Van en over de Ontwaoeninas- Conferentie „Zij" Crème ZATERDAG 26 MAART 1932 HET EINDE DER EERSTE PERIODE TOCH IS WEL EENIG WERK VAN BETEEKENIS VERRICHT VII. Eet eerste gedeelte. De Ontwapeningsconferentie heeft haar eerste periode, die bijkans zeven weken heeft gekuurd, achter den rug. Een eerste phase der werkzaamheden koij men deze periode niet noemen, omdat haar begren zing door de toevallige omstandigheid, dat het Paaschfeest nadert, wordt gevormd. Mon kan moeilijk zeggen, dat in de werk zaamheden zeiven roods eenig psychologisch oopenblik is aangebroken, dat het noodig of nuttig zou maken om op adem te komen of eenige onderbreking toe te staan. Toch kan de vaeamtie, die thans aan de Conf» rentie en haar gedelegeerden is gegeven, niet onjuist worden geacht. De Conferentie heeft in deze 6 a 7 weken weinig werk van beteekenis verricht. Men werpt de schuld daarvan gedeeltelijk, en inderdaad niet ge heel ten onrechte, op de voor een deel daar mede evenwijdig looponde bijzondere As- semblée inzake het conflict Ghina— Japon Slechts ten deele get^chtigid, want bij deze buitengewone Ass/smblée zijn slechts, de vóórnaamste gedelegeerden van e.k lan betrokken, en voor de overwegend talriike technische gedelegeerden was dus gelegen heid genoeg geweest om den arbeid voort te zetten. It© oorzaak is veel meer to vin«i°o ip het feit, diit de aanvaarde procedure er- toe/Icidt," dat elk vraagstuk, waarbij het om «en eenigszins principieel standpunt gaat, eersi in de Algemeene Commissie moet worden bekeken en eerst daarna technisch door de betreffende technische Commissie kan worden behandeld. En nu ziin er in da tot dusver gevoerde beraadslagingen geen scherpe kanten naar voren gekomen, maar diris voor een niet gering gedeelte toe tA schrijven aan het feit, dat men blijkbaar in opretteiijke overeenstemming, de groote vraagstukken tot dusvei uit den weg is bp- gaan. Noch de Fransche voorstellen betref fende een internationale politiemacht, noch de Duitsche eischen tot gelijkgerechtigde behanideling zijn zelfs maar in den meest algemeenen zin besproken. Wel heeft men aanschouwd een eigenaardige heen- en wcer-speling van hot groote vraagstuk van burgierlijke" en' rh'iiïtairè luchtvaart tusschen de algemeene en dn betreffende technascne Commissie.' 'Maar dit h'een- en weer-spelen kam* zelfs op dat beperkt terrein, niet voort duren en een oplossing is hoogst wenschn- lijk. In zooverre zou men kunnen zeggen dat de door de vacantie afgesloten periode een op zichzelf staande phase is. wijl dn hoop is uitgesproken en zelfs hier en danr de verwachting levendig word*., dat de Con ferentie na haar hervatting met moed do groote vraagstukken zal aanvatten. Het initiatief van Tardteu. De Fransche Minjster-Prcsident Tardieu hoeft het aan initiatief in deze richting niet late» ontbreken, Heen en weer reieende tusscUten Parijs en G.enèvo, bijkans met den autoprfc*tiscl;en regaeimaat van een geaib6p: noerde, die van djn abonnement profijt ,wji; trokken, :héeft hij in de algcmeene Commis sie erop aangedrongen, dat doze na 11 April met de behandeling der groote -vraagstuk ken zal aanvangen. Hij wees op de tor tafel liggende Fransche voorstellen, en na hem wees de Duitsche gedelegeerde Nadolny op het door Duitschland ingenomen standpunt Of men 4 dan well 11 April de werkzaam beden zal hervatten, aldus Tardieu, is mij ♦rij onverschillig, mits men bij terugkeer oik maar werkelijk de zaak flink aanpakt Henderson heeft van zijn kamt een prak* tirch voorste! gedaan en wel, dat de ver schillende delegaties ter uitwerking van ue lal Aan punten, die door haar bij de Con ferentie zijn aanhangig gemaakt, memoran da ,*nllen opstellen, die dan tot leiddraad voor-dè behandeling dezer punten kunnen strekken. Zoo mag dus gehoopt worden dat als de Conferentie opnieuw samenkomt, zij met het eigenlijk beginsel werk zal aanvan gen, en zoowel op dit als andere punten de noodige toelichting zal voor zich hebben. Dat bii deze groote beraadslagingen van weerszijden zal moeten wortJen gegeven en genomen, wordt door allein duidelijk bo- vroèd. Merkwaardig is in dit opzicht een uitlating van de „Echo de Paris", een der bladen, die van Fransch nationalisme niet geheel vrij zijn, en die erkent, dat een mis lukking van de Ontwapeningsconferentie een calamiteit voor de geheele wereld zou vormen. Maar. anderzijds het besef blijkt rond te dragen, dat welke regeling de Ont wapeningsconferentie ook zal geven, deze ral gaan ten koste yap het Fransche veilig- heidsstandpüht. Men móet inderdaad con- Stateeren, dat het moeilijk anders kan. het geen niet is te wijten aan de Conferentie of aan de eischen van anderen, maar wel aan het feit, dat van Fransche zijde het vertil g- heldsstandpunt te scherp, veol te scherp wordt opgevoerd. Als de Conferentie .samen komt, is in elk geval de Duitsche Presidents- VI stond In ons blad van 21 Maart verkiezing achter dear rug. en behoeven de Duitschcrs voor defaitistische aanvallen in den rug niet meer te vreezen. Maar do Fran sche Kamerverkiezingen komen dan in zicht em nog daargelaten dat zij Tardieu's aandacht zullen vragen, spreekt wel van zelf, dat zijn uitlatingen met deze gebeurte nis eenig verband zullen houden. Geen verandering. De procedure der Conferentie is vastge steld en daarin zal geen verandering meer kunnen worden gebracht; verandering zou ook zeker niet wensohclijk zijn. Wie een in ternationale Conferentie kent, weet dat de procedure daarvan geen gering onderdeel vormt, zeker niet ook dan, wanneer men die bekij'kt uit het oogpunt van slagen o»' welslagen van bepaalde voorstellen. Da Conferentie heeft haar vergaderingen in pleno tijdelijk stopgezet; zij heeft haar al gemeen e beschouwingen overgedragen aan de z.g.n. algemeene Commissie, waarin do eerste gedelegeerden van elk land zitting hebben, zoodat deze een conferentie in het klein is. Geen vraagstuk, hoe, klein ook, dat in het menste of geringste eon "rincipieelen kant heeft, wordt aan het oordeel van eeni ge technische commissie onderworpen, zon der dat de a'gemeene Commissie er eerat in beginsel over heeft beraads'aagd. De Technische Commissiën zijn er ten getale van 4: voor de landmacht, de zeemacht, de luchtvaart en de vraagstukken, die met ver mindering langs den weg der begrootingen verband houden. Een technische Commissie zou men kunnen noemen de op Fransche instigatie ingestelde politieke Commissie, welke die vraagstukken te behandelen krijgt, die niiet slechts de technische proble men maken, maar ook de politieke. Dit zijn echter uiteraard voor het grootste deed de vraagstukken, die om den daaraan verbon den principieclen kant reeds onder de al gemeene Commissie ressorteeren. Waar van zelfsprekend de eerste gedelegeerden In de politieke Commissie niet willen ontbreken, vormt deze in duibbel opzicht een gedeelte lijke doublure van de algemeene Commissie. Benesj als rapporteur heeft wel een schei ding gemaakt tusschen de vraagstukken, die aan beide Commissies kunnen worden onderworpen, maar het aandeel, dat daarin de Politieke Commissie heeft, is nauwelijks Vi van dat der Algemeene Commissie. Tot die specifiek politieke vraagstukken cn voorstellen behooren natuurlijk In de eerste plaats de Fransche voorstallen, maar daar- neivens ook de Poolschc, die moreele ontwa pening voorstaan. Feite'ijk is dit een tech nisch, onderwerp, dat echter onf'or verschil lende rubrieken is ondeir te verdoelen, maar voorloop!g heeft de Commissie het in de al gemeene lijn gezien. De moreele ontwapening. Deze moreele ontwapening U de moeite van het nader beschouwen waard. Het valt met te ontkennon, dat ailleen moreele ont wapening ons niet veel verder zou brengen, maar alleen materieele ontwapening zou, zelfs tot nul gereduceerd, het oorlogsgevaar niet uit de wereld helpen; Moreele en ma terieele ontwapening moeten hand aan hand gaan, al moet thans vooral op de laatste nadruk worden gelegd. Toc/h is het feigen- aardig, rtot het afwijzend standpunt van den Russlschen gedelegeerde Lltwinoff. die meende, dat de Conferentie aan de mato- rieele ontwapening een voldoende taak heeft, do^r .velen werd gedoeld, al brachten zfj dit niet tot uiting. Voorlooplg heeft men nu een suil>Comité van een vijftal leden in gesteld, waarin natuurlijk een Poolsche ge delegeerde is opgenomen; oen Zwitser is voorzitter ervan. Dit sub-Comité zal nu de Poo'sche voorstellen nader bestudeeren, wel licht reeds in groote trekken de vormen aangeven, waaronder het mogelijk is om een overeenkomst op dit stuk te sluiten. Maar men dsenke ov«r het bereiken van dit resultaat niet te licht; het wantrouwen, dat in elk opzicht de conferentie blijft be- heerschcn, ziet en gedeeltelijk zeker niet ten onrechte, in deze Poolsche voorstellen een nodtiek wapen, waaraan men zooveel mo gelijk zal trachten de giftige punten te ont rukken. Als men daarmede maar niet go- heel het wanen tot zwijgen tracht te bren- eenl Geen onrecht doen Wanneer man van de achter ons liggen de periode van conferentie-werk als van een periode van geheel geen beteekenis ge waagt, doet men der conferentie onreoht. Het kon moeilijk anders. De algemeene be schouwingen hebben geen sensationeel© verrassingen opgeleverd, maar toch wel meer licht gebracht dan wij aanvankelijk veronderstelden. De gedelegeerden moeten nu eens rustig gelegenheid hebben om van gedachten te wisselen met hun regeeringen hoe allo die voorstellen en gedachten in praktische denkbeelden zijn om te zetten; slechts weinigen zijn in de gelegenheid om heen en weer te vliegen, als met Tar dieu het geval is geweest en bovendien con dubbele hoedanigheid in rich rond te dragen. Maar bovendien, het feit op zich zelf, dat bijkans ieder land zich heeft geuit vergunt een voorloopige balans op te ma* Het orgaan van de Duitsche Volkenbonds vereoniging „Völkerbund" geheeten, dat bijzondere aandacht wijdt aan de Ontwape ningsconferentie en haar ontwikkeling, heeft een aardig staatje opgemaakt van wat tot dusver gebleken is van de houding der verschillende landen ten aanzien van de hoofdvraagstukken, die de conferentie interesseeren. Krachtens dit staatje komt het vast te staan, dat 26 Staten, onder wie Duitschland, Engeland, Nederland, Italië, Rusland, Zweden. Zwitserland, Spanje en de Vereenigde Staten zich hebben uitge- sproknn voor een overeenkomst, die borust op do gelijkgereohtlgheid en de gelijkheid van allen, waartegenover er 8 staan, zijnde Frankrijk, met Polen, Tsjechoslowakijo on- de Balkanstaten benevens Japan achter zich die ook aan de bepalingen der Vredesver dragen vasthouden. Slechts 3 Staten en wel Rusland. Spanje en Turkije zijn opgekomen voor volledige ontwapening; .42 Staten voor belangrijke vermindering der bewapeningen in den tegenwoordigen voldoend veilig ge- achten toestand, waartegenover er 8 staan, die verderen uitbouw van veiligheid en sancties tevoren noodzakelijk achten. Het zijn dezelfde 8 Staten, dio oprichting van een politieleger. zonder gelijktijdige ontwa pening, voorstaan, terwijl er ook 8 Staten zijn, die wel een politieleger willen, rruuir slechts, wanneer daaraan ontwapening Is verbonden. Slechts een vijftal staten heeft zich uitgesproken voor moreele ontwape ning. die aan de materieele heeft vooraf to gaan. maar 50 staten blijken bereid een in ternationale controle, zij het voorloopig in vrij zwakken vorm. te aanvaarden. Voor directe vermindering van de landmacht hebben alch 9 staten uitgesproken, voor in directe 1. voor directe en indirecte gcoom- bineerd 3. Daartegenover 27 Staten wen- schcn afsahafflng of directe vermindering van de zware artillerie. 24 van de tanks. Totaal 10 staten wenschen de afschaffing of vermindering van oorlogschepen boven 10.000 ton; 7. van de vliegtuig-moedersche pen; 16 de totale afschaffing van de ondor- zeehooten en 5 van de handelsschepen. To taal 12 staten hebben den wensch Kombaar gemaakt, diat hot luchtwapen geheel ral verdwijnen; dezelfde hebben zich geuit voor de afschaffing van de bomibardemeritsvlip.g- tuigen, torwij,1, 8 daarnevens, dus in totaal, 2Q. zich hebhen uitgesproken, tegen het wer-, pen van bommen en ter beveiliging van de burgerlijke bèvofkrng. Resp. 34 en 11 staten hebben zich uitgesproken voor een verbod van het gebruik en het verbod van aan maak van gas- en giftstoffen. De intematio- naliseering van de burgerlijke luchtvaart vinidt 13 staten als voorstanders; een alge meene financleele beperking wordt door 18 staten voorgestaan en een regeling zoowel van den handel als de fabricatie vindt zes DE HEILIGE STAD EEN KAMERLID MOEST TOCH BETER WETEN DE HOF VAN GETHSEMANE R. A, d. O. schrijft ons: Een zoo schromelijk onjuiste voorstelling van zaken, als thans in Do Banier, staat kundig gereformeerd dagblad, van Maandag 21 Maart 1932 is neergeschreven, kwam nog zelden, ook niet in dat blad zelf voor De nuchtere waarheid dwingt hier tot pu blieke weerspraak. En spoedig, aleer het kwaad invrete in onze volksziel. De hierbedoelde beschouwingen verschij nen onder het opschrift: „Een aangrijpende klacht". De weerspraak mag onder denzelf I den titel aan den schrijver van het artikel, j de heer Kersten blijkens de onderteekening, worden teruggegeven. J Het gaat over de „Landbouwnood" en do j „Verzekeringsellende". Er is weer sprake I van den „bloedhond, die op ons losgelaten is, on dat nog wel door z.g.n. Christelijke hee- ren". De heer Kersten moge het voor zich zelf verantwoorden, dat hij dergelijke kwalifica- I ties publiekelijk durft uitspreken en neer- I schrijven en zich dan nog beklagen, wan- neer mon hem onder het oog brengt, dat hij Ln deze benarde tijden brandstof voor den I opstandigen volksgeest aandraagt, zóó dat de communisten hem met een grijnslach op den schouder kloppen en zeggen: We gaan samen den boer op! Maar de heer Kersten diende zich dan tQch wel, wanneer hij zich geroepen acht tot zulk optreden, op een degelijker fondament te stellen. Kwade trouw mogen we bij hem niet veronderstellen, maar dan blijft or toch nu geen andere mogelijkheid meer over dan dftt hij-zijn vloekspraken bouwt op zijn vol slagen pnwetendheid van de dingen, waar over hij; schrijft. j -s»*« Het bewijsstuk! We gaan dat aantoonen door een gedeelte uit het bewuste artikel woordelijk af te schijven. Het luidt aldus: „Evenmin als het principieele bezwaar, dat wij noemden, weegt het den genoemden heeren, dat de arbeider onder curateele is gestold. Uit den treure zijn zij er op gewe- zon door een man uit hun eigen gelederen, maar wat Prof. Fabius ook zeidc, men bleef oostindisch doof. En nu komen de finan cleele lasten! Ge vraagt U af, hoe het toch mogelijk is, dat nog één mensch aan de be staande regeling vasthoudt! Ja, hoe is het mogelijk? Dezer dagen kwam ons in handen het verslag van de Radon van Arbeid over 1930. Laat men die cijfers eens overwegen! Be- De Hof van Gethsemanê één van de vele plaatsen, waar in de thans geëindigde lijdensweken duizenden in den geest hebben vertoefd. Veel is er niet meer over van den „hor, slechts eenige eeuwen oude boom en. staten als voorstanders. Boekdoelen I Men ziet het. dit lijstje spreekt boekdee- len, ook in zooverre, dat men ten aanzien van de, althans voorloopige houding die verschillende Staten te Geneve denkon aan te nemen, eenig meer licht heeft gekregen Voor het meerendeel hebben deze rolf.j» Staten zoodanige denkbeelden in amende menten omgezet, wat alles echter niets wegneemt van de mogelljkhoid, «diat zij on die houding kunnen terugkomen tengevol ge van amendementen van andero zijde of ook door combinaties, die zich in den kring der Conferentie voordoen. Met zekerheid valt er op het oogenblik nog niets te zeg gen. Zooveel staat wel vast, dat de gedele- geef-den niet alleen voor het meeroncieei thuis voldoende werk zullen vin'den, dat hun bezig houdt, maair ook in het schema van den algemeenen rapporteur der Confe rentie en in de tal van stukken, die hem daarbij zijn verschaft, voldoende materiaal zullen vinden om hun ledigen tijd, zoo zij dien bevitten, te vullen. kend is, dat alleen aan zegels wordt geplakt per jaar veertig millioen gulden, zogge j 40.0oo.000 gezogem uit de bedrijven. Dat is dan alleen nog maar voor de invaliditeits wet. Voegdaarbij nu nog eens wat de onge vallenwet kost en de ziektewet. En waar blijven nu die lieve centen? Daar zouden de armen en ouden, en invaliden toch eens goed mede kunnen zijn! Vooral wijl dat be drag nog jaarlijks wordt vermeerderd met elf millioen honderd drie en twintig duizend gulden door den staat, getrokken uit de be lastingen, die reeds tot ongekende hoogte zijn geklommen. Voor '32 was dit bedrag nog veel hooger. En wat krijgen nu de weduwen en weezen on invaliden van al die miHicenen? Schrik niet lezer! Aan ouderdomsrente ex art. 373 der Inv.wet werd betaald 1723.700.26 Aan Weezcnrente 222.100.94 Aan Weezenrente 222.160.04 Totaal 2444.482.37 Nog geen 2.5 millioen dus uitgekeerd van d ontvangen ƒ51.123.000. Nog geen 2,5 mil lioen voor de behoeftigen, terwijl aan raden van arbeid werd uitbetaald bijna zeven en een half millioen 7334.070.63j. De totale kosten voor de verzekeringswet- ton Inval.- Oudord.- Ongev.-, Land- en Tuin- bouwongev.) bedroegen N.B. bijna zeven en een half millioen. En de weduwen en weezen en ouden van dagen ontvangen samen slechts twee millioen en vier ton! Is het geen dwaze wetgeving, die verzeke ringswetgeving? Weg, die zegeltjesplakkerij! Weg er medel Geef het geld den armen!" Een vergissing en een groote font We moeten allereerst op een betrekkelijke kleinigheid letten. Er sohuilt in het door De Banier gegeven ataatje der uitkeeringen aan weduwen, weezen en invaliden elke aan- dachtige lezer kan dat trouwons terstond zien een fout, een drukfout, een verschrij ving of zoo iets. Het bedrag der weezenrente is tweemaal opgenomen; dat der weduwen- rente ontbreekt Het staatje moet er zóó uit zien: Ouderdomsrente enz. Weduwenrente Weezenrente Totaal 1.723.706.26 480.650.17 222.160.94 2.444.432^1 Dit is een kleinigheid. En hierom gaat het dan ook niet, als we op onze beurt tot den lieer Kersten spreken van „een aangrijpende klacht" en hem onder de aandacht brengen, dal hij de kiezers op grove wijze onjuist voorlicht hun zand in de oogen strooit on gevaar loopt, als gevolg van eigen onwetend heid gepaard aan brutaal optreden, opstan digheid te ontketenen. wat toch Is het geval? In plaats van de schromelijke onjulsto voorstelling, volgons welke, naar de heer Kersten beweert, van de 40 millioen, die jaar lijks aan zegels geplakt worden, slechts een kleine 2-5 millioen aan ouden van dogen, in validen. weduwen en weezen ten goede zou komen, ia de naakte waarheid, dat jaarlijks bijna 25 (viji en twintigj millioen wordt uitgekeerd. Hoe is het dan mogelijk, dat do heer Ker sten zich zóó kan vergissen? O, lezer! heel eenvoudig. Maar voor een man als den heer Kersten, Kamerlid, volks vertegenwoordiger, partijleider en c)agblad- schrijver, toch waarlijk méér dan bar. De heer Kersten heeft uit het door hem be studeerde verslag van de Raden van Arbeid alléén genomen de bedragen, waarmee de uitkeeringen in 1930 verhoogd -zijn, vermeerderd boven het bedrag, dat in het vorigo jaar werd uitgekeerd. Indien de heer Kersten juiste voorlichting had willen geven, had zijn staatje er andera moeten uitzien. We geven hier de cijfers, die op 21 Maart '32, den datum, waarop Ds. Ker- BEGROOTING VAN DEFENSIE Aan de Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer over het wetsontwerp tot vast- tolling van het hoofdstuk Defensie der Rijksbegrooting 1932 ontlecnen wij het vol gende: 1 Bezuiniging. Zooals reeds meermalen is uiteengezet, kan tot opheffing van de thans bestaande verdedigingswerken niet worden overge gaan. Bovendien zou opheffing van hot ves- lingstelsel geen belangrijke bezuiniging me debrengen, aangezien de instandhouding van verdedigingswerken, inundatiemiddelen, enz. slechts geringe uitgaven vraagt. Vermindering van de sterkte der lichting kan onder de huidige omstandigheden door den minister niet in overwegiug worden ge nomen. Reis Ncderlandsch-IndiB. De minister heeft een reis naar N'ed.-Indie ondernomen teneinde de instellingen der marine aldaar in oogenschouw te nemen, overtuigd als hij er van is, dat e.gen waar- noaung ook in dezen groote waarde voor hom heeft. Het doel der reis was geenszins „beslechting van een meeningsverschil, gere zen tusschen do Noderlandscli-lndische regee ring en die in Nederland over de vraag, of de derde kruiser op kosten van Ne 'er- landsch-lndië moet worden afgebouwd''. Uiteraard heeft de minister intusschen met onderscheidene autoriteiten iu Ned.-Indiè vraagstukkeu besproken, betreffende het materieel, het personeel en de kosten der maritieme weermacht daar te lande. Vrees voor conflicten heeft hij niet gekoesterd en zijn aanwezigheid in Nederlandsch-IndiÜ heeft geen moeilijkheden van staatsrechtelij- ken of anderen aard doen ontstaan. Reorganisatie der landmacht. Onder voorzitterschap van den chef van den generolen staf is een commissie werk zaam, welke opdracht heeft van voorlichting te dienen nopens mogelijke versobering in de vredessamenstellingen van de onderdcelon der infanterie- en der artilleriebrigades. Aan gezien deze commissie haar arbeid nog niet heeft volbracht, kan ook nog niets vaststaan nopens den datum, waarop een reorganisatie zou kunnen ingaan. Luchtaanvallen. De minister kan tot zijn leedwezen geen gegevens verschaffen over den om van e der maatregelen, welke in de verschillende ge meenten zijn getroffen ter bescherming van de burgerlijke bevolking tegen de gevolgen van eventueels aanvallen uit de lucht De regeering is van oordeel, dat het wen- schelijk is, deri luchtbeschermingsdienst een vvette-lijken grondslag te geven en zij heeft daarom besloten de voorbereiding van een desbetreffende wettelijke regeling op te dra gen aan een interdepartementale commissie, waarin naast vertegenwoordigers van dc departementen van binnenlandsche zaken, financiën en defensio mede enkele burge meesters zullen zitting nemen. Dienstweigering In het jaar 1931 hebben 8 dienstw eigeraare een beroep op de Dienstweigeringswet ge daan, terwijl 24 personen, ter zake dat zij weigerden hun dienstplicht te ven-uilen, voor den krijgsraad zijn verschenen. De opgedane ervaring betreffende de wer king der Dienstweigeringswet go«ft. naar de meening van den minister, een aanleiding om stappen te doen tot verruiming van de grondslagen der wet. Oud-gepens'onneerdoti. De ojl door den heer Suring In de Tweede Kamer ter sprake gebrachte achterstelling der oud-gepensionneerde militairen bij do oud-gepensionneerde ambtenaren heeft de aanleiding gevormd om de quaestle van de eerstbedoelde landsdienaren nog eens rustig onder het oog te zien. Zonder hiermede ge acht te willen worden, eenige toezeggingen ter zake te doen, kan de minister hieraan nog toevoegen, dat wanneer inderdaad van eenige achterstelling van beteekenis mocht blijken in den zin als de heer Suriny zulks bedoelde zijnerzijds gepoogd zal worden, daaraan zooveel mogelijk tegemuet te komen. Loopende inval.rente per jaar Idem ouderd.rente Idem wed.rente Idem weezenrente Totaal 5.087.000 14.200.000 3.376.000 2.134.000 24.797.000 In plaats van nog geen 2^2, „krijgen de weduwen en weezen en invaliden" 25 mil lioen per jaar. Zóó licht de heer Kersten de kiezers voor! Waarlijk, hij mocht er wel aan toevoegen: „Schrik niet, lezer" dat men u op (4?ze schandelijke wijze voorlicht En dat de heer Kersten dan daarbij „het geroep der eilendigen" en do smeekbede van Daniël tot Nebucadnezar durft te pas brengén daarzwijgen we maar liever over. werkt zacht en weldadig aJs een Mei-regen. Uw huid ontwaakt tot nieuwe schoonheid onder haar aanraking. In Prijzen van 20-30—45 en 75 cant DE VAL VAN KONSTANTINOPEL Door LEWIS WALLACE - Naar het Engelsch door ALMA (33 't Was een vrouw, rijk gekleed, maar dicht gesluierd, en nog een persoon, naar wien do officier met verbazing keek. Zijn kleeding tóch kwam hem zeer zonderling voor en niet vgórdat die persoon, gehoorzaam aan het beve], uit de boot stapte, begreep de Turk dat hij een man voor zich had. Het waren Prinses Irene en Serglus de tnonnik. Men heeft zich slechts hun gesprek in het paleis te herinneren, om hun aanwezig heid hier te begrijpen. Des middags van Thcrapia 'vertrokken, waren zij schuin over gestoken naar de Aziatische kust, waar de strooming wegens haar groote regelmatig heid het afzakken vergemakkelijkt. Toen de 6tprm opstak waren zij reeds ver van huis, en had zij voor dezelfde vraag gestaan als de Vorst: Landen in Azië, of oversteken naar Eiiropa? Zij deelde het algemeene wantrouwen der Grieken tegen de Turken. In haar jeugd reeds had zij vreesclijke verhalen gehoord over het lot hunner vrouwelijke gevangenen. Zij wilde liever terug, maar de roeiers ver klaarden dat het daarvoor te laat was, dat de kiene riv'or bij het Witte Kasteel open was en dat zij die nog voor den storm kon den bereiken. Zij gaf dus toe. Toen Sererius op de aanlegplaats stond wierp hij zijn kap naar achteren en wilde spreken, maar de wind vatte zijn lange lokken en woei ze hem in 't gezicht. Daarom nam de prinses het woord. Zij sloeg haar sluier weg en sprak tot den officier: Zljt gij de Gouverneur van dit Kasteel? - Neen., Worden wij aLs gasten beschouwd, of als gevangenen? Dat staat niet aan mij te zeggen. Breng dan een boodschap van mij aan den Gouverneur. Zeg hem dat ik Prinses Irene ben. door geboorte pauw verwant aan Konstantijn, Keizer der Grieken en Latijnen; dat ik, erkennende dat deze bodem het wet tig eigendom is van zijn Souverein, den Sultan, hier slechts een tijdelijke schuil plaats kom zoeken Zeg hem, dat zoo ik dit Kasteel ais gevangene moet binnengaan, hij zich bij mijn Keizerlijken bloedverwant zal te verantwoorden hebben, die niet zal na laten vergoeding te eischen. Word ik daar entegen zijn gast. diaai zij hert op voorwaarde- dat ik vrij zal zijn, om, zoodra de storm be daard is, to vertrekken zooals lk gekomen benmet mijn vriend en mijn bedienden. Voorts verzoek ik, dat hij mij zijn opwachting komt maken, zooals mijn rang vereischt, en mij persoonlijk gastvrijheid aanbiedt. Ik zal hier zijn antwoord afwachten. De officier had haar met ongeveinsde ver bazing aangehoord. Het waren niet alleen de woorden die indruk maakten, evenmin de fierheid die er uit sprak, de betoovering lag in het ongesluierd gelaat. Nooit had hij zoo iets bekoorlijks gezien, zolfs niet in zijn stoutstein dir om van 't Moslimse he Paradijs. Hij bleef haar aanstaren. Ga. herhaalde zij, het kan ieder oog en- blik gaan regenen. Wie moet ik zeggen dat gij zijtl vraagde hij. Prinses Irene, bloedverwante van Kol- zer Konstantijn. De officier maakte een diepe buiging en spoodde zich naar het Kasteel. Zijn soldaten bleven op een eerbiedigen afstand van de gevangenen, want zoo moeten wij onze reizigers voor het oogenbllk noe men. De Vorst en de monnik stonden aan den oever, de Prinses en Lael waren in de booten gebleven. Onspoed is een ruwe ceremoniemeester, hij neemt zijn slachtoffers niet bij de hand om ze deftig aan eJkander voor te stellen, maar gebiedt nun kortaf tot elkander op te zien om hulp. En dat deden de twee gezelschap pen dan ook. Hoe onergdonkend en weinig ervaren Ser glus ook was, gevoelde hij toch zeer good, dat de prinses ln een moeilijken toestand verkeerde. Hij begreep ook dat verzet nut teloos zou zijn. Om te weten in hoever do vreemdeling Invlöed zou kunnen uitoefenen op dc Turken, wierp hij een onderzlckenden blik op den Vorst, maar zag tot zijn teleur stelling niet veel bemoedigends. De tengere, een weinig voorover gebogen grijsaard schoen en eerbiedwaardig en welgesteld man te zijn zijn oogen schitterden, zijn wangen gloeiden van ergernis over de onvoegzame behande ling, maar cXat hij hen uit deze moeilijkheid zou kunnen helpen was niet waarschijnlijk. Intusschen -had hij zijn haar gladgestre ken en de kap weer opgezet e-n zag thans naar Lael. Zijn eerste indruk was, dat haar kleedij zelfs bij mooi weer weinig geschikt was voor oen roeitocht ln een open boot. Een blik op de prinses evenwel bracht de kritiek tot zwijgen. Werd door haar minder pracht van Juweolon ten toon gespreid, haar kleed was even kostbaar en fijn. Waarschijnlijk eischte de mode dat van de Griekseho vrou wen. Juist keek Lael tot hem op, en hij zag dat haar geilaat nog zeer kinderlijk was en recht lieftallig in weerwil van angst en vrees Zijn belangstelling was terstond opgewekt Zijn oordeel over den kleinen grijsaard was echter niet juist Die fijne geest had reeds alle kansen berekend en was op alles bereid. Zijn verbazing, toen de prinses haar 6luier opsloeg, was met minder groot dan die van.den Turk. Haar boodschap aan den Gouverneur trof hem door de kalme waar digheid, die er uit sprak terwijl hij haar moed e>n de kous harer woorden ten zeersto bewonderde. Hij besloot dus Lael onder hare bescherming te plaatsen. Prinses, zcide hij, zijn muts nfnemend in weerwil van den sterken wind, ik bid u, hoor mij aan en vergeef mij mijne vrijmoe digheid ter wille van mijn ongeluk on van mijne begeerte, om mijn dochter in veiligheid te zien Zij nam hem van 't hoofd tot de voeton op toen liet zij haar blik op Lael rusten en die aanblik verdroef terstond de achterdocht, welke haar een oogenblik deed weifelen. Ik erken de verplichting mij door de omstandigheden opgelegd, antwoordje zij, en kan u noch als Christin, noch als vrouw zonder geldige reden de hulp weigeren, die gij mij vraagt. Maar, goede heer, zeg mij eerst uw naam en landaard. Ik b°n een Indisch Vorst en vertoef voor onbopanldon tijd de keizersstad. Miin dank voor dat antwoord, Vorst, en als gij in lator dagen aan dit gospir'c terug denkt, wil dan deze ra^n vraag niet toe schrijven nam gewtsne nieuwsgierigheid. Vrees niet, antwoordde de Vorst, want ik leerdo lang geledon dat voorzichtigheid een hoofddeugd is, en om dat terstond in toepassing te brengen stel ik voor, zoo het u goeddunkt, dit gesprek, dat noodzakelijk kort moet zijn, voort te zetten ln een andere taal dan het Grieksch. In het Latijn dan, zoide zij met een blik op de soldaten, en nadat hij toestemmend gebogen had, vervolgde zij: Uw grijze baard en eerwaardig voorkomen waarborgen mij een wijsheid, grooter dan ik ooit kan berei ken. Zeg mij daa-rem hoe ik, een zwakke vrouw, misschien niet eens in staat om rnii- zelve uit de handen dezer roovera te bevrij den, uw dochter, mijn zuster ln den nood, van dienst kan zijn. Bij deze woorden zag zij Lael zoo vrien delijk en teeder aan, dat hare bedoeling niet twijfelachtig was. Ik zal het u in weinig woordon zeggen, prinsws. Een kwartier geleden, toen het reeds to laat was om van kocre te veranderen, 7.ag ik een troep ruiters in snellen draf naar het Kasteel rijden. In do voorhoede wapperden twee vlaggen, de eene groei, de andere rood. De eerste heeft, zooals gij wellicht weet, een godsdienstige beteekenis en wordt zelden in het veld gezien, tenzij een hooggeplaatst per soon aanwezig Is. Daarom geloof ik, dat onto aanhouding in verband atant mot de aan komst van zulk een hooggeplaatste. Gij kunt nog de muziek te zijner eer hooren. Ik It c>r tromgeroffel en trompetgeschal, antwoordde zij, en acht uwe gissing de ver nuftige oplossing van een anders' onver klaarbare daad. Maar gij arhljnt meer to we ten van deze barbaren, kunt gij mij ook zeg gen wie die voorname man kan zijn? 't Is waar, de Turken zijn mij niet ge heel vreemd, maar toch kan ik noch den naam, noch den rang, noch het doel van den nieuw aangekomene raden. Is mijn gissing echter juist, dan zal uw boodschap aan den Gouverneur uw vrijlating niet bewerken, om dat dc reden van uw gevangormamc een re dan moet zijn om u gevangen te houden. Be reid u dus voor op een weigerend antwoord. Wat? Zouden zij mij gevangen willen houden? Dat durven zij niet! Mijn neef Is nog machtig genoeg, en zelfe de groote Moerad Vergeef mij, maur de mantel, ruim ge noeg om j>olltieke misdaden te bedakken, moet nog gevonden worden. De prinses keek hem bezorgd aan en zeide vergeef mij. Vorst. Ik houd u nondelona op. Volstrekt niet, antwoordde hij. Ik moet er nog bijvoegen dat, als mijn gissing juist blijkt te zijn, een keizerlijke prinses zich weinig op haar gemnk en zeer eenzaam i&s voelen in oen kasteel als dit. Wij weten toch ■tot het meer geschikt Is voor krijgshaftige bedoelingen, dRn huiselijke geneugten. De prinses vatte zijn bedoeling. In haar verbeelding zag zij de Moslimsohe garnizoens laats, zonder vrouwen of vrouwenvertrek. ij werd beangst. O, kon Ik mijn boodschap herroepen! riep zij. Ik zou den Gouverneur niet in verzoeking gebracht hebbm door mij zelve zonder eenige bepaling als zijn gast aan te melden. Neen. zeg dat niet Uw besluit was in teder opzicht flink en goed. want /.ie slechte achter u. tv storm wordt heviger. Niet uit eigen beweging kwaamt gij hier, prinses! 't Is Goda wil. Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 3