CRITICA ROMANA
Kerknieuws.
Radio Nieuws.
JUuve
scfvtaCe
ftiiici
PUROL
ZIJN BELOFTE GETROUW
ZATERDAG 16 JANUARI 1932
DERDE BLAD PAG. 9
DOOR
Dr. H. VISSCHER
I.
Job vergeleek zijne voorbijsnellende levens
daden met Jachtschepen", die ijlings ver
dwijnen uit het gezicht Inderdaad schijnen
onze dagen korter naar mate onze arbeid
vermeerdert Het is al weer eenige maanden
geleden 6inds ik mijne taak als staatshoog-
leeraar neerlegde met eene korte beschou
wing over de leer det praedestinatie bij
Calvijn. Aan deze rede wijdde Dr. A. J. M.
Cornelissen, bibliothecaris der R.K. Univer
siteit te Nijmegen, drie uitgedegen artikelen
in De Maasbode van 13, 16 en 17 November
1.1. Dank zij den plichten, die het Kamerlid
maatschap juist in die periode des jaars op
legt, was het mij niet mogelijk daarop ter
stond te antwoorden. Ik deelde zulks aan
mijn criticus imede onder belofte, dat zoodra
de gelegenheid mij geschonken werd, ik zijne
bezwaren zou overwegen. Ik doe dit nu
en zal trachten het zóó te doen, dat zij,
die de stukken van 'Dr. Cornelissen niet la
zen, toch geene onbegrijpelijke dingen te
hooren krijgen. Bovendien hoop ik de door
hem te 'berde gebrachte kwesties, voor zoo
ver zij de moeite waard zijn, strikt objectief
te behandelen en hem recht te laten weder
varen.
Ik leg er dus nadruk op, dat ik deze dne
lange artikelen niet op den voet zal kunnen
volgen, omdat zij elk voor zich te weinig
eene eenheid vormen. Een paar jaren ge
leden heb ik met den toenmaligen Prof.
Aengenent, thans tot hooger kerkelijk eer
ambt verheven, in De Standaard eene dis
cussie gevoerd over een principieel politiek
vraagstuk en het speet mij, dat mijn tegen
stander er toen ten slótte niet voor te vin
den was om heel deze discussie 6amen uit
te geven. Ware dit geschied, misschien zou
Dr. Cornelissen daaruit hebben kunnen lee-
ren, dat polemiek ook eene kunst is. Hij had
uit dat exempel kunnen zien, hoe men in
het debat voet bij stuk moet houden, hoe er
naar gestreefd moet de stelling van den
tegenstander juist weer te geven en men
geene windmolens moet oprichten om te be
strijden wat niet beweerd werd. Het is van
belang er ziah voor te wachten niet van
allerlei bij elkander te harken om den schijn
te wekken als wordt er veel beweerd, ter
wijl de zaak, waar het op aankomt, voorbij
gegaan wordt
Ik geloof niei, dat iemand mij euvel zal
dulden, als lik voorbij ga aan de aanmerking,
dat ik meer uit Calvijn en piet genoeg uit
Thomas' werken geciteerd heb. Zulk eene
opmerking toont alleen, dat Dr. Cornelissen
het probleem, dat voor hem in het geding
was, niet juist stelde, want ik héb het plan
niet gehad eene vergelijking tussohen Tho
mas en Calvijn te trekken. Ware ddt het
geval geweest, dan zou ik dit in den titel
mijner rede tot uitdrukking hebben gebracht
Zelfs legde ik er nadruk op, dat ik ook Gal-
vijn's praedestinatie-leer niet in (haar geheel
behandelen zou. Eene oratie moet nu een
maal, vooral in onzen tijd, tot een uurtje be
perkt worden. Wanneer het een abstract
onderwerp geldt is dit ook voor academische
toehoorders Lang genoeg. Ik heb dus slechts
enkele momenten uit Calvijn'a beschouwing
In het licht gesteld, die gewoonlijk het vuur
trekken. En wat vanzelf spreekt moest ik
daarbij ook eenige aandacht wijden aan de
methode. Een onjuiste methode leidt tot
onjuiste voorstellingen, tot een onjuist beeld,
waarin Calvijn's wezenlijke conceptie niet
herkend kan worden. Wie met de litteratuur
op de hoogte is en dus weet, hoe er schrij
vers zijn, zoo ingenomen met hun eigen
theologische richting, dat zij zich niet. kun
nen voorstellen hoe een man als Calvijn toch
wezenlijk anders denken kon dan zij, kan
eene waarschuwing tegen verkeerde metho
den niet oveitbodig achten. Ik wees op ver
keerde interpretaties, die van Calvijn snaken
wat hij niet was, om daarmede leeringen te
dekken, waaraan Calvijn volmaakt vreemd
is. En ik wees er ook op, dat niet alle inter
preten diep genoeg in den geest van Calvijn
doordringen om hem waarlijk te kunnen ver
staan en beoondeelen. En daarvoor wees ik
op het geschrift van Dr. Cornelissen getiteld
Calvijn en Rousseaueene vergelijkende
studie van beider staatsleer
Dit geschrift was nog niet lang geleden
verschenen en ik eer den auteur, als ik zeg,
dat het mijne attentie heeft getrokken. Ik
kan echter begrijpen, dat hij, die meende
zijne 'beweringen met citaten gedekt en zeker
gesteld te hebben, zich minder aangenaam
gestemd voelde, toen hij moest vernemen, dat
(hij dee ondanks eene geheel onjuiste voor
stelling had van de kwestie, waarom het
ging. Bij wetenschappelijk onderzoek, vooral
waar het geldt de juiste kennis der levens
beschouwingen van andersdenkenden, is het
van het grootste belang uit methodisch oog
punt steeds aan de vraag te denken, die
Philippus (Hand. 8 27) tot den Moorman,
kamerling, een machtig heer van Candacée,
de koningin der Mooren, richtte, toen hij hem
den profeet Jesaja hoorde lezen. Philippus
zei de: „verstaat gij ook hetgeen gij leest?"
Met op de klanken af geciteerde woorden is
de zaak zelve nog niet gegrepen. Deze metho
dische opmerking geldt natuurlijk het werk
van eiken denker en dus ook Calvijn's werk.
Het is eene verkeerde methode, wanneer Dr.
Cornelissen toont Calvijn niet uit Calvijn's
geest te begrijpen, hem dus miskent en van
hem geheel iets anders maakt dan hij v
lijk was. Indien hij inzicht gehad had in de
theologie van Calvijn, dan zou het zelfs de
vraag zijn geweest, of er voor eene verge
lijking met Thomas wel genoegzame grond
Calvijn's beschouwing is in strikten
religieus bepaald. Wil men hem met Thomas
vergelijken, dan kan dit alleen, wanneer
zich grondig rekenschap geeft van de prin-
cipieele tegenstelling, waarin het Roomsch-
Katholicisme der middeleeuwen en het Pro
testantisme in het algemeen, het Gerefor
meerde Protestantisme in het bijzonder, uit
eengingen. Ook beider verhouding tot de
classieke wijsbegeerte is niet dezelfde.
Om bij Thomas Aquinas te blijven, is het
immers onwedersprekelijk, dat hij, hoewel be
lijder der Christelijke religie, in zijne syste
matische ontwikkelingen geheel afhankelijk
is van de Aristotelische wijsbegeerte. Calvijn
echter is volkomen onafhankelijk van elke
wijsgeerige school der Oudheid, ook onafhan
kelijk van de groote denkers der Kerk, al
vóelt hij met den een meer verwantschap dan
met den ander. En deze onafhankelijkheid
is niet het gevolg van onbekendheid met de
wijsbegeerte en de oud-kerkelijke Litteratuur.
Integendeel, hij toont een juist inzicht te be
zitten in de philosophische leeringen, zoowel
als in de litteratuur der oude Kerk. Hij
waardeert ze en critiseert ze, geeft zich
vooral tegenover de uitspraken van Augus-
tinus moeite om zijne afwijkende oordeelen
te bevestigen en als het hem dienstig schijnt,
beroept hij zich op hunne woorden. Doch hij
blijft steeds de zelfstandige denker, die zioh
door zijn leven uit de gemeenschap met de
Heilige Schrift bewust is van hetgeen hem
onderscheidt van de profeten der middel-
eeuwsche Kerk. In zijne laatste wilsbeschik
king dankt hij dan ook allereerst Gode daar
voor, dat God zijns barmhartig, hem niet
alleen uit de diepe duisternis der idolatrie,
waarin hij verzonken was, heeft uitgeleid,
maar ook hem bracht tot het licht des Evan
gelies en deelgenoot maakte van de leer des
heils, hoewel hij deze weldaad ziohzelven
onwaardig keurde. In dat teedere leven uit
en met Gods Woords kwam hij tot het klare
inzicht in Gods souvereine Majesteit, een in
zicht, dat het albeheerschende uitgangspunt
blijft voor heel zijn denken. De Heilige
Schriftuur verschijnt hem daarbij als de
norm, waaronder hij zioh spontaan en dus
volstrekt niet als onder een van buiten
opgelegd gezag, gehoorzaam buigt
Calvijn wil absoluut niet weten van eene
philosophische bewerking der dogmata om
deze tot wetenschappelijke thesen te verkla
ren. Hij denkt er niet aan ze als producten
van theoretische bespiegeling te waardeeren.
Zij zijn hem de expressie van het religieuse
leven en dus religieus gedacht Nooit zou hij
b.v. instemming betuigd hebben met de door
F. C. Baur fin zijn „Lehrbuch der Christl.
Dogmengeschichte", Leipzig, 1867, S. 16) uit
gesproken Hegelsche these, dat philosophie
en religie slechts als momenten van één
zelfde geestelijk proces begrepen kunnen
w-orden. Voor Calvijn was het onderscheid
tusschen deze beide kennis-vormen daarom
zoo principieel en onoverbrugbaar, omdat hij
in het Evangelie van Johannes geleerd had,
dat er slechts van ware Godskennis sprake
wezen kan krachtens Gods wederbarende
daad. Deze is hem „Christianismi initium"
het groote beginsel in de christelijke religie.
En met nadruk wijst hij het voorbeeld af,
dat het Pausdom in zijne theologen geeft,
(Edit. J. Schipper, T. VI. „Comment, in Evang.
sec. Joannem", fol. 25, b). Dank zij natuur
lijke gaven kan iemand een groot wijsgeer
zijn, maar onherboren, zal hij bliind zijn voor
hetgeen Godskinderen, aan Godskennis deel
achtig worden.
Dit albeheerschend levensfeit is beslissend
voor Calvijn's levensbeschouwing. En wie
daarvoor geen oog heeft, kan hem niet ver
staan. En hierin ligt de grond voor het prin-
cipieele onderscheid tusschen de middel-
eeuwsche scholastiek en het reformatorisch
denken.
D« ongetwijfeld grootsche ooging der scho
lastiek om door rationaliseering van het
dogma geloof en wetenschap te verzoenen is
uitgeloopen op het tegendeel van hetgeen zij
nastreefde. In de plaats dier verzoening in de
vrijheid der waarheid bracht zij de onbe
perkte heerschappij van de uitwendige auto-
reiteit der kerk en van haar dogma Dit
moest noodwendig het resultaat zijn van een
denken, dat de waarheid der kerkleer voor
onderstelde. Zoo heeft de scholastiek het
haar gestelde probleem niet kunnen oplossen.
En dit blijft het struikelblok voor alle scho
lastiek, voor de „gereformeerde" incluis, dat
zij als waarheid vooronderstelt, hetgeen zij
allereerst had te bewijzen. Het dogma wordt
echter alzoo een onderwerp, waarbij het ver
stand uitsluitend belang heeft en zulk een
pogen moest voeren tot eene breuk met het
dogma als religieus doorleefd moment, waar
aan de gemeente van Christus uitdrukking
gaf. En die breuk is in de Reformatie werke
lijkheid geworden. De toch reeds slechts be
trekkelijk ééne kerkformatie ging uiteen in
de tegenstelling van Roomsch Katholicisme
en Protestantisme. En deze scheuring is
vrucht der reactie niet van het theoretisch
denken, maar van het religieus denken, van
het geloofsbewustzijn, verlevendigd en ge
reinigd door hernieuwd levenscontact met
het Evangelie der Schriften Gods. Het was
het levensconflict met al het onnatuurlijke,
dat verscheen in het licht der willekeur van
kerkelijke autoriteit en traditie. De Reforma
tie streefde naar eene uitzifting van al wat
in den loop der eeuwen als strijdig niet het
ware schriftuurlijke leven zioh als woeker
plant had vastgezet aan het wezen der kerk.
Dat er in deze beweging van het Protestan
tisme ook wel excessen zijn voorgekomen en
in deze turbulente tijden er ontladingen van
wild individualisme, van geestdrijverij, zijn
waar te nemen, is apriori te verwachten.
Onder de absolute heenschappij der Room-
sohe kerk zijn er in den loop der eeuwen
ook wel dergelijke verschijnselen aan te wij
zen. Maar het was ongetwijfeld de geweldige
denkkracht van Calvijn, die weer orde schiep
door het probleem der kerk tot een oplossing
te brengen. Zijn streven was haar en in haar
individu en gemeenschap, staat en maat
schappij, te onderwerpen aan de norm van
Gods heilig Woord. Alle levensideaal op ieder
gebied wordt door Calvijn gewaardeerd
gekend als verankerd aan dat Woord. En uit
die tegenstelling tusschen Roomsch Katholi
cisme en Geref. Protestantisme is het prin-
cipieele onderscheid verklaarbaar tusschen
de wijze, waarop een man als Thomas, de
groote figuur der middeleeuwsche denkers,
over de Godskennis spreekt (S. Th. P. I,
Quaestio I, de sacra Doctrina) en die waarop
Calvijn haar ziet Bij Thomas eeoi complex
van philosophische problemen, waarin zijn
tijd belang stelde en waaruit het religieuse
moet worden losgewikkeld. Bij Calvijn
daarentegen worden wij terstond gebracht
in de werkelijkheid van het religieuse leven
(Institutiones I, 1, 1) zelf. De hoofdsom van
alle ware wijsheid is gegeven in de kennis
Gods en die van ons zeiven. In de Institutie
spreekt niet de philosooph, maar de zondaar,
over wiens ziel het licht Gods opging. Zijne
Godskennis is niet die van den wijsgeer. Hij
heeft geene behoefte aan ken-theoretische
bespiegelingen, want hij staat midden in het
religieuse léven zelf, waarvan zijn bewustzijn
vervuld is en dus wordt hij gedragen door
een spontane zekerheid. God verschijnt hem
en hij kent zichzelven in zijne diepe af
hankelijkheid. Het is voor hem geen vraag,
of men behalve philosophische disciplinen
nog een andere leer moet hebben, want
zonder „religio" en zonder „pietas", dus zon
der vreeze Gods, is er van geene Godskennis
sprake. Calvijn's kennen Gods is rein practi-
kaal, strekt zich slechts tot hetgeen Gods eere
dient Hoe geheel anders klinkt Calvijn's
woord dan dat der middeleeuwsche scho
lastieken! Maar hoe kan er dan van een
grondig inzicht in Calvijn's levensbeschou
wing sprake zijn, wanneer een onderzoeker
als Dr. Cornelissen, zonder zich de moeite te
getroosten, zioh van de principieele tegen
stellingen tusschen het Roomsch Katholi
cisme der middeleeuwsche scholastiek en
het Reformatorische streven in het algemeen
rekenschap te geven, de Institutie ter hand
neemt en zonder deze theologie waarlijk te
verstaan, vergelijkingen maakt, terwijl voor
af reeds bij hem vast stond, dat Thomas het
veel beter weet dan Calvijn. Methodisch is
zulk een geschrift niet geconcipieerd naar de
eischen van het strenge wetenschappelijk
onderzoek. En daarom heb ik het ook in dit
laatste college aan mijne studenten voorge
houden als een voorbeeld, dat geen navol
ging verdient
JUBILEA.
Ds. G. H. Wagen aar, Ned. Herv. pred.
te Rotterdam, zal 27 Januari e.k. 25 jaar in
de Maasstad werkzaam zijn geweest Hij was
al die jaren een bekende figuur en heeft
zich of> velerlei ter
rein met ijver bewo
gen.
Gerrit Harmen
Wagenaar werd 18
September 1866 te
Heerenveen geboren
Na het gymnasium
te Sneek te hebben
bezocht, studeerde
hij aan de Universi
teit te Leiden onder
mannen als Kuenen,
Acquoy en Gunning.
In 1890 werd hij can-
didaat in Friesland
en 14 December van
dat 4hij te Alsmeer als zijn eerste
gemeente zijn intrede. De eerste jaren van
zijn ambtsbediening hebben niet tot de ge
makkelijkste behoord. Van Aalsmeer ging
Ds. Wagenaar in 1895 naar Leeuwarden,
welke plaats hij 27 Jan. 1907 verwisselde met
Rotterdam.
Ds. Wagenaar heeft zich behalve op ker
kelijk terrein ook speciaal op politiek en
sociaal gebied bewogen.
De zending en de jeugdbeweging had
mede de liefde van zijn hart.
Een en ander kan hlijken uit de vele
functies door hem bekleed. Zoo is hij lid van
het hoofdbestuur van de Ned. Zendingsver-
eeniging, van 'de Utreohtsche Zendingsver-
eeniging, van het Nederlandsohe Zendeling
genootschap en van het Rotterdamsche Zen
dingsgenootschap. Hij is voorz. van de cen
trale, de classicale en de gemeentelijke zen
dingscommissie. Ais lid van de betrokken
synodale commissie was hij mede-opsteller
van de kerkelijke „Zendingsorde". Hij is ver
der voorzitter van de classicale commissie
van Evangelisatie onder de havenarbeiders
en zeelieden.
Wat aangaat zijn politieke werkzaamheid,
NIEUWE CHR. SCHOOL TE AALST
herinneren we er aan, dat de totstandko
ming van de Chr. Hist Unie en van haar
program van beginselen mee onder zijn in
vloed geschiedde. De drukke gemeentelijke
arbeid werd echter oorzaak dat Ds. Wage
naar zich van het terrein der politiek eenigs-
zins terugtrok en bedankte als lid van het
hoofdbestuur der Chr. Hist. Unie.
Wat betreft het interne kerkelijke leven
trachtte de jubilaris zooveel mogelijk een
heid te bevorderen. Als hoofdbestuurslid der
Conf. Vereeniging voerde hij het pleit voor
synthese tusschen ethischen en confessio-
neelen, en is hij ook de man van het compro
mis tusschen de orthodoxe groepen in
Rotterdamsche Hervormde gemeente.
Als voorzitter van de Hervormde broeder
schap en van de Centrale van irenische pre
dikanten heeft hij voorts veel arbeid ver
richt, alsmede als stichter en docent in de
kerkgeschiedenis en de dogmatiek aan de
Rotterdamsche godsdienstschool.
De Synodale commissie tot het ontwerpen
van een wettelijke regeling voor parochiale
stadsgemeenten, koos hem tot haar voor-
Verder herinneren wij nog aan zijn arbeid
als hoofdbestuurslid van de Zeemanscentrale
als redacteur van de Rotterdamsche Kerk
bode en als voorz. van de commissie voor
godsdienstonderwijs op de openbare scho
len.
In de kring van de Rotterdamsche C.J.M.V
Prinsenstraat, vroeger „Obadja" heeft Ds.
Wagenaar tal van cursussen geleid. En ten
slotte merken we nog op dat hij leeraar in
godsdienstonderwijs is aan de Chr. H. B. S.
Henegouwerplein en aan de Koningin-Wil-
helmino-kweekschool Haringvliet 84.
Ds Wagenaar acht de tijdsomstandigheden
allerminst geschikt om feest te vieren en
cadeaux te ontvangen en wenscht dan ook
dat aan zijn jubileum geen speciale aandacht
zal worden gewijd. Bovendien vierde hij
nog vrij kort geleden zijn veertig-jarig ambts
jubileum, en leenen zich de huiselijke om
standigheden minder voor feestdrukte, daar
mevrouw Wagenaar herstellende is van
ernstige ziekte.
De jubilaris zal in verband met dit alles
op den eigenlijken jubileumdag uitstedig zijn
DIACONIE
Diaconie en crisis-cdmité. Prof.
Dr. H. Bouwman bespreekt in „De Bazuin"
de verhouding van diaconie en Nationaal
Crisis-Comité. Hij komt tot de conclusie dat
er geen bezwaar is voor een diaconie om
aan de uitnoodiging der Overheid, een van
haar leden af te vaardigen in het crisis
comité, te voldoen. Doch zulk een afgevaar
digde heeft dan niet zitting als diaken,
maar als particulier lid der gemeenschap, die
mede heeft te werken opdat in den breeden
kring van hen, die in nood gekomen door
de maatschappelijke crisis, hulp worde ge
boden.
Diakonia. Het Januari-nummer van
„Diakonia", het maandschrift van de Federa
tie van Hervormde Diaconieën, dient zich aan
als een Zuiderzee-nummer Evenals in de De-
cember-aflevering staan er een paar stukjes
in over het werk dat door de Ned. Herv. Kerk
en dank zij het initiatief der Federatie in de
Wieringermeerpolder wordt tot stand ge
bracht. Behalve een afbeelding van het kerkje
met wykverplegingsgebouwtje, is opgenomen
een teekening van het plan van bebouwing.
Na een derde artikel over „Kinderzorg", volgt
de eerste Kroniek van de hand van den heer
Hemmes, den nieuwen administrateur, die met
bezieling en tegelijk in het besef van afhan
kelijkheid zijn nieuwe arbeid aanvaardt. Hij
wjjdt een woord van nagedachtenis aan zy'n
voorganger Buys en memoreert eenige gebeur
tenissen op Diaconaal terrein om ten slotte de
Diaconieën op te wekken, zorg te dragen, dat
ze bij oprichting van plaatselijke crisiscomité's
daarin worden vertegenwoordigd. Vervolgens
treffen we in dit nummer aan een uit de Prov.
Geld. en Nijm. Crt. overgenomen verslag van
de opening van de nieuwe vleugel van „Le
vensavond" te Nijmegen Een oriënteerend en
aanbevelend schrijven van de Prot. Chr. Re-
classeeringsvereeniging vond een plaats, en
het nummer eindigt met een persschouw,
waarin o.a. doel en werking van den Armen
raad wordt uiteengezet. Dit Zuiderzee-num
mer werd toegezonden aan alle Diaconieën,
ook aan die welke geen lid zijn van de Fede-
GEREF. EVANGELISATIE IN BELGIE.
De eerste Evangellsatiedienst in de
Mechelsche kapeL
Men schrijft ons: Had Maandag 4 Januari
de officieele ingebruikneming, als Kerk,
plaats van bovengenoemd gebouw, Donder
dag 14 Januari werd de kapel voor
Evangelisatie-arbeid geopend. Daartoe zou
den een zestal sprekers het woord voeren.
Toen om half acht Ds. Winter van Ant
werpen de samenkomst opende, bleken na
genoeg alle plaatsen bezet. Uit Antwerpen
en natuurlijk ook uit Mechelen zelf was
goede opkomst Zelfs eenige menschen van
de Evangelisatie uit Berchem waren mede-
gekomen.
Na gebed las Ds. Winiter voor Joh. 14
16. Achtereenvolgens spraken nu Ds. Win
ter over Jezus: de weg; Ds. Lauwers van
Brussel over Jezus: de waarheid; Br. Stade
Ier van Mechelen over Jezus: het leven.
Hierna sprak de Evangelist Jonkers een kort
woord naar aanleiding van Matth. 14 30:
„Heere behoud mij", waarna de Evangelist
ter Haar een warm woord van uitnoodiging
en opwekking liet hooren. Ten slotte sprak
nog een lid der Evangelisatie Commissie van
Antwerpen, Br. van Leeuwen, waarna Ds.
Winter deze eerste Evangelisatie-samen
komst, waarin tot het einde toe met groote
aandacht geluisterd werd, met dankgebed
sloot De verschillende sprekers werden af
gewisseld met solozang en het gemeenschap
pelijk zingen van diverse liederen, 't Was
een goede avond en krachtige inzet waar
voor Gode dank en eer.
In aansluiting aan het artikel van Ds. P.
Dijk, van Zaandam, over den Geref. Evange
lisatie-arbeid in België, in ons blad van 9 de
zer verzoekt men ons ter aanvulling nog mee
te deelen, dat ook in Antwerpen-Berchem
ruim 'n jaar geleden 'n huis werd gehuurd,
waarin tweemaal per week Evangelisatie-
samenkomsten worden gehouden. Ook de
huur, verlichting en verwarming, komt ge
heel ten laste der DeputAtenkas.
ZENDING ONDER DE JODEN
De Ned. Vereenigqig voor Zending onder
Isrrël, genaamd „Elim", die gevestigd is te
Re terdam, denkt aldaar 9 Febuari a.s. haar
21ste algemeens vergadering te houden in het
gebouw Tulpstraat 14. De agenda vermeldt
de verkiezing van drie bestuursleden.
Aan de beurt van aftreding zijn: Mevr. Wed.
ZalmanMarda, Mevr. BokhorstBoeschoten
en de heer C. Leeflang om gezondheidsrede-
Het bestuur stelt voor de drie volgende
dubbeltallen: Mevr. Wed. Zalman—Marda en
Mej. R. Judels; Mevr. Bokhorst_Boeschoten
en Mej. Bahnmüller (Den Haag); de heer W.
den Duik Jacz. en de heer M. Sanders (Den
Haag).
Verder zullen de beide zendelingen der Ver
eeniging de heer Ph. Trostianetzky en Ds. J.
Rottenberg, het woord voeren.
PREDIKANT EN DOKTER
De eerste jaargang van het tweemaande-
lijksch tijdschrift „Predikant en Dokter" is
met de verschijning van het zesde nummer
voltooid. In deze aflevering schrijft Prof. Dr.
W. J. Aalders van Groningen, zeker een
autoriteit op dit gebied, n*-ar aanleiding van
de herdenking van Ruusbroec eind 1931. Hij
doet dit omdat naar hij oordeelt en uitwerkt
Ruusbroec het geestelijk leven van een be
paald deel van ons volk beter leert kennen.
Hij is zoo voor predikant en dokter van be
lang, en de kennismaking met dit geestes-
type kan ook subjectief verrijken.
Verder is opgenomen de lezing die Dr. A.
Hutter dezen zomer hield «.p de conferentie
der Calvinistische studentenbeweging over
„de medicus tu... het sterfbed".
Op teere wijze wordt over dit moeilijke
onderwerp gehandeld, en de lezing ervan
kan voor vele doktoren en predikanten
vruchtbaar zijn.
Vntag nie^Sriesdic Heerenbaai'
ZONDAG 1T JANUARI
hoven. Redactei
„Pnlël". Zang
het N.C.R.V.-Dameskoor o. 1.
ng J.Hzn. 3 Gebed. 4 Zlngei
M 3 en 6. 5 Toespraak over het onderwerp:
..De geestelijke grondslag van alle Christe
lijk Hulpbetoon". Tekst: Matth. 10:43. 6
6. 7 Gebed. 8
De. J. C. Houtzagers, GerefPred. aldaar.
Organist: de heer J. v. Amerotn. te Voor-
echoten. 1 Orgelspel. 2 Votum en Zegen. 2
Zingen: Psalm 105:1. 4 Geloofsbelijdenis. 5
Zingen: Psalm 107:22. 6 Schriftlezing:
Joh. 3 1321. 7 Gebed. 8 Voorlezing van
den tekst: Joh. 3 1416. 9 Inleiding van
de prediking-, 10 Zingen: Psalm 83:7 en 8.
11 Eerste gedeelte der prediking. 12 Zingen:
Lofzang van Simeon 2. 13 Tweede gedeelte
de rprediklng. 14. Dankgebed. 15 Zingen:
Psalm 116 5. 16 Zegen. 17 Orgelspel.
Na beëindiging van den dienst tot 19.45»
Gewijde muziek.
MAANDAG, 18 JANUARI
Concerten, enz.
8.00 Hilversum A.V.R.O.: Gramof.muzlek
8.15 Hulzen N.C.R.V.: Morgenconcert
10.16 Hilversum A-V.R.O.Gramof.muzlek
11.00 Hilversum A.V.R.O.: Orgelmuziek
11.21 Kalundborg: Strijkorkest
11.30 Hulzen N.C.R.V.: Gramofoonmuziek
12.00 Hilversum A.V.R.O.Lunchmuzlek
12.26 Langenberg: Concert
12.30 Hulzen N.C.R.V.: Orgelconcert
|g |j j N.C.R.V.: Gramofo<
16.05 Milaan; Populaire muziek
17.30 Hulzen N.C.R.V.: Chr. Llederenuurtja
18.25 Milaan: Populaire muziek
19.20 Rome: Gramofoonmuziek
19.20 Oslo: Gewijde muziek
20.00 Hilversum A.V.R.O.: Om roep-orkest
20.20 Rome: Populair progTamma
20.25 Oslo: Vlooi voordracht door Hugo Kola
20.35 Kalundborg: Populaire volksmuziek
20.45 Hilversum A.V.R.O.Soils ten concert
21.30 Hulzen N.C.R.V.: Concert
21.35 Kalundborg: Omroep-orkest
10.30 Hulzen N.C.R.V.: Korte zlek«ndi*ns|
Lezingen. Cursussen, enz.
10.30 Hilversum A.V.R.O.: Voorlezen doen;
Kommer Kleyn.
11.00 Hulzen N.C.R.V.: Chr. lectuur door Mej
15.15 Huizta NAR.V.: Cursus knippen es
16.00 Hilversum A.V.R.O.: Hollandaeh half-,
uurtje
19.00 HuUen N.C.R.V.: Cursus Engelecfc vooC
A-V.R.O.BoekenhalfuurtJn
gevorderden.
Emlle Kellenaars
21.00 Hulzen N.C.R.V.: Causerie A. Schilder
N.C.R.V.: Uitzending voos
12.00 Hullen N.C.R.V.: Politieberichten
19.30 Huizen N.C.R.V.: Politieberichten
19.45 Huizen N.C.R.V.: Persberichten
22.00 pl.m. Huizen N.C.R.V.: Persberichten
32.00 Hilversum A.V.R.O.: Persberichten
CONTROLE OP RADIO ONTVANG
INRICHTINGEN
In verband met het bepaalde In art. S van het
Radio-telcgraafvardrag van Washington, waar
bij aan de toegetreden regeeringen o.a. de ver
plichting opgelegd la maatregelen te treffen ter
Tkoming van het ongeoorloofd opnemen van
radio overgeseinde particuliere berichten en
aanmerking nemende, dat het gebruik van
zelfreglstree rende ontvangtoestellen (ondula-
:n recorders e.d.) gemakkelijk kan leiden
overtreding van art- 63 van het R&dior
reglement. wordt overwogen het aanwezig heb-
irbod dispensatie te verleenen.
en springende lippen
2»d0aa«0«aT.toW(Z.S«ApMA «af I»I»J
FEUILLETON
(Naar het Engelsch)
De generaal en rijn vrouw besloten onmid
dellijk naar Ravensmead Grange terug te
keeren. waar hun het eerst de berichten van
Paul zouden gestuurd worden.
Félice stelde voor:
„We moesten toch waarlijk een gezellige
avond hebben, ter eere van Paul".
„En zonder hem dan?"
„Hij zou zich vereerd voelen, als hij het
hoorde".
„Zou J0 denken? Maar zie je, nu Beatrix
al zoo vroeg in het voorjaar trouwt, geloof
ik niet, dat zij lust zal gevoelen, om daar
veel tijd aan te besteden".
„Dat hoeft ook niet: i k ben er ook nog".
„Nu, we zullen eens zien, kindje!"
En Félice maakt er rich niets ongerust
meer over: die zaak zou wel in orde komen,
rooals zij die wenschte.
Dien avond, toen zij voor haar spiegel
stond, sprak ze tot zichzelve: „Félice, je
moest je schamen! Je hebt Pauls moeder
iaten merken, dat je liefde voor hem voelt".
Het geziohtje, dat haar aanstaarde uit den
spiegel, was pikant, met helroode lippen en
een perzikkleurige teint. Maar de luimige
uitdrukking, die in den regel viel waar te
nemen in de levendige, blauwe oogen, had
nu plaats gemaakt voor grooten ernst
Zij kleedde rich in het smaakvolste toilet
je, dat zij bezat en dit wel om geen andere
reden, dan dat het haar zoo licht en vroo-
lijk te moede was.
Félice Adair was de dochter van een veel
jongeren kameraad van generaal Philips.
Jarenland was zij de eenige troost geweest
van haar vader. Haar aardig Fransch moe
dertje was gestorven, toen zij nog een baby
was. Félice was de lieveling en het speel
popje van het regiment geweest; ze hadden
haar allen om het hardst verwend; maar
zij, met haar zonnige natuur, was hierdoor
niet bedorven.
Tim Adair had het kind aanboden, met als
hij te voren haar moeder verafgood had.
Maar toen Féldce vijftien jaar was, werd
haair vader ernstig ziek en ma een vreese-
lijken tijd vol amgstt en spanning was de
jonge man bezweken en had hij zijn doch
tertje nagelaten aan de zorgen van zijl»
kolonel.
Zoo was Féldce dus als dochter des hui
zes aangenomen door de familie Philips.
Een week nadat zij van Pauls helden
daden gehoord hadden, waren de generaal
en zijn vrouw terug op Ravensmead Grange
Toen Dick daarvan hoorde, was hij in het
eerst bang, dat diit den tijd zou verkorten,
dien Beatrix op de Towers logeerde, maai
er werd overeengekomen, dat het jonge
meisje volgende week naar huis zou gaan.
HOOFDSTUK VIIL
Deze week ging veel te gauw om voor
allen, die op de Towers waren. Opgewekt
heid is immers aanstekelijk en het was
niet mogelijk om meit Dick Hernford cvndei
éénzelfde dak te zij .a, zonder ook blijde ge
stemd te worden.
Op dien dag van het feest ondernam het
drietal: Beatrix Philips, Hernford en Fa-
reniham, den langen rit naar Ravensmead.
Rex zou bannen enkele uren vertrekken en
Ddck zou dan aangewezen zijn op de ge
noegens van de ja-chit en veelvuldige ritten
naar de Grange. Tot Rex had hij gezegd:
„I'k 2>al je niet vergezellen op die reis
naar het hart van Afrika ter wille van de
vrouw die al mijn gedachten in beslag
neem,!"
J>us moet dk mij wel schikken dn de een
zaamheid om der wille van u, Miss Phi
lips?"
En toen gdmg Dick rich weer verdiepen
in zijn gulden toekomst en sprak er opge
wonden van, hoe goed zij zorg zouden dra
gen voor elkaar.
„Ik zou wel eens willen zien de vrouw,
die .zorg wilde dragen" voor iemand, zoo
zelfstandig als jij, Farenham," merkte
Dick op.
Tegelijkertijd werden zij staande gehou
den door een man, die een paard trainde
voor den generaal. Mallen had heel wat te
vertellen, en, daar hij rich ook voor een
weerprofeet uitgaf, voorspelde hij een hef-
tigen storm bij de wisseling van de maan.
„We zullen eens opletten, Mallen," zei
Beatrix; en op een we nik van Dick reden
zij en Farenham vast vooruit-
„Wij zullen u allen natuurlijk missen," zei
Beatrix, „maar Dick zal in de eerste dagen
geheel ontroostbaar zijn."
,J>ick heeft andere wel iemand die hem
troostten kan."
Ze lachten over dne woorden, maar daar
na trad een pauze dm, oen drukke, benau
wende stilte, zoodat ze blij waren, toen
Dick hen weer ingehaald had.
De namiddag was bijna ten einde,
toen ze op Ravensmead aankwamen. Hier
zag Fareniham Beatrix voor het eerst in
haar eigen woning. Hij werd den ouderwet-
sohen tuin rondgeleid en zag dus ook het
deel, dat meer speciaal Beatrix terrein was.
„Dit is met reoht haar heiligdom!" zei
de generaal. „Geen tuinman mag er eer»
hand aanslaan, tenzij ze natuurlijk een drie
maanden wegblijft"
„Kom, gaat u mee," noodde Félice en stak
den arm door dien van den generaal, terwijl
Dick aam de andere zijde liep, want zij wal
de den heeren haar jonge spaniels laten zien
Beatrix keek het drietal na.
„Walt u wel gelooven, dat vader steeds
jonger wordt, sinds Félice bij ons is? Die
twee verstaan elkaar toch zoo goed!"
Een oogenblik later ging de gong voor
het diner, dne een ieder in huis riep.
lm de kamer, die Farenham had, hing
nog een oude voetbalgroep', waarop Paul en
hij voorkwamen, en ook hing er een portret
in waterverf van Paul en Beatrix als kin
deren.
Toen Farenham de deur achter rich sloot,
trad Hernford te voorschijn uit een kamer
daar tegenover op den corridor.
„Kijk, daar ginds heb je zoo'n mooi ge
zicht op den heuvel met „den marcheeren-
den troep"," zei Dick en ging zijn vriend
vóór naar een venster, aan het einde van
de gang. waar van verre, in golvende lijn,
een rij sparrenhoomen werd gezien, op vrij
regelmatige afstanden, zoodat het in de
schemering ook waarlijk veel had van een
troep mannen op rnorsch.
„De generaal loopt vooruit," zei Hern
ford, en wees naar den voorsten, ouden, ko
lossalen spar, die zeker al heel wat stor
men over zijn Imiin had zien gaan.
Nadat ze eendgen tijd hadden uitgekeken
en op het punt waren naar beneden tie gaan,
vloog er ineens een deur open en zagen zij
een flikkerend licht tegen den muur. Een
verschrikte kreet verbrak de stilte.
Farenham was de eerste, die begreep, dat
er iets niet in orde was. Hij liep naar de
open deur, in het vertrek stond Beatrix Phi
lips. Haar kleeren hadden vlam gevat, zij
had reeds een vloerkleedje genomen, m de
hoop daarmee het vuur te dooven. In een
ommezien had Farenham de handen over
het kleedje heen en trok het toen met ge
weld af. Gelukkig kwam Beatrix er af met
een geschroeaden arm eu Farenham met
een paar lichte brandwonden aan de han
den; maar hij was de held van den dag
geworden.
..Je hebt haar het leven gered!" riep
Mrs. Philips aangedaan.
„Je hebt onze levenslange dankbaarheid
verdiend!" voegde generaal Philips er bij
en was op het punt tien jongen man een
stevigen handdruk te geven, toen hij zich
nog net bijtijds herinnerde, dat dit een
eendgszins pijnlijk proces zou rijn voor Rex.
Spraakzaam als Dick in den regel was,
zei hij nu maar weinig: dit was juist het
bewijs, hoe dit geval hem te zeer getrof
fen had.
Beatrix sprak haar dank uit, in welge-
k'v.en woorden, ofschoon Farenham zijn ver
diensten haast wegredeneerde.
„Het was niets! Uw eigen tegenwoordig
heid van geest heeft u gered. Maar als het
ooit weer eens mocht voorkomen, wat ik
hartelijk hoop van niet, bedenk don we!,
dat het niet verstandig is om een deur open
te doen, waardoor u in de tocht staat."
„Tenzij daardoor een redder ten tooneele
verschijnt!"
Hun oogen ontmoetten elkaar en groote
dankbaarheid stond in de hare te lezen.
Het werd dien dag laat met het diner, en
toen de dames rich een paar uur later ter
ruste begaven, gingen de heeren nog wat
schaken. Rex kon niet meedoen en was dus
tot toekijken veroordeeld. Daar de anderen
voelden, hoe onaangenaam dit voor hem
wezen móest, hielden ze hefel gauw op en
ging de generaal vertellen van zijn erva
ringen in Ghina en Irvdté. Farenham was
juist m een stemming, om daarin belang
te stellen, en geheel was hij het ééns me£
het gezegde van den ouden heer:
„Laat een man prijs stellen op zijn kracht,
hetzij dit don lichaams- of geestkracht is."
HOOFDSTUK IX.
Eindelijk was Farenham op zijn eigen
kamer en maakte hij rich gereed voor den
stnjd met zichzelven. die hij ineens flink
onder de oogen wilde zien.
Hij haalde het gordijn op, stond voor het
open venster en ademde de koele avondlucht
m. Langzaam stak hij een sigaret op en
toen hij eenigen tijd had staan rooken kwam
or zulk een uitdagende uitdrukking in zijn
J***n, of hij een geweldig tegenstander
(Wordt vervolgd)*