Van en over de Ontwaoeninas-
Conferentie
„Zij" Crème
ZATERDAG 26 MAART 1932
HET EINDE DER EERSTE
PERIODE
TOCH IS WEL EENIG WERK VAN
BETEEKENIS VERRICHT
VII.
Eet eerste gedeelte.
De Ontwapeningsconferentie heeft haar
eerste periode, die bijkans zeven weken
heeft gekuurd, achter den rug. Een eerste
phase der werkzaamheden koij men deze
periode niet noemen, omdat haar begren
zing door de toevallige omstandigheid, dat
het Paaschfeest nadert, wordt gevormd.
Mon kan moeilijk zeggen, dat in de werk
zaamheden zeiven roods eenig psychologisch
oopenblik is aangebroken, dat het noodig
of nuttig zou maken om op adem te komen
of eenige onderbreking toe te staan. Toch
kan de vaeamtie, die thans aan de Conf»
rentie en haar gedelegeerden is gegeven,
niet onjuist worden geacht. De Conferentie
heeft in deze 6 a 7 weken weinig werk van
beteekenis verricht. Men werpt de schuld
daarvan gedeeltelijk, en inderdaad niet ge
heel ten onrechte, op de voor een deel daar
mede evenwijdig looponde bijzondere As-
semblée inzake het conflict Ghina— Japon
Slechts ten deele get^chtigid, want bij deze
buitengewone Ass/smblée zijn slechts, de
vóórnaamste gedelegeerden van e.k lan
betrokken, en voor de overwegend talriike
technische gedelegeerden was dus gelegen
heid genoeg geweest om den arbeid voort
te zetten. It© oorzaak is veel meer to vin«i°o
ip het feit, diit de aanvaarde procedure er-
toe/Icidt," dat elk vraagstuk, waarbij het om
«en eenigszins principieel standpunt gaat,
eersi in de Algemeene Commissie moet
worden bekeken en eerst daarna technisch
door de betreffende technische Commissie
kan worden behandeld. En nu ziin er in da
tot dusver gevoerde beraadslagingen geen
scherpe kanten naar voren gekomen, maar
diris voor een niet gering gedeelte toe tA
schrijven aan het feit, dat men blijkbaar in
opretteiijke overeenstemming, de groote
vraagstukken tot dusvei uit den weg is bp-
gaan. Noch de Fransche voorstellen betref
fende een internationale politiemacht, noch
de Duitsche eischen tot gelijkgerechtigde
behanideling zijn zelfs maar in den meest
algemeenen zin besproken. Wel heeft men
aanschouwd een eigenaardige heen- en
wcer-speling van hot groote vraagstuk van
burgierlijke" en' rh'iiïtairè luchtvaart tusschen
de algemeene en dn betreffende technascne
Commissie.' 'Maar dit h'een- en weer-spelen
kam* zelfs op dat beperkt terrein, niet voort
duren en een oplossing is hoogst wenschn-
lijk. In zooverre zou men kunnen zeggen
dat de door de vacantie afgesloten periode
een op zichzelf staande phase is. wijl dn
hoop is uitgesproken en zelfs hier en danr
de verwachting levendig word*., dat de Con
ferentie na haar hervatting met moed do
groote vraagstukken zal aanvatten.
Het initiatief van Tardteu.
De Fransche Minjster-Prcsident Tardieu
hoeft het aan initiatief in deze richting niet
late» ontbreken, Heen en weer reieende
tusscUten Parijs en G.enèvo, bijkans met den
autoprfc*tiscl;en regaeimaat van een geaib6p:
noerde, die van djn abonnement profijt ,wji;
trokken, :héeft hij in de algcmeene Commis
sie erop aangedrongen, dat doze na 11 April
met de behandeling der groote -vraagstuk
ken zal aanvangen. Hij wees op de tor tafel
liggende Fransche voorstellen, en na hem
wees de Duitsche gedelegeerde Nadolny op
het door Duitschland ingenomen standpunt
Of men 4 dan well 11 April de werkzaam
beden zal hervatten, aldus Tardieu, is mij
♦rij onverschillig, mits men bij terugkeer
oik maar werkelijk de zaak flink aanpakt
Henderson heeft van zijn kamt een prak*
tirch voorste! gedaan en wel, dat de ver
schillende delegaties ter uitwerking van ue
lal Aan punten, die door haar bij de Con
ferentie zijn aanhangig gemaakt, memoran
da ,*nllen opstellen, die dan tot leiddraad
voor-dè behandeling dezer punten kunnen
strekken. Zoo mag dus gehoopt worden dat
als de Conferentie opnieuw samenkomt, zij
met het eigenlijk beginsel werk zal aanvan
gen, en zoowel op dit als andere punten de
noodige toelichting zal voor zich hebben.
Dat bii deze groote beraadslagingen van
weerszijden zal moeten wortJen gegeven en
genomen, wordt door allein duidelijk bo-
vroèd. Merkwaardig is in dit opzicht een
uitlating van de „Echo de Paris", een der
bladen, die van Fransch nationalisme niet
geheel vrij zijn, en die erkent, dat een mis
lukking van de Ontwapeningsconferentie
een calamiteit voor de geheele wereld zou
vormen. Maar. anderzijds het besef blijkt
rond te dragen, dat welke regeling de Ont
wapeningsconferentie ook zal geven, deze
ral gaan ten koste yap het Fransche veilig-
heidsstandpüht. Men móet inderdaad con-
Stateeren, dat het moeilijk anders kan. het
geen niet is te wijten aan de Conferentie of
aan de eischen van anderen, maar wel aan
het feit, dat van Fransche zijde het vertil g-
heldsstandpunt te scherp, veol te scherp
wordt opgevoerd. Als de Conferentie .samen
komt, is in elk geval de Duitsche Presidents-
VI stond In ons blad van 21 Maart
verkiezing achter dear rug. en behoeven de
Duitschcrs voor defaitistische aanvallen in
den rug niet meer te vreezen. Maar do Fran
sche Kamerverkiezingen komen dan in
zicht em nog daargelaten dat zij Tardieu's
aandacht zullen vragen, spreekt wel van
zelf, dat zijn uitlatingen met deze gebeurte
nis eenig verband zullen houden.
Geen verandering.
De procedure der Conferentie is vastge
steld en daarin zal geen verandering meer
kunnen worden gebracht; verandering zou
ook zeker niet wensohclijk zijn. Wie een in
ternationale Conferentie kent, weet dat de
procedure daarvan geen gering onderdeel
vormt, zeker niet ook dan, wanneer men
die bekij'kt uit het oogpunt van slagen o»'
welslagen van bepaalde voorstellen. Da
Conferentie heeft haar vergaderingen in
pleno tijdelijk stopgezet; zij heeft haar al
gemeen e beschouwingen overgedragen aan
de z.g.n. algemeene Commissie, waarin do
eerste gedelegeerden van elk land zitting
hebben, zoodat deze een conferentie in het
klein is. Geen vraagstuk, hoe, klein ook, dat
in het menste of geringste eon "rincipieelen
kant heeft, wordt aan het oordeel van eeni
ge technische commissie onderworpen, zon
der dat de a'gemeene Commissie er eerat
in beginsel over heeft beraads'aagd. De
Technische Commissiën zijn er ten getale
van 4: voor de landmacht, de zeemacht, de
luchtvaart en de vraagstukken, die met ver
mindering langs den weg der begrootingen
verband houden. Een technische Commissie
zou men kunnen noemen de op Fransche
instigatie ingestelde politieke Commissie,
welke die vraagstukken te behandelen
krijgt, die niiet slechts de technische proble
men maken, maar ook de politieke. Dit zijn
echter uiteraard voor het grootste deed de
vraagstukken, die om den daaraan verbon
den principieclen kant reeds onder de al
gemeene Commissie ressorteeren. Waar van
zelfsprekend de eerste gedelegeerden In de
politieke Commissie niet willen ontbreken,
vormt deze in duibbel opzicht een gedeelte
lijke doublure van de algemeene Commissie.
Benesj als rapporteur heeft wel een schei
ding gemaakt tusschen de vraagstukken,
die aan beide Commissies kunnen worden
onderworpen, maar het aandeel, dat daarin
de Politieke Commissie heeft, is nauwelijks
Vi van dat der Algemeene Commissie. Tot
die specifiek politieke vraagstukken cn
voorstellen behooren natuurlijk In de eerste
plaats de Fransche voorstallen, maar daar-
neivens ook de Poolschc, die moreele ontwa
pening voorstaan. Feite'ijk is dit een tech
nisch, onderwerp, dat echter onf'or verschil
lende rubrieken is ondeir te verdoelen, maar
voorloop!g heeft de Commissie het in de al
gemeene lijn gezien.
De moreele ontwapening.
Deze moreele ontwapening U de moeite
van het nader beschouwen waard. Het valt
met te ontkennon, dat ailleen moreele ont
wapening ons niet veel verder zou brengen,
maar alleen materieele ontwapening zou,
zelfs tot nul gereduceerd, het oorlogsgevaar
niet uit de wereld helpen; Moreele en ma
terieele ontwapening moeten hand aan hand
gaan, al moet thans vooral op de laatste
nadruk worden gelegd. Toc/h is het feigen-
aardig, rtot het afwijzend standpunt van
den Russlschen gedelegeerde Lltwinoff. die
meende, dat de Conferentie aan de mato-
rieele ontwapening een voldoende taak
heeft, do^r .velen werd gedoeld, al brachten
zfj dit niet tot uiting. Voorlooplg heeft men
nu een suil>Comité van een vijftal leden in
gesteld, waarin natuurlijk een Poolsche ge
delegeerde is opgenomen; oen Zwitser is
voorzitter ervan. Dit sub-Comité zal nu de
Poo'sche voorstellen nader bestudeeren, wel
licht reeds in groote trekken de vormen
aangeven, waaronder het mogelijk is om
een overeenkomst op dit stuk te sluiten.
Maar men dsenke ov«r het bereiken van dit
resultaat niet te licht; het wantrouwen,
dat in elk opzicht de conferentie blijft be-
heerschcn, ziet en gedeeltelijk zeker niet ten
onrechte, in deze Poolsche voorstellen een
nodtiek wapen, waaraan men zooveel mo
gelijk zal trachten de giftige punten te ont
rukken. Als men daarmede maar niet go-
heel het wanen tot zwijgen tracht te bren-
eenl
Geen onrecht doen
Wanneer man van de achter ons liggen
de periode van conferentie-werk als van
een periode van geheel geen beteekenis ge
waagt, doet men der conferentie onreoht.
Het kon moeilijk anders. De algemeene be
schouwingen hebben geen sensationeel©
verrassingen opgeleverd, maar toch wel
meer licht gebracht dan wij aanvankelijk
veronderstelden. De gedelegeerden moeten
nu eens rustig gelegenheid hebben om van
gedachten te wisselen met hun regeeringen
hoe allo die voorstellen en gedachten in
praktische denkbeelden zijn om te zetten;
slechts weinigen zijn in de gelegenheid
om heen en weer te vliegen, als met Tar
dieu het geval is geweest en bovendien
con dubbele hoedanigheid in rich rond te
dragen. Maar bovendien, het feit op zich
zelf, dat bijkans ieder land zich heeft geuit
vergunt een voorloopige balans op te ma*
Het orgaan van de Duitsche Volkenbonds
vereoniging „Völkerbund" geheeten, dat
bijzondere aandacht wijdt aan de Ontwape
ningsconferentie en haar ontwikkeling,
heeft een aardig staatje opgemaakt van
wat tot dusver gebleken is van de houding
der verschillende landen ten aanzien van
de hoofdvraagstukken, die de conferentie
interesseeren. Krachtens dit staatje komt
het vast te staan, dat 26 Staten, onder wie
Duitschland, Engeland, Nederland, Italië,
Rusland, Zweden. Zwitserland, Spanje en
de Vereenigde Staten zich hebben uitge-
sproknn voor een overeenkomst, die borust
op do gelijkgereohtlgheid en de gelijkheid
van allen, waartegenover er 8 staan, zijnde
Frankrijk, met Polen, Tsjechoslowakijo on-
de Balkanstaten benevens Japan achter zich
die ook aan de bepalingen der Vredesver
dragen vasthouden. Slechts 3 Staten en wel
Rusland. Spanje en Turkije zijn opgekomen
voor volledige ontwapening; .42 Staten voor
belangrijke vermindering der bewapeningen
in den tegenwoordigen voldoend veilig ge-
achten toestand, waartegenover er 8 staan,
die verderen uitbouw van veiligheid en
sancties tevoren noodzakelijk achten. Het
zijn dezelfde 8 Staten, dio oprichting van
een politieleger. zonder gelijktijdige ontwa
pening, voorstaan, terwijl er ook 8 Staten
zijn, die wel een politieleger willen, rruuir
slechts, wanneer daaraan ontwapening Is
verbonden. Slechts een vijftal staten heeft
zich uitgesproken voor moreele ontwape
ning. die aan de materieele heeft vooraf to
gaan. maar 50 staten blijken bereid een in
ternationale controle, zij het voorloopig in
vrij zwakken vorm. te aanvaarden. Voor
directe vermindering van de landmacht
hebben alch 9 staten uitgesproken, voor in
directe 1. voor directe en indirecte gcoom-
bineerd 3. Daartegenover 27 Staten wen-
schcn afsahafflng of directe vermindering
van de zware artillerie. 24 van de tanks.
Totaal 10 staten wenschen de afschaffing
of vermindering van oorlogschepen boven
10.000 ton; 7. van de vliegtuig-moedersche
pen; 16 de totale afschaffing van de ondor-
zeehooten en 5 van de handelsschepen. To
taal 12 staten hebben den wensch Kombaar
gemaakt, diat hot luchtwapen geheel ral
verdwijnen; dezelfde hebben zich geuit voor
de afschaffing van de bomibardemeritsvlip.g-
tuigen, torwij,1, 8 daarnevens, dus in totaal,
2Q. zich hebhen uitgesproken, tegen het wer-,
pen van bommen en ter beveiliging van de
burgerlijke bèvofkrng. Resp. 34 en 11 staten
hebben zich uitgesproken voor een verbod
van het gebruik en het verbod van aan
maak van gas- en giftstoffen. De intematio-
naliseering van de burgerlijke luchtvaart
vinidt 13 staten als voorstanders; een alge
meene financleele beperking wordt door 18
staten voorgestaan en een regeling zoowel
van den handel als de fabricatie vindt zes
DE HEILIGE STAD
EEN KAMERLID MOEST TOCH
BETER WETEN
DE HOF VAN GETHSEMANE
R. A, d. O. schrijft ons:
Een zoo schromelijk onjuiste voorstelling
van zaken, als thans in Do Banier, staat
kundig gereformeerd dagblad, van Maandag
21 Maart 1932 is neergeschreven, kwam nog
zelden, ook niet in dat blad zelf voor De
nuchtere waarheid dwingt hier tot pu
blieke weerspraak. En spoedig, aleer het
kwaad invrete in onze volksziel.
De hierbedoelde beschouwingen verschij
nen onder het opschrift: „Een aangrijpende
klacht". De weerspraak mag onder denzelf
I den titel aan den schrijver van het artikel,
j de heer Kersten blijkens de onderteekening,
worden teruggegeven.
J Het gaat over de „Landbouwnood" en do
j „Verzekeringsellende". Er is weer sprake
I van den „bloedhond, die op ons losgelaten is,
on dat nog wel door z.g.n. Christelijke hee-
ren".
De heer Kersten moge het voor zich zelf
verantwoorden, dat hij dergelijke kwalifica-
I ties publiekelijk durft uitspreken en neer-
I schrijven en zich dan nog beklagen, wan-
neer mon hem onder het oog brengt, dat hij
Ln deze benarde tijden brandstof voor den
I opstandigen volksgeest aandraagt, zóó dat
de communisten hem met een grijnslach op
den schouder kloppen en zeggen: We gaan
samen den boer op!
Maar de heer Kersten diende zich dan
tQch wel, wanneer hij zich geroepen acht tot
zulk optreden, op een degelijker fondament
te stellen. Kwade trouw mogen we bij hem
niet veronderstellen, maar dan blijft or toch
nu geen andere mogelijkheid meer over dan
dftt hij-zijn vloekspraken bouwt op zijn vol
slagen pnwetendheid van de dingen, waar
over hij; schrijft.
j -s»*« Het bewijsstuk!
We gaan dat aantoonen door een gedeelte
uit het bewuste artikel woordelijk af te
schijven. Het luidt aldus:
„Evenmin als het principieele bezwaar,
dat wij noemden, weegt het den genoemden
heeren, dat de arbeider onder curateele is
gestold. Uit den treure zijn zij er op gewe-
zon door een man uit hun eigen gelederen,
maar wat Prof. Fabius ook zeidc, men bleef
oostindisch doof. En nu komen de finan
cleele lasten! Ge vraagt U af, hoe het toch
mogelijk is, dat nog één mensch aan de be
staande regeling vasthoudt! Ja, hoe is het
mogelijk?
Dezer dagen kwam ons in handen het
verslag van de Radon van Arbeid over 1930.
Laat men die cijfers eens overwegen! Be-
De Hof van Gethsemanê één van de vele plaatsen, waar in de thans geëindigde
lijdensweken duizenden in den geest hebben vertoefd. Veel is er niet meer over van den
„hor, slechts eenige eeuwen oude boom en.
staten als voorstanders.
Boekdoelen I
Men ziet het. dit lijstje spreekt boekdee-
len, ook in zooverre, dat men ten aanzien
van de, althans voorloopige houding die
verschillende Staten te Geneve denkon aan
te nemen, eenig meer licht heeft gekregen
Voor het meerendeel hebben deze rolf.j»
Staten zoodanige denkbeelden in amende
menten omgezet, wat alles echter niets
wegneemt van de mogelljkhoid, «diat zij on
die houding kunnen terugkomen tengevol
ge van amendementen van andero zijde of
ook door combinaties, die zich in den kring
der Conferentie voordoen. Met zekerheid
valt er op het oogenblik nog niets te zeg
gen. Zooveel staat wel vast, dat de gedele-
geef-den niet alleen voor het meeroncieei
thuis voldoende werk zullen vin'den, dat
hun bezig houdt, maair ook in het schema
van den algemeenen rapporteur der Confe
rentie en in de tal van stukken, die hem
daarbij zijn verschaft, voldoende materiaal
zullen vinden om hun ledigen tijd, zoo zij
dien bevitten, te vullen.
kend is, dat alleen aan zegels wordt geplakt
per jaar veertig millioen gulden, zogge
j 40.0oo.000 gezogem uit de bedrijven. Dat is
dan alleen nog maar voor de invaliditeits
wet. Voegdaarbij nu nog eens wat de onge
vallenwet kost en de ziektewet. En waar
blijven nu die lieve centen? Daar zouden de
armen en ouden, en invaliden toch eens
goed mede kunnen zijn! Vooral wijl dat be
drag nog jaarlijks wordt vermeerderd met
elf millioen honderd drie en twintig duizend
gulden door den staat, getrokken uit de be
lastingen, die reeds tot ongekende hoogte
zijn geklommen. Voor '32 was dit bedrag nog
veel hooger.
En wat krijgen nu de weduwen en weezen
on invaliden van al die miHicenen? Schrik
niet lezer!
Aan ouderdomsrente ex art. 373
der Inv.wet werd betaald 1723.700.26
Aan Weezcnrente 222.100.94
Aan Weezenrente 222.160.04
Totaal 2444.482.37
Nog geen 2.5 millioen dus uitgekeerd van
d ontvangen ƒ51.123.000. Nog geen 2,5 mil
lioen voor de behoeftigen, terwijl aan raden
van arbeid werd uitbetaald bijna zeven en
een half millioen 7334.070.63j.
De totale kosten voor de verzekeringswet-
ton Inval.- Oudord.- Ongev.-, Land- en Tuin-
bouwongev.) bedroegen N.B. bijna zeven en
een half millioen. En de weduwen en weezen
en ouden van dagen ontvangen samen
slechts twee millioen en vier ton!
Is het geen dwaze wetgeving, die verzeke
ringswetgeving? Weg, die zegeltjesplakkerij!
Weg er medel Geef het geld den armen!"
Een vergissing en een groote font
We moeten allereerst op een betrekkelijke
kleinigheid letten. Er sohuilt in het door De
Banier gegeven ataatje der uitkeeringen aan
weduwen, weezen en invaliden elke aan-
dachtige lezer kan dat trouwons terstond
zien een fout, een drukfout, een verschrij
ving of zoo iets. Het bedrag der weezenrente
is tweemaal opgenomen; dat der weduwen-
rente ontbreekt Het staatje moet er zóó uit
zien:
Ouderdomsrente enz.
Weduwenrente
Weezenrente
Totaal
1.723.706.26
480.650.17
222.160.94
2.444.432^1
Dit is een kleinigheid. En hierom gaat het
dan ook niet, als we op onze beurt tot den
lieer Kersten spreken van „een aangrijpende
klacht" en hem onder de aandacht brengen,
dal hij de kiezers op grove wijze onjuist
voorlicht hun zand in de oogen strooit on
gevaar loopt, als gevolg van eigen onwetend
heid gepaard aan brutaal optreden, opstan
digheid te ontketenen.
wat toch Is het geval?
In plaats van de schromelijke onjulsto
voorstelling, volgons welke, naar de heer
Kersten beweert, van de 40 millioen, die jaar
lijks aan zegels geplakt worden, slechts een
kleine 2-5 millioen aan ouden van dogen, in
validen. weduwen en weezen ten goede zou
komen,
ia de naakte waarheid,
dat jaarlijks bijna 25 (viji en twintigj
millioen wordt uitgekeerd.
Hoe is het dan mogelijk, dat do heer Ker
sten zich zóó kan vergissen?
O, lezer! heel eenvoudig. Maar voor een
man als den heer Kersten, Kamerlid, volks
vertegenwoordiger, partijleider en c)agblad-
schrijver, toch waarlijk méér dan bar.
De heer Kersten heeft uit het door hem be
studeerde verslag van de Raden van Arbeid
alléén genomen de bedragen, waarmee
de uitkeeringen in 1930 verhoogd -zijn,
vermeerderd boven het bedrag, dat in
het vorigo jaar werd uitgekeerd.
Indien de heer Kersten juiste voorlichting
had willen geven, had zijn staatje er andera
moeten uitzien. We geven hier de cijfers, die
op 21 Maart '32, den datum, waarop Ds. Ker-
BEGROOTING VAN DEFENSIE
Aan de Memorie van Antwoord aan de
Eerste Kamer over het wetsontwerp tot vast-
tolling van het hoofdstuk Defensie der
Rijksbegrooting 1932 ontlecnen wij het vol
gende: 1
Bezuiniging.
Zooals reeds meermalen is uiteengezet,
kan tot opheffing van de thans bestaande
verdedigingswerken niet worden overge
gaan. Bovendien zou opheffing van hot ves-
lingstelsel geen belangrijke bezuiniging me
debrengen, aangezien de instandhouding
van verdedigingswerken, inundatiemiddelen,
enz. slechts geringe uitgaven vraagt.
Vermindering van de sterkte der lichting
kan onder de huidige omstandigheden door
den minister niet in overwegiug worden ge
nomen.
Reis Ncderlandsch-IndiB.
De minister heeft een reis naar N'ed.-Indie
ondernomen teneinde de instellingen der
marine aldaar in oogenschouw te nemen,
overtuigd als hij er van is, dat e.gen waar-
noaung ook in dezen groote waarde voor
hom heeft. Het doel der reis was geenszins
„beslechting van een meeningsverschil, gere
zen tusschen do Noderlandscli-lndische regee
ring en die in Nederland over de vraag, of
de derde kruiser op kosten van Ne 'er-
landsch-lndië moet worden afgebouwd''.
Uiteraard heeft de minister intusschen met
onderscheidene autoriteiten iu Ned.-Indiè
vraagstukkeu besproken, betreffende het
materieel, het personeel en de kosten der
maritieme weermacht daar te lande. Vrees
voor conflicten heeft hij niet gekoesterd en
zijn aanwezigheid in Nederlandsch-IndiÜ
heeft geen moeilijkheden van staatsrechtelij-
ken of anderen aard doen ontstaan.
Reorganisatie der landmacht.
Onder voorzitterschap van den chef van
den generolen staf is een commissie werk
zaam, welke opdracht heeft van voorlichting
te dienen nopens mogelijke versobering in de
vredessamenstellingen van de onderdcelon
der infanterie- en der artilleriebrigades. Aan
gezien deze commissie haar arbeid nog niet
heeft volbracht, kan ook nog niets vaststaan
nopens den datum, waarop een reorganisatie
zou kunnen ingaan.
Luchtaanvallen.
De minister kan tot zijn leedwezen geen
gegevens verschaffen over den om van e der
maatregelen, welke in de verschillende ge
meenten zijn getroffen ter bescherming van
de burgerlijke bevolking tegen de gevolgen
van eventueels aanvallen uit de lucht
De regeering is van oordeel, dat het wen-
schelijk is, deri luchtbeschermingsdienst een
vvette-lijken grondslag te geven en zij heeft
daarom besloten de voorbereiding van een
desbetreffende wettelijke regeling op te dra
gen aan een interdepartementale commissie,
waarin naast vertegenwoordigers van dc
departementen van binnenlandsche zaken,
financiën en defensio mede enkele burge
meesters zullen zitting nemen.
Dienstweigering
In het jaar 1931 hebben 8 dienstw eigeraare
een beroep op de Dienstweigeringswet ge
daan, terwijl 24 personen, ter zake dat zij
weigerden hun dienstplicht te ven-uilen,
voor den krijgsraad zijn verschenen.
De opgedane ervaring betreffende de wer
king der Dienstweigeringswet go«ft. naar de
meening van den minister, een aanleiding
om stappen te doen tot verruiming van de
grondslagen der wet.
Oud-gepens'onneerdoti.
De ojl door den heer Suring In de Tweede
Kamer ter sprake gebrachte achterstelling
der oud-gepensionneerde militairen bij do
oud-gepensionneerde ambtenaren heeft de
aanleiding gevormd om de quaestle van de
eerstbedoelde landsdienaren nog eens rustig
onder het oog te zien. Zonder hiermede ge
acht te willen worden, eenige toezeggingen
ter zake te doen, kan de minister hieraan
nog toevoegen, dat wanneer inderdaad
van eenige achterstelling van beteekenis
mocht blijken in den zin als de heer Suriny
zulks bedoelde zijnerzijds gepoogd zal
worden, daaraan zooveel mogelijk tegemuet
te komen.
Loopende inval.rente per jaar
Idem ouderd.rente
Idem wed.rente
Idem weezenrente
Totaal
5.087.000
14.200.000
3.376.000
2.134.000
24.797.000
In plaats van nog geen 2^2, „krijgen de
weduwen en weezen en invaliden" 25 mil
lioen per jaar.
Zóó licht de heer Kersten de kiezers voor!
Waarlijk, hij mocht er wel aan toevoegen:
„Schrik niet, lezer" dat men u op (4?ze
schandelijke wijze voorlicht
En dat de heer Kersten dan daarbij „het
geroep der eilendigen" en do smeekbede van
Daniël tot Nebucadnezar durft te pas brengén
daarzwijgen we maar liever over.
werkt zacht en weldadig aJs een Mei-regen.
Uw huid ontwaakt tot nieuwe schoonheid
onder haar aanraking.
In Prijzen van 20-30—45 en 75 cant
DE VAL VAN KONSTANTINOPEL
Door LEWIS WALLACE - Naar het Engelsch door ALMA
(33
't Was een vrouw, rijk gekleed, maar dicht
gesluierd, en nog een persoon, naar wien do
officier met verbazing keek. Zijn kleeding
tóch kwam hem zeer zonderling voor en niet
vgórdat die persoon, gehoorzaam aan het
beve], uit de boot stapte, begreep de Turk
dat hij een man voor zich had.
Het waren Prinses Irene en Serglus de
tnonnik.
Men heeft zich slechts hun gesprek in het
paleis te herinneren, om hun aanwezig
heid hier te begrijpen. Des middags van
Thcrapia 'vertrokken, waren zij schuin over
gestoken naar de Aziatische kust, waar de
strooming wegens haar groote regelmatig
heid het afzakken vergemakkelijkt. Toen de
6tprm opstak waren zij reeds ver van huis,
en had zij voor dezelfde vraag gestaan als
de Vorst: Landen in Azië, of oversteken naar
Eiiropa?
Zij deelde het algemeene wantrouwen der
Grieken tegen de Turken. In haar jeugd
reeds had zij vreesclijke verhalen gehoord
over het lot hunner vrouwelijke gevangenen.
Zij wilde liever terug, maar de roeiers ver
klaarden dat het daarvoor te laat was, dat
de kiene riv'or bij het Witte Kasteel open
was en dat zij die nog voor den storm kon
den bereiken. Zij gaf dus toe.
Toen Sererius op de aanlegplaats stond
wierp hij zijn kap naar achteren en wilde
spreken, maar de wind vatte zijn lange
lokken en woei ze hem in 't gezicht. Daarom
nam de prinses het woord. Zij sloeg haar
sluier weg en sprak tot den officier: Zljt gij
de Gouverneur van dit Kasteel?
- Neen.,
Worden wij aLs gasten beschouwd, of
als gevangenen?
Dat staat niet aan mij te zeggen.
Breng dan een boodschap van mij aan
den Gouverneur. Zeg hem dat ik Prinses
Irene ben. door geboorte pauw verwant aan
Konstantijn, Keizer der Grieken en Latijnen;
dat ik, erkennende dat deze bodem het wet
tig eigendom is van zijn Souverein, den
Sultan, hier slechts een tijdelijke schuil
plaats kom zoeken Zeg hem, dat zoo ik dit
Kasteel ais gevangene moet binnengaan, hij
zich bij mijn Keizerlijken bloedverwant zal
te verantwoorden hebben, die niet zal na
laten vergoeding te eischen. Word ik daar
entegen zijn gast. diaai zij hert op voorwaarde-
dat ik vrij zal zijn, om, zoodra de storm be
daard is, to vertrekken zooals lk gekomen
benmet mijn vriend en mijn bedienden.
Voorts verzoek ik, dat hij mij zijn opwachting
komt maken, zooals mijn rang vereischt, en
mij persoonlijk gastvrijheid aanbiedt. Ik zal
hier zijn antwoord afwachten.
De officier had haar met ongeveinsde ver
bazing aangehoord. Het waren niet alleen de
woorden die indruk maakten, evenmin de
fierheid die er uit sprak, de betoovering lag
in het ongesluierd gelaat. Nooit had hij zoo
iets bekoorlijks gezien, zolfs niet in zijn
stoutstein dir om van 't Moslimse he Paradijs.
Hij bleef haar aanstaren.
Ga. herhaalde zij, het kan ieder oog en-
blik gaan regenen.
Wie moet ik zeggen dat gij zijtl
vraagde hij.
Prinses Irene, bloedverwante van Kol-
zer Konstantijn.
De officier maakte een diepe buiging en
spoodde zich naar het Kasteel.
Zijn soldaten bleven op een eerbiedigen
afstand van de gevangenen, want zoo moeten
wij onze reizigers voor het oogenbllk noe
men. De Vorst en de monnik stonden aan
den oever, de Prinses en Lael waren in de
booten gebleven.
Onspoed is een ruwe ceremoniemeester, hij
neemt zijn slachtoffers niet bij de hand om
ze deftig aan eJkander voor te stellen, maar
gebiedt nun kortaf tot elkander op te zien
om hulp. En dat deden de twee gezelschap
pen dan ook.
Hoe onergdonkend en weinig ervaren Ser
glus ook was, gevoelde hij toch zeer good,
dat de prinses ln een moeilijken toestand
verkeerde. Hij begreep ook dat verzet nut
teloos zou zijn. Om te weten in hoever do
vreemdeling Invlöed zou kunnen uitoefenen
op dc Turken, wierp hij een onderzlckenden
blik op den Vorst, maar zag tot zijn teleur
stelling niet veel bemoedigends. De tengere,
een weinig voorover gebogen grijsaard schoen
en eerbiedwaardig en welgesteld man te zijn
zijn oogen schitterden, zijn wangen gloeiden
van ergernis over de onvoegzame behande
ling, maar cXat hij hen uit deze moeilijkheid
zou kunnen helpen was niet waarschijnlijk.
Intusschen -had hij zijn haar gladgestre
ken en de kap weer opgezet e-n zag thans
naar Lael. Zijn eerste indruk was, dat haar
kleedij zelfs bij mooi weer weinig geschikt
was voor oen roeitocht ln een open boot. Een
blik op de prinses evenwel bracht de kritiek
tot zwijgen. Werd door haar minder pracht
van Juweolon ten toon gespreid, haar kleed
was even kostbaar en fijn. Waarschijnlijk
eischte de mode dat van de Griekseho vrou
wen. Juist keek Lael tot hem op, en hij zag
dat haar geilaat nog zeer kinderlijk was en
recht lieftallig in weerwil van angst en vrees
Zijn belangstelling was terstond opgewekt
Zijn oordeel over den kleinen grijsaard
was echter niet juist Die fijne geest had
reeds alle kansen berekend en was op alles
bereid. Zijn verbazing, toen de prinses haar
6luier opsloeg, was met minder groot dan
die van.den Turk. Haar boodschap aan den
Gouverneur trof hem door de kalme waar
digheid, die er uit sprak terwijl hij haar
moed e>n de kous harer woorden ten zeersto
bewonderde. Hij besloot dus Lael onder hare
bescherming te plaatsen.
Prinses, zcide hij, zijn muts nfnemend
in weerwil van den sterken wind, ik bid u,
hoor mij aan en vergeef mij mijne vrijmoe
digheid ter wille van mijn ongeluk on van
mijne begeerte, om mijn dochter in veiligheid
te zien
Zij nam hem van 't hoofd tot de voeton op
toen liet zij haar blik op Lael rusten en die
aanblik verdroef terstond de achterdocht,
welke haar een oogenblik deed weifelen.
Ik erken de verplichting mij door de
omstandigheden opgelegd, antwoordje zij, en
kan u noch als Christin, noch als vrouw
zonder geldige reden de hulp weigeren, die
gij mij vraagt. Maar, goede heer, zeg mij eerst
uw naam en landaard.
Ik b°n een Indisch Vorst en vertoef voor
onbopanldon tijd de keizersstad.
Miin dank voor dat antwoord, Vorst, en
als gij in lator dagen aan dit gospir'c terug
denkt, wil dan deze ra^n vraag niet toe
schrijven nam gewtsne nieuwsgierigheid.
Vrees niet, antwoordde de Vorst, want
ik leerdo lang geledon dat voorzichtigheid
een hoofddeugd is, en om dat terstond in
toepassing te brengen stel ik voor, zoo het u
goeddunkt, dit gesprek, dat noodzakelijk kort
moet zijn, voort te zetten ln een andere taal
dan het Grieksch.
In het Latijn dan, zoide zij met een blik
op de soldaten, en nadat hij toestemmend
gebogen had, vervolgde zij: Uw grijze baard
en eerwaardig voorkomen waarborgen mij
een wijsheid, grooter dan ik ooit kan berei
ken. Zeg mij daa-rem hoe ik, een zwakke
vrouw, misschien niet eens in staat om rnii-
zelve uit de handen dezer roovera te bevrij
den, uw dochter, mijn zuster ln den nood,
van dienst kan zijn.
Bij deze woorden zag zij Lael zoo vrien
delijk en teeder aan, dat hare bedoeling niet
twijfelachtig was.
Ik zal het u in weinig woordon zeggen,
prinsws. Een kwartier geleden, toen het reeds
to laat was om van kocre te veranderen, 7.ag
ik een troep ruiters in snellen draf naar het
Kasteel rijden. In do voorhoede wapperden
twee vlaggen, de eene groei, de andere rood.
De eerste heeft, zooals gij wellicht weet, een
godsdienstige beteekenis en wordt zelden in
het veld gezien, tenzij een hooggeplaatst per
soon aanwezig Is. Daarom geloof ik, dat onto
aanhouding in verband atant mot de aan
komst van zulk een hooggeplaatste. Gij kunt
nog de muziek te zijner eer hooren.
Ik It c>r tromgeroffel en trompetgeschal,
antwoordde zij, en acht uwe gissing de ver
nuftige oplossing van een anders' onver
klaarbare daad. Maar gij arhljnt meer to we
ten van deze barbaren, kunt gij mij ook zeg
gen wie die voorname man kan zijn?
't Is waar, de Turken zijn mij niet ge
heel vreemd, maar toch kan ik noch den
naam, noch den rang, noch het doel van den
nieuw aangekomene raden. Is mijn gissing
echter juist, dan zal uw boodschap aan den
Gouverneur uw vrijlating niet bewerken, om
dat dc reden van uw gevangormamc een re
dan moet zijn om u gevangen te houden. Be
reid u dus voor op een weigerend antwoord.
Wat? Zouden zij mij gevangen willen
houden? Dat durven zij niet! Mijn neef Is
nog machtig genoeg, en zelfe de groote
Moerad
Vergeef mij, maur de mantel, ruim ge
noeg om j>olltieke misdaden te bedakken,
moet nog gevonden worden.
De prinses keek hem bezorgd aan en zeide
vergeef mij. Vorst. Ik houd u nondelona op.
Volstrekt niet, antwoordde hij. Ik moet
er nog bijvoegen dat, als mijn gissing juist
blijkt te zijn, een keizerlijke prinses zich
weinig op haar gemnk en zeer eenzaam i&s
voelen in oen kasteel als dit. Wij weten toch
■tot het meer geschikt Is voor krijgshaftige
bedoelingen, dRn huiselijke geneugten.
De prinses vatte zijn bedoeling. In haar
verbeelding zag zij de Moslimsohe garnizoens
laats, zonder vrouwen of vrouwenvertrek.
ij werd beangst. O, kon Ik mijn boodschap
herroepen! riep zij. Ik zou den Gouverneur
niet in verzoeking gebracht hebbm door mij
zelve zonder eenige bepaling als zijn gast
aan te melden.
Neen. zeg dat niet Uw besluit was in
teder opzicht flink en goed. want /.ie slechte
achter u. tv storm wordt heviger. Niet uit
eigen beweging kwaamt gij hier, prinses!
't Is Goda wil.
Wordt vervolgd