VAN BONTE DINGEN door G. K. A. Nonhebei Apotheker te Middelburg Iets over simulatie bij het gerechtelijk verhoor In een vorig artikel gewaagde ik er van, hoe me nigmaal het menschdom zich bedient van den schijn om maar de waarheid te ontloopen. Is het idan wonder, dat de misdadiger de simulatie of schijn voorstelling te baat neemt en dit heeft leeren beschouwen als het reddende anker, dat hij tracht uit te weipen in de branding zijner levenszee? Is het wónder, dat de misdadiger zich van deze simulatie zoowel op lichamelijk als geestelijk ter rein zal bedienen om het veege lijf te redden, als 1de wrakende, hand der gerechtigheid over hem jvaardig wordt? j. ©ermalen zal de beklaagde to.v. het willen doen voorkomen dat hij „hardstikke doof is". Door deze simulatie van doofheid meent hij zich dan altijd te kunnen redden door de bewering, dat hij een vraag niet of Verkeerd heeft verstaan. Een goed middel om dié gewaande doofheid te ©ntmaskereh.is het onbemerkt laten .vallen van ©en met metalen voorwerpen beladen presenteer blad achter zijn rug. Een werkelijk doove hoort bij dit helsch spektakel toch altijd nog iets en kijkt schichtig ter zijde. De simulant doet echter of hij niets hoort, tenzij een eventueeïe schrik hein verraadt. Een simulatie van doofheid aan één oor werd eens op de volgende wijze ontdekt. Men stak daartoe in ieder oor van beklaagde een gummi- $lang.en liet door twee personen op hetzelfde oogen- blik een velschillend woord door de slang roepen. Is hij nu doof aan één oor, dan hoort de simulant duidelijk het gespioken woord door zijn goede. Is hij heelemaal niet doof, zoo komen er twee ver schillende woorden tegelijk in de hersenen, wat daar zoo'n verwarring brengt, dat hij absoluut niet zeggen kan, wat hij eigenlijk hoorde. Zoo worden door sterk prikkelende pleisters b.v. Spaansche vliegenpleisters vaak lichaamsdeelen irood gekleurd om 'den indruk bij het gerecht te doen ontstaan, dat de tegenpartij hem leelijk ge havend heeft. In vroeger tijd werden deze pleisters ter stilling van zenuwhoofdpijn nog al eens gaarne in den nek aangelegd. Dat hielp vaak wonderlijk goed en gaf tevens bezuiniging in de „fijne wasch", daar men door de daardoor ontstoken huid met geen mogelijkheid een boord kon dragen. Na verkeersongevallen vertoonen sommige, slacht offers, die het ongeval zoo erg mogelijk trachten voor te stellen, teekenen van de heftigste zenuw pijnen. Het is wel opmerkelijk, dat. die heftige pijnen vaak spoorloos verdwenen zijn, zoodra de kwestie der schadeloosstelling door de Rechtbank is beslist. Ook de Epilepsie (vallende .ziekte), is meermalen als een redmiddel aangewend, wanneer de simu lant gaat bemerken, dat het net zacht-aan over zijn schuldig hoofd-dreigt té worden dichtgetrok ken. De echte epileptiker valt neer als een blok, verwondt zich vaak hevig, maar. blij ft .zonder eenig toeken van smart roerloos liggen. De simulant .daarentegenzijgt neer, tracht onbe merkt zijn val te breken en kan niet verhinderen, dat zijn gelaat de pijn verraadt, Zoo simuleerde eens ©en Zigeuner bij het verhoor telkens zoo'n aanval en daar de irechter-commis- saris deze comedie doorzag, gaf 'hij bevel den Zi geuner in een naburig krankzinnigengesticht ter venbetering dier kwaal een paar uur een koude douche te geven. Nu is er geen ding in de wereld, waarvoor de zigeuner zoo bang is als koud water. Toen hij dit dan ook vernam, werd hij ziender- oog beter en beloofde „geen aanval meer te zullen krijgen". Tot de simulaties kunnen ook de vermommingen gerekend worden, die dan ook door sommige mis dadigers op de meest geraffineerde wijze worden uitgevoerd. Baard, bril, kleeding, stem, houding, zelfs de grootte, hinken, een stijve arm of een verwrongen hand zijn factoren, waardoor zij op de een of andere listige wijze de politie trachten te ver- schalkeis Zoo maakte zich een spoorcoupé-dief uit fijn ge schaafd leer een reusachtig groote moedervlek op de wang. Ieder getuige van de misdaad was die vlek natuurlijk opgevallen, die dan ook een Voorname plaats bekleedde onder de gegevens van zijn signalement. Als de roof echter geschied was, verdween natuurlijk met één handveeg de heelc moedervlek. Een veel aangewend simulatie-middel is het veranderen der gelaatskleur. Een vrij jeug dig uitziend meisje met hlozehde wangen, mooi bi"uine gelaatskleur en fonkelende pogen, ver-, dacht van- zich te hebben vermomd, werd»eens ter nader onderzoek hierop een aan het gerecht ver bonden geneesheer overgegeven. Haar fonkelende oogen had ze door inspuiting met Belladonna ver kregen en toen alle schmink was verwijderd, was van deze „belle-fleur" een verouderd, geel-hteek, flets, verliederlijkt type overgebleven. had hij niet langer in de verte geblikt. Hij had toen zijn vader aangekeken, met een vraag in f zijn groote, bruine oogen. Zijn vader hield ook veel van dieren, dat wist hij; bij hem zocht hij steun. Nu hij uitgesproken was, bleef hij hem aankijken. De stilte in' de kamer was zeer diep. De klok !brak de seconden af, in regelmatig heen en weer- getik; daartussohen door snerpte zoo nu en dan het gereutel van Baarda's pijp. Van over de hof kwam, li eel dof; het' loeien aan van de koëien die gemolken werden. Nog altijd keek Jurjen zijn vader aan; het duurde lang voordat deze antwoord, gaf. Maar eindelijk, eindelijk sprak liij toch. Hij had zijn pijp uit zijn mond genomen; daarmee wees hij op zijn vrouw. Toen Zei hij, en wat hij zei, klonk zwaar en wèl overwogen: „Of jij dominee wordt of veearts, dat is een kwestie tusschen je moeder en jou." De jongen bewoog zich onrustig op zijn stoel. Dit antwoord begreep liij niet. Zoo ontwijkend was z'n vader anders nooit! Maar onwillekeurig volg den zijn oogen toch de richting die de pijp uit wees. Toen zag hij z'n moeder. Ouder de gouden kap stónd haar gezicht bleek en zéér strak. De stem waarmee e zijn vragende tol ik beantwoordde, was zonder klank. „We zullen je morgen zeggen hoe we er over denken," dat was alles wat ze zei. Toen stond /e op en ging de kamer uit, III. .Vrouw Baarda si iep die nacht al heel weinig. Maar haar man sliep nog minder. JDie middag* toen zijn zoon zoo geestdriftig sprak over de mogelijkheid dat hij niet dominee zou wor den, maar veearts, was het plotseling, onweerhoud baar in hean losgesprongen. Hij had zich gevoeld als de vader uit de gelijkenis van de verloren zoon, die zich verheugt als hij, na een lange afwezigheid, zijn zoon Weer mag terug ontvangen. Het was toch zijn jongen, zijn bloed-eigen jongen, daar kon geen afspraak, hoe plechtig ook, iets aan •Veranderen! ,Toen Jurjen hem die middag zoo had aangezien, had hij willen opstaan; hij had hem een klap wil len geven op zijn schouder en zeggen: „Natuurlijk word jij veearts!" Maar ook nu was zijn liefde voor Frouk de sterkste geweest. Met bijna boven- mensohelijke inspanning had hij die eerate aan drift bedwongen. Hij had er z'n pijp haast bij in elkaar geknepen, maar bet was hem gelukt! Ze hadden er later niet meer over gepraat. Frouk bad dit wel verwacht, dat had hij wel gemerkt, maar hij had het met opzet ontweken. Dat was geen lafheid of onverschilligheid geweest. Taeae Baarda besefte ten volle hoe zwaar de strijd was 'die zijn vrouw moest doormaken. Het gebeurde van die middag stelde haar voor een keus. Ze kon trachten haar zoon, met bidden en smeeken, met zachte, dwang misschien, af te brengen van zijn plan, hem tereg te voeren naar zijn oude 'bestem ming. Maar wat dan nog? De overtuiging, de roe ping ontbrak, en zonder roeping werd het nooit goed; een dominee tegen wil en dank was geen dominee. Neen, veel beter, veèl verstandiger zou liet zijn, maar te berusten en toe te geven aail Jurjens wensch. Maar zou Frouk dit kunnen? Zou zij het offer kunnen brengen dat daarvoor noodig was? Zou zij voor haar zoon kunnen doen wat ze voor haar-man-nooit gekund had, dé eenige band verbreken die haar aan haar smartelijk ge koesterd verleden bond? Hij hoopte het, hij hoopte het vurig, maar juist omdat hij- het zoo met heel zijn ziel hoopte, daarom kon liij haar niet helpen hij haar strijd. Als hij er met haar over sprak, zou hij zijn eigen begeerte verraden, of bij wilde óf niet! En dat mocht niet. Zijn verlangens mochten geen invloed hébben op het levenslot van de jongen. Hij had hém' éénmaal gegeven, en daar mee uit. Met al de geesteskracht die hij bezat, had hij zich daaraan vastgeklemd: hij had hem gege ven. Ook in deze crisisnacht was dit zijn hou vast, liet vaste punt waar zijn gedachten om hem bleven cirkelen. Hij had hem gegeven.- De beslissing die genomen moest worden, was er een uitsluitend tusschen zijn vrouw en zijn kind; hij-zeil stond er buiten. •Tóch, wat. was deze afzijdige houding zwaar! Het zweet brak er hem van uit. Hij hoorde zijn vrouw •naast zich zuchten, als-was ze in groote nóód; ze wierp zich om en om. Hoe graag wilde hij haar helpen; hij wilde haar raden, met haar meewor- stelen tot de beslissing, hoe die dan ook -mocht uitvallen. Hij opende zijn mond om te spreken. Maar er kwam geen geluid. Het was zijn liefde, zijn koppige, maar trouwe liefdé, die het terug hield. Hij kon enikel toezien. Hij kon ook bidden; dat deed hij herhaalde malen. Veel zich verroeren dorst hij niet; hij bad, zooals hij lag, op zijn rug, z'n haadep gevou wen op de borst, z'n knieën opgetrokken. Zijn gebed werd daar niet minder ernstig door. Wanneer Baarda weer ophield met bidden, dart strekte hij zijn knieën en legde zijn handen op de dekens. Zoo bleef hij dan liggen, zijn ooren gespitst op het minste geluid dat zijn vrouw naast hem maakte. De gansche nacht stond zijn liefde zoo om, haar heen, als een stille wacht. IV. Met het ontbijt was vrouw Baarda weer op haar post. Ze deed haar werk, zooals ze het iedere mor gen deed; ze sneed en smeerde liet brood, ze schonk de koffie in. Alleen viel 't op dat ze reeds baar oorijzer droeg, als ging ze op bezoek; meestal zette ze dit eerat tegen de middag op. Toen het ontbijt bijna was afgeloopen, zei ze tegen Jurjen, en haar stem was rustig als gold het een boodschap in het dorp: „Jurjen, kom je zoo even hij me in de mooie kamer." Kort daarop verlieten de knechts en de meid het vertrek. Ook moeder en zoon gingen. Alleen de vader bleef. Hij wilde wachten tot zijn vrouw met Jurjen gesproken had. Vóór het venster ging hij staan, met de handen op de rug, en tuurde liet veld. in. De tijd .ging traag. Daar kwam zijn. zoon door de hof geslenterd; hij floot; Was het een goed teeken, was het een slecht teeken? Hij wist liet niet. Nu zou zijn vrouw wel gauw komen. Hij wachtte Weer. Ze kwam niet. Hij nam de krant van de vorige avond op, probeerde te lezen. Maar hij kwam niet verder dan de opschriften: Belangrijke diefstal te Leeuwarden, Levendig debat in de Tweede Kamer. Eindelijk- gaf hij 't op. Hij liep de gang in, bleef staan voor de deur van de. pronkkamer, wilde aan kloppen, trok z'n hand terug, als vond hij dat toch te gek, klopte toen tóch. Een stem riep „Binnen!" Baarda ontdeed zich van zijn pantoffels, stapte op z'n sokken de liooge drempel op. Even flitste er een tekst door liera heen: Doe uw schoenen van uw voeten, want de plaats waarop gij staat, is heilig land, maar hij. Jiad geen tijd om door te denken waarom juist deze.tekst op dit oogeiiblik hein-inviel. Daar, voor de tafel, piet liet gezicht naar heart toe, zat Fróuk. Een foto-album lag voor haar, gesloten; en op de album lagen de snippers van een verscheurd- por tret- Ze. keek hem aan, vol en recht. „Hetis goed dat je komt," zei ze toen. Even wachtte ze; daarna voegde ze er aan toe: „ik heb eindelijk afgerekend met het verleden."- Bijna hetzelfde oogen blik was bij bij haar. „Frouk," zei hij, terwijl hij zich bukte om een kus te drukken op haar hooge voorhoofd, „Frouk," vrouw, mijn vrouw." Wat lag er veel in deze woorden! Al het zwijgend gedragen verdriet'.om - het onvolkomen bezit van haar liefde .lag,er in. Maar ook de jubel, dat het nu anders ging worden hij wilde die inhouden, maar hij. kon het niet ook die jubel klonk er in. door. Toen gebetmie er iets wonderlijks. Deze woorden, deze zoo zwaar geladen woorden, werkten ontdek kend, als een bliksemstraal! De daad d'ie vrouw Baarda had moeten volbren gen, was een zware daad geweest; al haar kracht had ze noodig geluid, voor het volvoeren daarvan; de gevolgen die hij kon hebben, voor haar zelf en vooV anderen, had ze nog niet overwogen. Maai' nu nu zag ze 't ineens: dit offer, dat ze gebracht had; alleen voor haar zoon, hield een rijke belofte in, voor haar man èn haar zelf! De grendel was weggeschoven; nu kon ze de deuren van haar liart' wagenwijd openzetten. Vrouw Baarda was opgerezen van haar stoel. Ze hield haar armen om de hals van haar man ge slagen; over hgaf wangen stroomden de tranen. Aa.n z'n oor snikte ze 't uit, in volkomen over gave: „Taeke, Taeke, mijn man." Taeke Baarda stond te trillen op z'n sterke beenen. Dit was de trouwbelofte waar hij méér dan twintig jaar op gewacht had, en nu ze kwam, was het geluk dat ze bevatte, nog veel grooter dan hij ooit had durven hopen. 60 Een Ghetto in het Oosten (Wilna) Stille armoede Kort na den oorlog was in Weenen een comité opgericht dat zich ten doel stelde, den nood- te lenigen van hen, hij wie de offieieele liefdadig heid geen toegang vindt, die hun armoede in stilheid dragen. Een der leden van het comité komt in een der voorateden van Weenen in een kamertje, waar een oude muzikant ziek op een stroozak ligt. Hij luistert stil naar de woorden van troost en bemoediging, die zijn bezoeker tot hem spreekt, maar als deze het over steun heeft, maakt hij een afwerende beweging en zegt: „ik dank u, maar ik heb niets noodig. Over een paar dagen ben ik weer beter en trek er met m'n viool op uit. Maar...... mijn kamerverhuurater js een arme weduwe met vijf kleine kinderen en zij brengt mij eiken dag een bord warme soep. Als u mij een genoegen wilt doen, mijnheer, gaat u dan naar haar toe, zij heeft het zoo noodig. Maar zegt u '1 vooral niet, dat ik u gestuurd heb." De bezoeker gaat naar het vrouwtje. Hij wordt getroffen door de armoedige, doch kraakzindelijke omgeving. Doch zoodra hij het doel van zijn be zoek heeft meegedeeld, zegt het vrouwtje, met tranen aan de grijze oogwimpers: „Wij hebben niets noodig; mijnheer. Wij komen er wel, al is 't hard werken. Maar hiei'boven, mijnheer, wooilt ëep oude, arme, zieke muzikant, die geen heller meer verdient. Ach, mijnheer, als u naar hem toe zou willen gaanik zou u toch zoo dankbaar wezen!" De goedhartige huisbezoeker staat éven verbaasd, dan krijgt hij een brok in zijn keel en neemt haastig afscheid. ïn dit huis woonde de liefde en het erbarmen. Hier had hij niets te geven. Nederlandsche Mummies Tusschen Leeuwarden en Sneek ligt het dorpje Wieuwerd. Dit. dorpje is vermaard om zijn graf kelder. Er staan verschillende doodkisten op schragen, daar vroeger vaak water in den kelder drong. Dit euvel is thans verholpen. Het eigen aardige van den grafkelder is echter, dat de lijken in de kisten niet tot ontbinding zijn overgegaan. Ze zijn geheel verdi'oogd, 't zijn mummies gewor den. De kisten zijn van glazen deksels voorzien, zoodat ieder die den grafkelder bezoekt, zich van de merkwaardigheid kan overtuigen. De oorzaak van het uitdrogen, hoe vaak daarnaar gezocht is, is tot heden onbekend. Men heeft aan de zoldering enkele vogels gehangen, en ook die droogden uit. Zoo ziet men daar een haan, een spreeuw, een uil en een papagaai hangen. Geen wonder, dat deze raadselachtige grafkelder veel bezoekers trekt. Het doel van de reis bepaalt den weg, dien ge hebt in te slaan. Dr. A. KUYPER. Kort is de dag Een zwaar probleeni Het Orell Füssli Verlag heeft'een serie aardige boekjes uitgegeven waarin allériei interessante onderwerpen worden behandeld, terwijl ze een zeep rjjk fotomateriaal bevatten, het zijn dan ook in hoofdzaak Schaubücher. Ze zijn in hun beknoptheid evenwel zeer volledig en het bovengenoemde werkje geeft een schat van foto's van het Ghetto of de Jodenbuurt in het oeroude Wilna Deze foto-collectie goeft ons misschien een beter beeld van het typische leven in al zijn schakee ringen van de Joden in Wilna dan ellenlange be schrijvingen zouden kunnen doen. Het fototoestel ziet meer en sneller dan het oog; de foto is dan ook in onze haastige actieve tijd van haast onberekenbare waarde. De fotografie heeft in de laatste jaren een verba zingwekkende ontwikkeii n gsfaze doorgemaakt en heeft ons mooie en zeer belangwekkende dingen gebracht. Op veel van de foto's in dit boekje zien we nog de sporen van schuwheid en angst ontstaan door eeuwenlange armoede, onderdrukking en ver volging. Ein-Ghetto im Osten (Wilna) 65 Bilder von M. Vorobeichic eingeleitet von S. Ghnéour. Orell Füssli Verlag, Ziirieh und Leipzig. „Groot en machtig is de vreemde wereld buiten ihet Ghetto. Alleen in het uur waarin het noch dag noch nacht is, in het uur waarin vreemde vijandige oogen nauwelijks meer iets weten te onderscheiden, waarin spot en nijd heeft opgehou den, in dat uur komen debewoners uit hun straatjes en stegen om hun karig brood te zoeken, om een paar Groschen te verdienen, men trouwt in stilte, men brengt zijn kinderen groot, pien weent en men danst „In het spel van licht en schaduwin allerlei nuancen verschijnen gewelven van oeroude archi tectuur, getraliede venstera, kelderwoningen, sy nagogen, wanden en deuren van binnenplaatsen en winkels, stille hoeken, marktgewoel, jonge- en oude gezichten." De heer Chnéour zegt aan het einde van z'n inleiding dat dit boekje in de allereerste plaats is bestemd om de massa een beter inzicht te geven in het leven en werken der Joden van Wilna in him Ghetto. 61

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 14