Nabij het Macedonische front DINSDAG 29 DECEMBER 1931 DERDE BLAD PAG. 9 BRIEVEN UIT DE HOOFDSTAD 1- KERSTFEEST Wij hebben wei eens meer in onze brieven aan het Kerstfeest in de stad aandacht ge schonken. Waarom schijnt het bij ons niet zoo goed te passen? Is het omdat wij gewend zijn aan sug gestieve plaatjes, met een verlicht kerkje or> een heuvel, een sterverlichte nacht en de dorpelingen opgaande naar het huis des gebeds? Of ligt de oorzaak dipper nog? Niet in de stad, in liet vlek Bethlehem is immers de Koning geboren? En niet de stedelingen maar de herders buiten in het veld, hebben het eerst de boodschap van het Kindeke ont vangen. Toch behoefde het zoo niet te zijn. Ja sterker, meer nog dan de dorpeling, moest de bewoner van de groote stad hunkeren naar den geboren Koning, naar het blijde Kerstfeest, dat spreekt van vrede en van heil. Daar is ook, Gode zij dank, een schare, zelfs een betrekkelijk groote schare, die uit ziet en verwacht en die ook waarlijk feest viert Onder de kleinen der aarde en onder de grooten. Zooals het in de Gijsbrecht heet. „Wij Edelingen blij van geest, ter Kerke gaan op 't huoge feest, den eerstgeboren Heiland groeten"; zoo zijn er ook nu onder de grooten in onze stad, die met de grooten in het land, zoeken de Koning en aanbidden aan zijn kribbe. Daar is een groote schare, die ook op de feestdagen zich schaart om het Woord. Daar is allerlei herdenking en wijding met het Kerstfeest en Kerstfeit verband houdende. Iets van het licht is er, iets van de blijd schap, iets van de stemming. Maar overigens, wat hebben wij, wij allen het Kerstfeest verzakelijkt Ik denk nog niet eens aan het ergste, aan de kerstboomen in café's en in allerlei winkels en zaken. Niet aan de hulst in de étalages en op de klee ding, niet aan de kertsboomenhandel op onze markten. Dat gaat voor een deel nog langs ons eigen leven heen en is bestemd voor de velen, die meer aan de zonnewende dan aan den eenigen Bron van Licht denken. In ons eigen leven echter! is toch veel ingeslopen, dat zich naar ons gevoelen maar heel slecht ver draagt met de eenvoud, met de klaarheid, met de ziel van het heilsfeit Wij hebben ook ons kerstgebraad naar Duitsche zede, onze kerstpudding naar En- gelsch recept, onze kerstkransen en kerst boomen, onze kerstgeschenken, en kerstuit voeringen en wat al niet meer. Telkens weer schijnen wij deze uitwendige Idingen noodig te hebben om ons te herin neren dat we den gewonen gang van ons leven even onderbreken, zooals wij dat doen op eiken rustdag, maar nu om met heel de christenheid te vieren het feest van het Kindeke, dat arm is geworden, opdat wij rijk zouden zijn. Zeker, het moeten feestdagen zijn. En dat mag blijken uit ons feestkleed, dat mag blij ken ook in ons huiselijk maal en in ons feestlied. Maar 't gaat niet om het feest, doch om den Koning. Al ligt die Koning in een kribbe en is voor Hem, ook nu, trots kersthoomen en licht en lied, in de stad geen plaats. Daar is veel in deze dingen dat zeker goed is bedoeld. Onze kerstvieringen met de kinderen der Zondagsscholen, onze geschen ken bij den kerstboom, onze kerstmalen ,voor de armen, alle deze zaken, behoeven in zichzelf niet verkeerd te zijn, kunnen op komen uit de begeerte iets te laten zien aan anderen van de heorliijkheid die in Christus is geopenbaard. Wie ouder wordt en iets heeft gezien van den strijd der menschen, wie daarbij kent de worstelingen en de struikelingen van zijn eigen hart, wordt mild in het beoordeelen Van veel dat door anderen wordt gedaan. Het is goed dat men met de bedoelingen rekening houdt en dan anderen ruimte Iaat voor wat zij meenen dat goed is en recht. Maar het suggestieve plaatje trekt mli imeer, het eenvoudig verlichte kerkje ln de klaarheid van den winternacht, wijd van het gewoel der metropolis, waarheen de bidders opgaan. Want het blijft zoo moeilijk, om te midden Van het gewoel dor stad, om op de kerst- boommarkt en bij de heel verlichte en rijk versierde boom, om bij den kerstovervloed de kribbe te vinden en het Kindeke, en om eenvoudig, met de haastig toegeschoten her ders, t.e aanbidden. Misschien is ook het dorp ren deze ge varen niet ontkomen. Maar in de stad zijn wij er zoo mee vertrouwd geraakt, dat wij ze bijna niet meer zien. En als dit bijna eens geheel ls geworden, dan Is er geen Kerstfeest meer. Trots i kerstvieringen. God beware ons en onze kinderen en houde ons hart brandende. AREND VAN AMSTEL. VERDRAG MET LETLAND De minister van Buitenlandsche Zaken beeft ter kennis van de Tweedé' Kamer der Staten Generaal gebracht, dat op 15 Decem ber 1931 te Berlijn de ond-erteekening heeft plaats gehad van een overeenkomst tus- schen Nederland en Letland inzake de we- 'derzijdsche erkenning van meetbrieven van zeeschepen. Den tekst van deze overeen komst heeft hij overgelegd. LUISTEREND NAAR DE KONINGIN Een Zeeuwsche familie te Krabbendijke, luisterend naar den Kerstgroet van de Koningin BOND VAN CHR. GEREF. JONGEL.VEREEN. HET RECHT VAN WERKSTAKING, De afd. Z u i d-H o 11 a n d van bovenga- noemden Bond heeft 26 December haar Kerstvergadering gehouden in gebouw „Pa trimonium" te Den Haag De zaal was geheel I ezet. Na gebruikelijke opening door den voor zitter, den heer A. A 11) I a s werden de huishoudelijke zaken afgewikkeld ln de middagvergadering ward een debat gevo« rd tusschen de heeren T. Bakker t'i A. van Driel, beiden un Dord» :cl r j\er Het recht van werkstaking' Aan do hand van onderstaande stellingen werden en „pro' cn „contra" belicht. De heer T. Bakker sprak in zijn stel lingen o.m. uit: De verhouding van. patroon tot arbeider, van werkgevers tot werknemers, zijnde grondig bedorven, eenerzijds door de begin selen der revolutie, anderzijds door de ha- ginsr 'en der liberale economie, als gevolg waarvan de arbeidersstand vaak rechtloos is overgeleverd aan de willekeur van het patronaat,4 roept om oplossing naar de rechtsbeginselen voor het maatschappelijk leven, gelijk die in de II. Schrift zijn neer gelegd. Uit de begeerte naar een zoodanige oplos sing is de Chr. Vakbeweging geboren, die, hoewel nog teveel strijdorganisatie, toch niet de strijd maar de vrede beoogt Het recht tot werkstaking, mits nooit als politiek instrument of als middel in de hand van Overheidspersoneel, of ale moedwillige contractbreuk, kan geenszins worden ont kend. Het is echter eisch der christelijke consciëntie van dit middel géén gebruik te maken, voordat de overtuiging is verkregen, dat alle andere middelen zijn uitgeput De stellingen van den heer A. vanDriei luidden: 1. De patroon behoort tot „allen, die over ons gesteld zijn". Heid. Cat Zondag 39. 2. Alleen dan, wanneer de patroon zijn knecht dwingt direct tegen Gods gebod in te gaan, ontstaat het recht tot werkstaking voor den betrokkene. 3. De staking, geweldmiddel zijnde, staat lijnrecht tegenover de wet der liefde (zie de Bergrede),, behalve in de bij 2 genoemdi gevallen. 4. In deze gevallen berust de handhaving van het recht uitsluitend in de hand de» Overheid. 5. Naarmate de tijdgeest terrein wint op het Christelijk erf, oordeelt men oppervlak kiger over het recht tot werkstaking. 6. Het is dringend noodig dat de Heere door Zijn Geest in ons werke, ons daardoor ontdekke aan de oorsprong aller stakingen, opdat we ook op sociaal gebied onze booze werden staken en alzoo temidden van de onrust dezer tijden de eeuwige sabbat aan- vange. Na een gezellig verloop dezer bespreking werd de middag-vergadering door den heer Bakker met dankzegging besloten. In de Avond-vergadering trad op Ds. L. H. v. d. Meiden, van den Haag, met het onderwerp: „Perspectieven van Jeugdleven". Spr. begon met er op te wijzen, dat het Jeugdleven te vaak gezien wordt door ge kleurde glazen. Daardoor ziet men hei schoone eohter te schoon, en het niet be koorlijke wordt nog bekoorlijk gevonden. Wij moeten echter dieper blikken. Als Jezus op den berg zit, en al het schoon van Jeruzalem ziet, dan weent Hij ondanks al dit schoone. Al lijkt alles gewel dig, Hij blikt dieper. Zoo wil spr. ook het jeugdleven bezien. Vanaf de hoogte van het Woord wil hij blikken. Dan is er te zien een verlaten juiste paden. De jeugd wordt belaagd door formalisme, humanisme, cultuur en irreli- gionisme. De jeugd wil: jeugddiensten, middernacht kerstdiensten, oogstdiensten en o zoo veel r. Zoekt vormen om een ledig innerlijk aannemelijk te maken. Er zijn gelukkig ook andere perspectie- vn. Als ouders, weigeren te zingen, dan zullen kinderen en zuigelingen dit doen. A» is er over Jeruzalem te weenen, toch is er ook het profetisch Jeruzalem dat niet ver gaat. Dat Jeruzalem zal ons verlangen moeten hebben. Daarheen moet ons jagen zijn. Op deze lezing volgde een aangename ge- dachtenwisseling. De voorzitter bracht spreker dank voor zijn lezing en sloot de vergadering, Ds. v. d. Meiden voorging in dankgebed. Kunst en Letteren. „GRONDBEGINSELEN VAN DE SCHRIJFWIJZE DER NED. TAAL" De regel der Cultuur. De Geslachtskwestie Waardeering en kritiek. Wie zou 't niet hartelijk eens zijn met onze Jezuïtenpater, als hij in de bres springt voor ware cultuur, ook waar het betreft het le ven en de openbaringen onzer taal? En al meenen wij dat Van Ginneken schromelijk overdrijft, waar hij schrijft, dat Kollewijn principieel opvoedt tot cultuurloos taalge bruik, dat het trio Kollewijn, Buitenrust Het- tema en Talen op bedenkelijke wijze aan de vulgarisatie van het Algemeen Beschaafd hebben meegewerkt door allerlei uitdrukkin gen van mindere orde (zullie, 'r, om m e talen te onderhouden enz.) te ijken, wij zijn de eersten, om het toe te geven. Zien wij juist, dan ging Kollewijn, wiens vereenvoudigingsstelsel zonder twijfel, ma gistraal genoemd mag worden, hier en op 't gebied der vreemde woorden, waar hij de ontwikkeling der dingen heeft geforceerd, de verkeerde kant op. Laten wij hier echter onmiddellijk bijvoe gen, dat zijn stelsel qua proeve van vereen voudiging daarmee niets in waarde verliest. En het is toch eigenlijk ook weer Prof. Van Ginneken zelf, die dit desondanks, zelf komt bevestigen. Want wel stelt de Auteur op bl. 66 vast: het e e n i g e, waar tenslotte allen het over eens geworden zijn, dat in de ongewijzigde spelling De Vries en Te Winkel te moei- I ij k was, 't behoud der willekeurig vastgelegde geslachtsverschil len; maar op bl. 119 vermaant hij zich zelf, de hand in eigen bocaem te steken en geeft toe, dat „als wij bij DeVries en Te Winkel aan de verbindingsletters in de samenstellingen komen, het ook den meerbegaafde spoedig groen en geel voor de oogen (wordt)". En omtrent de s-sch lezen wij: „Wij hadden reeds gelegenheid op te mer ken, dat De Vries en Te Winkel ook hierin per ongeluk eischen gesteld hebben, waaraan de ge wone doorsnee-Nederlander niet kan voldoen." In plaats van één breuk in het stelsel-De Vries wijst Van G. er zelfs al drie aan. En is feitelijk de sarcastische manier, waarop hij op hl. 97 zich van de dubbele oo enz. af maakt, geen bewijs hoe hij gevoelt, dat het daar óók niet pluis is? Prof. Van G. meent inzake de tusschen letters, dat „een beetje willekeur (hierl hoegenaamd geen kwi k an"; Prof. Van G. heeft de lijsten met bij woorden bijvoegelijke naamwoorden op s-sch (waar De Vries en Te Winkel tegen de rechten der praktijk hebben misdaan") „buiten Kollewijn om eens goed onderhanden genomen"; Prof. Van G. heeft de geslachtsonderscheidingen der zelfstandige naamwoorden tot op mis schien een twintigste terug ge bracht, in één woord, Prof. Van G. heeft zéér ingrijpende wijzigingen in het systeem De Vries en Te Winkel aangebracht; maar bezweert toch ons volk, geen enkel der honderden draadjes door te knippen, die ons nog verhinden met het verleden. „Zeker, een voor een lijken ze onbélangrijk misschien, maar alle te zamen zijn zij ons behoud". Het valt ons moeilijk, deze verschillende uitspraken met elkaar in overeenstemming te brengen. Het langst staat Van G. natuurlijk stil bi) ..de geslachtsquestie". Dit hoofdstuk vangt aan met de erkenning van „de grootste dienst dien Kollewijn aan de ontwikkeling onzer taal heeft bewezen en die blijven zal en zon der eenigen twijfel zijn eerste aanloop ge weest (is) tot de ontdekking van de spring levende geslachten in onze Nederlandsche taal van het oogenblik". Eenerzijds hehben wij een vast systeem van klassen van wezens in ons hoofd en ge bruiken daarvoor in gewone omstandighe den steeds dezelfde vaste traditioneele vol man, doch anderzijds wijken wij om subjec tieve redenen (bijv. in geval we minachting willen uitdrukken) weer er van af. Van de zes klassen der pronominale aan duiding kunnen er drie tot substantief-klas sen uitgroeien, dat zijn de bekende klassen mannelijk, vrouwelijk en onzijdig. De schrijver meent dienaangaande, dat reeds in de Oud-Germaansche tijd deze drie klassen moeten gevormd zijn en werden on derscheiden. Afdoende bewijzen zijn hier voor niet bij te' brengen. In het Middelnederland9ch echter kan deze klassificatie heel duidelijk worden waar genomen en vastgesteld, maar blijkt tevens dat het gebruik der „geslachten" toen wis selend was. Evenals later nog in de Renais sance-tijd Eerst in de laatste paar eeuwen werd de klasse-onderscheiding al meer gebracht on der het juk eener schoolsche dwingelandij Zoo zelfs dat sommigen de herkenning en toepassing der opgestelde regels, gingen be schouwen als een integreerend deel zoo niet als het voornaamste oogmerk van het moe dertaalonderwijs op de lagere en middelbare scholen. We zijn het met Van G. hartelijk eens. als hij tegen dit streven der geslachten-regelen de grootschoolmeesters toornt en het dis kwalificeert als „verstarring", „vormverstij- ving", „een seniliteltsverschijnsel". Van Ginneken waardeert Kollewijn's rear tie daartegen, doch gaat minder ver, ruim' het geslachtsverschil als taalverschijnsel niet op, maar tracht het „van zijn kunst matigheid te ontdoen" en „te zuiveren". En zoo zijn wij dan ten slotte gearriveerd bij 'je spellingconoessies van Minister Terpstra, die eigenlijk met spelling weinig te maken heb ben, omdat ze betrekking hebben op de taal en niet op de schrijfwijze ervan zonder meer. Wij zullen bij dit gedeelte van Van G.'s studie niet lang stilstaan, onze meening hebben wij indertijd in den breede uiteenge zet in 'n letterkundige a.anteekening. Alleen lijkt het ons-onjuist en een-oordeel-vellend- over-zijn-strijdwijze. als Van G. na een op somming van willekeurig gebruik van „de' en „den" bij dichters en schrijvers uitroept. „En dat zouden wij. uit vrieindelijkheid jegens Kollewijn, allemaal moeten prijs geven! Dat zouden wij als „verouderde rom mel" uit onze Nederlandsche taal moeten uitbannen! Zoo zouden onze dichters niet meer moeren dichten, zoo zouden onze vertel lers niet "meer mogen verhalen?" Prof. Van Ginneken kan weten, dat de Vereenvoudigers t o. z. van de dichters veel verdraagzamer zijn dan De Vries en Te Win kei. Alle voorbeelden, die de Auteur hij- brongt, rijn volgens Kollewdin goed: zijn ne gende regel Ijkt nadrukkelijk de buigings uitgangen, die de kunstenaar in zich hoort. Terwijl in alle gevallen, waarin de geciteer de schrijvers „de" voor „den" schrijven, De Vries en Te Winkel onverbiddelijk hun „fout" laten hooren. Dat een hoofdstuk als over de geslachts- kwestie. waarom de strijd momenteel zich toch eigenlijk vooral beweegt, de indruk maakt van onbeslistheid en ongefundeerd heid, S9 veelzeggend. Prof. Van G. heeft o. i. de 21 hooglecraren niet afdoende weer legd. Een enkele aanteekening nog bij de bl. 164 en 170. „Sinds het eerste begin der Indogermaan sche taalvergelijking hebben wij toch altijd geweten dat de kerngroep van het mannelijk geslacht in de meeste oudere en jongere Indogermaau- srhe talen, hetzij van den boginne at. hetzij door reïnterpretatie, gevormd werd door de groote. v a s t-a a n e e.n- gesloten groep der namen van mannen, en de opvallend manne lijke dieren in sexueeien zin; en dat de kerngroep van het vrouwe- lijk geslacht daar eveneens be stond uit de groep der namen van vrouwen en der grootere vrou welijke dieren. En daarom heb ben de Indogermaansche genera dan ook alt ij d en overal hun af- zonderlijke namen „mannelijk" n „vrouwelijk" aan de biologi sche sexen ontleend." Dat i9 „de kern", die Van Ginneken en Minister Terpstra niet willen laten uit- De kern dermannen en ma n- 1 ij k e dieren. Hier is dus geen de minste rekening gehouden met de ontwikkeling dei geslachlsregeling in de historie, hier is even min rekening gehouden met het verschijnsel, dat bij „fijnvoelende schrijvers en dichters een woord door de masculine exponenten geheven (wordt) in een zekere sfeer van grootschheid, hardhard, imponeerende kracht of allures", hier is alle en geletop sexuali teit En wat lezen we vier bladzijden verder? „Uit Pater Royen's groote Gcnus-boek kan ieder deskundige toch leeren, dat in de mees te Indogermaansche talen volstrekt niet alle namen van dieren naar hun sexe in het grammatische genus worden onderscheiden." Góed, maar als dat zoo is, waarom het beroep op de „kerngroep van het mannel ij k geslach t", hierboven? Prof. Van Ginneken's Grondbeginse len is een boek, dat bewondering afdwingt om de geweldige studie, welke er aan ten koste gelegd is, dat op vele bladzijden fon kelende stijl geeft te genieten dat op tal van punten het inzicht in het ontstaan en de structuur onzer moedertaal verdiept. Waar echter de Auteur zich opmaakt om een wetenschappelijk geheel onverdedigbare samenkoppeling van „sexe" en „genus" ten grondslag te leggen aan een nieuwe „ge slachtsregeling". waar hij tracht rationeele spellingvereenvoudiging (als enkele o en e en s i. p. v. schl als verouderd voor te stel Ten, mag hij niet als een betrouwbaren, maar bevooroordeelden gids worden aangemerkt. Wat Pa'er Van Ginneken poogt voor te stellen en aannemelijk te maken als een lo gisch en welsluitend systeem, is lang niet altijd logisch. De breuken zijn op vele plaat sen voor ieder zichtbaar en zullen door de voorvechters der V. S. nog wel nader worden aangewezen in de wetenschappelijke pere. Op verschillende en zeer belangrijke pun ten, zoo zagen we, spreekt Van G. zich tegen. Hiervan moge ten slotte nog een frappant staaltje worden meegedeeld. Het bewijst dat de schrijver niet met de noodige rust heeft gewerkt, maar zich door het ministerieele verzoek heeft aangedreven gevoeld tot de meest mogelijke spoed. Op bl. 63 beweert Van G. dat Jn het Noor den de Vereenvoudigde haar Invloed begint ie verliezen." Maar op bl. 163 roept hij uit, na allerlei „denkfouten" der Vereenvoudigers te hebben opgesomd: „Hoe lang moet dat nog duren? Want de denkfout breidt zich nog ziender oogen en in al door hoogere kringen uit en de laatste slachtoffers zijn de be grippen sexe en genus, en liefst maar 21 Nederlandsche hoog- leeren tegelijk! tl II stond in ons blad van 22 December. Radio Nieuws. 30 DECEMBER 8.15 Hulzen N.C.K.V.: Mor&enconcert. 10.00 n u I z e n S.C.R.V.: Dameskoor. '1.00 Hulzen N.C.K.V.: HarmontiuiibespeUns 11.20 Kalundborg Strijkorkest, 13.01 Hilversum V.A.RJL: Vara-septet I2.lt Huizen N.C.K.V.: Gramofoonmuzlak. Ï5Ói Hilversum: Cello-recital. IA. 50 ■-a ven try: Concert. 10 30 Huizen N.C.R.V.: Gramoroonmuzlek. 17 05 „aveDtry: Orgelconcert. V.A.R.A.: Vara-septet Belgische Sonate (cycli -A.R.A-Concert Omroep-orkest. V.A.R.A 17.15 I-li 17 20 Br 1.1.1 i H i 19.20 La 50 H I as el: De Belglsi 20.00 ..Valerius". N.C.R.V.- Chr. Mannenkoor 20.20 Dave n t r y: Ldsi 2g 45 Langenberg: Kleine Omroep-orkeat 20.50 Kalundborc: Piano-sonate. 21.00 111 1 v e r s u m V.A.R.A.: Vara-orkeet 2125 Kalundborg: Mod. Deensche muziek 21 S0 Huizen N.C.R.V.: Concert. 21.55 D&ventry: Populair concert 22.25 Hulzen N.C.R.V.: Gramofoonmuztek. 20 SO H 1 Mlnn 21.00 H u I Gemengd Nieuws. BRUTALE BEROOVING. Op de trap van een kantoor aan de nee rengracht te Amsterdam is een jonge dame d.Kw een man aangevallen. Hij volgde haar de trap op en greep haar van achteren aan, vervolgens ontrukte hij haar een acte- tasch en ging er daarna ijlings vandoor. In deze tasoh was een bedrag van f 1973, hoofdzakelijk bestaande uit bankbiljetten, benevens een spoorweg-abonnement Bussum —Amsterdam. DOODELIJK ONGEVAL. Te Alkmaar is in de Emmastraat het 3- jarig zoontje van den heer Winder onder een met zand geladen vrachtauto geraakt en onmiddellijk gedood. Den chauffeur treft voor zoover kon worden nagegaan geen schuld. VERDRONKEN. Te Nieuweroord bij Hoogeveen reed de 16-jarige B. K. op de fiets in de vaart» De jongen is verdronken. BRANDEN. Te Den Helder is een logement aan de Langestraat afgebrand. Alleen het beneden huis kon men behouden. Alles was verze kerd. Te Hauwert bij Wognum (N.-H.) brand de de boerderij van C W. af. Vele voeren hooi gingen verloren. DE DIEFSTAL VAN ZESTIGDUIZEND GULDEN. De kantoorbediende Kok, die op stap is met f 60.000 vaa een landbouwbank, reist ia ge zelschap van J. J. M. de Haas. een 23-jarig kcliner. Deze jongeman is lang 1.75 M., heeft dik donker haar, grijsblauwe oogen en groote ooren. Hij heeft een donker costuum aan mot een dito overjas. Uit een nader ingesteld onderzoek is ge bleken, dat men hier te doen heeft met een wei overwogen plan. Ongeveer twee weken geleden toch hebben beide jongemannen pas sen aangevraagd. Het was toen reeds op de H11 v K e dVens V.P.K.U.: Moi I V.A.R.A.: Ziekenverpleging i V.A.R.A.: P. J. Kers: „Onze i N.C.R.V.: Lezing dr. F. J. Krop. i N.C.R.V.: Causerie H. Amellnk sum VARA.: Voordracht door Klndtruo rtjea, eni 15.30 Hilversum V.A.R.A.: Kinderver-telling „De kleine Muck" (Wilhelm Hauff). Hulzen N.C.R.V.: Kinderuurtje Ptri- en Polltieberlohten Hulzen N.C.R.V.: Politieberichten IS 30 Hulzen N.C.R.V.: Politieberichten 19.45 Hulzen N.C.R.V.: Persberichten 22 15 Hulzen N.C.R.V.: Persberichten. 22.80 Hilversum V.A.R.A.: Persberichten Onze medewerker Leo Lens, die morgen* avond enkele van zijn roffelrijmen voor do radio zal voordragen. EEN GEVAARLIJK INDIVIDU j Den strik ontkomen Tn een van de Westlandsche dorpen werden een tweetal leden eener Meisjesvereeniging door een autobestuurder aangesproken, die baar naar een bekende familie vroeg. De meisjes duidden zoo goed mogelijk de woning van de betrokken familie uit, doch de auto mobilist bleek uit de aanduidingen niet vol doende wys te kunnen worden, deed althans, alsof hij er niets van begreep. Hij vroeg den meisjes, met hem mede te rijden in de aan geduide richting. Dezen hadden geen kwaad vermoeden en vergezelden den bestuurder cp zijn tocht. Na geruimen tijd werden de beide meisjes vermist. Later op den avond werden zij aan den anderen kant van het dorp, dan waarheen de autobestuurder haar zou brengen, terugge vonden, Zü verklaarden, dat de bestuurder haar met minder goede bedoelingen had mede genomen, doch door haar optreden waren zij er in geslaagd, tijdig uit de auto te springen Een onderzoek naar den aanrander wordt ingesteld, AUTO-ONGELUKKEN Te Plankenwambuis b\j Arnhem reed een auto bij het passeeren van een autobus tegen een boom. De chauffeur van de bus en de be stuurster van de auto, benevens haar dochter tje werden gewond. Te Nieuwer-Amstel (N.H.) slipte een fiet ser. Hij kwam onder een vrachtauto teiechfc en liep een schedelbreuk op. Te Hilversum slipte 'n melkventer met zijn fiets vlak voor een vrachtauto. De man kreeg een ernstige schedelbreuk. Door IVANKA (23 We hoopten echter, dat op den duur in dezen toestand wel verandering ten goede zou komen, dooh het bleef bij gelooven en uitstellen. Het was steeds: „Tjekke malo, tjekke malo; polakko, polakko!". (Wacht maar, de zaak komt wel in orde!). We wis ten echter uit ondervinding, wat dit „tjekke malo" en „polakko" beteekenden. Ten einde raad Bchreef onze dokter naar het Amerikaansche Roode Kruis te Belgrado om hulp en na eenigen tijd werd ons spon taan toegezonden, wat we hadden gevraagd. Weer arriveerden er wagonladingen met ledikanten, bedden, dekens, lakens, kleeren en voedingsmiddelen; waarna we gelukkig weer op onze eigen wijze aan den arbeid konden gaan. Voortdurend kwmen we im met de- veile ouderweteoh levende Tunkeohe families en lieerden zoodoende hun zeer eigenaardige gewoonten kennen. Het meerendeel der inwonens van Novi- Fasar bestond urit Turken, aangezien deze streek eveneens tot 1912 aan Turkije had behoord. Verder weren er een groot aantal Se-ven cn verscheidene Albaneezen. De Turksohe vrouwen waren alien in het zwart gekleed en zwaar gesluierd. Wanneer we in gezelschap van onzen dokter en den tolk op onze tochten door de stad Turksohe iyjpuiwen ontmoetten, keerden zij het bedek te aangezicht, waarvan absoluut niets zridht baar was, naar den muur, bleven staan en wachtten, totdat we voorbij waren. Wanneer we in de een of andere Turksohe familie een patient te behandelen kregen, zonder dat daarbij de dokter noodig was, werden we bij onze aankomst door den heer des huizes zeer hoffelijk ontvangen, die, nadat hij ons de mooiste plaats op een der lage banken, waarop hel gekleurde ta pijten gedrapeerd waren, en kostbare zijden kussens lagen, had aangewezen, zelf, na eerst daartoe verlof gevraagd te hebben, een eindje van ons verwijderd plaats nam en het een of andere gesprek met ons begon, dat in den regel maar matig vlotte. Daarna verschenen alle mannelijke familieleden, die echter op een eerbiedige afstand op een rij bleven staan. Op onze vraag, waar de vrouw des huizes zich bevond, vroeg Papa eerst verlof ook haar te mogen doen plaats nemen; dan volgden successievelijk de dochters en andere vrouwelijke familie leden. Een ven haar zette zich met gekruiste bennen op een tapijt vóór ons neder op den grond en bereidde op het altijd gereedstaan de comfoor, waarop de kooltjes te gloeien i lagen, met de grootste zong een kopje Turtfc- i sche koffie, waarbij ons het bekende „Tur- i Irish delight" werd aangeboden, dat als wel kom in hun huis bedoeld werd. Daarop I rolde zij met de grootste aandacht en be- i handigheid een sigaret, waarop zij deze ons 1 met een bepaalde elegance In den mond 1 etak. I Wanneer de koffie gedronken en de siga ret geheel opgerookt was, werd de patient b'rmengelerid, eerder niet En als we met het werk gereed waren, stond een der zoons •veer op zijn post met een mooie, gLimmen- C koperen schaal, een tweede met een koperen kan, waaruit hij ons hert warme water over de handen liet vloeien, terwijl ie derde ons den handdoek aanreikte. Daarna bood men ons nog een tweede kopj9 koffie aan, waarbij zoo goed en zoo kwaad als het ging, weer een praatje gemaakt werd. Daarna deed die heer des huizes ons vriendelijk en met de noodige strijkages uitgeleide tot aan de buitenpoort. Wanneer de dokter echter genoodzaakt daarop de dokter binnentrad, diie, niets van het geval vermoedend, zich rustig neerzette, zijn koffie dronk, kalm een sigaret rookte, een praatje maakte, de patiente verbond en weer aanstalten maakte te gaan zitten, vroeg ilk hem, hoeveel vrouwen hij wel daoht, dat zioh in dit verblijf ophielden; waarop hij mij aanstaarde op een wijze, alsof hij meende, dat er met mij iets niet in jrde wa6. Toen ik hem echter de situatie duidelijk maakte, stond hij dadelijk op, nam was mede te gaan, hielden zich alle vrou-1 efschedd van de patiente en vroeg haar den welijke familieleden angstvallig schuil. Doorvrouwen, die zich hadden verscholen, zijn den bediende, drie bij de voorpoort de wacht j groeten te willen overbrengen, hield, werd dan dadelij keen sein gegeven Van de huizen der Turken kreeg men een naar hot verder naar binnen gelogen huis.zee* zindelijken. netten Indruk. Aangezien I om haar zoodoende iin de gelegenheid te j de Turk zidh gaarne, en het liefst eiüken dag, stellen zich ten spoedigste in de vele ka6-11 wiedt, bevond zich in ieder huis een ten, die Ln elke kamer aanwezig waren, tegenaamde douchekamer, verbergen. Wanneer de dokter echter een J We zijn ook tot de slotsom gekomen, dat vrouw te behandelen kreeg hetgeen ln i de Turksohe vrouw de meest geschminkte den regel zoo lang mogelijk werd uitgesteld ter wereld is: de wenkbrauwen meestal tot werdjhij dadelijk als „moj brat", d.i „mijn! ién dikken streep geschilderd, de lippen, broeder" aangesproken en zoogenaamd im j wangen en nagels vuurrood geverfd, maak ten familiekring opgenomen, aangezien in j ton zij in dit opzioht een onaangenamen drie streek in dien tijd die Turksdhe vtou- indruk op ons, doch dit allee werd alleen wen en meisjes alleen door haar vadem,Ier wille van haar heer en meester, den mannen en broeders mochten worden ge-i echtgenoot gedaan. Misschien hebben zij j ï'en. dan nok aan de vele daartoe aangewende, Toen ik op een avond met den dokterminderwaardige verfsoorten, haar zeer meeging, om behulpzaam te zijn bij het ver slechte tanden te wijten. Aan het onderho-ud j binden van een Turkeche vrouw, drie een van den mond werd dan ook bitter weinig imatige beenwonde had. en de bediende zorg besteed. bij de voorpoort mi-et aanwezig bleek, liepen Eenmaal werden wij zonder den dokter j we, zonder dat de vrouwen gewaarschuwd uilgcnooddgd ter eere van het huwelijk van waren, naar het huis, totdat ik, bij de kamer cn Turksoh officier, zoon van een d-er ons l aangekomen, waar de patlente lag, aa-n de bekende families. Op den grooten feeet- I deur klopte, en te kennen gaf, dat de dokter vond vóór den huwelijksdag togen we er in aantocht was; waarop d-e tien vrouwen,heen on werden naar het vrouwenverblijf drie op bezoek waren, ziah binnen eenrige geleid, waar we eenige uren met het groot- 1 seconden in de kasten verstopten, Toen1 ste «ei genoegen doorbrachten. Het bruidje, dat haar bruidegom dan pas voor het eerst mocht zien, nadat het huwe lijk was Ingezegend, stond keurig uitgedost midden in de kamer, omgeven door alle vrouwelijke familieleden, die im haar harem broeken van kostbare zijde, met goud- brocaat opgelegd, en met goud best ik te vesten en muiltjes, het hoofd behangen met veie gouden munten, een zeer schllderaoh- t'-gen indruk op ons maakten. Door haar werden vele interessante dansen uitgevoerd en eentonig klinkende liedieren gezongen, waarbij zij begeleid werden door de Turk- sciie trom, waarop men met koperen voor werpen sloeg, waardoor sombere geluiden I warden voortgebracht Dc arme bruid was echter gedoemd vier en twintig uren im dezelfde houding te bllj- I ven staan; waarom ls ons aiet gelheel dui- j de.ijk geworden. Dit behoorde echter blijk- l baar tot de huwel-ijksceremoniiën. Als urit- j zondering werd, alleen bij groote vermoeid heid, even een stoel aangeschoven, doch ilnze werd. zoodra de bruid een oogenblik had gerust, weer weggenomen. Bij ons binnentreden hadden we de bruid vriendelijk begroet en beiamgsteFend naar haar welzijn geïnformeerd, waarop zij ons echter niet antwoordde, dooh een glimlach blijkbaar moeilijk kon onderdrukken. Het was ons toen nog niet bekend, dat een braid, behalve dien langen tijd van staan, ook niet mocht spreken. lm een and.?r ged<=»elte van het huis, 'iet mannen verblijf, hield de bruidegom zich met de mannelijke familieleden en vrienden op en vierde feest Aangezien dit echter in strijd met de gewoonten zou zijn, bood men ons niet aan, ook dédr eens een kijkje te nemen. Tegen mddd-ernaoht namen we afsdherid. Alvorens we vertrokken, liet men ons nog even de bruidskaraer zien, die in het ouder lijk hu.s in gereedheid was gebracht en fro« lie Ml met kanten en zijden 6trikken ver* j&ierd was. I Bij deze gelegenheid vernamen wij nog, iat. zoodra het bruidspaar gehuwd wu, hot de taak van het Jonge vrouwtje zou zijn, j haar man en zijn geheele familie te fionen, - totdat, n« de eeboorte van haar eerste krind, I vooral wanneer dat een zoon was. de heme vrouwelijke familie van den man op Laar beurt zich verplichtte, alles te doen, wat Ln haar vermogen was, om de jonsre nio>i!er zooveel mogelijk te verwennen en te eeron. In den reeel sloofden de oude moederties zich als slavinnen uit voor haar mannen, zoons en jonge dochtens. welke laatAtnn, keurig gekleed en geschminkt, op hert een nf ander aanzoek schenen te wachten; z oh niet alleen al heel weinig om de huishou ding bekommerden, dooh, hoe lieftallig zij overigens pok waren, zioh door haar f.aue moeder ten ellen tijde lieten bel'Minn fn evenredigheid van het aantal huwbarci loohtere waren op de daken der Turkeche huizen steenen potjes aangebracht, waar van er eiken keer. a!s er een huwellji. van een harer plaats had, één stuk geschoten en weggenomen werd Onze dokter mo^st vaak s-cties verach ten op personen, in den tegel door koml- tn-Di's vermoord. Meestal moest hij voor dezen arbeid in gezelschap van den luik uien »e paard afleggen, doch hij werd, met het oog op d-e onveiligheid der w»,'.?n cn het levensgevaarlijke, dat aan deta tochten verbonden was, begeleid door een aantal goed gewapende gendarmen. (Wordt vervolgd J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 9