Spionnage in
grooten oorlog
DINSDAG 10 MEI 1932
PAG. 11
HOE DE MOOIE FLORA WERKTE
Een Engelsche spion, die met den
Duitschen Keizer at
EEN TOCHT
POOR DE LENGTE EN BREEDTE
VAN HET VIJANDELIJKE LAND
iv
Wel niemand tal onkundig zijn van het
jfeit dat bij den spionnagearbeid vrouwen
uit eiken kring en van eiken stand mede
werking hebben verleend die tot de meest
waardevolle voor de spionnagediensten van
jde verschillende landen heeft behoord. \an
deze vrouwen geldt onverdeeld hetzelfde
hetgeen van de mannelijke medewerkers
Van worden gezegd: naast betaalde vrouwe
lijke spionnen wier werk daardoor vanzelf
in een ander daglicht treedt, zijn er tal-
loozen bij die bewijzen hebben gegeven van
groote zelfopoffering en moed, te grooter
omdat dagelijks terugkeerde de onzeker
heid waarin zij leefden en omdat van haar
Wellicht nog meer dan van de mannelijke
ïnedewerkers van den spionnagedienst kan
worden gezegd, dat één verkeerde blik. éen
.verkeerde stap haar onweerstaanbaar m het
verderf zou hebben gestort.
Een mooie, maar ongevoelige
vrouw.
Natuurlijk kenden de verschillende spion
nagediensten elkanders voornaamste mede-
Werkers. Dat wil zeggen, zij wisten, dat
ideze medewerkers bestonden; soms kenden
lij zelfs de namen of de pseudoniemen.
Maar van aangezicht kenden zij die mede-
Werkers slechts zelden, en dit was ook
uitermate moeilijk, omdat dit aangezioht
meer dan eens. ook op denzelfden dag, kon
veranderen. Tot de beste vrouwelijke mede
werksters die Downing Street zich verzeker
de behoorde, en behoort nog altijd, gelijk
Robert Boucard ons verzekert. de mooie
Flbra. Een vrouw die thans den middel
baren leeftijd angstig is genaderd, doch nog
altijd over zoodanige schoonheid moet be
schikken, dat zij alleen reeds daardoor
menigeen, zelfs ernstig aangelegde mannen,
lijn geheimen heeft ontfutseld. Alles is lief
talligheid aan haar en haar oogen weten
te lachen met een onschuld, die bijkans
verblindt. En toch is deze zelfde mooie
Flora de meest onverbiddelijke tegenspeel
ster die men hebben kan; is er staal in die
oogen. zoodra zij zich tegenover den vijand
heeft ontpopt, en kent zij geen erbarmen.
[Trouwens, slechts dde vrouwen die onge
voelig zijn. kunnen iu den spionnagedienst
succes bereiken.
Het gaat ook wel eens anders, want vrij
algemeen bekend is de geschiedenis van de
bij uitstek lieftallige Deensche, die de
Intelligence Service op comfortabele wijze
In een der eerste hotels van Kopenhagen
had geinstalleerd. teneinde er betrekkingen
aan te knoopen met de vele aanzienlijke
vreemdelingen, die in den oorlogstUd via
Kopenhagen kwamen en gingen. Langen
tijd achtereen verschafte deze agente waar
devolle rapporten, totdat op een gegeven
©ogenblik die waarde verminderde, steeds
achteruitging en eindelijk geheel ophield
te bestaan. De jongedame beweerde, dat de
haar toegekende bedragen niet toereikend
waren om haar slachtoffers tot spreken te
brengen. Maar op een goeden dag meldde
zij zich vrijwillig bij den chef van den En
gelschen dienst te Kopenhagen en bekende
hem onder een rijken tranenvloed, dat zij
haar beroep niet verder kon uitoefenen, om
dat zij doodelijk verliefd was geworden op
een van degenen, die zij tijdelijk in haar
netten had moeten vangen. Het pleit voor
haar, dat zij niet slechts ongenoopt deze
bekentenis deed. maar ook. diat zij onmid
dellijk aanbood de haar tevoren toegekende
bedragen te restitueeren.
Een die Downing Street uitlachte.
Niet alle vrouwen In dienst van Downing-
Street gevoelden gelijke schroom, maar ook
met haar wist de Intelligence Service korte
metten te maken. Het is met een jeugidige
Italiaansche voorgekomen dat zij. bij gebrek
aan wetenschap, deze wetenschap verzon en
rapporten opstelde, die telkenmale bleken
geeperlei grondslag van waarheid te bevat
ten. De Intelligence Service stond op het
punt met haar af to rekenen, toen zij zich
verloofde met een jong Fransch vlieger-
officier zoon van een der meest bekende
Fransche diplomaten. Tegenover dergelijke
onverwachte voorvallen staat zelfs de In
telligence Service machteloos, en de-ze jonge
Italiaansche is een dergenen, die den dienst
in Downing Street ongestraft heeft kunnen
uitlachen.
De ijiooie Flora leverde werk. dat telken
male genoemd en gezien mocht worden.
Waar moeilijke opdrachten waren te vervul
len, werd zij gezonden, en in bijkans eiken
maatschappelijken kring kon men haar
zien. De agenten van den Engelschen dienst,
die zoo nu en dan met haar in contact
kwamen, verwonderden zich geenszins
haar heden als grande dame in een der
voornaamste salons van Parijs of Londen
of Rome aan te treffen en den volgenden
dag Wellicht te ontmoeten als schoonmaak
ster op de spoorwegen of de booten.
Bijna in de val
Een keer werd Flora uitgezonden om den
man die de draadjes van den Duitschen
spionnagedienst In Zwitserland in handen
hield zijn geheimen afhandig te maken.
Zij moest niet slechts de dossiers, die Dow
ning Street reeds bezat, aanvullen, maar
ook voldoende bewijzen in handen krijgen
voor de rol die deze man vervulde teneinde
Engeland in staat te stellen van Zwitser
land zijn verbanning van het Zwitsersche
grondgebied te verkrijgen. Flora kwartier
de zich in hetzelfde Palace Hotel in Mon-
treux in. maar uiterst langzaam maakte zij
vorderingen. Want de Duitscher was een
gesloten man. op zijn hoede tegen eiken
overval. Totdat ook hij ten langen leste
voor de verleiding van Flora's vrouwelijke
schoonheid en onschuld en lieftalligheid
bezweek. Zij wilde op een gegeven avond
in zijn vertrekken, waarin hij uiteraard zijn
feheimen bewaarde, het souper komen ge-
ruiken. Nauwelijks was zij binnen of zij
herinnerde zich dat zij haar Bacon met
haar onmisbaar parfum in haar kamer had
achtergelaten. Welke man, zelfs al is hij de
meest nauwgezette agent eener oorlog
voerende mogendheid, kan weigeren zulk
een flacon te gaan halen? De Duitscher
deed het. en Flora zou een groot deel van
zijn geheimen hebben, ware niet op het
onverwacht de secretaris van den agent
binnengekomen, die haar overmeesterde en
aan den agent overleverde.
Men kan zich het tooneel voorstellen, dat
III stond in ons blad van 3 Mei,
volgde. Flora liep niet alleen het gevaar
zoodanig te worden gecompromitteerd, dat
haar geheele loopbaan er door zou worden
bedorven, maar agenten zijn wederzijds niet
geneigd al te scrupuleus op te treden jegens
de levens van andere agenten. Haar smee-
ken hielp niet en toen verklaarde zij zich
plotseling bereid om de geheimen van de
Intelligence te verraden. Geheel den nacht
was de Duitsche agent bezig met het oj>-
schrijven van namen en cijfers, zoovele, dat
hij eerst in den vroegen ochtend zijn ge
vangene de vrijheid kon hergeven. 1-Ioe
onvoorzichtig was hij geweest, want al
spoedig bleek het hem. dat hij absoluut
waardelooze. voor een groot deel misleiden
de Inlichtingen had ontvangen, die hem een
blnam Min zijn chefs bezorgden!
Zij stond voor niets.
Dezelfde Flora stond eigenlijk voor niets.
Ook Ln ons land is zij menigmaal geweest.
Zij organiseerde in 1916 in Belgiö geheel
den Engelschen dienst, welke ten doel had
om op de hoogt* te blijven van de Duitsche
troepenbeweging. Vermeldingen, schijnbaar
onschuldig voor den oningewijde, doch die,
verzameld op epn centraal punt. een over
zicht veroorloofden, dot voor de respectieve
generale staven van r.* grootste beteekenis
is. Flora verzamelde deze berichten, zij gaf
ze over aan de \erfoger wonrdigers van den
dienst, voor een deel in Holland gevest'
die met haar correspondeerden, dank zij ge
hedme koeriers wier praclijken, als men ze
al te weten kwam. altijd te laat werden
ontd-ekt. Gevaar was er elke minuut ja elke
seconde om haar heen; gevaar, geiijk de
Engelsche agent bemerkte, die. in het ge
waad van een monnik gestoken, te Keulen
werd gearresteerd en doodgeschoten en ge
lijk de Engelsche officier bemerkte, .tie zich
den eleganten dolman van een Hnngaarsih
krijgsmakker had aangetrokken. Maar een
vrouw als Flora vreesde dat gevaar niet, zag
het waarschijnlijk nauwelijks meer, even
min als de glazenwasscher liet ziet. die zijn
gevaarlijk beroep uitoefent.
Zoo slaagde zij er in, in betrekking te
komen met den man. die de geheime Duit
sche marinecode bewaarde. Zij werd. als
Oostenrijksche bij hem geïntroduceerd, al
spoedig zijn geliefde, en bracht hem er toe
op een avond in haar tegenwoordigheid tie
verzegelde doos te ojienen die de code be
vatte. Terwijl de olficier bezig was liet
dringende telegram, hem ter ontcijfering
toevertrouwd, in gereedheid te brengen,
wist Flora een klein oranje-kleurig boekje
tusschen haar kleeren te verbergen. Natuur
lijk heeft -de bedrogen officier het verlies
bemerkt en. had hij gedaan goüjk eigenlijk
zijn plicht hem voorschreef, hij had ervan
dienen kennis te ge-ven aan het ministerie
te Berlijn. Juist omdat hij het niet deed,
bleef de Duitsche marinecode onveranderd;
juist omdat het in zijn eigen belang was
het verlies niet te doen bemerken, ont
stond geen wantrouwen.
De Jutlandslag en de spionnage.
Men zegt, dat Admiraal Jellicoe gedurende
den Jutlandslag een valsch bericht heeft
ontvangen, dat heette afkomstig te zijn van
de Admiraliteit te Londen, en vermoedelijk
was afgezonidert door een Duitschen agent
in Engeland. Dit heeft hem ongetwijfeld
geleid tot een beweging, d-ie hij anders niet
zou hebben uitgevoerd. Maar aan den ande
ren kant kende hij een groot gedeelte van
de code van zijn tegenstanders, en wanneer
men zich herinnen hetgeen Winston Cur-
chlll heeft verhaald, kan men -de belangrijk
heid van dit voordeel niet ontkennen. Im
mers naar hetgeen de Engelsche Minister
mededeelde, had het in de bedoeling van
de Duitsche vloot gelegen zich. zoo goed en
zoo kwaad als het tegen -de Engelsche over
macht ging. den doorgang te forceeren naar
de hooge zee. Stuk voor stuk zouden de
Duitsche schepen zijn vernietigd, maar het
zou langen tijd hebben geduurd, voordat de
zee de veiligheid haid herkregen, die zij,
afgescheiden van het wapen der onderzee
booten. op dat oogenblik voor de Engelschen
en Fransohen en andere geallieerden had.
Gesteld, dat inderdaad de Duitsche vloot in
dit opzicht ware geslaagd, de verbinding
met Amerika ware verbroken en wat had
daaruit in dat stadium van den oorlog niet
kunnen voortvloeien!
Een mede-spionne betrapt.
En nog eens was het Flora, -die in Frank
rijk een mede-spionne betrapte. Geruimen
tijd reeds was gebleken, dat berichten uit
het Amerikaansche kwartier op onbegrij
pelijke wijze werden overgebracht. Een der
officieren van den Engelschen geheimen
dienst werd daartoe bij de Amerikanen ge
detacheerd. zeer tegen hun zin. omdat zij
het spionnagewerk verachtelijk vonden.
Maar de betreffende kapitein stoorde er zich
niet aan, en al was de tusschenkomst van
den Amerikaanschen commandant noodig
om het hem mogelijk te maken zijn werk te
doen, hij kon tenslotte zijn onverdeelde aan
dacht vestigen op een kasteel in de buurt
van Romorantin. Het naburig Duitsche ge
vangenenkamp was door hem reeds voor
zien van verklikkers, die ongemerkt elk
gesprek konden opvangen; zelfs was een
zgn. schaap geïntroduceerd, een man. die
zich als Duitscher voordeed, maar in Engel
schen dienst was.
Op het kasteel woonde een ietwat zonder
ling personage en deze leefde er met een
nicht, een beeld van een meisje, dat de Ame
rikaansche officieren tot haar regelmatige
bewonderaars had Niet zoo heel lang daar
na kwam Flora als stenotypiste den Ame
rikaanschen commandant van het kamp ter
zijde staan. De Amerikaansche officieren
verdeelden hun bewondering, en als spoe
dig raakten de beide vrouwen met elkan
der bevriend. Vanaf dat oogenblik kostte
het de geroutineerde Flora weinig moeite
tegenover de gelegenheidsspionne het spel
te winnen. Met haar op reis gegaan wist
zij de vrouw te ontmaskeren, die te Parijs
de berichten van haar oom aan haar in
ontvangst nam. Flora, de mooie Flora, zal
geen spier hebben vertrokken toen zij ver
nam, dat op een zonnigen ochtend van het
najaar 1918 zoowel de oom als het nichtje
met do vrouw, die als tusschenpersoon
diende, waren geëxecuteerd!
Er zijn spionnen en spionnen. Dat wil
zeggen, er zijn er, die niet anders hebben
credaan in hun heele leven dan spionneeren,
daartoe gebracht hetzij door geldelijke om
standigheden, hetzij door de zucht naar
avonturen, hetzij om op deze wijze hun va
derland te dienen. Hun routine maakt hen
tot gevaarlijke tegenstanders, die men niet
gemakkelijk kan overrompelen. Maar tijdens
den oorlog waren^ er. in dienst van heide
kampen, tallooze gelegenheidsspionnen, he
zij voor een bepaalden duur, hetzij voor een
bepaalde reis, hetzij voor een henaald punt.
De spionnage in do landen, waar vijande
lijke legers stonden, was geheel op deze wiize
ingericht; zii moest onder de oogen van den
vijand worden opgebouwd en gehandhaafd,
en men begrijpt, welk een slag aan den
spionnagedienst van eenig land werd toe
gebracht. wanneer een onvoorzichtigheid
van eenigen agent geheel het spionnagenet
aan den vijand deed ontdekken. Vandaar
ook, dat slechts de allerhoogst geplaatsten,
bijkans immer ondergebracht in volkomen
veilige toevluchtsoorden, de draden van het
net of van meer netten in handen hielden.
Geen Duitsch of Fransch of Engelsch agent
kende iets meer dan het direct doeleinde
van eigen onderneming, en werd slechts in
zooverre met andere persoonlijkheden en
doeleinden op de hoogte gesteld als strikt
noodzakelijk was voor het verkrijgen van
resultaten en het beschermen, zooveel moge
lijk, van eigen veiligheid.
Een amateur-spion.
Onder de categorie van de amateurs, de
tijdelijke agenten, die zich aanboden, voor
een niet gering deel uit zucht naar avontu
ren, behoort ongetwijfeld de Engelsche pu
blicist, die rustig reisde naar Weenen, Sofia,
Konstantinopel en Klein-Azië, terwijl deze
landen door de centrale legers waren bezet
en zelfs het minste vermoeden, dat hij tot
de Engelsche nationaliteit behoorde, hem het
leven had kunnen kosten. Hij erkent vol
mondig. dat hij, van een dergelijke reis met
tal van avonturen teruggekeerd, wel eenigs-
zins aarzelde toen hij opnieuw de grenzen
moest overschrijden, \ooral waar een kleine,
pasformaliteit hem in staat stelde nog on
het laatste oogenblik het eenmaal genomen
besluit te niet te doen. Maar hij voelde zich
aan zichzelf en aan zijn land verplicht het
voorgenomen plan ten uitvoer te brengen,
en zoo zag hij met het oog van den belang
stellenden toeschouwer, die vooral niet al
te belangstellend mocht worden, Weenen in
oorlogstijd. Hij hoorde er de menschen vrii-
uit spreken, hij sprak er zelf met de men
schen die hem hielden voor een Duitschen
vriend. Hij leerde er het oorlogsregime beter
kennen dan tot dusverre in het Engelsche
kamp het geval was, en hij bemerkte, dat al
evenzeer als in Duitschland jje gewonden
zoo ver mogelijk buiten de centra werden
gehouden.
Hij vernam er ook het. tragisch lot van het
28ste linieregiment, uit Praag afkomstig, en
uitsluitend uit Tsjechen samengesteld, die
de Oostenrijkers en den Oostenrijkschen
dienst verfoeiden. Geheel het regiment was
besloten tot deserteeren; officieren en sol
daten waren het met elkaar volledig eens
Toen op een dag het regiment troepen zag
naderen, die zij voor Russische troepen hiel
den, tengevolge van de ronde petten, die aan
de Russen deden denken, wierpen zij de
wapenen weg en hieven de handen omhoog.
Het waren echter de Duitschers en de Duit
sche officieren begrepen den toestand in
een oogenblik. Geen ontkomen, geen verzet
hielp. De mitrailleurs deden haar werk, en
van de overgeblevenen werden van de sol
daten een op vijf, op de officieren een op
drie gefusilleerd. De overblijvenden werden
naar de meest gevaarlijke punten van het
front gestuurd en men kan veilig aannemen,
dat er niemand meer is, die dit avontuur
kan verhalen. Andere Tsjechische regimen
ten waren gelukkiger.
Lichtvaardigheid van een Hof
raad.
Onze Engelschman was natuurlijk van
valsche papieren voorzien. En deze papieren
waren zoo goed, dat zij hem een introductie
verschaften bij een Hofraad, verbonden aan
het Ministerie van Buitenlandsche Zaken,
die hem een aanbeveling gaf voor het pers
bureau van het Ministerie van Oorlog. In
die aanbeveling werd op de gebruikelijke
lichtvaardige wijze, die ookl particulieren
onder elkander zoo licht geneigd zijn toe te
passen, meegedeeld, dat de drager ervan,
die natuurli'k met name werd aahgeduid,
hekend was bij het Ministerie van Buiten-
landsche Zaken en dat alle faciliteiten hem
zonder bezwaar konden worden verleend.
Dit document is op zijn verdere reis door
Servië, Boelgarije en Turkije een soort van
„Sesam open U" voor den Engelschman ge
weest De Hofraad voegde er nog glim
lachend aan toe, dat hij nooit een zoodanige
introductie voor het Ministerie van Oorlog
gaf, dan wanneer hij de personen zeer goed
kende. Ja, zeide hij nog lachend, gij, die mij
slechts aanbevolen zut zoudt een sjuon van
de ergste soort kunnen zijn. Hij heeft ook
later vermoedelijk nooit beseft hoe dicht hij
bij de waarheid was.
Buiten gevaar, maar toch ls oppas
sen de boodschap.
Onze Engelschman ondernam zijn reis over
Boekarest, en daar, in het destijds nog on
zijdige Roemenië was hij een oogenblik
buiten gevaar, of eigenlijk in grooter ge
vaar dan waar ook. Het ligt in de mensche-
lijlte natuur om de voorzichtigheid uit het
oog te verliezen, zoodra dit naar het uiter
lijk mogelijk blijkt - Wat kon men dezen
Engelschman dnen in Boekarest, wie zou er
op hem letten! Gelukkig was hij verstandig
genoeg om te begrijpen, dat men wel op hem
lette. Gpen land of het had in bijkans elke
belangrijke plaats een centraal bureau van
inlichtingen. Een soort informatiebureau
belast met het nagaan van de gangen en het
identificorren van alle minder of meer be
langrijke vreemdelingen. Gesteld, deze En
gelschman zou zich in Boekarest in hoe lich
te mate ook als vriend der geallieerden heb
ben doen kennen, binnen 2-i uren ware dit
te Weenen bekend gemaakt, en binnen ge
lijken tijd zou de kostbare aanbeveling een
wapen tegen hem geworden zijn. Meer dan
één spion, zelfs zij, die over groote routine
beschikten, hebben zich in een begrijpelijk
verlangen nm de zenuwen te ontspannen, in
de zgn. veilige neutrale toevluchtsoorden
laten gaan, en nergens wellicht werden zij
scherper gadegeslagen dan juist daar.
In het land der Tnrken.
Onze Engelschman reisde steeds door. Hij
bezocht Boelgarije en Sofia; hij bezocht
Konstantinopel en leerde er de Turken ken
nen. Hij had er zelfs een onderhoud met
F.nver Pasja, die toen als de aanstaande
Turksche Napoleon in opkomst was. Hij kon
er waarnemen hoezeer Duitsche ambtenaren
en Duitsche officieren over geheel den Bal
kan de lakens uitdeelden; hij kon er iets
zien van de voorbereidingen van de expe
ditie naar Ragdad. Ja, hij reisde langs den
Anatolischen spoorweg; hij zag Engelsche en
Fransche krijgsgevangenen; hij kon er de
haat waarnemen, die men de Engelschen
toedroeg, omdat zij er in geslaagd waren de
planoen voor de doorgaande verbinding
BagdadHamburg te verhinderen. En nog
maals was hij in Konstantinopel en hoorde
er van alles wat op don oorlog in Gallipoli
betrekking had Zelfs vergistte hij zioh 'n keer
door te groote belangstelling te toonen. Hpt
was de voormalige Engelsche consul, die
hem in de grootste verlegenheid bracht en
tegenover wien hij zich niet kon ontpoppen,
omdat het in oorlogstijd zelfs niet altijd
vaststond of ook deze consuls niet met
spionnagediensten zich afgaven.
In de nabijheid van twee vorsten.
Zoo aanvaardde hij den terugweg. Hij
kwam te Nisi, in normalen tijd het grens
station tusschen Serv'ë m Boelgarije, de
plaats, waarheen tl" ce--vische wetgevende
vergadering na de i--<-n,inf van Belgrado
i-aa' zetel had verlegd Fn daar hoorde hij,
dat Keizer WilhPlm t Nisj werd verwacht.
Dat was een gelegenheid, te mooi om te la-
t. i voorbij gaan. Er was ongetwijfeld ge-
DE CRISIS
EN ONZE IN- EN UITVOER
CONGRES DER
R.-K. WERKGEVERSVEREEN.
Heden houdt de Alg. R. Kath. Werkgevers
vereen, te Den Haag een algemeene verga
dering waar Mr M J M v. S p a e n d o n c k
sprak over: De Crisis en De Import en Dr. L
G. Kortenhorst over: De crisis en de
De stellingen die de beide sprekers uit
werkten luidden als volgt:
Stellingen van Mr. B. J. M.
van Spaendonck:
I. Het binnenlandsche afzetgebied, in nor
male omstandigheden voor vele bedrijfstak
ken reeds van overwegen De beteekenis, is,
bij de huidige export-moeilijkheden, voor
den omvang der werkgelegenheid in de Ne-
derlandsche industrie in het algemeen be
slissend.
II. De overheid heeft daarom tot taak om
dit binnenlandsche afzetgebied te beveiligen
tegen den toevloed van buitenlandsche fa
brikaten, alsmede om aan de Nederlandsche
indlstrie op De binnelandsche markt, waar
mogelijk, een compensatie te geven voor het
verlies der door de abnormale omstandig
heden exportmogelijkheden.
III. Voor de vervuiling dezer taak beschikt
de regeering over de bevoegdheden haar in
de Crisisinvoerwet verleend.
IV. De mate waarin en de wijze waarop
de Regeering tot au toe van deze bevoegd
heden heeft gebruik gemaakt, is niet in over
eenstemming met de eischen, die aan een
vaar verbonden aan langer oponthoud, een
enkele waarschuwing uit Konstantinopel,
hoe oppervlakkig bedoeld, kon gevolgen met
zich dragen, die ernstiger werden, wanneer
men zou bemerken, dat de bedoelde vreem
deling trachtte in de nabijheid van den Kei
zer te komen. Maar wie niet waagt die niet
wint, en onze Engelschman trok er op uit
om met den aanbevelingsbrief van Weenen
en papieren, hem inmiddels door Enver
Pasja verschaft, den prefect van Nisj te be
zoeken. En deze beloofde hem te doen wat
hij kon; schreef de nieuwsgierigheid van
don Engelschman aan nieuwsgierigheid zon
der meer toe.
Het was een toeval, dat onze Engelschman
den Keizer zag, maar hij maakte ervan wat
hij maken kon. F.n zoo had hij gelegenheid
de vermoeidheid van het gezicht van den
Keizer te lezen, schoon deze al het mogelijke
deed om zich bij zijn omgeving aangenaam
te maken. Zeer zorgvuldig inspecteerde hij
de Boelgaarsche soldaten; hij sprak met
groote beminnelijkheid. Maar terwijl de
Engelschman rustig toekeek naar wat de
Keizer en (Je hem vergezellende toenmalige
Tsaar van Boelgarije, de thans onttroonde
Ferdinand, deden, omringden hem Boelgaar
sche officieren in burgerkleedij, die hem
naar de reden van zijn oponthoud in Nisj
vroegen. Doch alles schikte zich ten beste;
hij werd naar het persbureau der Boelgaren
gebracht en daar verkreeg hij nieuwe in
troducties, die het hem juist mogelijk maak
ten aan den fe.ostelijken maaltijd, ter eere
van den Keizer georganiseerd, deel te nemen.
Op den IS Januari 1916 had deze maaltijd,
voor den Keizer wellicht niets bijzonders,
voor Koning Ferdinand van beteekenis,
plaats. Het Leibgarde Regiment speelde een
programma, waarop Wagner naast Lehar en
Chopin naast Zierer voorkwamen. De maal
tijd was naar de omstandigheden berekend.
Geheel het banket had de koelheid, die er
van officieele banketten uitgaat. De Engelsch
man kon niet ontkennen, dat hij zich zenuw
achtig gevoelde en in zijn zenuwachtigheid
niet over ziju volle waarnemingsgave be
schikte. Falkenhayn, toen chef van den groo
ten Generalen Staf, zat ter zijde van Koning
Ferdinand; onze Engelschman niet veel
meer dan 15 meter van de souvereinen ver
wijderd. En weer viel het hem op, dat de
Keizer vermoeid was, zoo vermoeid, dat men
nauwelijks begreep hoe hij uit zijn bed was
gekomep om in een kleine Servische stad,
die nog slechts petroleumverlichting kende
op dat oogenblik, aan een banket aan te
zitten. Eensdeels kreeg onze Engelschman
den indruk, dat de Keizer redenen had om
zich aangenaam te maken bij den Boelgaar-
sclien Tsaar, anderzijds was het opvallend
dat de Keizer, die dit anders nooit zou heb
ben verdragen, de hijkans gelijkheid van be
handeling van Koning Ferdinand aan
vaardde.
Redevoeringen. Naar hals terug.
Redevoeringen werden uitgesproken, en
zij werden natuurlijk gepubliceerd. Iets bij
zonders werd er slechts in zooverre in gp-
zegd, dat de banden van Boelgarije met dcD
Duitschen en Oostenrijkschen bondgenoot cr
door werden versterkt. De gebeurtenissen
van 1908 waren zeer zeker niet uit het in
telligente hoofd van Ferdinand verdwenen;
de gebeurtenissen, die er hem aan moeten
hebben herinnerd, dat Oostenrijk hem aan
de verheffing tot Tsaar moeilijkheden in den
weg heeft gelegd, waaraan hij slechts is
ontkomen, doordat Oostenrijk eigen doelein
den door de bezetting van Bosnië en Herze-
gowina diende. Kroonprins Boris was aan
wezig, en ook prins Cyril. Men heeft later
in de Duitsche couranten kunnen lezen, dat
de Keizer prins dyril in de armen nam er
op de meest hartelijke wijze met hem speel
de, ja zelfs op zijn knie deed plaats nemen.
De Duitsche journalisten \ergaten alleen,
dat de toestand van den eenen arm des
Keizers hem lot dergelijke verrichtingen
zelfs niet een kind van zeven weken niet ïr.
staat had gesteld! Maar de Keizer was niet
vroolijk, en veel gemakkelijker dan hij sprak
de Boelgaarsche souverein, die niet de min
ste moeite scheen te hebben om zija woor
den te vinden.
Het verhaal van onzen Engelschman over
het in zekeren zin historische banket te
Nisj heeft eerst later zijn wog gevonden in
de Engelsche couranten. Verzenden kon hij
het niet, want er was Duitsche censuur, die
zelfs en begrijpelijker wijze op de brieven
van onschuldige en nieuwsgierige reizigers
lette. Het is na zijn publicatie meermalen
tegengesproken, omdat in den oorlogstijd
geen keizer of koning zich kon veroorloven
er vermoeid of somber of zelfs minder opge
wekt uit te zien! De Engelschman reisde niet
zonder gevaar verder; slechts per militairen
trein kon hij naar Weenen komen. Vandaar
ging de reis gemakkelijk, totdat... hij de
Fransche grenzen had bereikt en, komende
uit het neutraio Zwitserland, door zijn
Fransche vrienden hijkans werd belet om
nog tijdie naar Londen te komen. Zelfs met
het ophelderen van zoodanige vergissing
moeten de spionnen in oorlogstijd do groot
ste voorzichtigheid in acht nemen, want op
het oogenhlik. dat hij zijn ophelderingen
geeft aan de douaniers of pnsbeambten. weet
hij niet wie er meeluistert!
Doelbewuste crisis politiek in het bijzonder
met het oog op onze betalingsbalans en op
het behoud der werkgelegenheid, moeten
worden gesteld.
V. Met name is met de Nederlandsche be
langen Ln strijd, de mate waar in de invloed
van buitenlandsche regeeringen en belang
hebbenden het tempo van uitvoering der
Crisisinvoerwet en den omvang der contin
genten beheerscht
VI. De tot nu toe gevolgde wijze van uit
voering der Crisisinvoerwet heeft voor de
bedrijven, die contingenteering van den in
voer van ha i artikelen vroegen doch voorals
nog niet verkregen, het averechtsche gevolg
gehad, dat de invoer in De betreffemde bran
che extra werd gestimuleerd, zoodat een
eventueele contingenteering i.von. de abnor
male voorraden bij den handel geruimen tijd
geen effect zal kunmen sorteeren.
VII.Eveneens zal moeten worden gebro
ken met De zuiver ambtelijke uitvoering der
contingenteeringsbesluiten; aan de belang
hebbende organisaties van nijverheid en
handel in den betrokken tak van bedrijf be
hoort gelegenheid te worden gegeven door
kleine commissies van advies ten dienste
van Ihet Crisisinvoerbureau in De uitvoering
der maatregelen mede te spreken.
VIII. Het Algemeen Nederlandsch belang
cischt dat de Regeering ten spoedigste de
handelspolitieke voorwaarden schept, om de
contingenteeringsmaatregelen te kunnen
prijsgeven tegenover den invoer uit Die lan
den, die bereid zijn onzen export, op re
delijke wijze te bejegenen; onverwijlde her
ziening der handelsverdragen met het oog
op de meestbegunstigingsclausule is daar
voor eerste voorwaarde.
De stellingen van Dr. Kortenhorst
luiden:
I. De leidende gedachte bij de crisispoli-
tiek van ons land zal gericht moeten zijn op
het bewaren van de economische kracht van
ons volk als geheel.
II. Ons volk zal daarom in staat moeten
zijn, om zooveel mogelijk alle factoren, die
deze kracht kunnen beïnvloeden in onder
linge harmonie te beheerschen en te beinvloe
den.
III. Het is Dan ook niet voldoende wan
neer de invoer van goederen -wordt geregeld
de agrarische productie door allerlei maat
regelen wordt gesteund en de productiekos
ten en kosten van levensonderhoud worden
verlaagd.
IV. Even noodzakelijk voor behoud van de
economische kracht van ons volk is het
openhouden van onze exportmogelijkheden.
V. De meestbegunstiging is een beletsel
gebleken om de exportbelangen voldoende
te behartigen, met name doordat daardoor
het sluiten van regionale overeenkomsten
en het verleenen van preferenties aan lan
den, die bereid zijn op basis van wederkee-
righeid exportbelemmeringen op te heffen
of te verminderen, onmogelijk wordt ge
maakt.
VI. De meestbegunstiging kan in dit tijds
gewricht slechts beteekenis hebben, wan
neer zij kan werken tusschen grootere eco-
nomischfe complexen dan thans 't geval is.
VII. Het is een levensbelang, zoowel voor
Indië als voor het Moederland, wanneer bei
de gebiedsdeelen van ons land zich econo
misch nauwer aaneensluiten.
VIII. Zonder actieve handelspolitiek staat
ons land machteloos tegen de douane-con-
tingenteerings-deviezen- en represaille-poli
tiek van vreemde mogendheden en zal ons
land in versneld tempo zijn exportmarkten
verliezen ten bate van landen, die wel een
actieve handelspolitiek voeren.
UIT TROPISCH NEDERLAND
CRISISKLANKEN
Tabak en thee. De economische
toestand van Indië in 1931. Da
lende landsinkomsten en dure
bureaucratie.
Onze correspondent te Batavia sdhrijft
ons:
Schreef ik een vorige maal, dat tihee en
tabak zicih nog eenigszins konden handha
ven, thans blijkt. Dat ook deze twee cultures
niet onberoerd worden gelaten door de crisis.
De taibaksinschrijvingen te Amsterdam wa
ren zeer ongunstig, waarom verschillende
groote maatschappijen besloten de verloven
op te schorten en de employé's die in Ne
derland met verlof zijn, voorloopig niet naar
hun plantages terug te zenden. De Deli Plan-
tersvereeniging besloot de salarissen van het
geheele Europeesche personeel der bij haar
aangesloten maatschappijen met 10 pet. te
verlagen; met ingang van 1 Mei zullen ook
De loonen van mandoers en koelies worden
verlaagd, en waarschijnlijk zullen sommige
ondernemingen worden gesloten.
Uit het pas verschenen verslag van Ir. E.
P. Wellenstein, voorzitter van de z.g. Kleine
Welvaartseommissie, over den economischcn
toestand van Ned.-Indië in 1931 blijkt, dat
de thee, waarvoor in 1931 nog vrij gunstige
prijzen werden gemaakt, ook in de alge
meene prijsdaling werd betrokken, al is De
toestand in deze culture veel gunstiger dan
die in rubber en suiker. De rubbercultuur
lijdt onder algemeene overproductie. Het
met rubber beplante areaal is voortdurend
toegenomen, bovendien steeg door zaad
selectie en toepassing van oculaties met uit
gezocht materiaal de productie per H.A.
Concurrentie van de Inlandsche rubbercul
tuur helpt mede om de positie der onderne
mingsrubber slechter te maken. Restrictie,
zooals bij de suiker geschiedt, is na lange
onderhandelingen op onoverkomelijke moei
lijkheden afgesprongen. De suiker onder-
n inrit de g'volgen der binnenlandsche moei
lijkheden in China cn Britsch-Indië; een
derde groot afzetgebied, Japan, ging voor de
Javasche suiker verloren, doordat Japan zijn
eigen productie dermate opvoerde, dat het
nu een export- in plaats van een import-
excedent heeft.
Wel zeer duidelijk wordt de achteruitgang
van het Indische liedrijfsleven uit de daling
van het in Nid.-Inrtië werkend kapitaal van
f 100 millioen in 1928 tot f 48 millioen in
1931. De bankbiljettencirculatie daalde in
deze periode van gemiddeld f 314 millioen
tot gemiddeld f 213 millioen.
De landsinkomsten bewegen zioh nog
steeds in dalende lijn. de ernst van den toe
stand begint nu eindelijk ook tot de groote
massa der ambtenaren door te dringen, he
laas nog niet in voldoende mate tot de ver
antwoordelijke depariement-sleiders, dienst
hoofden en lagere chefs. In dezen tijd blijkt
wel zeer sterk De groote last dien een naar
verhouding veel te sterk ambtenarencorps
op de begrooting legt. Op een normaal-
budget van f 400 millioen per jaar weegt
oen last aan salarissen en pensioenen van
225 millioen. Nu kan in een koloniaal land
dat nog sterk bevoogd wordt, bedoelde ver
houding nooit zoo zijn als in een normaal,
democratisch geregeerd land. Maar toch is
een bedrag van meer Dan de helft van het
budget voor salarissen en pensioenen, ab
normaal. Gpvolg ook al weer van gemis aan
verantwoordelijkheidsbesef in da goede ja
ren Men nenoemde maar en nam maar
aan, zonder economisch besef. Het zeer ster
ke corps bestuursambtenaren spreekt in dit
opzicht duidelijke taal. Dat men Indië te
veel op papier, academisch, geregeerd heeft,
Dtarbij controle op controle stapelende,
wreekt zich nu maar al te sterk. In sommige
kleine plaatsen struikelt men over de hoo-
gpre en lagere bestuursambtenaren, die
elkaar slechts in den weg loopen en veelal
onproductief werk doen, rapporten en staten
opstellen voor een departement, dat deze
dingen netjes opbergt in de archieven, er
althans niet steeds zoodanig gebruik van
maakt en kan maken, dat al het eraan be
stede werk beloonD is. Op de departementen
is ook het ambtenarenleger uitgebreid zon
der dwingende noodzaak. Niet dat er niet
hard gewerkt wordt over het algemeen, maar
het noodlottige administreer- en bepalingen-
systeem vereischte telkens meer handen voor
arbeid, waarvan een gewoon sterveling zich
afvraagt, of deze wel eenig nut heeft! Eén
staaltje: een mijner vrienD-n. ingenieur bij
de Burgerlijke Openbare Werken, tijdelijk
toegevoegd aan de Provinciale Waterstaat,
heeft eens uitgerekend, dat zelfs een een
voudige brief, die van dit kantoor uitging,
een bedrag vanf f15 kostte! Eenerzijds
kwam dit door de hooge salarissen, maar
anderzijds vooral ook door het systeem, dat
men de eenvoudigste epistels zoowat door
alle handen laat gaan. en doet veranderen
tot in den treure, terwijl ook de inhoud zoo
omslachtig mogelijk wordt gesteld. Men
vraagt zich weieens af, of er onder de chefs,
die eiken Dag weer degelijke dingen teeke
nen, nu niet eens één keer een mensch
is die zulk systeem den ne-k omdraait!
Kunst en Letteren.
DE BOEKENWEEK
Een sympathieke gedachte was het van
de organisaties voor Je tweede Boekenweek
een blijvend aandenken beschikbaar te stel
len voor hen, die een zeker bedrag aan boe
ken besteden.
Dit blijven aandenken bestaat in een boek:
Geschenk. Drie en dertig Nederlandsche
schrijvers en schrijfsters hebben hiervoor
een bijdrage geleverd, de meeste naar aan
leiding van eenige vragen over hun werk.
Het boek, Dat in 32.000 exemplaren belange
loos gedrukt werd door de Drukkerij Van de
Garde te Zalt-Bommel, is versierd met de
prachtig uitgevoerde portretten der mede
werkers.
De vragen, die de redactie de medewer
kende letterkundigen, zoowel dichters en
romansol i rij vers als kinderauteurs en es
sayisten, heeft voorgelegd, zijn: Hoe kwaamt
ge tot het schrijven van uw eerste boek?
Voor welk uwer boeken hebt ge een voor
liefde? Wilt ge ons iets vertellen van uw
liefhebberijen? Wilt ge ons iets ontsluieren
omtrent uw toekomstplannen? Hoe denkt ge
over onzen modernen tijd?
Men moet vooral niet verzuimen de ant
woorden op de laatste vraag te lezen. Een
enkele maal zijn ze toch wel vermakelijkk.
Neen, niet al onze letterkundigen zijn men
schen. die een dam helpen opwerpen „tegen
den wassenden vloed van allerlei ongeloof
en défaitisme, die de oude westersche be
schaving van —eer dan één zijde aantast"*
(J. Tersteeg).
Maar wij gaan thans niet op de samen
stelling van de bundel noch op de inihoud
der afzonderlijke bijdragen in. Alleen ver
heugt het ons, dat er van de 33 auteurs vier
behoonen tot onze eigen kring: W. G. v. d.
Hulst, Hendrika Kuyper van Oordt, C. Rijns
dorp en Wilma.
Wij stemmen in met de opwekking: Koopt
en leest! Maar voegen erbij: Denkt daarbij
in de eerste plaats aan de eigen schrijvers.
En vermijdt dan de eenzijdigheid, waartoe
De redactie van Geschenk is vervallen,
door zioh te beperken tot de fraaie let
teren. Vergeet vooral niet werken te koo-
pen van onze groote godgeleerden, opvoed
kundigen, historici, enz. Want de goede
belletrie is goed en aangenaam, maar zij
mag de degelijke, vaste spijs voor hoofd en
hart niet verdringen of vervangen.
STEMMEN DES TIJDS
April 1932.
A. v. Dijk opent met „Het is volbracht".
Dr. J. de Zwaan handelt over „De in Egypte
gevonden papyri van den Bijbel" en zet uit
een waarom de gevolgen voor de Schriftken
nis niet zoo bizonder groot kunnen zijn.
Dr. W. A. P. Smit begint een „Kroniek der
Poëzie" en wijst op de het Christendom-vij-
andige-tendenz in het werk der meeste Jon
geren n.l. navolging van „De Vrije Bladen"
en mee willen doen- Wat het laatste betreft
keurt Smit het publiceeren van verzen in
bladen waar ze absoluut niet thuis hooren,
beslist af.
„Maar als men zoozeer het wezenlijke van
de eigen groep en den eigen geest uit het
oog verliest dat men geregeld meewerkt aan
tijdschriften die positief en principieel een
daarmee strijdige levensbeschouwing voor
staan dan doet me dat onwillekeurig aan
als een verraad tegenover het eigen beginsel
en een stilzwijgende erkenning van minder
waardigheid. Ook in 't literaire leven heeft
tenslotte ieder zijn eigen plaats, waar God
hem gesteld heeft, om daar zijn taak te
vervullen".
Dr. Smit bespreekt tal van bundels o.a.'
ook „Wij willen niet" door Henr Roland
Holst, dat hem een groote teleurstelling is
geweest en niet ontroeren kon: „verstande
lijk maakwerk."
Dr. Gerard Brom bespreekt nog eens de
kwestie van het auteurschap van ons Volks
lied. Op 't oogenhlik staat het zoo dat de
letterkundigen 't lied aan Mnrnix willen toe
schrijven, terwijl geschiedkundigen beweren
het niet te kunnen doen. Eerst tekent Prof.
Brom af met de vooropgezette stellingen, di©
Marnix' auteurschap in de weg staan, en
voert daarna positieve pleitgrnmlen ervoor
aan. Een der sterkste hiervan is het gedicht
van Marnix uit 1578, toen hij op last der
Staten als scheidsrechter kwam optreden
tegen de stad Groningen en de Ommelanden
en waarin duidelijk de taal van het Wilhel
mus hoorbaar is.
Everar-i Gewin schetst de Kracht van
talrijke lichamelijk zwakken in de ge
schiedenis: dichters, kunstenaars, geleerden,
enz. Dr. J. Veldkamp herdenkt drie F.ngel-
sche auteurs: D H. Lawrence. Arnold Ben
net en Edgar Walloce Raarh-S verzorgt da
buitenlandsche Kroniek. Tot slot „Leestafel".
Een wondermooi nummer.
KAREL VAN DE WOESTIJNE
De leden van het Karei van-de-Woestijn®
genootschap ontvangen dezer -lagen ..Begin
selen der Chemie" on „Jeugdverzen".
De secretaris van het Genootschap Afau-
rits Roelants is bezig aan het verzamelen
van de gramofoonplaat-hesprek ineen -li©
Van -4e Woestijn© gaf in de Brut* 'sche
„StondaaM" en de kritieken, die hij aaf
over de concerten Ln de Kuraoal te Ostend©.
Dit bundeltje, ingeleid door een musicus,
zal dus van beteekenis zijn voor de kenmq»
van Van do Woestijn© als muziokkritikus.