voordeed, maar in Engel schen dienst was. Op het kasteel woonde een ietwat zonder ling personage en deze leefde er met een nicht, een beeld van een meisje, dat de Ame rikaansche officieren tot haar regelmatige bewonderaars had Niet zoo heel lang daar na kwam Flora als stenotypiste den Ame rikaanschen commandant van het kamp ter zijde staan. De Amerikaansche officieren verdeelden hun bewondering, en als spoe dig raakten de beide vrouwen met elkan der bevriend. Vanaf dat oogenblik kostte het de geroutineerde Flora weinig moeite tegenover de gelegenheidsspionne het spel te winnen. Met haar op reis gegaan wist zij de vrouw te ontmaskeren, die te Parijs de berichten van haar oom aan haar in ontvangst nam. Flora, de mooie Flora, zal geen spier hebben vertrokken toen zij ver nam, dat op een zonnigen ochtend van het najaar 1918 zoowel de oom als het nichtje met do vrouw, die als tusschenpersoon diende, waren geëxecuteerd! Er zijn spionnen en spionnen. Dat wil zeggen, er zijn er, die niet anders hebben credaan in hun heele leven dan spionneeren, daartoe gebracht hetzij door geldelijke om standigheden, hetzij door de zucht naar avonturen, hetzij om op deze wijze hun va derland te dienen. Hun routine maakt hen tot gevaarlijke tegenstanders, die men niet gemakkelijk kan overrompelen. Maar tijdens den oorlog waren^ er. in dienst van heide kampen, tallooze gelegenheidsspionnen, he zij voor een bepaalden duur, hetzij voor een bepaalde reis, hetzij voor een henaald punt. De spionnage in do landen, waar vijande lijke legers stonden, was geheel op deze wiize ingericht; zii moest onder de oogen van den vijand worden opgebouwd en gehandhaafd, en men begrijpt, welk een slag aan den spionnagedienst van eenig land werd toe gebracht. wanneer een onvoorzichtigheid van eenigen agent geheel het spionnagenet aan den vijand deed ontdekken. Vandaar ook, dat slechts de allerhoogst geplaatsten, bijkans immer ondergebracht in volkomen veilige toevluchtsoorden, de draden van het net of van meer netten in handen hielden. Geen Duitsch of Fransch of Engelsch agent kende iets meer dan het direct doeleinde van eigen onderneming, en werd slechts in zooverre met andere persoonlijkheden en doeleinden op de hoogte gesteld als strikt noodzakelijk was voor het verkrijgen van resultaten en het beschermen, zooveel moge lijk, van eigen veiligheid. Een amateur-spion. Onder de categorie van de amateurs, de tijdelijke agenten, die zich aanboden, voor een niet gering deel uit zucht naar avontu ren, behoort ongetwijfeld de Engelsche pu blicist, die rustig reisde naar Weenen, Sofia, Konstantinopel en Klein-Azië, terwijl deze landen door de centrale legers waren bezet en zelfs het minste vermoeden, dat hij tot de Engelsche nationaliteit behoorde, hem het leven had kunnen kosten. Hij erkent vol mondig. dat hij, van een dergelijke reis met tal van avonturen teruggekeerd, wel eenigs- zins aarzelde toen hij opnieuw de grenzen moest overschrijden, \ooral waar een kleine, pasformaliteit hem in staat stelde nog on het laatste oogenblik het eenmaal genomen besluit te niet te doen. Maar hij voelde zich aan zichzelf en aan zijn land verplicht het voorgenomen plan ten uitvoer te brengen, en zoo zag hij met het oog van den belang stellenden toeschouwer, die vooral niet al te belangstellend mocht worden, Weenen in oorlogstijd. Hij hoorde er de menschen vrii- uit spreken, hij sprak er zelf met de men schen die hem hielden voor een Duitschen vriend. Hij leerde er het oorlogsregime beter kennen dan tot dusverre in het Engelsche kamp het geval was, en hij bemerkte, dat al evenzeer als in Duitschland jje gewonden zoo ver mogelijk buiten de centra werden gehouden. Hij vernam er ook het. tragisch lot van het 28ste linieregiment, uit Praag afkomstig, en uitsluitend uit Tsjechen samengesteld, die de Oostenrijkers en den Oostenrijkschen dienst verfoeiden. Geheel het regiment was besloten tot deserteeren; officieren en sol daten waren het met elkaar volledig eens Toen op een dag het regiment troepen zag naderen, die zij voor Russische troepen hiel den, tengevolge van de ronde petten, die aan de Russen deden denken, wierpen zij de wapenen weg en hieven de handen omhoog. Het waren echter de Duitschers en de Duit sche officieren begrepen den toestand in een oogenblik. Geen ontkomen, geen verzet hielp. De mitrailleurs deden haar werk, en van de overgeblevenen werden van de sol daten een op vijf, op de officieren een op drie gefusilleerd. De overblijvenden werden naar de meest gevaarlijke punten van het front gestuurd en men kan veilig aannemen, dat er niemand meer is, die dit avontuur kan verhalen. Andere Tsjechische regimen ten waren gelukkiger. Lichtvaardigheid van een Hof raad. Onze Engelschman was natuurlijk van valsche papieren voorzien. En deze papieren waren zoo goed, dat zij hem een introductie verschaften bij een Hofraad, verbonden aan het Ministerie van Buitenlandsche Zaken, die hem een aanbeveling gaf voor het pers bureau van het Ministerie van Oorlog. In die aanbeveling werd op de gebruikelijke lichtvaardige wijze, die ookl particulieren onder elkander zoo licht geneigd zijn toe te passen, meegedeeld, dat de drager ervan, die natuurli'k met name werd aahgeduid, hekend was bij het Ministerie van Buiten- landsche Zaken en dat alle faciliteiten hem zonder bezwaar konden worden verleend. Dit document is op zijn verdere reis door Servië, Boelgarije en Turkije een soort van „Sesam open U" voor den Engelschman ge weest De Hofraad voegde er nog glim lachend aan toe, dat hij nooit een zoodanige introductie voor het Ministerie van Oorlog gaf, dan wanneer hij de personen zeer goed kende. Ja, zeide hij nog lachend, gij, die mij slechts aanbevolen zut zoudt een sjuon van de ergste soort kunnen zijn. Hij heeft ook later vermoedelijk nooit beseft hoe dicht hij bij de waarheid was. Buiten gevaar, maar toch ls oppas sen de boodschap. Onze Engelschman ondernam zijn reis over Boekarest, en daar, in het destijds nog on zijdige Roemenië was hij een oogenblik buiten gevaar, of eigenlijk in grooter ge vaar dan waar ook. Het ligt in de mensche- lijlte natuur om de voorzichtigheid uit het oog te verliezen, zoodra dit naar het uiter lijk mogelijk blijkt - Wat kon men dezen Engelschman dnen in Boekarest, wie zou er op hem letten! Gelukkig was hij verstandig genoeg om te begrijpen, dat men wel op hem lette. Gpen land of het had in bijkans elke belangrijke plaats een centraal bureau van inlichtingen. Een soort informatiebureau belast met het nagaan van de gangen en het identificorren van alle minder of meer be langrijke vreemdelingen. Gesteld, deze En gelschman zou zich in Boekarest in hoe lich te mate ook als vriend der geallieerden heb ben doen kennen, binnen 2-i uren ware dit te Weenen bekend gemaakt, en binnen ge lijken tijd zou de kostbare aanbeveling een wapen tegen hem geworden zijn. Meer dan één spion, zelfs zij, die over groote routine beschikten, hebben zich in een begrijpelijk verlangen nm de zenuwen te ontspannen, in de zgn. veilige neutrale toevluchtsoorden laten gaan, en nergens wellicht werden zij scherper gadegeslagen dan juist daar. In het land der Tnrken. Onze Engelschman reisde steeds door. Hij bezocht Boelgarije en Sofia; hij bezocht Konstantinopel en leerde er de Turken ken nen. Hij had er zelfs een onderhoud met F.nver Pasja, die toen als de aanstaande Turksche Napoleon in opkomst was. Hij kon er waarnemen hoezeer Duitsche ambtenaren en Duitsche officieren over geheel den Bal kan de lakens uitdeelden; hij kon er iets zien van de voorbereidingen van de expe ditie naar Ragdad. Ja, hij reisde langs den Anatolischen spoorweg; hij zag Engelsche en Fransche krijgsgevangenen; hij kon er de haat waarnemen, die men de Engelschen toedroeg, omdat zij er in geslaagd waren de planoen voor de doorgaande verbinding BagdadHamburg te verhinderen. En nog maals was hij in Konstantinopel en hoorde er van alles wat op don oorlog in Gallipoli betrekking had Zelfs vergistte hij zioh 'n keer door te groote belangstelling te toonen. Hpt was de voormalige Engelsche consul, die hem in de grootste verlegenheid bracht en tegenover wien hij zich niet kon ontpoppen, omdat het in oorlogstijd zelfs niet altijd vaststond of ook deze consuls niet met spionnagediensten zich afgaven. In de nabijheid van twee vorsten. Zoo aanvaardde hij den terugweg. Hij kwam te Nisi, in normalen tijd het grens station tusschen Serv'ë m Boelgarije, de plaats, waarheen tl" ce--vische wetgevende vergadering na de i--<-n,inf van Belgrado i-aa' zetel had verlegd Fn daar hoorde hij, dat Keizer WilhPlm t Nisj werd verwacht. Dat was een gelegenheid, te mooi om te la- t. i voorbij gaan. Er was ongetwijfeld ge- DE CRISIS EN ONZE IN- EN UITVOER CONGRES DER R.-K. WERKGEVERSVEREEN. Heden houdt de Alg. R. Kath. Werkgevers vereen, te Den Haag een algemeene verga dering waar Mr M J M v. S p a e n d o n c k sprak over: De Crisis en De Import en Dr. L G. Kortenhorst over: De crisis en de De stellingen die de beide sprekers uit werkten luidden als volgt: Stellingen van Mr. B. J. M. van Spaendonck: I. Het binnenlandsche afzetgebied, in nor male omstandigheden voor vele bedrijfstak ken reeds van overwegen De beteekenis, is, bij de huidige export-moeilijkheden, voor den omvang der werkgelegenheid in de Ne- derlandsche industrie in het algemeen be slissend. II. De overheid heeft daarom tot taak om dit binnenlandsche afzetgebied te beveiligen tegen den toevloed van buitenlandsche fa brikaten, alsmede om aan de Nederlandsche indlstrie op De binnelandsche markt, waar mogelijk, een compensatie te geven voor het verlies der door de abnormale omstandig heden exportmogelijkheden. III. Voor de vervuiling dezer taak beschikt de regeering over de bevoegdheden haar in de Crisisinvoerwet verleend. IV. De mate waarin en de wijze waarop de Regeering tot au toe van deze bevoegd heden heeft gebruik gemaakt, is niet in over eenstemming met de eischen, die aan een vaar verbonden aan langer oponthoud, een enkele waarschuwing uit Konstantinopel, hoe oppervlakkig bedoeld, kon gevolgen met zich dragen, die ernstiger werden, wanneer men zou bemerken, dat de bedoelde vreem deling trachtte in de nabijheid van den Kei zer te komen. Maar wie niet waagt die niet wint, en onze Engelschman trok er op uit om met den aanbevelingsbrief van Weenen en papieren, hem inmiddels door Enver Pasja verschaft, den prefect van Nisj te be zoeken. En deze beloofde hem te doen wat hij kon; schreef de nieuwsgierigheid van don Engelschman aan nieuwsgierigheid zon der meer toe. Het was een toeval, dat onze Engelschman den Keizer zag, maar hij maakte ervan wat hij maken kon. F.n zoo had hij gelegenheid de vermoeidheid van het gezicht van den Keizer te lezen, schoon deze al het mogelijke deed om zich bij zijn omgeving aangenaam te maken. Zeer zorgvuldig inspecteerde hij de Boelgaarsche soldaten; hij sprak met groote beminnelijkheid. Maar terwijl de Engelschman rustig toekeek naar wat de Keizer en (Je hem vergezellende toenmalige Tsaar van Boelgarije, de thans onttroonde Ferdinand, deden, omringden hem Boelgaar sche officieren in burgerkleedij, die hem naar de reden van zijn oponthoud in Nisj vroegen. Doch alles schikte zich ten beste; hij werd naar het persbureau der Boelgaren gebracht en daar verkreeg hij nieuwe in troducties, die het hem juist mogelijk maak ten aan den fe.ostelijken maaltijd, ter eere van den Keizer georganiseerd, deel te nemen. Op den IS Januari 1916 had deze maaltijd, voor den Keizer wellicht niets bijzonders, voor Koning Ferdinand van beteekenis, plaats. Het Leibgarde Regiment speelde een programma, waarop Wagner naast Lehar en Chopin naast Zierer voorkwamen. De maal tijd was naar de omstandigheden berekend. Geheel het banket had de koelheid, die er van officieele banketten uitgaat. De Engelsch man kon niet ontkennen, dat hij zich zenuw achtig gevoelde en in zijn zenuwachtigheid niet over ziju volle waarnemingsgave be schikte. Falkenhayn, toen chef van den groo ten Generalen Staf, zat ter zijde van Koning Ferdinand; onze Engelschman niet veel meer dan 15 meter van de souvereinen ver wijderd. En weer viel het hem op, dat de Keizer vermoeid was, zoo vermoeid, dat men nauwelijks begreep hoe hij uit zijn bed was gekomep om in een kleine Servische stad, die nog slechts petroleumverlichting kende op dat oogenblik, aan een banket aan te zitten. Eensdeels kreeg onze Engelschman den indruk, dat de Keizer redenen had om zich aangenaam te maken bij den Boelgaar- sclien Tsaar, anderzijds was het opvallend dat de Keizer, die dit anders nooit zou heb ben verdragen, de hijkans gelijkheid van be handeling van Koning Ferdinand aan vaardde. Redevoeringen. Naar hals terug. Redevoeringen werden uitgesproken, en zij werden natuurlijk gepubliceerd. Iets bij zonders werd er slechts in zooverre in gp- zegd, dat de banden van Boelgarije met dcD Duitschen en Oostenrijkschen bondgenoot cr door werden versterkt. De gebeurtenissen van 1908 waren zeer zeker niet uit het in telligente hoofd van Ferdinand verdwenen; de gebeurtenissen, die er hem aan moeten hebben herinnerd, dat Oostenrijk hem aan de verheffing tot Tsaar moeilijkheden in den weg heeft gelegd, waaraan hij slechts is ontkomen, doordat Oostenrijk eigen doelein den door de bezetting van Bosnië en Herze- gowina diende. Kroonprins Boris was aan wezig, en ook prins Cyril. Men heeft later in de Duitsche couranten kunnen lezen, dat de Keizer prins dyril in de armen nam er op de meest hartelijke wijze met hem speel de, ja zelfs op zijn knie deed plaats nemen. De Duitsche journalisten \ergaten alleen, dat de toestand van den eenen arm des Keizers hem lot dergelijke verrichtingen zelfs niet een kind van zeven weken niet ïr. staat had gesteld! Maar de Keizer was niet vroolijk, en veel gemakkelijker dan hij sprak de Boelgaarsche souverein, die niet de min ste moeite scheen te hebben om zija woor den te vinden. Het verhaal van onzen Engelschman over het in zekeren zin historische banket te Nisj heeft eerst later zijn wog gevonden in de Engelsche couranten. Verzenden kon hij het niet, want er was Duitsche censuur, die zelfs en begrijpelijker wijze op de brieven van onschuldige en nieuwsgierige reizigers lette. Het is na zijn publicatie meermalen tegengesproken, omdat in den oorlogstijd geen keizer of koning zich kon veroorloven er vermoeid of somber of zelfs minder opge wekt uit te zien! De Engelschman reisde niet zonder gevaar verder; slechts per militairen trein kon hij naar Weenen komen. Vandaar ging de reis gemakkelijk, totdat... hij de Fransche grenzen had bereikt en, komende uit het neutraio Zwitserland, door zijn Fransche vrienden hijkans werd belet om nog tijdie naar Londen te komen. Zelfs met het ophelderen van zoodanige vergissing moeten de spionnen in oorlogstijd do groot ste voorzichtigheid in acht nemen, want op het oogenhlik. dat hij zijn ophelderingen geeft aan de douaniers of pnsbeambten. weet hij niet wie er meeluistert! Doelbewuste crisis politiek in het bijzonder met het oog op onze betalingsbalans en op het behoud der werkgelegenheid, moeten worden gesteld. V. Met name is met de Nederlandsche be langen Ln strijd, de mate waar in de invloed van buitenlandsche regeeringen en belang hebbenden het tempo van uitvoering der Crisisinvoerwet en den omvang der contin genten beheerscht VI. De tot nu toe gevolgde wijze van uit voering der Crisisinvoerwet heeft voor de bedrijven, die contingenteering van den in voer van ha i artikelen vroegen doch voorals nog niet verkregen, het averechtsche gevolg gehad, dat de invoer in De betreffemde bran che extra werd gestimuleerd, zoodat een eventueele contingenteering i.von. de abnor male voorraden bij den handel geruimen tijd geen effect zal kunmen sorteeren. VII.Eveneens zal moeten worden gebro ken met De zuiver ambtelijke uitvoering der contingenteeringsbesluiten; aan de belang hebbende organisaties van nijverheid en handel in den betrokken tak van bedrijf be hoort gelegenheid te worden gegeven door kleine commissies van advies ten dienste van Ihet Crisisinvoerbureau in De uitvoering der maatregelen mede te spreken. VIII. Het Algemeen Nederlandsch belang cischt dat de Regeering ten spoedigste de handelspolitieke voorwaarden schept, om de contingenteeringsmaatregelen te kunnen prijsgeven tegenover den invoer uit Die lan den, die bereid zijn onzen export, op re delijke wijze te bejegenen; onverwijlde her ziening der handelsverdragen met het oog op de meestbegunstigingsclausule is daar voor eerste voorwaarde. De stellingen van Dr. Kortenhorst luiden: I. De leidende gedachte bij de crisispoli- tiek van ons land zal gericht moeten zijn op het bewaren van de economische kracht van ons volk als geheel. II. Ons volk zal daarom in staat moeten zijn, om zooveel mogelijk alle factoren, die deze kracht kunnen beïnvloeden in onder linge harmonie te beheerschen en te beinvloe den. III. Het is Dan ook niet voldoende wan neer de invoer van goederen -wordt geregeld de agrarische productie door allerlei maat regelen wordt gesteund en de productiekos ten en kosten van levensonderhoud worden verlaagd. IV. Even noodzakelijk voor behoud van de economische kracht van ons volk is het openhouden van onze exportmogelijkheden. V. De meestbegunstiging is een beletsel gebleken om de exportbelangen voldoende te behartigen, met name doordat daardoor het sluiten van regionale overeenkomsten en het verleenen van preferenties aan lan den, die bereid zijn op basis van wederkee- righeid exportbelemmeringen op te heffen of te verminderen, onmogelijk wordt ge maakt. VI. De meestbegunstiging kan in dit tijds gewricht slechts beteekenis hebben, wan neer zij kan werken tusschen grootere eco- nomischfe complexen dan thans 't geval is. VII. Het is een levensbelang, zoowel voor Indië als voor het Moederland, wanneer bei de gebiedsdeelen van ons land zich econo misch nauwer aaneensluiten. VIII. Zonder actieve handelspolitiek staat ons land machteloos tegen de douane-con- tingenteerings-deviezen- en represaille-poli tiek van vreemde mogendheden en zal ons land in versneld tempo zijn exportmarkten verliezen ten bate van landen, die wel een actieve handelspolitiek voeren. UIT TROPISCH NEDERLAND CRISISKLANKEN Tabak en thee. De economische toestand van Indië in 1931. Da lende landsinkomsten en dure bureaucratie. Onze correspondent te Batavia sdhrijft ons: Schreef ik een vorige maal, dat tihee en tabak zicih nog eenigszins konden handha ven, thans blijkt. Dat ook deze twee cultures niet onberoerd worden gelaten door de crisis. De taibaksinschrijvingen te Amsterdam wa ren zeer ongunstig, waarom verschillende groote maatschappijen besloten de verloven op te schorten en de employé's die in Ne derland met verlof zijn, voorloopig niet naar hun plantages terug te zenden. De Deli Plan- tersvereeniging besloot de salarissen van het geheele Europeesche personeel der bij haar aangesloten maatschappijen met 10 pet. te verlagen; met ingang van 1 Mei zullen ook De loonen van mandoers en koelies worden verlaagd, en waarschijnlijk zullen sommige ondernemingen worden gesloten. Uit het pas verschenen verslag van Ir. E. P. Wellenstein, voorzitter van de z.g. Kleine Welvaartseommissie, over den economischcn toestand van Ned.-Indië in 1931 blijkt, dat de thee, waarvoor in 1931 nog vrij gunstige prijzen werden gemaakt, ook in de alge meene prijsdaling werd betrokken, al is De toestand in deze culture veel gunstiger dan die in rubber en suiker. De rubbercultuur lijdt onder algemeene overproductie. Het met rubber beplante areaal is voortdurend toegenomen, bovendien steeg door zaad selectie en toepassing van oculaties met uit gezocht materiaal de productie per H.A. Concurrentie van de Inlandsche rubbercul tuur helpt mede om de positie der onderne mingsrubber slechter te maken. Restrictie, zooals bij de suiker geschiedt, is na lange onderhandelingen op onoverkomelijke moei lijkheden afgesprongen. De suiker onder- n inrit de g'volgen der binnenlandsche moei lijkheden in China cn Britsch-Indië; een derde groot afzetgebied, Japan, ging voor de Javasche suiker verloren, doordat Japan zijn eigen productie dermate opvoerde, dat het nu een export- in plaats van een import- excedent heeft. Wel zeer duidelijk wordt de achteruitgang van het Indische liedrijfsleven uit de daling van het in Nid.-Inrtië werkend kapitaal van f 100 millioen in 1928 tot f 48 millioen in 1931. De bankbiljettencirculatie daalde in deze periode van gemiddeld f 314 millioen tot gemiddeld f 213 millioen. De landsinkomsten bewegen zioh nog steeds in dalende lijn. de ernst van den toe stand begint nu eindelijk ook tot de groote massa der ambtenaren door te dringen, he laas nog niet in voldoende mate tot de ver antwoordelijke depariement-sleiders, dienst hoofden en lagere chefs. In dezen tijd blijkt wel zeer sterk De groote last dien een naar verhouding veel te sterk ambtenarencorps op de begrooting legt. Op een normaal- budget van f 400 millioen per jaar weegt oen last aan salarissen en pensioenen van 225 millioen. Nu kan in een koloniaal land dat nog sterk bevoogd wordt, bedoelde ver houding nooit zoo zijn als in een normaal, democratisch geregeerd land. Maar toch is een bedrag van meer Dan de helft van het budget voor salarissen en pensioenen, ab normaal. Gpvolg ook al weer van gemis aan verantwoordelijkheidsbesef in da goede ja ren Men nenoemde maar en nam maar aan, zonder economisch besef. Het zeer ster ke corps bestuursambtenaren spreekt in dit opzicht duidelijke taal. Dat men Indië te veel op papier, academisch, geregeerd heeft, Dtarbij controle op controle stapelende, wreekt zich nu maar al te sterk. In sommige kleine plaatsen struikelt men over de hoo- gpre en lagere bestuursambtenaren, die elkaar slechts in den weg loopen en veelal onproductief werk doen, rapporten en staten opstellen voor een departement, dat deze dingen netjes opbergt in de archieven, er althans niet steeds zoodanig gebruik van maakt en kan maken, dat al het eraan be stede werk beloonD is. Op de departementen is ook het ambtenarenleger uitgebreid zon der dwingende noodzaak. Niet dat er niet hard gewerkt wordt over het algemeen, maar het noodlottige administreer- en bepalingen- systeem vereischte telkens meer handen voor arbeid, waarvan een gewoon sterveling zich afvraagt, of deze wel eenig nut heeft! Eén staaltje: een mijner vrienD-n. ingenieur bij de Burgerlijke Openbare Werken, tijdelijk toegevoegd aan de Provinciale Waterstaat, heeft eens uitgerekend, dat zelfs een een voudige brief, die van dit kantoor uitging, een bedrag vanf f15 kostte! Eenerzijds kwam dit door de hooge salarissen, maar anderzijds vooral ook door het systeem, dat men de eenvoudigste epistels zoowat door alle handen laat gaan. en doet veranderen tot in den treure, terwijl ook de inhoud zoo omslachtig mogelijk wordt gesteld. Men vraagt zich weieens af, of er onder de chefs, die eiken Dag weer degelijke dingen teeke nen, nu niet eens één keer een mensch is die zulk systeem den ne-k omdraait! Kunst en Letteren. DE BOEKENWEEK Een sympathieke gedachte was het van de organisaties voor Je tweede Boekenweek een blijvend aandenken beschikbaar te stel len voor hen, die een zeker bedrag aan boe ken besteden. Dit blijven aandenken bestaat in een boek: Geschenk. Drie en dertig Nederlandsche schrijvers en schrijfsters hebben hiervoor een bijdrage geleverd, de meeste naar aan leiding van eenige vragen over hun werk. Het boek, Dat in 32.000 exemplaren belange loos gedrukt werd door de Drukkerij Van de Garde te Zalt-Bommel, is versierd met de prachtig uitgevoerde portretten der mede werkers. De vragen, die de redactie de medewer kende letterkundigen, zoowel dichters en romansol i rij vers als kinderauteurs en es sayisten, heeft voorgelegd, zijn: Hoe kwaamt ge tot het schrijven van uw eerste boek? Voor welk uwer boeken hebt ge een voor liefde? Wilt ge ons iets vertellen van uw liefhebberijen? Wilt ge ons iets ontsluieren omtrent uw toekomstplannen? Hoe denkt ge over onzen modernen tijd? Men moet vooral niet verzuimen de ant woorden op de laatste vraag te lezen. Een enkele maal zijn ze toch wel vermakelijkk. Neen, niet al onze letterkundigen zijn men schen. die een dam helpen opwerpen „tegen den wassenden vloed van allerlei ongeloof en défaitisme, die de oude westersche be schaving van —eer dan één zijde aantast"* (J. Tersteeg). Maar wij gaan thans niet op de samen stelling van de bundel noch op de inihoud der afzonderlijke bijdragen in. Alleen ver heugt het ons, dat er van de 33 auteurs vier behoonen tot onze eigen kring: W. G. v. d. Hulst, Hendrika Kuyper van Oordt, C. Rijns dorp en Wilma. Wij stemmen in met de opwekking: Koopt en leest! Maar voegen erbij: Denkt daarbij in de eerste plaats aan de eigen schrijvers. En vermijdt dan de eenzijdigheid, waartoe De redactie van Geschenk is vervallen, door zioh te beperken tot de fraaie let teren. Vergeet vooral niet werken te koo- pen van onze groote godgeleerden, opvoed kundigen, historici, enz. Want de goede belletrie is goed en aangenaam, maar zij mag de degelijke, vaste spijs voor hoofd en hart niet verdringen of vervangen. STEMMEN DES TIJDS April 1932. A. v. Dijk opent met „Het is volbracht". Dr. J. de Zwaan handelt over „De in Egypte gevonden papyri van den Bijbel" en zet uit een waarom de gevolgen voor de Schriftken nis niet zoo bizonder groot kunnen zijn. Dr. W. A. P. Smit begint een „Kroniek der Poëzie" en wijst op de het Christendom-vij- andige-tendenz in het werk der meeste Jon geren n.l. navolging van „De Vrije Bladen" en mee willen doen- Wat het laatste betreft keurt Smit het publiceeren van verzen in bladen waar ze absoluut niet thuis hooren, beslist af. „Maar als men zoozeer het wezenlijke van de eigen groep en den eigen geest uit het oog verliest dat men geregeld meewerkt aan tijdschriften die positief en principieel een daarmee strijdige levensbeschouwing voor staan dan doet me dat onwillekeurig aan als een verraad tegenover het eigen beginsel en een stilzwijgende erkenning van minder waardigheid. Ook in 't literaire leven heeft tenslotte ieder zijn eigen plaats, waar God hem gesteld heeft, om daar zijn taak te vervullen". Dr. Smit bespreekt tal van bundels o.a.' ook „Wij willen niet" door Henr Roland Holst, dat hem een groote teleurstelling is geweest en niet ontroeren kon: „verstande lijk maakwerk." Dr. Gerard Brom bespreekt nog eens de kwestie van het auteurschap van ons Volks lied. Op 't oogenhlik staat het zoo dat de letterkundigen 't lied aan Mnrnix willen toe schrijven, terwijl geschiedkundigen beweren het niet te kunnen doen. Eerst tekent Prof. Brom af met de vooropgezette stellingen, di© Marnix' auteurschap in de weg staan, en voert daarna positieve pleitgrnmlen ervoor aan. Een der sterkste hiervan is het gedicht van Marnix uit 1578, toen hij op last der Staten als scheidsrechter kwam optreden tegen de stad Groningen en de Ommelanden en waarin duidelijk de taal van het Wilhel mus hoorbaar is. Everar-i Gewin schetst de Kracht van talrijke lichamelijk zwakken in de ge schiedenis: dichters, kunstenaars, geleerden, enz. Dr. J. Veldkamp herdenkt drie F.ngel- sche auteurs: D H. Lawrence. Arnold Ben net en Edgar Walloce Raarh-S verzorgt da buitenlandsche Kroniek. Tot slot „Leestafel". Een wondermooi nummer. KAREL VAN DE WOESTIJNE De leden van het Karei van-de-Woestijn® genootschap ontvangen dezer -lagen ..Begin selen der Chemie" on „Jeugdverzen". De secretaris van het Genootschap Afau- rits Roelants is bezig aan het verzamelen van de gramofoonplaat-hesprek ineen -li© Van -4e Woestijn© gaf in de Brut* 'sche „StondaaM" en de kritieken, die hij aaf over de concerten Ln de Kuraoal te Ostend©. Dit bundeltje, ingeleid door een musicus, zal dus van beteekenis zijn voor de kenmq» van Van do Woestijn© als muziokkritikus.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 11