ONDAGSBLAD kleu mer-krantje Voor knutselaars Neem een vierkant stuk papier. Leg vier vouwen in de Jcngte en vier in do breedte, als bij fig. I voorgedaan. Vouw a en b op c; den opstaanden 'driehoek druk je neer, zoodat d op e en f op g komt (zie ook figuur IIDoo met de andere hoeken evenzoo. Sla de bovenste, losse lippen te rug, zoodat a op. b komt, c op d, e op f en g op h (fig. III). Leg a lungs be c hoekpunt terug slaan a wéér langs b c niet b als hoekpunt, weer terugslaan. Nu a b en a c gelijktijdig langs b c drukken, het opstaande driehoekje neerdrukken cn ons vouwsel is gereed (IV). Je kunt het ge bruiken om onder een vaasje te leggen. De ouderen onder jullie knutselen een brievcn- hanger. liet voorstuk A cn het achterstuk B wor den van karton. Beide stukken te beplakken met bruin naturel papier. De stukken karton met de onderste strook van B vastplakken. Tc versieren met beukennootjes, eikels, enz. eikels in de lengte splitsen. Langs do randen komen schubben van denappels. Lijmstof: gluton. Ook kunnen, later, katjes geen echte! aangewend worden. Oplossing van de Rebus in het vorige nummer Indien de waarheid wat hard klinkt, gedenkt dan dat de bitterste geneesmiddelen vaak de heil- Kleurplaat Flip en Trui door P. J. Risseeuw II. III. Dom-me jon-gen! Den vol-gen-den mor-gen was het heel stil in huis. „Ga je mee naar Flip?" vroeg Wim. „Ga je mee naar Trui?" vroeg Jo-pie. Sa-men gin-gen ze naar hun ko-nij-nen. Van den groen-te-boer had-den ze heer-lijk versch peen-lof ge-kre-gen. Flip en Trui za-ten al met hun wip-pen-de ncus-jes te-gen de tra-lies. Hun brui-ne oog-jes ke-ken be-gee-rig naar het heer-I ij-ke e-ten. „Kijk", zei Wim, en wees Jo-pie op het schuif-je, waar-mee het hok o-pen en dicht ging. „Pas op!" riep Jo-pie. Maar Wim was niet voor-zich-tig. Hij wil-de zoo graag é-ven-tjes pro-bee-ren of 't goed o-pen kon. Toen ge-beur-de het. Op-eens zak-ten de tra-lies naar be-ne-den enO! O! Wat schrok Wim. Jo-pie liep hard weg. En Flip stak zijn kop naar bui-ten. Hu! Daar schrok Wim van. Hij deed een stap ach-ter-uit. Dom-me jon-gen! Doe dan gauw het hek-je er weer voor! Hip! Hip! daar wip-te Flip het hok al uit. „O, Jo-pie! O Moeder!" riep Wim. Hy höl-de naar bin-nen. IV. De wij-de we-reld in Hip! hip! Dat was nog eens leuk voor Flip. Hip! hip! deed Flip. Al-door een spron-ge-tje ver-der. Daar was hy al by de schut-ting. Kijk, daar was een gat. Daar kon hy best door. Hip! hip! Wat een mooi-e tuin was daar! Nog veel mooi-er dan hun tuin.... Hip! hip! wip-te Flip de tuin van den buur man door. Dat was nog eens wat an-ders dan in een hok-je zit-ten! Kijk, daar zag hij heer-ly-ke sla in den tuin. Hij be-gon zijn buik-je vol te e-ten. Ilip hip nou maar weer eens ver-der. Wat was de we-reld toch groot Zoo wip-te Flip dwars o-ver de mooi-e bloe- me-tjes in den tuin van den buur-man. Hoe zou dat af-loo-pen? (Vol-gen-de week ver-der.) De Haan en de Vinken door P. van Renssen De Vin-ken: Goe-den mor-gen, Heer Haan! Al zoo vroeg op-ge-staan? De Haan: Goei-en-dag, lie-ve vin-ken! Al zoo vroeg bij de pin-ken? De Vin-ken: Prach-tig weer wordt het nu. De Haan: Zeg dat wèl. Ku-ke-lu-ku! De Vin-ken: Nu, wy gaan weer aan 't pinken Als fat-soen-ly-ke vin-ken. De Haan: En ik moet weer vlug Naar do kip-pen te-rug. Kijk kijk kijk, ku-ke-le-ku-zie, Ze ma-ken al ru-zie! Oplossing van de Raadsels in het vorige nummer 1. Een Kers. 2. Ruiter te paard. 3. Iemands wederhelft. 'n Ouwcnvet-scbe omnibus-koetsier wacht op 'n vrnrhic in de sneeuw. Heldere kleuren kiezen, geen schaduw. Nieuwe Raadsels 1. Ik woon niet op aarde. En ook niet in de lucht, Je vindt me niet ir water, En in peen een gehucht Maar toch, al lijkt het wonder, 'k Ben, al geloof je 't niet, In een .rivier zelfs tweemaal, En één keer in do vliet! 2. 't Gaat op cn neer, 't Gaat op cn neer, Maar raakt do grond Geen cnk'le koer. 4. Voor wie neemt Iedereen z'n hoed af? Kunstjes en spelletjes Kokend water Kun je steenkoud watc. er net laten uitzien, of het kookt? Nee? Nu, dat is gauw te leeron. Vul een drinkglas ongeveer voor driekwart met water. Leg er een zakdoek overheen en druk die in het glas, zoodat het midden van den zakdoek juiflt het water raakt Leg een hand over de ope ning van het glos en houd met de andere de kanten van den zakdoek goed vast. Draai hot glas vlug onderstboven cn neem je hand van do opening weg. Door dc drukking van do lucht loopt het water er niet uit cn de zakdoek blijft naar binnengebogen in het glas. Trek nu voorzichtig zóó aan de zoomen van den zakdoek, dat deze strak over de opening is gespannen. Hot water zal dan zakken, terwijl het een ruimte b'j den bodem van het glas achterlaat Na cnkclo ooogenblikkcn begint het water erg to borrelen, net of het kookt. Dat komt, doordat de lucht door hot linnen van den zakdoek in het water dringt 24 ZATERDAG 16 JANUARI 1932 No. 3 JAARGANG behoorende bij NIEUWE LEIDSCHE COURANT WAARSCHUWING r, toch zodclt gijlieden uw hart ver gelijk de Egyptenaars en Farao rt verzwaard hebben? Hebben z(j >en HU wonderlijk met hen gchan- 1 i nuol G l De kinderen Israels hadden geen succes gehad van het medevoeren der verbondsark in don strijd te gen de Filistijnen. Niet alleen toch dat ze versla gen werden, maar bovendion maakten de Filistij nen zich van de ark meester. Maar de Filistijnen hadden van deze verovering nog minder succes. Ze meenden met dc ark ook Israels God gevangen genomen te hebben. Dit was hun hcidensch bijgeloof. Maar dit bijgeloof was niet grooter dan het bijgeloof van het volk Israël toen het van de aanwezigheid der ark alleen de overwinning verwachtte. Intusschcn is het bijgeloof van do Filistijnen oven- zeer beschaamd als dat van Israël. Israels God is niet als dc goden der heidenen. Daags nadat zij do ark in den tempel van him afgod Dagon geplaatst hebben, vinden zij zijn beeld met het aangezicht op den grond vóór de ark. Tot tweemaal toe ge schiedt dit wondcrtcckcn. En ten overvloede wor den zij zei ven geplaagd met een smartelijk lichaamslijden. Zoo wisten ze ten slotte niet beter te doen dan dit schadelijk cn zelfs gevaarlijk zegctcckcn zoo spoe dig mogelijk te verwijderen. Maar ze hebben ook een vaag besef, dat ze dc ark van Israëis God niet zoomaar zonder meer kun nen terugbrengen. In hun hcidcnsche gedachten- gang mccncn zij iets te moeten cn ook te kunnen doen om den toorn van dien vreemden God te stil len. Daarom vragen zij het aan degenen die nuar hun inzien verstand van dergelijke mysterieuse dingen hobbcn, hun priesters en hun waarzeggers. En deze beantwoorden do vraag overeenkomstig hun hcidensch inzicht. Gouden afbeeldingen moe ten ze maken van de gezwellen waardoor zij ge pijnigd zijn cn van de muizen, die bun land ver dorven hebben, van elk vijf. En dezo moeten zo dan met de ark op een nieuwen wagen zetten, be spannen met twee zoogende koeien. Als deze, zonder naar haar kalveren om te zien, naar liet land van Israël trekken, dun zal daaruit blijken, dut de plaag metterdaad een wraakoefening is ge weest van Israels God. Naar ge bemerkt een vrij omslachtige procedure om lot zekerheid te geraken. Wij zouden zeggen: het was toch na al het gebeurde duidelijk genoeg, dat dc Heere waakte over de heilige ark des ver- honds, bet onderpand van Zijn genadige tegen woordigheid onder zijn volk. liet was toch duido- lijk genoeg, dat dc Ilcere, Israëis God, den roof van Zijn ark aan de Filistijnen gewroken had. Muar vergeet dan niet, dat het afgodendienaars waren, die den Heere niet kenden als den cenigen waarachtigen God, die verkeerden in den waan, dat dcc Hoeren macht zich niet verder uitstrekte dun over zijn eigen volk, zooais zij de macht van hun afgod dachten als geldig alleen voor dc Filistijnen. .Vap een God, die den hemel cn dc aarde, do zoo cn het droge geformeerd heeft, weton ze niet Daarom is liet des te meer opmerkelijk, dat zij toch voor Israëis God vreezen cn dat ze alles willen doen wat ze maar kunnen bedenken oni Zijn toorn af te wenden. liet schijnt, dat die priesters cn waarzeggers ecnigo moeite hebben moeten doen om hun advies to doen aanvaarden. Althans zc achten het noodig er dc waarschuwing aan toe te voegen: Waarom zoudt gijlieden uw hart verzwaren gelijk dc Egyp tenaars cn Farao hun hart verzwaard hebben? Ze laten de stem der historie spreken. Die historio was wel een paar eeuwen geleden, want ganseti de tijd der richtercn lag er tusschen cn bovendien de veertig jaren van de reis door do woestijn cn nog eens ongeveer veertig jaren van af den in tocht der kinderen Israëis tot den dood van Jozua. Maar hoewel het zoolang geleden is, hoeft liet gebeurde in Egypte alom zulk oen diepen indruk gemaakt dat de heugenis ervan nog is gebleven bij dc wijzen der Filistijnen. Dc schrik slaat hun om het hart als ze eraan denken wat hun volk nog boven het hoofd kan hangen zoo ze zich tegen Israels God verharden. En ze stellen aan de hoofden huns volks voor oogen, hoe vruchteloos zulk verzet is. Zelfs de Egyptenaars cn Farao hebben liet destijds moeten opgeven. En goedschiks of kwaadschiks zullen do Filistijnen evenzoo de ark moeten vrijgeven als de Egyptenaars de Israëlieten hebben laten gaan. Van bekeering tot den Heere is hier geen sprake. Zij denken er niet over hun afgod Dagon te Inten varen en naar den Heere als den cenigen waar achtigen God te vragen om dien almachtigcn God beter te loeren kennen. Des Ileercn gerichten hebben dat niet kunnen uitwerken, hoe machtig Hij zich ook bewezen heeft in hun eigen land. Zc komen niet verder dan de ernstige poging om zich van dezen las- tigen Wederpartijder te ontdoen, zoodat Hij hen verder ongemoeid laat. Naar zijn gunst zijn zij niet begecrig. Verzoening met Hem zoeken zij niet. Als zij maar niets meer van Hem bemerken dan hebben ze wat ze verlan gen. En hun afgoderij, die bun geen nut doet, laten ze niet varen. Juist daardoor heeft deze waarschuwing aan hun landgonootcn des te meer waarde. Hier komt weer aan het licht de waarheid van het woord uit Mozcs' afscheidslied: „Want hun rotssteen is niet gelijk onze Rotssteen, zelfs onze vijanden rechters zijnde". (Deut 32 31). Israël wist beter. En ook wij weten beter. Zoo wij tegen den Heere gezondigd hebben, lnat ons het erkennen eer Hij komt met zijn gerich ten. En zoo Hij bovendien begint dc zonden over ons te bezoeken, laat ons dan niet tegen Hem ons verharden. Niet ons verharden in wrevel, niet ons verharden in wanhoop. Dezo heidenen zouden in liet oordeel tegen ons getuigen. Maar wij weten ook, wat die heidenen niet wis ten. En Israël had het ook ondervonden, dut er bij den Ilcere verge zing is, zoo do zondaar zicli tot Hem bekeert Vergeving, die niet gekocht cn be taald behoeft te worden, zooals zij liet trachtten te doen, niet goud of kostbaarheden. Muur ver geving uit genade. Vergeving die verworven is door liet Offer dat Hij-zclf heeft besteld. Neen, wat deze hcidensche pries'ers cn waarzeg gers hun volk geraden hebben is geen regel voor ons om na te volgen. Nochtans heeft de Heere naar hen gehoord. Die blinde heidenen wisten niet beter. Muar naar het geen zij wisten hebben zij gehandeld. En de Heere heeft liet wonderteeken dat zij begeerden gedaan. Do koeien zijn den weg naar het land Israels in geslagen, al loeiende over haar kalveren, maar zc zijn niet afgeweken cn niet teruggekeerd. Door diestomme dieren beschaamde God zijn Banden Zondagsblad Wij doelen onzen .ezers mede, dat aan 't einde van den jaargang tegen lagen prijs banden voor 't Zondagsblad zullen verkrijgbaar worden gesteld. Tevens stellen we ons voor bij eiken band een volledig inhoudsregister te verstrekken. Degenen, die ons Zondagsblad willen bewaren, oa dat zullen er wel zeer velen zijn, kunnen reeds nu met een en ander rekening houden. DIRECTIE. wederspaiinig volk en een ieder die zich tegen Hem verhardt. Maar hoeveel te meer zal Hij dan ons vergeven en ons genadig zijn, indien wij ons tot Hem l»o- keeren in waarheid cn oprechtheid met belijdenis van onze zonden! Het was voor de Filistijnen cn voor de heidenen nog niet de tijd der bekeering. Maar nu is de tijd daar, dat zijn roepstem uitgaat tot allo volken: „Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde, want Ik ben God cn niemand meer." (Jes. 45 22). Ten slotte, welk een bemoediging ligt in dit woord voor allen die Hem vreezen! Went hoe heeft do Heere bewezen, dat Hij die God is die zijn vroezo cn zijn verschrikking op zijn wederpartijders weet te leggen. Zoo de volken ook in dezen ban gen tijd, waarin zijn gerichten op aarde zijn, zich tegen Hem ver harden, Hij heeft gereed wat tot hun bestraffing dient. Maar er is bij Hem een open oor voor wio Hem om genade cn redding cn uitkomst smeekt. Niet meer op verre bergen door C. Rijnsdorp Niet meer op verre bergen, Niet in een oude stad Wilt Gij U eerbied vergen, Of offering van schat: De heiige muren vielen, De bergen liggen stom Wie maar geloovig knielen, Zijn in Uw heiligdom. Iloe zijn soms kort de nachten. Doorbracht in mijmerij Want op het onverwachte Zijt Gij het meest nabij. Dan strenglen zich de handen Ineen met sterken druk En in de oogen branden De tranen van geluk. Opgang 17

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 13