Nabij het Macedonische front
DINSDAG 29 DECEMBER 1931
DERDE BLAD PAG.
9
BRIEVEN UIT DE HOOFDSTAD
1-
KERSTFEEST
Wij hebben wei eens meer in onze brieven
aan het Kerstfeest in de stad aandacht ge
schonken. Waarom schijnt het bij ons niet
zoo goed te passen?
Is het omdat wij gewend zijn aan sug
gestieve plaatjes, met een verlicht kerkje or>
een heuvel, een sterverlichte nacht en de
dorpelingen opgaande naar het huis des
gebeds?
Of ligt de oorzaak dipper nog? Niet in de
stad, in liet vlek Bethlehem is immers de
Koning geboren? En niet de stedelingen
maar de herders buiten in het veld, hebben
het eerst de boodschap van het Kindeke ont
vangen.
Toch behoefde het zoo niet te zijn. Ja
sterker, meer nog dan de dorpeling, moest
de bewoner van de groote stad hunkeren
naar den geboren Koning, naar het blijde
Kerstfeest, dat spreekt van vrede en van
heil.
Daar is ook, Gode zij dank, een schare,
zelfs een betrekkelijk groote schare, die uit
ziet en verwacht en die ook waarlijk feest
viert Onder de kleinen der aarde en onder
de grooten. Zooals het in de Gijsbrecht heet.
„Wij Edelingen blij van geest, ter Kerke
gaan op 't huoge feest, den eerstgeboren
Heiland groeten"; zoo zijn er ook nu onder
de grooten in onze stad, die met de grooten
in het land, zoeken de Koning en aanbidden
aan zijn kribbe.
Daar is een groote schare, die ook op de
feestdagen zich schaart om het Woord. Daar
is allerlei herdenking en wijding met het
Kerstfeest en Kerstfeit verband houdende.
Iets van het licht is er, iets van de blijd
schap, iets van de stemming.
Maar overigens, wat hebben wij, wij allen
het Kerstfeest verzakelijkt Ik denk nog niet
eens aan het ergste, aan de kerstboomen in
café's en in allerlei winkels en zaken. Niet
aan de hulst in de étalages en op de klee
ding, niet aan de kertsboomenhandel op
onze markten.
Dat gaat voor een deel nog langs ons eigen
leven heen en is bestemd voor de velen, die
meer aan de zonnewende dan aan den
eenigen Bron van Licht denken. In ons eigen
leven echter! is toch veel ingeslopen, dat zich
naar ons gevoelen maar heel slecht ver
draagt met de eenvoud, met de klaarheid,
met de ziel van het heilsfeit
Wij hebben ook ons kerstgebraad naar
Duitsche zede, onze kerstpudding naar En-
gelsch recept, onze kerstkransen en kerst
boomen, onze kerstgeschenken, en kerstuit
voeringen en wat al niet meer.
Telkens weer schijnen wij deze uitwendige
Idingen noodig te hebben om ons te herin
neren dat we den gewonen gang van ons
leven even onderbreken, zooals wij dat doen
op eiken rustdag, maar nu om met heel de
christenheid te vieren het feest van het
Kindeke, dat arm is geworden, opdat wij
rijk zouden zijn.
Zeker, het moeten feestdagen zijn. En dat
mag blijken uit ons feestkleed, dat mag blij
ken ook in ons huiselijk maal en in ons
feestlied. Maar 't gaat niet om het feest,
doch om den Koning. Al ligt die Koning in
een kribbe en is voor Hem, ook nu, trots
kersthoomen en licht en lied, in de stad
geen plaats.
Daar is veel in deze dingen dat zeker
goed is bedoeld. Onze kerstvieringen met de
kinderen der Zondagsscholen, onze geschen
ken bij den kerstboom, onze kerstmalen
,voor de armen, alle deze zaken, behoeven in
zichzelf niet verkeerd te zijn, kunnen op
komen uit de begeerte iets te laten zien
aan anderen van de heorliijkheid die in
Christus is geopenbaard.
Wie ouder wordt en iets heeft gezien van
den strijd der menschen, wie daarbij kent
de worstelingen en de struikelingen van zijn
eigen hart, wordt mild in het beoordeelen
Van veel dat door anderen wordt gedaan.
Het is goed dat men met de bedoelingen
rekening houdt en dan anderen ruimte Iaat
voor wat zij meenen dat goed is en recht.
Maar het suggestieve plaatje trekt mli
imeer, het eenvoudig verlichte kerkje ln de
klaarheid van den winternacht, wijd van
het gewoel der metropolis, waarheen de
bidders opgaan.
Want het blijft zoo moeilijk, om te midden
Van het gewoel dor stad, om op de kerst-
boommarkt en bij de heel verlichte en rijk
versierde boom, om bij den kerstovervloed
de kribbe te vinden en het Kindeke, en om
eenvoudig, met de haastig toegeschoten her
ders, t.e aanbidden.
Misschien is ook het dorp ren deze ge
varen niet ontkomen. Maar in de stad zijn
wij er zoo mee vertrouwd geraakt, dat wij
ze bijna niet meer zien.
En als dit bijna eens geheel ls geworden,
dan Is er geen Kerstfeest meer. Trots i
kerstvieringen.
God beware ons en onze kinderen en
houde ons hart brandende.
AREND VAN AMSTEL.
VERDRAG MET LETLAND
De minister van Buitenlandsche Zaken
beeft ter kennis van de Tweedé' Kamer der
Staten Generaal gebracht, dat op 15 Decem
ber 1931 te Berlijn de ond-erteekening heeft
plaats gehad van een overeenkomst tus-
schen Nederland en Letland inzake de we-
'derzijdsche erkenning van meetbrieven van
zeeschepen. Den tekst van deze overeen
komst heeft hij overgelegd.
LUISTEREND NAAR DE KONINGIN
Een Zeeuwsche familie te Krabbendijke, luisterend naar den Kerstgroet van de Koningin
BOND VAN CHR. GEREF.
JONGEL.VEREEN.
HET RECHT VAN WERKSTAKING,
De afd. Z u i d-H o 11 a n d van bovenga-
noemden Bond heeft 26 December haar
Kerstvergadering gehouden in gebouw „Pa
trimonium" te Den Haag De zaal was geheel
I ezet.
Na gebruikelijke opening door den voor
zitter, den heer A. A 11) I a s werden de
huishoudelijke zaken afgewikkeld
ln de middagvergadering ward een debat
gevo« rd tusschen de heeren T. Bakker t'i
A. van Driel, beiden un Dord» :cl r j\er
Het recht van werkstaking' Aan do hand
van onderstaande stellingen werden en
„pro' cn „contra" belicht.
De heer T. Bakker sprak in zijn stel
lingen o.m. uit:
De verhouding van. patroon tot arbeider,
van werkgevers tot werknemers, zijnde
grondig bedorven, eenerzijds door de begin
selen der revolutie, anderzijds door de ha-
ginsr 'en der liberale economie, als gevolg
waarvan de arbeidersstand vaak rechtloos is
overgeleverd aan de willekeur van het
patronaat,4 roept om oplossing naar de
rechtsbeginselen voor het maatschappelijk
leven, gelijk die in de II. Schrift zijn neer
gelegd.
Uit de begeerte naar een zoodanige oplos
sing is de Chr. Vakbeweging geboren, die,
hoewel nog teveel strijdorganisatie, toch
niet de strijd maar de vrede beoogt
Het recht tot werkstaking, mits nooit als
politiek instrument of als middel in de hand
van Overheidspersoneel, of ale moedwillige
contractbreuk, kan geenszins worden ont
kend. Het is echter eisch der christelijke
consciëntie van dit middel géén gebruik te
maken, voordat de overtuiging is verkregen,
dat alle andere middelen zijn uitgeput
De stellingen van den heer A. vanDriei
luidden:
1. De patroon behoort tot „allen, die over
ons gesteld zijn". Heid. Cat Zondag 39.
2. Alleen dan, wanneer de patroon zijn
knecht dwingt direct tegen Gods gebod in
te gaan, ontstaat het recht tot werkstaking
voor den betrokkene.
3. De staking, geweldmiddel zijnde, staat
lijnrecht tegenover de wet der liefde (zie
de Bergrede),, behalve in de bij 2 genoemdi
gevallen.
4. In deze gevallen berust de handhaving
van het recht uitsluitend in de hand de»
Overheid.
5. Naarmate de tijdgeest terrein wint op
het Christelijk erf, oordeelt men oppervlak
kiger over het recht tot werkstaking.
6. Het is dringend noodig dat de Heere
door Zijn Geest in ons werke, ons daardoor
ontdekke aan de oorsprong aller stakingen,
opdat we ook op sociaal gebied onze booze
werden staken en alzoo temidden van de
onrust dezer tijden de eeuwige sabbat aan-
vange.
Na een gezellig verloop dezer bespreking
werd de middag-vergadering door den heer
Bakker met dankzegging besloten.
In de
Avond-vergadering
trad op Ds. L. H. v. d. Meiden, van den
Haag, met het onderwerp: „Perspectieven
van Jeugdleven".
Spr. begon met er op te wijzen, dat het
Jeugdleven te vaak gezien wordt door ge
kleurde glazen. Daardoor ziet men hei
schoone eohter te schoon, en het niet be
koorlijke wordt nog bekoorlijk gevonden.
Wij moeten echter dieper blikken.
Als Jezus op den berg zit, en al het
schoon van Jeruzalem ziet, dan weent Hij
ondanks al dit schoone. Al lijkt alles gewel
dig, Hij blikt dieper.
Zoo wil spr. ook het jeugdleven bezien.
Vanaf de hoogte van het Woord wil hij
blikken. Dan is er te zien een verlaten
juiste paden. De jeugd wordt belaagd door
formalisme, humanisme, cultuur en irreli-
gionisme.
De jeugd wil: jeugddiensten, middernacht
kerstdiensten, oogstdiensten en o zoo veel
r. Zoekt vormen om een ledig innerlijk
aannemelijk te maken.
Er zijn gelukkig ook andere perspectie-
vn. Als ouders, weigeren te zingen, dan
zullen kinderen en zuigelingen dit doen. A»
is er over Jeruzalem te weenen, toch is er
ook het profetisch Jeruzalem dat niet ver
gaat.
Dat Jeruzalem zal ons verlangen moeten
hebben. Daarheen moet ons jagen zijn.
Op deze lezing volgde een aangename ge-
dachtenwisseling.
De voorzitter bracht spreker dank voor
zijn lezing en sloot de vergadering,
Ds. v. d. Meiden voorging in dankgebed.
Kunst en Letteren.
„GRONDBEGINSELEN VAN DE
SCHRIJFWIJZE DER NED. TAAL"
De regel der Cultuur. De Geslachtskwestie
Waardeering en kritiek.
Wie zou 't niet hartelijk eens zijn met onze
Jezuïtenpater, als hij in de bres springt voor
ware cultuur, ook waar het betreft het le
ven en de openbaringen onzer taal? En al
meenen wij dat Van Ginneken schromelijk
overdrijft, waar hij schrijft, dat Kollewijn
principieel opvoedt tot cultuurloos taalge
bruik, dat het trio Kollewijn, Buitenrust Het-
tema en Talen op bedenkelijke wijze aan de
vulgarisatie van het Algemeen Beschaafd
hebben meegewerkt door allerlei uitdrukkin
gen van mindere orde (zullie, 'r, om m e
talen te onderhouden enz.) te ijken, wij
zijn de eersten, om het toe te geven.
Zien wij juist, dan ging Kollewijn, wiens
vereenvoudigingsstelsel zonder twijfel, ma
gistraal genoemd mag worden, hier en op
't gebied der vreemde woorden, waar hij de
ontwikkeling der dingen heeft geforceerd,
de verkeerde kant op.
Laten wij hier echter onmiddellijk bijvoe
gen, dat zijn stelsel qua proeve van vereen
voudiging daarmee niets in waarde verliest.
En het is toch eigenlijk ook weer Prof. Van
Ginneken zelf, die dit desondanks, zelf komt
bevestigen.
Want wel stelt de Auteur op bl. 66 vast:
het e e n i g e, waar tenslotte allen het over
eens geworden zijn, dat in de ongewijzigde
spelling De Vries en Te Winkel te moei-
I ij k was, 't behoud der willekeurig
vastgelegde geslachtsverschil
len; maar op bl. 119 vermaant hij zich
zelf, de hand in eigen bocaem te steken en
geeft toe, dat
„als wij bij DeVries en Te Winkel
aan de verbindingsletters in de
samenstellingen komen, het ook
den meerbegaafde spoedig groen
en geel voor de oogen (wordt)".
En omtrent de s-sch lezen wij:
„Wij hadden reeds gelegenheid op te mer
ken, dat De Vries en Te Winkel
ook hierin per ongeluk eischen
gesteld hebben, waaraan de ge
wone doorsnee-Nederlander niet
kan voldoen."
In plaats van één breuk in het stelsel-De
Vries wijst Van G. er zelfs al drie aan. En
is feitelijk de sarcastische manier, waarop
hij op hl. 97 zich van de dubbele oo enz. af
maakt, geen bewijs hoe hij gevoelt, dat het
daar óók niet pluis is?
Prof. Van G. meent inzake de tusschen
letters, dat „een beetje willekeur
(hierl hoegenaamd geen kwi
k an"; Prof. Van G. heeft de lijsten met bij
woorden bijvoegelijke naamwoorden op
s-sch (waar De Vries en Te Winkel tegen de
rechten der praktijk hebben misdaan")
„buiten Kollewijn om eens goed
onderhanden genomen"; Prof. Van
G. heeft de geslachtsonderscheidingen der
zelfstandige naamwoorden tot op mis
schien een twintigste terug ge
bracht, in één woord, Prof. Van G.
heeft zéér ingrijpende wijzigingen in het
systeem De Vries en Te Winkel aangebracht;
maar bezweert toch ons volk, geen enkel der
honderden draadjes door te knippen, die ons
nog verhinden met het verleden. „Zeker, een
voor een lijken ze onbélangrijk misschien,
maar alle te zamen zijn zij ons behoud".
Het valt ons moeilijk, deze verschillende
uitspraken met elkaar in overeenstemming
te brengen.
Het langst staat Van G. natuurlijk stil bi)
..de geslachtsquestie". Dit hoofdstuk vangt
aan met de erkenning van „de grootste dienst
dien Kollewijn aan de ontwikkeling onzer
taal heeft bewezen en die blijven zal en zon
der eenigen twijfel zijn eerste aanloop ge
weest (is) tot de ontdekking van de spring
levende geslachten in onze Nederlandsche
taal van het oogenblik".
Eenerzijds hehben wij een vast systeem
van klassen van wezens in ons hoofd en ge
bruiken daarvoor in gewone omstandighe
den steeds dezelfde vaste traditioneele vol
man, doch anderzijds wijken wij om subjec
tieve redenen (bijv. in geval we minachting
willen uitdrukken) weer er van af.
Van de zes klassen der pronominale aan
duiding kunnen er drie tot substantief-klas
sen uitgroeien, dat zijn de bekende klassen
mannelijk, vrouwelijk en onzijdig.
De schrijver meent dienaangaande, dat
reeds in de Oud-Germaansche tijd deze drie
klassen moeten gevormd zijn en werden on
derscheiden. Afdoende bewijzen zijn hier
voor niet bij te' brengen.
In het Middelnederland9ch echter kan
deze klassificatie heel duidelijk worden waar
genomen en vastgesteld, maar blijkt tevens
dat het gebruik der „geslachten" toen wis
selend was. Evenals later nog in de Renais
sance-tijd
Eerst in de laatste paar eeuwen werd de
klasse-onderscheiding al meer gebracht on
der het juk eener schoolsche dwingelandij
Zoo zelfs dat sommigen de herkenning en
toepassing der opgestelde regels, gingen be
schouwen als een integreerend deel zoo niet
als het voornaamste oogmerk van het moe
dertaalonderwijs op de lagere en middelbare
scholen.
We zijn het met Van G. hartelijk eens. als
hij tegen dit streven der geslachten-regelen
de grootschoolmeesters toornt en het dis
kwalificeert als „verstarring", „vormverstij-
ving", „een seniliteltsverschijnsel".
Van Ginneken waardeert Kollewijn's rear
tie daartegen, doch gaat minder ver, ruim'
het geslachtsverschil als taalverschijnsel
niet op, maar tracht het „van zijn kunst
matigheid te ontdoen" en „te zuiveren". En
zoo zijn wij dan ten slotte gearriveerd bij 'je
spellingconoessies van Minister Terpstra, die
eigenlijk met spelling weinig te maken heb
ben, omdat ze betrekking hebben op de taal
en niet op de schrijfwijze ervan zonder meer.
Wij zullen bij dit gedeelte van Van G.'s
studie niet lang stilstaan, onze meening
hebben wij indertijd in den breede uiteenge
zet in 'n letterkundige a.anteekening. Alleen
lijkt het ons-onjuist en een-oordeel-vellend-
over-zijn-strijdwijze. als Van G. na een op
somming van willekeurig gebruik van „de'
en „den" bij dichters en schrijvers uitroept.
„En dat zouden wij. uit vrieindelijkheid
jegens Kollewijn, allemaal moeten prijs
geven! Dat zouden wij als „verouderde rom
mel" uit onze Nederlandsche taal moeten
uitbannen! Zoo zouden onze dichters niet
meer moeren dichten, zoo zouden onze vertel
lers niet "meer mogen verhalen?"
Prof. Van Ginneken kan weten, dat de
Vereenvoudigers t o. z. van de dichters veel
verdraagzamer zijn dan De Vries en Te Win
kei. Alle voorbeelden, die de Auteur hij-
brongt, rijn volgens Kollewdin goed: zijn ne
gende regel Ijkt nadrukkelijk de buigings
uitgangen, die de kunstenaar in zich hoort.
Terwijl in alle gevallen, waarin de geciteer
de schrijvers „de" voor „den" schrijven, De
Vries en Te Winkel onverbiddelijk hun
„fout" laten hooren.
Dat een hoofdstuk als over de geslachts-
kwestie. waarom de strijd momenteel zich
toch eigenlijk vooral beweegt, de indruk
maakt van onbeslistheid en ongefundeerd
heid, S9 veelzeggend. Prof. Van G. heeft o. i.
de 21 hooglecraren niet afdoende weer
legd.
Een enkele aanteekening nog bij de bl.
164 en 170.
„Sinds het eerste begin der Indogermaan
sche taalvergelijking hebben wij toch altijd
geweten dat de kerngroep van het
mannelijk geslacht in de meeste
oudere en jongere Indogermaau-
srhe talen, hetzij van den boginne at.
hetzij door reïnterpretatie, gevormd
werd door de groote. v a s t-a a n e e.n-
gesloten groep der namen van
mannen, en de opvallend manne
lijke dieren in sexueeien zin; en
dat de kerngroep van het vrouwe-
lijk geslacht daar eveneens be
stond uit de groep der namen van
vrouwen en der grootere vrou
welijke dieren. En daarom heb
ben de Indogermaansche genera
dan ook alt ij d en overal hun af-
zonderlijke namen „mannelijk"
n „vrouwelijk" aan de biologi
sche sexen ontleend."
Dat i9 „de kern", die Van Ginneken en
Minister Terpstra niet willen laten uit-
De kern dermannen en ma n-
1 ij k e dieren. Hier is dus geen de minste
rekening gehouden met de ontwikkeling dei
geslachlsregeling in de historie, hier is even
min rekening gehouden met het verschijnsel,
dat bij „fijnvoelende schrijvers en dichters
een woord door de masculine exponenten
geheven (wordt) in een zekere sfeer van
grootschheid, hardhard, imponeerende kracht
of allures", hier is alle en geletop
sexuali teit
En wat lezen we vier bladzijden verder?
„Uit Pater Royen's groote Gcnus-boek kan
ieder deskundige toch leeren, dat in de mees
te Indogermaansche talen volstrekt
niet alle namen van dieren naar
hun sexe in het grammatische
genus worden onderscheiden."
Góed, maar als dat zoo is, waarom het
beroep op de „kerngroep van het
mannel ij k geslach t", hierboven?
Prof. Van Ginneken's Grondbeginse
len is een boek, dat bewondering afdwingt
om de geweldige studie, welke er aan ten
koste gelegd is, dat op vele bladzijden fon
kelende stijl geeft te genieten dat op tal van
punten het inzicht in het ontstaan en de
structuur onzer moedertaal verdiept.
Waar echter de Auteur zich opmaakt om
een wetenschappelijk geheel onverdedigbare
samenkoppeling van „sexe" en „genus" ten
grondslag te leggen aan een nieuwe „ge
slachtsregeling". waar hij tracht rationeele
spellingvereenvoudiging (als enkele o en e
en s i. p. v. schl als verouderd voor te stel
Ten, mag hij niet als een betrouwbaren, maar
bevooroordeelden gids worden aangemerkt.
Wat Pa'er Van Ginneken poogt voor te
stellen en aannemelijk te maken als een lo
gisch en welsluitend systeem, is lang niet
altijd logisch. De breuken zijn op vele plaat
sen voor ieder zichtbaar en zullen door de
voorvechters der V. S. nog wel nader worden
aangewezen in de wetenschappelijke pere.
Op verschillende en zeer belangrijke pun
ten, zoo zagen we, spreekt Van G. zich tegen.
Hiervan moge ten slotte nog een frappant
staaltje worden meegedeeld. Het bewijst dat
de schrijver niet met de noodige rust heeft
gewerkt, maar zich door het ministerieele
verzoek heeft aangedreven gevoeld tot de
meest mogelijke spoed.
Op bl. 63 beweert Van G. dat Jn het Noor
den de Vereenvoudigde haar Invloed begint
ie verliezen."
Maar op bl. 163 roept hij uit, na allerlei
„denkfouten" der Vereenvoudigers te hebben
opgesomd: „Hoe lang moet dat nog
duren? Want de denkfout breidt
zich nog ziender oogen en in al
door hoogere kringen uit en de
laatste slachtoffers zijn de be
grippen sexe en genus, en liefst
maar 21 Nederlandsche hoog-
leeren tegelijk! tl
II stond in ons blad van 22 December.
Radio Nieuws.
30 DECEMBER
8.15 Hulzen N.C.K.V.: Mor&enconcert.
10.00 n u I z e n S.C.R.V.: Dameskoor.
'1.00 Hulzen N.C.K.V.: HarmontiuiibespeUns
11.20 Kalundborg Strijkorkest,
13.01 Hilversum V.A.RJL: Vara-septet
I2.lt Huizen N.C.K.V.: Gramofoonmuzlak.
Ï5Ói Hilversum: Cello-recital.
IA. 50 ■-a ven try: Concert.
10 30 Huizen N.C.R.V.: Gramoroonmuzlek.
17 05 „aveDtry: Orgelconcert.
V.A.R.A.: Vara-septet
Belgische Sonate (cycli
-A.R.A-Concert
Omroep-orkest.
V.A.R.A
17.15 I-li
17 20 Br
1.1.1 i H i
19.20 La
50 H I
as el: De Belglsi
20.00
..Valerius".
N.C.R.V.- Chr. Mannenkoor
20.20 Dave n t r y: Ldsi
2g 45 Langenberg: Kleine Omroep-orkeat
20.50 Kalundborc: Piano-sonate.
21.00 111 1 v e r s u m V.A.R.A.: Vara-orkeet
2125 Kalundborg: Mod. Deensche muziek
21 S0 Huizen N.C.R.V.: Concert.
21.55 D&ventry: Populair concert
22.25 Hulzen N.C.R.V.: Gramofoonmuztek.
20 SO H 1
Mlnn
21.00 H u I
Gemengd Nieuws.
BRUTALE BEROOVING.
Op de trap van een kantoor aan de nee
rengracht te Amsterdam is een jonge dame
d.Kw een man aangevallen. Hij volgde haar
de trap op en greep haar van achteren
aan, vervolgens ontrukte hij haar een acte-
tasch en ging er daarna ijlings vandoor. In
deze tasoh was een bedrag van f 1973,
hoofdzakelijk bestaande uit bankbiljetten,
benevens een spoorweg-abonnement Bussum
—Amsterdam.
DOODELIJK ONGEVAL.
Te Alkmaar is in de Emmastraat het 3-
jarig zoontje van den heer Winder onder
een met zand geladen vrachtauto geraakt
en onmiddellijk gedood. Den chauffeur treft
voor zoover kon worden nagegaan
geen schuld.
VERDRONKEN.
Te Nieuweroord bij Hoogeveen reed de
16-jarige B. K. op de fiets in de vaart» De
jongen is verdronken.
BRANDEN.
Te Den Helder is een logement aan de
Langestraat afgebrand. Alleen het beneden
huis kon men behouden. Alles was verze
kerd.
Te Hauwert bij Wognum (N.-H.) brand
de de boerderij van C W. af. Vele voeren
hooi gingen verloren.
DE DIEFSTAL VAN ZESTIGDUIZEND
GULDEN.
De kantoorbediende Kok, die op stap is met
f 60.000 vaa een landbouwbank, reist ia ge
zelschap van J. J. M. de Haas. een 23-jarig
kcliner. Deze jongeman is lang 1.75 M., heeft
dik donker haar, grijsblauwe oogen en groote
ooren. Hij heeft een donker costuum aan mot
een dito overjas.
Uit een nader ingesteld onderzoek is ge
bleken, dat men hier te doen heeft met een
wei overwogen plan. Ongeveer twee weken
geleden toch hebben beide jongemannen pas
sen aangevraagd. Het was toen reeds op de
H11 v
K e
dVens
V.P.K.U.: Moi
I V.A.R.A.: Ziekenverpleging
i V.A.R.A.: P. J. Kers: „Onze
i N.C.R.V.: Lezing dr. F. J. Krop.
i N.C.R.V.: Causerie H. Amellnk
sum VARA.: Voordracht door
Klndtruo rtjea, eni
15.30 Hilversum V.A.R.A.: Kinderver-telling
„De kleine Muck" (Wilhelm Hauff).
Hulzen N.C.R.V.: Kinderuurtje
Ptri- en Polltieberlohten
Hulzen N.C.R.V.: Politieberichten
IS 30 Hulzen N.C.R.V.: Politieberichten
19.45 Hulzen N.C.R.V.: Persberichten
22 15 Hulzen N.C.R.V.: Persberichten.
22.80 Hilversum V.A.R.A.: Persberichten
Onze medewerker Leo Lens, die morgen*
avond enkele van zijn roffelrijmen voor do
radio zal voordragen.
EEN GEVAARLIJK INDIVIDU j
Den strik ontkomen
Tn een van de Westlandsche dorpen werden
een tweetal leden eener Meisjesvereeniging
door een autobestuurder aangesproken, die
baar naar een bekende familie vroeg. De
meisjes duidden zoo goed mogelijk de woning
van de betrokken familie uit, doch de auto
mobilist bleek uit de aanduidingen niet vol
doende wys te kunnen worden, deed althans,
alsof hij er niets van begreep. Hij vroeg den
meisjes, met hem mede te rijden in de aan
geduide richting. Dezen hadden geen kwaad
vermoeden en vergezelden den bestuurder cp
zijn tocht.
Na geruimen tijd werden de beide meisjes
vermist. Later op den avond werden zij aan
den anderen kant van het dorp, dan waarheen
de autobestuurder haar zou brengen, terugge
vonden, Zü verklaarden, dat de bestuurder
haar met minder goede bedoelingen had mede
genomen, doch door haar optreden waren zij
er in geslaagd, tijdig uit de auto te springen
Een onderzoek naar den aanrander wordt
ingesteld,
AUTO-ONGELUKKEN
Te Plankenwambuis b\j Arnhem reed een
auto bij het passeeren van een autobus tegen
een boom. De chauffeur van de bus en de be
stuurster van de auto, benevens haar dochter
tje werden gewond.
Te Nieuwer-Amstel (N.H.) slipte een fiet
ser. Hij kwam onder een vrachtauto teiechfc
en liep een schedelbreuk op.
Te Hilversum slipte 'n melkventer met zijn
fiets vlak voor een vrachtauto. De man kreeg
een ernstige schedelbreuk.
Door IVANKA
(23
We hoopten echter, dat op den duur in
dezen toestand wel verandering ten goede
zou komen, dooh het bleef bij gelooven en
uitstellen. Het was steeds: „Tjekke malo,
tjekke malo; polakko, polakko!". (Wacht
maar, de zaak komt wel in orde!). We wis
ten echter uit ondervinding, wat dit „tjekke
malo" en „polakko" beteekenden.
Ten einde raad Bchreef onze dokter naar
het Amerikaansche Roode Kruis te Belgrado
om hulp en na eenigen tijd werd ons spon
taan toegezonden, wat we hadden gevraagd.
Weer arriveerden er wagonladingen met
ledikanten, bedden, dekens, lakens, kleeren
en voedingsmiddelen; waarna we gelukkig
weer op onze eigen wijze aan den arbeid
konden gaan.
Voortdurend kwmen we im
met de- veile ouderweteoh levende Tunkeohe
families en lieerden zoodoende hun zeer
eigenaardige gewoonten kennen.
Het meerendeel der inwonens van Novi-
Fasar bestond urit Turken, aangezien deze
streek eveneens tot 1912 aan Turkije had
behoord. Verder weren er een groot aantal
Se-ven cn verscheidene Albaneezen.
De Turksohe vrouwen waren alien in het
zwart gekleed en zwaar gesluierd. Wanneer
we in gezelschap van onzen dokter en den
tolk op onze tochten door de stad Turksohe
iyjpuiwen ontmoetten, keerden zij het bedek
te aangezicht, waarvan absoluut niets zridht
baar was, naar den muur, bleven staan en
wachtten, totdat we voorbij waren.
Wanneer we in de een of andere Turksohe
familie een patient te behandelen kregen,
zonder dat daarbij de dokter noodig was,
werden we bij onze aankomst door den
heer des huizes zeer hoffelijk ontvangen,
die, nadat hij ons de mooiste plaats op een
der lage banken, waarop hel gekleurde ta
pijten gedrapeerd waren, en kostbare zijden
kussens lagen, had aangewezen, zelf, na
eerst daartoe verlof gevraagd te hebben, een
eindje van ons verwijderd plaats nam en
het een of andere gesprek met ons begon,
dat in den regel maar matig vlotte. Daarna
verschenen alle mannelijke familieleden,
die echter op een eerbiedige afstand op een
rij bleven staan. Op onze vraag, waar de
vrouw des huizes zich bevond, vroeg Papa
eerst verlof ook haar te mogen doen plaats
nemen; dan volgden successievelijk de
dochters en andere vrouwelijke familie
leden. Een ven haar zette zich met gekruiste
bennen op een tapijt vóór ons neder op den
grond en bereidde op het altijd gereedstaan
de comfoor, waarop de kooltjes te gloeien
i lagen, met de grootste zong een kopje Turtfc-
i sche koffie, waarbij ons het bekende „Tur-
i Irish delight" werd aangeboden, dat als wel
kom in hun huis bedoeld werd. Daarop
I rolde zij met de grootste aandacht en be-
i handigheid een sigaret, waarop zij deze ons
1 met een bepaalde elegance In den mond
1 etak.
I Wanneer de koffie gedronken en de siga
ret geheel opgerookt was, werd de patient
b'rmengelerid, eerder niet En als we met
het werk gereed waren, stond een der zoons
•veer op zijn post met een mooie, gLimmen-
C koperen schaal, een tweede met een
koperen kan, waaruit hij ons hert warme
water over de handen liet vloeien, terwijl
ie derde ons den handdoek aanreikte.
Daarna bood men ons nog een tweede kopj9
koffie aan, waarbij zoo goed en zoo kwaad
als het ging, weer een praatje gemaakt
werd.
Daarna deed die heer des huizes ons
vriendelijk en met de noodige strijkages
uitgeleide tot aan de buitenpoort.
Wanneer de dokter echter genoodzaakt
daarop de dokter binnentrad, diie, niets van
het geval vermoedend, zich rustig neerzette,
zijn koffie dronk, kalm een sigaret rookte,
een praatje maakte, de patiente verbond en
weer aanstalten maakte te gaan zitten,
vroeg ilk hem, hoeveel vrouwen hij wel
daoht, dat zioh in dit verblijf ophielden;
waarop hij mij aanstaarde op een wijze,
alsof hij meende, dat er met mij iets niet in
jrde wa6. Toen ik hem echter de situatie
duidelijk maakte, stond hij dadelijk op, nam
was mede te gaan, hielden zich alle vrou-1 efschedd van de patiente en vroeg haar den
welijke familieleden angstvallig schuil. Doorvrouwen, die zich hadden verscholen, zijn
den bediende, drie bij de voorpoort de wacht j groeten te willen overbrengen,
hield, werd dan dadelij keen sein gegeven Van de huizen der Turken kreeg men een
naar hot verder naar binnen gelogen huis.zee* zindelijken. netten Indruk. Aangezien
I om haar zoodoende iin de gelegenheid te j de Turk zidh gaarne, en het liefst eiüken dag,
stellen zich ten spoedigste in de vele ka6-11 wiedt, bevond zich in ieder huis een
ten, die Ln elke kamer aanwezig waren, tegenaamde douchekamer,
verbergen. Wanneer de dokter echter een J We zijn ook tot de slotsom gekomen, dat
vrouw te behandelen kreeg hetgeen ln i de Turksohe vrouw de meest geschminkte
den regel zoo lang mogelijk werd uitgesteld ter wereld is: de wenkbrauwen meestal tot
werdjhij dadelijk als „moj brat", d.i „mijn! ién dikken streep geschilderd, de lippen,
broeder" aangesproken en zoogenaamd im j wangen en nagels vuurrood geverfd, maak
ten familiekring opgenomen, aangezien in j ton zij in dit opzioht een onaangenamen
drie streek in dien tijd die Turksdhe vtou- indruk op ons, doch dit allee werd alleen
wen en meisjes alleen door haar vadem,Ier wille van haar heer en meester, den
mannen en broeders mochten worden ge-i echtgenoot gedaan. Misschien hebben zij
j ï'en. dan nok aan de vele daartoe aangewende,
Toen ik op een avond met den dokterminderwaardige verfsoorten, haar zeer
meeging, om behulpzaam te zijn bij het ver slechte tanden te wijten. Aan het onderho-ud
j binden van een Turkeche vrouw, drie een van den mond werd dan ook bitter weinig
imatige beenwonde had. en de bediende zorg besteed.
bij de voorpoort mi-et aanwezig bleek, liepen Eenmaal werden wij zonder den dokter
j we, zonder dat de vrouwen gewaarschuwd uilgcnooddgd ter eere van het huwelijk van
waren, naar het huis, totdat ik, bij de kamer cn Turksoh officier, zoon van een d-er ons
l aangekomen, waar de patlente lag, aa-n de bekende families. Op den grooten feeet-
I deur klopte, en te kennen gaf, dat de dokter vond vóór den huwelijksdag togen we er
in aantocht was; waarop d-e tien vrouwen,heen on werden naar het vrouwenverblijf
drie op bezoek waren, ziah binnen eenrige geleid, waar we eenige uren met het groot-
1 seconden in de kasten verstopten, Toen1 ste «ei
genoegen doorbrachten.
Het bruidje, dat haar bruidegom dan pas
voor het eerst mocht zien, nadat het huwe
lijk was Ingezegend, stond keurig uitgedost
midden in de kamer, omgeven door alle
vrouwelijke familieleden, die im haar harem
broeken van kostbare zijde, met goud-
brocaat opgelegd, en met goud best ik te
vesten en muiltjes, het hoofd behangen met
veie gouden munten, een zeer schllderaoh-
t'-gen indruk op ons maakten. Door haar
werden vele interessante dansen uitgevoerd
en eentonig klinkende liedieren gezongen,
waarbij zij begeleid werden door de Turk-
sciie trom, waarop men met koperen voor
werpen sloeg, waardoor sombere geluiden
I warden voortgebracht
Dc arme bruid was echter gedoemd vier
en twintig uren im dezelfde houding te bllj-
I ven staan; waarom ls ons aiet gelheel dui-
j de.ijk geworden. Dit behoorde echter blijk-
l baar tot de huwel-ijksceremoniiën. Als urit-
j zondering werd, alleen bij groote vermoeid
heid, even een stoel aangeschoven, doch
ilnze werd. zoodra de bruid een oogenblik
had gerust, weer weggenomen.
Bij ons binnentreden hadden we de bruid
vriendelijk begroet en beiamgsteFend naar
haar welzijn geïnformeerd, waarop zij ons
echter niet antwoordde, dooh een glimlach
blijkbaar moeilijk kon onderdrukken. Het
was ons toen nog niet bekend, dat een
braid, behalve dien langen tijd van staan,
ook niet mocht spreken.
lm een and.?r ged<=»elte van het huis, 'iet
mannen verblijf, hield de bruidegom zich
met de mannelijke familieleden en vrienden
op en vierde feest Aangezien dit echter in
strijd met de gewoonten zou zijn, bood men
ons niet aan, ook dédr eens een kijkje te
nemen.
Tegen mddd-ernaoht namen we afsdherid.
Alvorens we vertrokken, liet men ons nog
even de bruidskaraer zien, die in het ouder
lijk hu.s in gereedheid was gebracht en fro«
lie Ml met kanten en zijden 6trikken ver*
j&ierd was.
I Bij deze gelegenheid vernamen wij nog,
iat. zoodra het bruidspaar gehuwd wu, hot
de taak van het Jonge vrouwtje zou zijn,
j haar man en zijn geheele familie te fionen,
- totdat, n« de eeboorte van haar eerste krind,
I vooral wanneer dat een zoon was. de heme
vrouwelijke familie van den man op Laar
beurt zich verplichtte, alles te doen, wat Ln
haar vermogen was, om de jonsre nio>i!er
zooveel mogelijk te verwennen en te eeron.
In den reeel sloofden de oude moederties
zich als slavinnen uit voor haar mannen,
zoons en jonge dochtens. welke laatAtnn,
keurig gekleed en geschminkt, op hert een
nf ander aanzoek schenen te wachten; z oh
niet alleen al heel weinig om de huishou
ding bekommerden, dooh, hoe lieftallig zij
overigens pok waren, zioh door haar f.aue
moeder ten ellen tijde lieten bel'Minn
fn evenredigheid van het aantal huwbarci
loohtere waren op de daken der Turkeche
huizen steenen potjes aangebracht, waar
van er eiken keer. a!s er een huwellji. van
een harer plaats had, één stuk geschoten en
weggenomen werd
Onze dokter mo^st vaak s-cties verach
ten op personen, in den tegel door koml-
tn-Di's vermoord. Meestal moest hij voor
dezen arbeid in gezelschap van den luik
uien »e paard afleggen, doch hij werd, met
het oog op d-e onveiligheid der w»,'.?n cn
het levensgevaarlijke, dat aan deta tochten
verbonden was, begeleid door een aantal
goed gewapende gendarmen.
(Wordt vervolgd J