VAN BONTE DINGEN Even kennismaken door G. K. A. Nonhebei Apotheker te Middelburg Mag ik me even voorstellen? Kort geleden ben ik overgegaan tot de toestand van rustend apo theker. Die rust is echter zeer denkbeeldig, omdat ik nog nooit mijn leven zoo hard gezwoegd heb als nu. Daar alle z.g. eerebaantjes io een kleine pro vinciestad als Middelburg op de schouders druk ken van een klein aantal ingezetenen en ik ook ruim bedeeld ben met een serie baantjes, waarvan een paar (Gezondheidscommissie, Groene Kruis) mij zeer aantrekken, maar de rest maar heel wei nig, zijn mijn uren druk bezet. Daar iedereen zich thans beijvert met te voorkomen, dat ik mij mo gelijk zal vervelen, trachten velen op mijn rug te schuiven, waar ze zelf wel graag af willen zijn onder het motto, dat ik „toch niets te doen heb", zoodat mijn rust hopeloos illusoir is. Die mogelijk een van mijn drietal uitgegeven werkjes: „Bonte Dingen", „Luchtige Schetsen" en „ln en om de Rechtzaal", gelezen heeft, zal weten, dat ik al jaren aan de „woord-draaibank" werk zaam ben. Toen ik eens naar een motto zocht, kreeg ik de gelukkige inval hiervoor te kiezen: Van Bonte Dingen. Daardoor ben ik tevens ver antwoord als ik mijn lezers de meest verscheidene onderwerpen voorzet, die me zoo invallen. Later .verschenen er van mijn collega's motto's als: Van Oude Dingen of Van Nieuwe Dingen en met het oog op de malaise zal er gevoegelijk een rubriek bij kunnen komen: Van Nare Dingen. Dat is echter een soort plagiaat. De boeren hier zouden zeggen: „Noe is de oarighcid er oaf". Om u duidelijk te maken, wat ik met mijn artike len beoog, zal ik een voorbeeld aanhalen uit mijn oude praktijk. Als iemand beslist geen pillen kan innemen, zegt ge hem 2 lepels pap in te nemen. De eerste dient dan maar om de keel wat glad te maken en in de tweede lepel liggen dan de pillen, die hij op die manier heel gemakkelijk kan in nemen. Als hij dan een beetje flauwe kunsten .verkoopt met het innemen van de tweede lepel zegt ge: „Maak toch geen drukte, je hebt ze al Jang ongemerkt naar binnen, want ik heb stiekum de lepels verwisseld". En zoo doe ik nu ook met mijn artikelen. Zoo hoop ik volgende week mijn wekelijksch praatje aan te vangen met U iets mede te deelen over het gebruik van „Kruiden en Specerijen", Dan, met het oog op de ingetreden winter komen aan de beurt: Een babbeltje over koude voeten, hoe we ons moeten kleeden, om onze gezond heid te bevorderen, een zachtmoedige kritiek op de wijze, waarop vele menschen hun vul kachel mishandelen en een en ander over z.g. .Vermageringskuren. En nu ten slotte een ernstig woord. Ik hoop van ganscher harte, dat u in mij nooit .een grappenmaker zien wilt Daarvoor ben ik veel te oud, al dank ik God, dat Hij mijn hart jong deed blijven. Ik ben in hart en nieren een hygiënist. Ik heb in mijn leven zeer veel medicijnen afgeleverd. Zo hielpen allemaal, was het niet den patiënt, dan toch mij. Maar de beste medicijn, die niet uit een fleschje of potje komt, dat is de levensopgewekt heid. Dat is een Godsgenade, die uw ziel sterkt in 's levens strijd. 'Als in mijn artikelen hier en daar wat humoi; doorstraalt, dan is mijn eerste bedoeling daarmede het onderwerp voor u boeiend en bekoorlijk te maken. Maar ik heb er nog een tweede bedoeling mede, n.J. om met de wetenschap, die mij ten dienste staat, al is die, als alle mcnschelijk werk, maar nietig en onvolkomen, u een blik te doen slaan in Gods grootsche schepping. Die tracht te doorgronden de geheimen Zijner; schepping, die wordt vervuld van heilige eerbied en met diepe zelfvernedering, maar ook met blijd schap, omdat er in hun ziel een altaarvuur brandt van heilig geloof en vurig verlangen eenmaal Hem te zullen aanschouwen, Die dit alles wrocht, in al Zijn heerlijkheid. Cactusbakjes van Copier door Cor Alons Copier' de serieuze ontwerpei' van de glasfabriek Leerdam, heeft voor cactusliethebbera, naast andere modellen, ook een aardig bakje ontworm pen van geperst glas, terwijl het verkrijgbaar is in verschillende grootten en kleuren. Dit eenvoudige bakje is een zeer goed voorbeeld van een machinaal vervaardigd massaproduct, het is speciaal voor de machine ontworpen en heeft daarom zijn eigen karakteristieke schoonheid. Het heeft niets te maken met een geblazen glazen voorwerp, het is geperst en vertoont al de eigen aardigheden daarvan. Een voorwerp, waarvan schoonheid uitstraalt, moet in de allereerste plaats waar zijn, als iets dus door de machine is gemaakt moet het er niet uit zien alsof het ook wel uit d<e hand zou kunnen zijn vervaardigd, dan is het een leugen, dus on waar, dus karakterloos, dus niet schoon. Zeer vernuftig gevonden zijn de inhammen aan twee kanten en de daarin passende uitsteeksels aan de andere beide zijden, hierdoor kunnen een heele reeks van deze bakjes precies aaneenslui tend op een rij worden gezet, terwijl ze als het bakje alleen staat een vanzelf sprekend versie rend element vormen. De sobere strakke vorm van bet bakje vormt een gelukkige tegenstelling met de grilligheid van cactus of vetplant. Openhartige Brieven Waarde Mevrouwtje. Ja, daar-zal U vreemd van opkijken, een brief van Opa Dingemans. Dat is nog nooit eerder gebeurd, hè? U ziet er maar uit, dat ik U nog niet vergeten ben. Maar wat ik zeggen wou: toen ik gisteravond in mijn latafel rommelde, vond ik daar nog een schrij ven van U aan wijlen mijn lieve vrouw toen ze al zoo ziek was. En dat was me dan toch zoo'n harte lijk briefje, dat me er de tranen van in de oogen schoten. En toen ik dan zoo op mijn bed lag, dacht ik: ik moest ook eens schrijven, misschien krijg ik dan wat terug ook. Er zijn zooveel dingen die je zoo graag eens zou willen zeggen en U heeft mijn lieve vrouw zoo goed gekend, dus V weet wat ik aan haar mis. Vooral den laatslen tijd hoor! Maar U wéét misschien niet eens dat ik bij mijn zoon en schoondochter in woon? Och neen, wij wonen nu ook zoo ver van mêkaar, hè? Dat was vroeger, toen U nog een kleine dreumes was, anders! Toen. kwam U maar wat graag bij ons! Want moeder de vrouw had altijd wel wat in het trommeltje! En dan ging U aan mijn hand mee naar de kippen en de konijnen. En babbelen dat U kon. Honderd uit! Ja, ja, die goede oude tijd ligt maar dl te ver achter den rug. Nu heeft U zelf uw gezin en ik ben een ouwe stakker geworden die aan zijn schoon* dochter is overgeleverd. Dat klinkt niet erg mooi he? OvergeleverdMaar het is precies het woord dal ik bedoel. U kent haar niet, maar het is een echte kribbekop. Als ik maar een korrel zand aan mijn schoenen mee naar binnen neem, kijkt ze al zuur. En dat ik took is haar bepaald een gruwel. Ze zégt er wel Schaapskooien door Ds. J. I. van Schaick Dit woord is bij uitstek in staat herinneringen wakker te roepen. Herinneringen aan een tijd, dien de meeste onzer alleen maar uit verhalen kennen. Een tijd, toen overal op de heide de schaapskudden liepen met hun herder en hond. Toen de uitge strekte heidevelden verdwenen, was het ook met dit bedrijf spoedig gedaan. Dat wil niet zeggen, dat ze er niet meer zijn, de kudden heideschapen, maar ze beginnen tot de rariteiten te behooa-en en misschien komt het nog eens zoover, dat er een kudde kunstmatig in stand gehouden wordt in een Drcntsch natuurreservaat. Met het verdwijnen der schapen, gaan ook de schaapskooien heen of worden, zoo lang ze leven, voor ander gebruik ingericht. En daarmede zal dan weer een typisch onderdeel van het NederlanJ- sche landschap zijn opgeruimd. Ik herinner me eens het Dondersche veld te zijn overgestoken, een heideveld in het Noorden van Drente, onder een dreigende donderlucht. Hooge struik heide overal, nauwelijks een pad om te fiet sen, een wagenspoor, mefer niet Toen opeens groeide er een schaapskooi uit de hei omhoog, een natuurlijke verheffing van den bodem slechts leek' het Twee dennenboomen stonden er bij op wacht. Hun ruige koppen staken spookachtig af tegen het roode licht, dat onder de zwarte wolken hing. Het geheel was zoo indrukwekkend van natuurlijke schoonheid, een beeld van zoo zwijgende, woeste eenzaamheid, dat het voor altijd in mijn geheugen bewaard blijft. niks van, maar als ik maar een snipper tabak en een niemendalletje asch mors, is ze er als de kip pen bij om het op te vegen. En dan die gordijnen! Die liggen haar beslist na aan het hart. Maar nu moet niet denken dat ik me er ook maar een sikkepit van aantrek, hoor! Ik zal wel wijzer zijn. Moeder de vrouw keek nooit leelijk om zulke nietigheden. Een vrouw moet zich weten aan te passen zeg ik maar. Dat deed mijn vrouw en dat zal U ook wel doen. Mijn zoon is dan ook veel te goed voor haar, die stoort zich letterlijk aan al madame's nukken, 'f Is waar, hij houdt er de vrede mee in zijn huis. Maar hij is er ook overi gens den heelen dag uit! V ziet wel dat mét mijn lieve vrouw, mijn geluk kige dagen zijn heengegaan. Och-och, wat kon dal vroeger genoegelijk zijn, zoo 's avonds mijn krantje lezen bij de kachel en moeder aan het breien of stoppen. Het koffieblad op tafel met het comfoortje; mijn schoondochter zet het op een apart meubel tegen den muur. Ilc heb al vaak gezegd dat lang zoo gezellig niet te vinden, maar ja, zij vindt van Hoe ik er toch toe gekomen ben bij ze in te trek ken? Ze heeft het me zelf gevraagd! Nou ja, dat kwam door al de last die ik met die huishoudsters, had. Dat was me heelemadl geen leven, die speel den de baas in je huis! Nou, en toen ik aan mijn vierde toe was, kwam mijn schoondochter met dat voorstel. In dien tijd was ze heel wat aardiger voor me, ze leek beslist een lieve meid. En mijn zoon leek óók echt tevreden met haar. Dus ik deed het! Maar het is me dan bitter tegengevallen. Spoedig is het Kerstmis, maar de ware feeststem ming zal er wel niet zijn. Daarvoor moet je eens gezind zijn. Als ik dan denk aan vroeger Zoo zal het ook wel bij U zijn, mevrouwtje. Vi bid U Gods zegen toe in die dagen. En nu hoop ik maar dat U mij eens terug wilt schrijvenik zal daar erg dankbaar voor zijn. Met de beste wenschen voor U en Uw gezin eit de hartelijke groeten, teeken ik Uw dw. dnr., J. C. DINGEMANSj 4 SchaapsRoot op de Veluwe Hetzelfde karakter bijna dragen de stallen op de Veluwe, al wordt hier reeds het beeld minder woest en minder trotsch. In het dichte, zware landschap van den Over- ijsselschen Achterhoek spreekt de kooi geen eigen taal meer, daar is zij één geheel met het zware hout, dat haar overschaduwt Jammer, dat zij in aantal zoo zijn afgenomen. In de buurt van Dene kamp is nog slechts één kudde bekend, die langs de Duitsche grens, te midden van tal van ven netjes graast De kooi, waarin deze schapen hui zen, is heel oud, een gedeelte der wanden is van leem opgetrokken. Zelfs het aantal schaapskooien op het schapen- eiland Texel neemt af, sinds de schapenfokkerij is ingekrompen, gedeeltelijk ook verdrongen door landbouw en bloembollenteelt. Zij vervullen daar trouwens een geheel andere rol, dan in het woeste heideland. Maar schilderachtig zijn deze boetjes toch bovenmate, al zijn er velen nu gedegradeerd tot bergplaats van landbouwwerktuigen. In het polderland van de Eem staan ook hier en daar de stallen nog verspreid, al zal hun aan tal met tien wel gauw geteld zijn. Enkele etaan midden in het land, andere zijn langs den weg gebouwd. Ze hebben alle denzelfden typischen bouw, dien de foto te zien geeft *en hebben tegenwoor dig alle hetzelfde deel: schuilplaats voor het vee, vaak vooral het jongvee, dat in de weide loopt. Ze passen volkomen in het Soester lageland en geven er groote bekoring aan. Waar op veel plaat- Ben in het dorp de bouw zoo hopeloos is verknoeid, De goede herder doet het prettig aan langs de buitenwegen de vol komen bij het landschap aansluitende veestallen te zien, even aangenaam als de bij de heideg.ens en in het veen nog voorkomende witte huisjes. Wonderlijk zooals de menschen dat vroeger ge voeld moeten hebben: op de donkere, sombere heide staan de witte huisjes, en in den van licht dave renden polder staan de zwarte boerderijen en stallen. Zwart dan natuurlijk in verhouding tot het wit van de huizen op den hoogen grond. Hoe lang zullen ze er nog staan, deze schuren? ik weet het niet. De meesten zien er nog goed onderhouden uit en zijn van groot nut vooral voor het jongvee, dat in den winter vaak buiten blijft Laten we hopen, dat ze steeds nuttig zullen blij ven, want daarmee hangt helaas het bestaan van het schoone in de natuur ten nauwste samen. Wij schieten roofvogels neer of sparen ze naar gelang van de schade, die ze aanbrengen, of het nut, dat ze stichten. De molens uit Soest zijn verdwenen, we kunnen den molen aan de Kerkstraat nauwlijks meer als een molen beschouwen, ze zijn verdwenen, omdat ze niet nuttig meer waren. Het dorpsbeeld heeft er ontzettend schade door geleden, maar wat hindert dat, zoo lang die schade niet in rijksdaal ders kan worden uitgerekend? Typisch zijn nu nog de veestallen in den polder. Ze hebben waarde voor de boeren, waarde in rijksdaaldens uit te drukken. Alleen voor de boeren? Neen, ze hebben ook waarde voor ons, voor ieder ander mensch, voor ieder mensch, die zijn land kent en het liefheeft, voor ieder mensch, die* het schoone waardeert, ook als het niet nuttig is, zelfs als het schadelijk is. De schaapskooien hebben een ideëele waarde. Niet alleen, omdat ze een herinnering zijn aan oude tijden en toestanden, maar omdat ze een eigen plaats innemen iu het landelijk schoon, ook van Soest. Gelukkig, de tijden zijn niet heelemaal ongunstig. Waar aan de eene kant door stads- en dorpsuit breiding het natuurschoon wordt afgeknabbeld, waar er een hangen is aan geld en geldswaardige dingen; daar zien we tegelijkertijd een sterk stre ven om te behouden, wat nog te behouden valt van wat ons land bezit aan eigen schoonheid. De vereeniging tot behoud van natuurmonumenten heelt al een schat van woesten grond verzameld en voor het nageslacht bewaard; Hollandsche molens worden gekocht en in hun oorspronkelijken vorm in stand gehouden; oude typische geveltjes uit sloopershand gered. Dit streven vinde sympathie en steun bij allen, die hun eigen land liefhebben. DE DINGEN DIE OM ONS ZIJN door G. Sevensma-Temmen De duisternis en de vreugde Er behoort moed toe om in dezen tijd te gaan schrijven over de dingen, die om ons zijn. Want is het niet allemaal wolken en donkerheid en doen we niet het veiligst, den kring voor eigen leven maar zoo nauw mogelijk te trekken, opdat er van al die duistere dingen, die door de wereld wemelen, geene de veilige schutse kan binnen komen? Het krantcnlezen wordt een verschrik king: de atmosfeer staat doortrild van naderend oorlogsrumoer, de welvaart van gansche landen wordt weggeblazen als een stofje, in alle hoeken loert de misdaad en het eene ontstellende bericht ©ver débacles volgt het andere op. De mcnschheid .wordt beu van al die tragiek, ze wil wel eens wat anders en daarom zoekt de een ontkoming in het valsche licht van frivool pleizier en een ander sluit zich in strengen ernst op met zijn leven en zijn boeken. En toch, gaat het ons niet aan wij, die over den ,weg gaan? Moeten vooral wij als Christenen niet den moed hebben om ons over te geven aan den nood der tijden, niet als machteloozen, die zich morrend schikken in het onvermijdelijke, maar als de krach tigen, die hun sterke hart zetten onder den zwaren last. De nood is er ook door ons, door onze zonden. Wij zijn mede schuldig. Het is wel gemakkelijk om te smalen op de on macht van staatslieden, die het met al hun con ferenties en vergaderingen niet zoover brengen, dat zij werkelijk iets reëels ten voordecle van het gemarteld Europa kunnen doen, om klaagzangen aan te heffen over de onbetrouwbaarheid van zoovele menschen en het wankele van allerlei bezit, maar het is beter de kiemen van al die zon den en tekorten eerst in eigen hart te erkennen en dan uit te gaan tot bet: „Bidt en werkt". IWant tot die beide worden we geroepen. Niet tot bet werken alleen, want al zou ons hart ook bran den van liefde yoor de medemenschen, ai zouden we ons gansche leven willen overgeven in dienst van anderen, er komt toch een oogenblik, waarop onze moed ineenflapt, waarop we moeten staren op de puinhoopen van onze illusies. En als we dan geen houvast hebben in het gebed, dan is er ook geen vernieuwing van onze krachten. Er moet een hoogere bezieling zijn, een kracht, die ons draagt, we hebben Vaderarmen noodig, die ons steunen, Maar ook het bidden alleen is niet genoeg. Som mige Christenen meenen wel eens, dat ze daarmee kunnen volstaan. Verder wat is er verder nog te doen wij moeten hèt maar overgeven, zeggen ze dan. En in zekeren zin hebben ze gelijk. In hoogster instantie moeten we de uitkomst ook aan God overgeven. Maar tegelijk is voor ons do arbeid. Wat onze hand vindt om te doen, dat moeten wij doen. Dat zal voor den een veel zijn, .voor den ander weinig, zooals het lijkt De arbeid van den een zal veel menschen bereiken, die van den ander maar een enkeling. Het doet er niet toe als we maar getrouw zijn. Dan zal er toch nog vreugde zijn, voor hen en voor ons. Allermeest de vreugde, die blijft in de wisseling der tijden, in gunst en ongunst omdat ze ontvloeit aan de bion des geloofs, omdat ze een brug bouwt tusschen de aarde met haar tranen en den hemel der heerlijkheid. Maar toch ook de andere, de kleine, de ongetelde, die er kunnen zijn in iederen dag. De vreugden in de ongeweten dingen in een handdruk, een vriendelijk woord, een groet, de intonatie van een vraag. Die kunnen wé elkander geven. En staan we niet in de maand der vreugden? Ach, zal iemand zuchten, vroeger was December een mooie maand aan het eind van het jaar met al die festiviteiten, maar nu allemaal malaise. Er is geen geld voor cadeautjes te koopen. Alsof van de cadeautjes de vreugde afhing! Gelukkig niet O, ik zal niet ontkennen, dat een aardige verrassing op Sinterklaas ons blij stemt, maar is dat in den diepsten grond toch niet om de gezindheid des harten, die uit het geschenk spreekt meer dan om de reëele waarde ervan? En die gezindheid vindt altijd wel een uiting, ook al is ze nog zoo bescheiden,M Zullen de moeders met de platte huishoudbeurs, waarin het weekgeld steeds meer ontoereikend dreigt te worden, zich niet 6uf peinzen op de puzzle of er dan toch niet een kleinigheid voor de kinderen over kan schieten? Al is 't nog maai; zoo'n kleinigheid Want de kinderen och, de kinderen Ja, voor de kinderen vooral is deze maand der vreugden. Elke uitstalling is een veld, o, zeae* van verlangen maar tooh meer nog van genie ting. Him fantasie bouwt werelden rondom het gedroomde bezit En wat een rijkdom, als dan de werkelijkheid ook iets daarvan zet binnen bun bereik. Het behoeft niet groot te zijn. De zegen van de malaise kan zijn, dat wij weer bescheiden heid leeren, wij en onze kinderen. We leven zoo vaak op een te grootcn voet, de kleintjes ook al. Wat ze graag wilden hebben, konden ze krijgen: het duurste speelgoed ligt soms achteloos tegen den trottoirband gesmeten. En zoo is het kind van' nature toch niet. Zoo hebben wij het gemaakt n»«t onze dure geschenken al maar grootcr, al maar mooier. Tenminste wat wij mooi vonden. Maar uit zichzelf zijn ze zooals dat kleine jongetje, dat van zijn Opa en Oma een teddy-beer kreeg en dat hem zelf mocht uitpakken, maar bij die bezige heid aan den beer niet toekwam, omdat hei spel met het papier, waarin het cadeau verpakt zat, hem al genoeg vreugde verschafte. Laat ons daarom de kleine dingen niet verachten, ook niet voor d'» kinderen. Een enkel klein ge schenk, maar gegeven in de sfeer, die bij het kind past, de sfeer van natuurlijke besoheidenheid en vroolijkheid, zal aan zijn hart waarschijnlijk meer goed doen dan de overlading met cadcaux, d.e heusch niet altijd den besten kant van zijn karak ter naar voren brengt j Net zoo min als de weelde bij den volwassene. De jaren van druk, waarin wij zijn geraakt, kun nen velerlei zegen voor ons hebben. Ook den zegen, dat zij ons gemeenschapsgevoel versterken, dat zij ons hart brandende maken voor den naaste. Laat in deze maand der vreugden on« hart dan bezig zijn de vreugden te bereiden voor de kleinen en de grooten,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 14