DE DINGEN DIE OM ONS ZIJN door G. Sevensma-Themmen Vriendschap en conventie Eenigen tijd geleden las ik in een vrouwcntijd- schrift het volgende scènetje: De eene vriendin komt do andere, die het blijk- baar zeer druk heeft bezoeken en zij vraagt, be zwaard over de stoornis, die ze brengt: „Kan ik iets voor je doen? Je ergens mee helpen?*' En het antwoord luidt eerlijk en onomwonden: „Ja, met weg te gaan." Hé, «schrikken we daar niot even van? Om dat zoo maar te zeggen? De wellevendheid eischt toch, dat we zeggen: „Welnee, ga zitten. Ik zal gauw een kopje thee Betten. En dan gaan we even gezellig babbelen." En terwijl we zoogenaamd gezellig zitten te bab belen, alliciht over dingen, die ons maar matig Interesseeren, zweven onze gedachten weg naar bet vele werk, dat we moesten doen en dat nu ■weer ligt te wachten, zien we op tegen 't oogen- blik, dat straks de kinderen uit sahool komen en het alles roezemoezigheid wordt, zoodat we heele- Diaal niet kunnen opschieten. En we betreuren in ©en hoekje van ons hart het rustig middagoogen- blikje, dat zoo „doelloos" verglijdt en dat zoo heerlijk benut had kunnen worden. Maar als do visite eindelijk weggaat, hebben we misschien ook nog wel den euvelen moed iets te zeggen van: „gezellig gevonden" en „gauw eens terugkomen," Is dat wellevendheid? Meen, dat is leugen. Want 's avonds, als we aan kijken tegen den stapel werk, die ongedaan bleef, dan zijn er in ons ha *t heel andere gedachten dan „gezellig vinden" en wat dies meer zij. Maar ze wilde toch helpen? Juist, maar ze kon •het beste helpen door weg te gaan, door vrij te laten. Hoe zou ze 't anders doen? Door thee te zetten? Waar: „Waar staat het theebusje?" „Hoeveel schepjes doe je in de pot?" En het gevolg is, dat de huisvrouw toch weer toe komt loopen, want we weten het allemaal wel: je kunt het zelf veel gauwer doen dan telkens aanwijzingen te moeten geven. Het is zoo moeilijk jn eens anders huis, eens anders werk daadwer kelijk te helpen. Dan moet je tenminste zoo ingeleefd zijn, dat je wegwijs bent in kelder en kast, in naaimand en knoopendoos .En dat zijn de uitzonderingsgevallen. Het gewone geval is het losweg gegeven aanbod: „O, maar ik wil best even helpen. Zeg maar, wat Ik doen moet." En het resultaat is, dat de hulp nog wat extra werk verschaft en misschien nog heengaat met een voldaan gevoel ook. Russische boerinnen in de Centrale te Moskou. Geheel links de vrouw van Lenin. Wegenbouw in Rusland. Wat is het een zegen, dat er nog eerlijkheid Is, die durft zeggen: „Ik heb liever, dat je weggaat" En wat zou het een zegen zijn als onze vriend schap meer zoo was, dat we dat konden zoggen zoo hecht en sterk, dat een simpele eerlijkheid er geen afbreuk aan kan doen. Maar het omgekeerde is helaas dikwijls meer waar. Men durft niet zichzelf te zijn tegenover den ander, omda' men bang is te krenken, te ver vreemden. Omdat de vri-ndsohap niet werkelijk vriendschap is, maar conventie, een conventie van een bezoekje, een gezellig avondje praten. Men sluit ze zoo lichc; menschen, die men een paar keer heeft ontmoet, noodlgt men uit met een: „och, komt u eens aan. Zonder tc onderzoeken, of er werkelijk genoeg gelijkgestemdheid is om vriendschap te sluiten. Hoe vaak gebeurt het dan ook niet, dat degene, die eerst is uitgenoodigd met een: „och, komt U eens aan later in het hart verwelkomd wordt met een verzuchting van: „och, Ihé, daar heb je haar ook weer"? Wat knoeien wij veel aan ons eigen leven. Wat laten wij ook dikwijls toe, dat anderen er aan knoeien en brokkclén zonder ons te verdedigen. Wie ons ontneemt van ons stoffelijk bezit, noemen we een dief. Maar op den roof, die zoovelcn ple gen aan onzen tijd, onze aandacht, onze persoon lijkheid, letten wij niet. Dat later, we oogluikend toe, soms nog wel onder den naam vriendschap. Mtaar echte vriendschap houdt in: begrijpen een Bioh geven voor den ander, ook als dat beteokent: aich terugtrokken vrijlaten. Onze jagende tijd stapelt de levens immens al zoo vol werk! O, ik weet wel, dat er altijd nog menschen zijn vooral vrouwen die immer tijd hebben vcor oen praatje een kransje «>f een theevisite, die zich de weelde veroorloven van aandacht te besteden aan elk nieuwtje, elk schandaaltje. Maar de rijke levens zijn dat niet. Voor de rijke, moeilijke levens is de dag dikwijls niet lang genoeg voor het vele werk, dat er geaaar. moet wórden. Daar zijn de mannen, op wie alle verantwoordelijkheid aan komt: in hun dagelijksche werk en daarbuiten, die eigenlijk overal zijn „de rechte man op de rechte plaats", daar zijn de huismoeders met een druk gezin en weinig hulp, de vrouwen, die er met den man op uit moeten om de kost te ver dienen, omdat de tijdsomstandigheden het voor hem onmogelijk gemaakt hebben, dat alleen te doen, daar zijn de ongetrouwden, op wie gerekend wordt, met duizenderlei plichten in de stilte: een Biekenbezock hier wat hulp daar oen troos tend woord een brief. Daar zijn de levens vol zorg en vol werk, waar soms In dagen do ge legenheid ontbreekt om eens even stil te zitten en niets te doen, levens die ook vriemlschap noo- dig hebben, maar niet een vriendsohap van: „Zeg, heb je al gehoord van maar een vriendschap van weggaan en begrijpen. Het leven is toch eigen lijk ook te kostbaar om onze aandacht te verspil len aan allerlei onbelangrijke of minderwaardige dingen. Daargelaten dan nog, dat dergelijke thee- visite-ge«sprekken vooral onder vrouwen, helaas! zoo licht met laster besmet en dus zonde wor den. We moeten elkaar leeren ontzien vrij laten we moeten eikaars persoonlijkheid zoo hoog houden, dat we die niet bezoedelen willen met de vunzigheid van allerlei nieuwtjes. We moeten elkaar leeren liefhebben. Dat is het gebod van onzen Heiland. Wat gebeurt er in Sovjet-Rusland Wij willen het ditmaal niet hobbcn over jxditiek en over principes, maar het een en ander mede- oeelen over de gewone dingen van het dagelij"ksch leven. Immers, hoe ook de regeering in een land ingericht is, ten siotte moet er geleefd worden, ge geten, geslapen, gewerkt. Om inaar direkt met dat laatste te beginnen, daarmee maakt Sowjet-Rus- land propaganda, en niet geheel ten onrechte. „Het land zonder werkloozen" heet een van de uitga ven, waarin de indruk wórdt gewekt van werk, werk en nog eens werk. Toch is het pas vier jaar geleden, dat de sowjet- unie een werkloozcnlegcr herbergde van ongeveer twee millioen menschen, ingeschreven bij de ar beidsbeurzen, oie voor een deel we.-kloozenuitkee- ring ontvingen van ongeveer 15 roebel per maand. Een tafereel derhalve, dat geheel overeenkomt met het beeld, dat wij, helaas, thans in zoovele landen ontmoeten. De verwonderlijke snelheid, waarmede de werkloosheid in de Sowjet-Unie is geliquideerd, een snelheid, die de afgunst opwekt van nagenoeg de gchecle wereld, is ongetwijfeld het gevolg van de uitvoering vun het vijfjarenplan, dat in 1928 is opgesteld. Jammer genoeg is het niet mogelijk een dergelijk plan voor andere landen op te stellen, daar het grootendeels berust op de achterlijkheid van Rus land. De Sowjet-Unic was in 1928 zoover, dat men, wat de productie betreft, de vernielingen van revo lutie en ourgeroorlo-gcn te boven was gekomen en had hersteld, hetgeen vóór den wereldoorlog be stond. Men was tot het peil van 1913 teruggekeerd. In 1913 echter was Rusland een zeer achterlijk land in vergelijking met de andere landen van zijn tijd. In die andere landen was de vooruitgang in en na den wereldoorlog echter geweldiT geweest, zoodat de voo sprong van de buitenwereld ten aanzien van Rusland in 1928 nog veel grooter was geworden. De leuze van het vijfjarenplan is nu, dat de overige wereld ten snelste moet worden ingehaald. Dat wat elders gegroeid was na lange jaren van studie en ervaring, kon plotseling, ge heel gereed en in de meest mo Icrne vonm, in de Sowjet-Unie worden toegepast. Vandaar de moge lijkheid van deze sprongsgewijze groei, waaraan in het begin niemand, ook niet de sowjet-leiders zelf, geloofden. De eerste opzet van het vijfjaren plan was veel bescheidener dan de plannen, die men thans koestert, nu de leiding gezien heeft, dat er in het begin ten minste wat hoeveelheid betreft, successen zijn behaald Men stelle zich voor: in 1928 nog bedroeg de ijzer productie in Rusland, een land grooter dan de Vereenigde Staten en met een talrijker bevolking, slechts één twintigste van de Amerikaansche ijzer- productie en werd vervaardigd in volstrekt ver ouderde bedrijven, waarin de anbeid grootendeels met de hand werd verricht Welk een sprong moet het geven in zoo een land twee hypermoderne Amerikaansche hoogovenbedrijven te laten bou 84 wen, voornamelijk onder bultenlandsche lehling. ïn groofc déelen van het land is thans nog elec- triciteit iets onbekends; welk een vooruitgang, wanneer men velschillende electrische centrales houwt! Rusland is een reusachtig groot land, met een binnenlandsche markt van geweldigen omvang. Dit maakt het mogelijk de nieuwe fabrieken -e bouwen op de schaal der Amerikaansche reuzen bedrijven, in tegenstelling tot de bestaande, pri mitieve, kleine eenheden, en daardoor nog sterker sprekend dan in Amerika zelf, waar alles groot 19 en men de tegenstelling tot het kleine en verouder de niet zoozeer voelt. Deze contrasten worden op kunstige wijze pro pagandistisch belicht in de fotografieën, waarvan wij eenige rcproducecren. Een weg in aanleg met een aantal walsen; voor ons is het iets gewoons, alleen heeft men hier niet een dergelijke verzame ling bij elkaar, die wel gemaakt zal zijn voor het effect op de foto. Voor Rusland is het iets geheel nieuws, want daar bestaan nagenoeg alle wegen uit platgetreden' grond, ontstaan door het jaren lange gebruik, na regen een ondoordringbare mod derpoel vormend, bij droogte een ondoordringbare stofwolk, vol kuiien en gaten, zooals wij die niet bestaanhaar achten en slechts in den winter, wan neer zij met sneeuw bedekt zijn, voor sleden een tamelijk behoorlijke verbinding opleverend. Eenigo honderden Kilometers min of meer moderne weg, men stelle zich niet te veel er van voor, is voor de Sowjet-Unic oen gebeurtenis van de grootste be teeken is. Huizen zijn er noodig in massa, overal. De stads bevolking neemt toe, men heeft practisch tot 1928 geen nieuwe woningen gebouwd, terwijl de oude huizen ten gronde gingen. Bovendien werden over al ontelbare woonhuizen ingericht voor bureau's der allesovcrwoel erende sowjet-organisaties. De woningnood is schrikkelijk, erger dan men zich in onze landen ook maar voorstellen kan. Doch bij do nieuwe fabrieken, waarin vaak tienduizen den arbeiders zullen moeten werken, en die op l\et kale veld werden neergezet, bestond heelemaal niets en moesten heele woonwijken tegelijk ge bouwd worden. Men ziet op de foto een nieuw huizenblok in vogelvlucht; frisch, sierlijk van boven af gezien, en natuurrijk op groote schaal. Over de inwendige inrichting kan men eenigszins oordcclen naar aanleiding van het beeld van het „Lcninhookje", dat in geen huizenblok mag ontbreken. Zie de primitieve schragen, die tafels moeten voorstellen, de bijeengeraapte stoe len, de onbedekte vloer, waarop men het vuil der voetstappen merkt. Men kan daardoor vermoeden hoe het cr bij do bewoners thuis uitziet. Dit verschijnsel is algemeen. Naar onze begrip pen wordt thans in Sowjet-Rusland niets „af" gemaakt. Men mag zich beroepen op huizen, die in reusachtigen getale gebouwd worden, op wegen, die worden aangelegd, op fabrieken, die worden gebouwd, het draagt alle» het kenmerk van haas tigheid cn do algemccnc armoede kan zelfs niet bedekt worden in de nieuwe, moderne inrichtin gen, die men uit den grond tracht te stampen. Misschien juist wel omdat men te hard en te on geduldig stampt. Leninhoekje in een nieuw huis. Het Gevogelte Gepluimde diertjes, snel van vlucht, Die op uw uitgebreide veeren Gaat strijken door de dunne lucht, En 't lichaam vaardig kunt regeeren Gij wint het ons in vlugheid af: Wij die, als wormen in onwaarde1), Zoo machteloos, zoo loom en grof, Staag moeten steunen op der aarde. Maar wacht, daar komt nog wel een tijd Dat zij, die 't hart van d'aarde heffen, Uw lichte gang, hoe gauw gij zijt In snelheid zullen overtreffen; Wanneer d© vrijgelaten geest, Het huis van vleesch en bloed ontheven, Daara) zij gevanklijk3) is geweest, Gaat in do zaalge vrijheid zweven. O Eeuwighcidl o Ruime lucht! Hoe rijklij k en hoe ongemeten Belooft gij ons de wije vlucht, Al zijn wij nu zoo laag gezeten. Al moet men nu op aarde gaan Zoo wij dc hemellucht beminnen. Zoo wassen onze vleuglen aan Om vogelvlucht te overwinnen. JAN LUYKEN J) Minachting Waar Gevangen. Nieuwe arbeiderswijk In Moskou. Een vliegend vuurtje Stel, ergens op de wereld wordt te middernacht een moord bedreven. Iemand ontdekt de misdaad en vertelt deze In het eerstvolgend© kwartier aan twee menschen, die elk de treurige mare binnen weer een kwartier aan twee andere menschen meedeelen, waarnaieder der thans ingelichten het derde kwartier gebruikt, om weer telkens twee menschen van het voorval in kennis te stellen. Het is ongeloofelijk in hoe weinig tijd op deze wijze do geheele menschheid van den moord op de hoogte zou zijn. Dit zou n.l. reeds 's morgens om half 8 het geval zijn. Wanneer men gaat narekenen ziet men, dat in 71/2 uur 2000 millioen menschen de mededeeling kunnen hebben ontvangen. Dat is meer, dan de bevolking der aarde in werkelijkheid bedraagt. Natuurlijk 'tis niet meer dan een aardigheidje of als ge 'twilt narekenen een sommetje; maar cr blijkt toch wel uit, hoe snel een „loopend vuurtje" kan gaan, en hoe voorzichtig we m •<,n zijn met wat wij elkaar van onze medemeiLso.i..,n vertellen. De H. S. noemt dat al zeer spoedig laster. Het bovenstaande is er een voorbeeld van, welk een snelwerkend gif de laster (of: „het nieuwtje") is! Terecht zegt do oud-Joodsche Talmoed, dat de laster d r i e menschen schaadt: den gelasterde, den verteller, en den luisteraar. De eerste wórdt bezoe deld de tweede bezoedelt den eerste en mankt bovendien, dat de derde zich aan laster bezondigt, omdat de luisteraar maar al te geneigd is, het ge hoorde na te vertellen, waardoor hij mede een lasteraar wordt Een zonderlinge Champ gnon De bekende schrijver Alexander Dumas maakte eens een reis door Duitschland, maar daar hij zich piet in het Duitsch kon uitdrukken, bezorgde dit hem voel last. Eens kwam hij vermoeid in een dorpje in 't Zwarte Woud. Hij had razende honger en was blij, al spoedig een herberg te vinden. Toen de kastelein hem vroeg, wat hij wenschte te eten, vroeg hij deze om een stukje papier. Dumas wilde n.l. Champignons eten, maar daar hij niet wist hoe deze, echt Fransche lekkernij in het Duitsch heette, leek het hem het beste, een champignon te tee kenen. Spoedig bracht de waard hem het papier en Dumas teekende, zoo goed en zoo kwaad als het ging, een champignon daarop. De waard knikto verscheiden malen met het hoofd, waaruit Dumas opmaakte, dat zijn bedoeling goed begrepen was. In het vooruitzicht op de heerlijke ohampigons zette hij zich op zijn gemak neer. Vroeger dan hij gedacht had, was de waard weer terug. Met een triomfantelijk gezicht presenteerde deze den ontnuchterden Dumas eenparapluiel 85

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 14