m ONDAGSBLAD kleu-ter-krantje Voor knutselaars Metaal-slöjd Soldeer-Kachel Bij onze laatste werkstukjes kwam het soldeercn pogal eens te pas. 'k Geef nu 'n eenvoudige, prac- itis rhe kachel om de soldeerbouten warm te makent Zoek 'n stuk kachelpijp op. De hoogte zij ander half maal de doorsnede van do pijp. Hierin hak ken we met den beitel het rechthoekige gat. Denk Brom, dat je drie zijden los hakt. Buig het losgc- bakte stuk om; zet do kanten wat op en je hobt 'n mooio plaat om de bouten op te leggen. Nu komen de pootjes aan de beurt. Vorm en hoe je zo Eianbrengt vertelt je do tcekoning rechts. Daar zio je ook, dat we 'n dubbelen bodem maken. In den bovensten slaan we gaatjes. Dat wordt dus pon soort rooster, welke op do pootjes rust. Ook Diaken we 'n delsel tnet houten handvat. Het kacheltje wordt met houtskool gestookt. Bit verolsch» veel voorzichtigheid, want we gieten ur spiritus over om het zwarte goed aan 't gloeien te krijgen. Dat is dus iets voor buiten de deur, bij Voorkeur niet in kamers. Door den deksel meer of Diinder over de opening te schuiven kunnen we do Oplossingen van de Rebus in het vorige nummer „Het is mijn eigen schuld", dat zegt een menschi niet spoedig. Men schuift do soliuld op menschen en acht zich beklagenswaardig. van de raadsels in het vorige nummer IL De orgeltrappers cn zij, die het carillon be spelen. De wijzer van een uurwerk. X Omdat het aderen bezit 4. De bedelaars, want die zijn steeds van gaston vrij. 5. Een onzer voeten. Het Bloe-meh-meis-je door Annie M. Ringnalda „Vijf-tien cent, ze kos-ten maar vijf-tien cen-tjes Wie riep dat zoo hard op die bree-de weg? Dat deed Jet-je. Ie-de-re dag stond Jet-je daar aan den kant. Zij had al-tijd een blauw schor-tje voor met ge-le bloe-me-tjes. Aan haar éé-ne arm hing een mand vol met bloe men. Jet-je vond ze zelf zóó mooi en ze wist pre-cies hoe ze al-le-maal heet-ten. Die ge-le trom-pet-ten wa-ren nar-cis-sen en dan tul pen in al-ler-lei kleu-ren. Roo-de, li-la, ge-le en wit-te. Soms had ze ook nog die bloe-men die zoo lek-ker rui-ken in haar mand. hy-a- cin-then. Met haar an-de-re hand stak Jet-je al-tijd een bos bloe-men in de hoog-te, als er au-to's of fiet-sers voor-bij kwa-men. Dan riep ze weer héél hard: „vijf-tien cent maar". Dit was flink van Jet-je. Zij had veel broer tjes en zus-jes en va-der en moe-der wa-ren arm. Zoo hielp Jet-je mee geld ver-die-nen. Haar va-der sneed heel vroeg in den mor gen, als 't nog bij-na don-ker was, de bloe men voor Jet-je's mand af. Mees-tal snor-den de au-to's rrrttsss! aan Jet-je voor-bij. Als er één stil-hield ging Jet-je er naar toe. Er wa-ren wel eens er-ge lij-ke men-schen in die au-to's, die dik-ke bont-man-tels aan had-den en veel gou-den rin-gen aan hun vin-gers. Dan keek Jet-je heel ver-baasd als die men schen zei-den: „Je bent véél te duur kind, tien cen-ten voor die bos en an-ders doen we het niet". Met ver-drie-ti-ge oo-gen keek zij dan die def-ti-ge men-schen na, want voor min-der dan twaalf cen-ten mocht Jet-je ze niet ver- koo-pen. Eén keer had een juf-frouw, die voor-bü fiet-ste, haar een kwar-tje ge-ge-ven en ge-zegd„dat dub-bel-tje is voor je ei-gen spaar-pot". Wat was zij toen blij ge-weestl Maar het heer-lijk-ste oo-gen-blik van den dag was, als zij met een lee-ge mand naar huis kon gaan. Dan mocht zij als be-loo-ning zelf een groo-te bos bloe-men snij-den op het land ach-ter hun huis-je. En die bloe-men wa-ren voor haar zie-ke vrien-din- ne-tje. Stijf hield Jet-je d i e bloe-men te-gen zich aan, want Jaan-tje vond ze im-mers zoo mooi 1 Jaan-tje lag er van-uit haar bed maar stil naar te kij-ken en gaf al-le bloe-men een naam. De móói-ste heet-te al-tijd „Jet-je", naar het vrien-din-ne-tje die ze zoo lief bij haar bracht. A-vond-ge-bed door Nellie '1: Ben moe en moet nu sla-per. gaan; Wil, Gy, Heer mij be-wa-ken Ver-geef mij wat ik heb mis-daan En wil mij be-ter ma-ken, En ze-gen al-len in ons huis, En al-len, die ik lief-heb, Heer Dan leg ik tot de mor-gen komt Ge-rust mijn hoofd-je neer, A-men. Letterraadsel Mijn geheel bestaat uit tien letters cn is de uuaia tier Duitsche speelgocdstad: X 1 X 2 X 3 X 4 X 5 X c X 7 X 8 X 9 X 10 1. Afkorting van Noordon. 2. Stroomt bij Spakenburg in de Zuiderzee. 3. Vóór aan 'n fiets. 4. Tegengestelde van: zwakken. 5. lJgt tusschen Ermclo cn Nunspccl. G. Bladgroente met zoc-oankct 7. Dorpjo nabij Doctlnchem, studjo misschien. Bekend door 'n gedicht van Staring. 8. Slop; In Nijmegen: „gasje". 9. Niet rijk. 10. Afkorting voor gram. Kunstjes en spelletjes Als je eens gezellig met elkaar aan tafel zit, spreek jo af, dat één van het gezelschap evon bui- ton de kamer zal gaan cn bij zijn terugkomst zog gen, hoeveel centen er onder een bakje liggen, dat jo hom zult aanwijzen. Zoodra hij hulton de kamer Is, neem Jo drio bakjes of schoteltjes, keert die oni waarna je onder het ccne schoteltje één cent legt, onder het andere twee centen en onder hot derde tlrlo. Natuurlijk leg je ze niet in volgorde, maar door jclkaar. Dan wordt do weggegane teruggeroepen, een scho teltje wordt hem aangewezen en hem gevraagd, hoeveel centen er onder liggen. Hot hcclo gezelschap is verbaasd, als hij het rand! cn zal denken, dat hij door de deur heen knn zien, of zich met andere tooverijen ophoudt. Natuurlijk is dit niet het geval. De truc is deze: degene die hem roept (nadat is afgesproken welk schoteltje zal aangewezen worden), roept, als H één cent Is: „Kom!" Als 't tweo centen is: „Kom maart" of „Kom Kees!" Als 't drie centen is: „Kom mnur, hoor" of: „Jo kunt komen!" Het aantal woorden, waarmee do weggegane geroepen wordt zegt hem dus, welk getal liif moet nocmon. .Voor degoncn, die dit trucjo niet kennen, is 't oen echt raodsol, hoe do geroepene telkens aan liet juiste getal centen komt! Grapjes Flip (uit do krant opkijkend): Moeder, wat ia con licht misdrijf? Moeder: Als iemand ergens oen dubbeltje vindt, cn hot houdt, in plaats van aan do mcnsclicn te vragen, van wie het is. En oen zwaar misdrijf Flip: O, moeder, ik weet het al. Dat is: als iemand oen molensteen of oen spoorrail stccltl Tante: Kees, is jc broertje weer beter? Koes: Ja tante, hij heeft vanmorgen weer klappen van vader gehad! Grootvader tot Jaapje: Nietwaar, vent, wo zijn op denzelfden dag jarig, hè Jaapje: Ja, grootvader. We zijn dus tweelingen! 136 gris; ZATERDAG 23 APRIL No. 17 JAARGANG 1932 behoorende bij NIEUWE LEIDSCHE COURANT KOMT U NIET TOE J3n HU zeide tot hen: Hot komt u niet toe to weten do tüdcn of gelegenheden, dio de Vader in zün eigen macht gesteld heeft. Hfindolingon 1 j 7, Hoezeer zijn wij geneigd te willen weton wat ons niet toekomt en ons ook onnoodig is te weten. En hoe licht zien wij over het hoofd wat ons tot Gotls eere cn onze zaligheid is geopenbaard en waarvan de kennis ons onmisbaar is! Het valt op, dat dezo geneigdheid zelfs aan Jezus' apostelen niet vreemd was. En bij hen scheen deze begeerte toch nog zooveel meer ge rechtvaardigd dan bij ons. Lucas verhaalt ervan in het begin van zijn tweede boek. Hij teekent daar liet laatste samen zijn van Jezus met zijn jongeren op den dag van zijn hemelvaart zelf. Jezus beveelt hen in Jeruza lem te blijven tot dc vervulling van de belofte des Vaders, dat zij nl. met den Heiligen Geest zullen gedoopt worden, 11a weinige dagen. E11 dit doet hen-vragen: Hccro, zult gij in dezen tijd aan Israël hot Koninkrijk weder oprichten? Deze vraag was niet zoo dwaas als wij, die achteraf do feiten weten, wellicht zouden donken. Door do prediking van Johannes den Dooper was het Koninkrijk der hemelen aangekondigd. Hij had daarbij uitdrukkelijk gezegd: Ik doop u wel met water, maar hij komt die sterker is dan ik, wicn ik niet waardig ben den riem van zijn schoenen tc ontbinden; dezo zal u doopen met don Heiligen Geest en met vuur (Luc. 3 10). Do discipelen hebben in Jezus als den Messias geloofd. Ze zijn met Jezus' dood in hun verwach tingen teleurgesteld. Maar nu Jezus is opgestaan .van do dooden, nu herleeft ook hun geloofsver- wachting wocr. En toen Jezus hun nu sprak van den doop tïes Gccstes( dien zij na weinige dagen zouden ont vangen die tegelijk zou zijn do vervulling van hotgeen Johannes in uitzicht had gesteld, wat lag toen meer voor do hand (Jan do gevolgtrek king: Nu zal zeker dat Koninkrijk komen, waar naar dc eeuwen hebb.cn uitgezien! Toch hooft Jezus hun vraag teruggewezen. .Want uit die vraag bleek velerlei misverstand. Zij donken nog te veel aan oen zichtbaar konink rijk met uiterlijke heerlijkheid. Voel to weinig geven zij zich rekenschap van dc innerlijke kracht des Heiligen Geestes, waardoor Jezus Zijn konink- lijko heerschappij zal uitoefenen. Bovendien denken zij zich dat Koninkrijk als beperkt tot Israël. Dit zou don vorderen een alge- meeno bokeoring van Israël tot don God der Vaderen. En zoo zou dan Israël weer een geestelijke ocrcplaals onder do volken verkrijgen. Zij ver moeden niets ervan, dat Israël zal voortgaan met Christus en zijn Evangelie to verworpen, cn dat daarom hot heil tot dc heidenen zal uitgaan. Eindelijk, zij haasten al to zeer naar de vervulling Van hun verwachtingen in den tijd, dien zij zelvon beloven. Zc willen hot einde 'Ier dogen zien. Zo zoeken, na alles wat ze mot Jezus cn om Jezus hebben doorgemaakt, naar een rustpunt voor bun hope. Dit laatste stond bij hun vraag zelfs voorop: Zult gij In dezen tijd hot Koninkrijk aan Israël weder oprichten? De tijd scheen er hun nu zoo alleszins geschikt voor. Ilct scheen alles over een te komen met de profetieën van ouds, met dc woorden van Johannes cn met die van Jezus zelf. En nu geeft Jezus op him vraag niet een antwoord in bevestigenden of ontkennenden zin. Zulk oen antwoord zou in het eerste geval hen in hun mis vatting bevestigd hebben, of in het tweede geval (omdat zo het niet konden vatton) al te zeer ge schokt hebben in hun geloof. Maar wat Jezus wel doet, is hun allereerst te zeggen, dat het hun niet toekomt te weten do tijdon of gelegenheden, die dc Vader in zijn eigen macht gesteld heeft. En in de tweede plaats leidt Jezus hun verlangen af naar het zoovcijl grootcr voorrecht dat hun wacht cn naar de taak waartoe zij geroepen zijn. Dus datgene wat voor hun hot voornaamste was cn dat zij over het hoofd gezien zouden hebben. Dio begeerte om de tijden cn gelegenheden te weten, waarover de Vader alleen beschikt, moeten zij het zwijgen opleggen. Dio begeerte wordt niet vervuld en kan niet vervuld worden. Het zou hun niet nutton. Die begeerte zien wc in dc christelijke kerk altijd wocr naar voren komen. Vele secten maken van do vervulling dezer begeerte het een cn al van hun nadenken over dc dingen Gods. Hotgeen zij dun ten onrechte noemen: letton op do tcckoncn der tijdon. Ze hebben daarmede ten allen tijde veel beroering teweeg gebracht, vele eenvoudige en zwakke zielen misleid, en ten slotte zijn zc met al hun waarne mingen gelogenstraft. En terwijl ze deden, wat zij niet hadden behooron tc doen, lieten ze de zaak van Christus cn zijn koninkrijk na. Dc waarheid Gods en dc weg dor zaligheid werden verwaarloosd. Dc strijd voor de zaak des Hceren werd verzaakt. Van dat alles had het woord, waarmede Jezus op den veertigsten dag na zijn opstanding van zijn discipelen afscheid nam, kunnen cn moeten weer- lioudon. Zeker, wij moeten bestendig leven in do verwach ting van Jezus' wederkomst. Do engelen dio na Jezus' hemelvaart de apostelen op don Olijfberg toespraken, hebben daar ook op gewezen: Dezo Jezus, die van u opgenomen is in den hemel, zal alzoo komen gelijkerwijs gij hem naar den hemel hebt zien henen varen. Maar dit leven in do verwachting van Jezus' we derkomst bestaat niet in het telkens narekenen van de tijdon en gelegenheden om daarnaar vast to slollon of het nabij is dan wol nog eenigon tijd op zich zal laten wachten. Dit verraadt juist ongeloof. Wie Jezus' komst ver beidt laat het aan hem over wanneer hij komen zal en geeft zich inmiddels ln stillo gehoorzaam heid aan do taaie hem door zijn Hoero opgedragen. Dan zijn we ook metterdaad bereid, als hij komt. Dut koortsig navorschcn van do tijden cn gclegcn- liodcn staat in Jezus' afscheidswoord dan ook in togonstelling mot het leven cn werken gdoor den Heiligen Geest Het komt u nlot too to wotcn do tijdon cn gelegenhedenmaar gij zult ont vangen de kracht des Heiligen Geestes, cn gij zult mijne getuigen zijn. En niets werkt den Ilciligon Geest zoo tegen als het vooruit willen zion ln do vorvulllng van Gods raad. Hot is in den grond niets dan vlooschclijko nieuwsgierigheid aangewend op geestelijke zaken. En zulk een vermenging van het vleescholijke met liet geestelijke leidt niet tot verheffing van het eerste, maar wel tot een neertrokken van het laatste. Do dienstknechten, die aldoor het raam uitkijken of hun heer nog niet haast komt, verwaarloozcn hun work. En zij, die waarlijk hun heer verwach ten, zullen zich ten voile wijden aan de opgedra gen taak, opdat zij gereed zijn als hun heer komt. Zoo is hot ook in het huis des Ilecren. Vraagt ge nu waarom het ons dan niet toekomt vooruit de tijden en gelegenheden to weten, dan ligt in de nadere bepaling, die Jezus daarbij ge voegd heeft, het antwoord: dc Vader heeft ze in zijn eigen macht gesteld. We kunnen het genist aan Hem overlaten. God zal wel komen op zijn tijd. En het is niet onao zaak Gods werk mogelijk to maliën of voor to bereiden. Hij zelf zal daarvoor zorgen. Hij is daar toe dc almachtige. Zijn raad zal toch bestaan cn Hij zal al zijn welbehagen doen ten spijt van allen tegenstand en ten spot van alle menschen werk, dat Hom don weg meent tc kunnen voorschrijven. Hot Woord der II. Schrift, dat do dag des Hoeren alzoo zal komen, gelijk een dief in den nacht, snijdt allo vooruit weten af. Wel nem, die door dien dag niet wordt overvallen als een dief, maar dien met blijdschap cn verlan gen tegemoet ziet! U, die ik mijn vertroosting noem John letswaart U, die ik mijn vertroosting noem, als mij de dood komt vragen wat, van dit arm en eenzaam hart ik naar uw licht zal dragen; Gij weet, het is te weinig moed het is teveel aan smart, O, troost mijn leven dan voorgoed en neem geheel myn hart! O, Jesu, allerschoonste kind uit menschen-hart geboren wie heeft de menschen zóó bemind? zichzelve zóó verloren? Want ieder hart bloeit in zichzelf bloeit in zichzelf verloren; maar Gij zijt boven herfst en dood ons aller toebehooren. Neem nu dit aardsch verganklijk kleed, neem het nu van myn leden! Want, wie zich zóó geborgen weet, is alle praal ontgleden. O, Jesu, allerschoonste bloem Doorgeur, doorgeur myn smart. U, die ik mijn vertroosting noem, vertroost nu ook mijn hart! 129

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 11