WOENSDAG 11 NOVEMBER 1931
DERDE BLAD PAG. 9
OECOLAMPADIUS
1531 - 25 NOVEMBER - 1931
Johannes Hausschein later
Oecolampadius genoemd werd in 1482 te
Weinsburg in Frankenland geboren.
Zijn vader bestemde hem voor den handel,
maar zijn moeder zag liever een geleerdb
van haar zoon worden, omdat zij meende,
dat de jongen een buitengewoon vlug ver
stand bezat. En daarin zag zij niet verkeerd
Pe ouders namen het verstandige besluit,
den knaap zelve te laten kiezen en deze be
geerde te gaan studeeren. Beide oudera
stemden er nu volkomen mee in, en weinig
vermoedden deze trouwe menschen, dat
hun zoon nog eenmaal de Zwitsersche Me-
Janchton zou genoemd worden.
De Latijnsche schol te Heilbron was de
eerste wetenschappelijke inrichting, welke
door Johannes bezocht werd. Vandaar gang
hij naar Heidelberg en op 13-jarigen leef
tijd vertrok hij naar Bologna om in de
Rechtsgeleerdheid te studeeren. Op zijn 14de
jaar ontvang hij reeds den titel van magister
in de wijsbegeerte. De rechtsgeleerde stu
die beviel hem echter op den duur niet en
daarom vatte hij het voornemen op om in
de Theologie te gaan studeeren.
Derhalve ging hij naar Heidelberg en
daarna naar Tubingen, waar de beroemde
R e u c h d i ti, de beschermer van Melanch-
tom, ook zijn leermeester werd. Oecolampa
dius was met giroote kanselgaven toegerust,
ofschoon zijn stem wat zwalc was. Hij aan
vaardde in zijn geboorteplaats het predik
ambt en weldra werd er overal van hem
gesproken.
Het duurde maar heel kort of hij kreeg
de eervolle benoeming als domprediker te
Bazel. In deze plaats kwam hij spoedig in
kennis met Erasmus en door dezen mei
den Bijbel. Erasmus was juist bezig de Hei
lige Schrift te vertalen en was zeer ver
heugd toen Oecolampadius hem aanbood
hem hierbij te helpen. Niettemin dacht de
laatste ook aan zijn studies en nadat hij
nog maar even te Bazel was, behaalde hij
den doctorsgraad.
De vriendschap met Erasmus had voor
Oecolamnpadius een voordeelige, maar ook
een nadeelige zijde. Van Erasmus weten
wij, dat hij de voorzdch*'ghedd wel eens te
ver dreef, omdat hij d. menschen vreesde
en gaarne den paus tot vriend wilde hou
den, waardoor hij in conflicten kwam.
In het jaar 1518 werd Oecolampadius als
prediker dn de hoofdkerk van Augsburg
benoemd. Hij kwam er juist aan, nadat de
pauselijke legaat deze stad verlaten haa,
ma zijn beroemd geworden mondgesprek
met Maarten Luther. Oecolampadius vond
de stad in rep en roer en velen waren op
Luther verbolgen, die zoo openlijk den pau
se lijken legaat had durven weerstaan.
Natuurlijk werd Oecolampadius naar zdjm
meening over het mondgesprek gevraagd
en deze zeide rondborstig: „Ik bewonder
het optreden van Luther, maar hij gaat niet
altijd voorzichtig te werk". Terstond Mep nu
door de geheele stad het gerucht, dat de
nieuwe prediker een aanhanger van Luther
was. Zijn lot was hiermee in den beginne
ail beslist De priesters werden boos en
maakten langs alle kanten hem het werk
moeilijk, zoodat Oecolampadius zelve tot de
overtuiging kwam, dat het maar het beste
Was Augsburg te verlaten.
Uit Augsburg richtte hij zijn schreden
paar het daar niet ver van verwijderde
klooster Brigitta, 't welk beroemd was om
de vroomheid en geleerdheid zijner bewo
ners. Hij wist geen betere wijkplaats en
zonder aarzelen begaf Oecolampadius zich
er heen, maar trod tot de orde toe onder
deze voorwaarde, dat hij te allen tijde het
klooster zou kunnen verlaten, wanneer hij
dit begeerde.
De hegeerde rust in het klooster vond hij
niet. Integendeel! Erasmus en anderen
maakten er hem een verwijt van, dat hij
Augsburg had verlaten en voor die verwij
tingen was hij lang niet ongevoelig. Daar
bij kwam, dat de bekende doctor Eek zijn
vijand werd. Deze geleerde kon het maar
niet verkroppen, dat Oecolampadius gezegd
had „dat Dr. Luther dichter bij de waar
heid was dan hij". Al spoedig lag hij met
de kloosterbroeders overhoop, daar hij hun
daden aan Gods Woord toetste.
De ontvluchting uit het kloostei.
Deze daad deed hem weldra den naam
van ketter ontvangen. Dr. Eek werd gewaar
schuwd en tot de gevangenneming werd be
sloten. Het was edhter uitgelekt en dade
lijk werden maatregelen genomen om hun
vriend uit de handen van den gevreesden
Dr. Eek te redden. Drie mannen te paard
kwamen aan de kloosterpoort om Oecolam
padius te verwittigen, welk gevaar hem be
dreigde en hem tevens tot de vlucht aan
te siporen,. Te vluchten, wanneer de monni
ken hem dit wilden beletten, was evenwel
niet mogelijk. Hij was dus van hen afhan
kelijk, maar zij waren gelukkig eerlijk. Vrij
willig had Oecolampadius zich in het
klooster begeven, en nu hem verraderlijk
uitleveren? Neen, dat vonden zij te erg en
tot him eer moet gezegd, dat zij Oecolam
padius de vrijheid gaven. Deze vertrok in
het holle van den nacht.
Waarheen?
Gelukkig was door God ook hiervoor ge-
zogd. Evenals Luther op den Warthurg 'n
wijkplaats vond, vond ook Oecolampadius
deze op het kasteel Ebemburg van den
edelen Ridder Sac kin gen. Deze zelf ver
zocht hean bij hem te komen en stelde hem
als slotkapelaan aan onder de ridders en
schildknapen. Hij vertaalde voor hen de
H. Schrift en oefende een geweldigen in
vloed uit op hun harti
Toch was Oecolampadius miet van plan
om op het kasteel te blijven. In 1522 ver
trok hij weder maar Bazel. De boekhan
delaar Cratander aldaar had hem een
jaargeld aangeboden om hem aan zijn
drukkerij te verbinden en Oecolampadius
nam dit aan. Dit was echter niet zeer naar
den zin van Erasmus. aangezien zijn leer
ling rondborstig voor de waarheid der
Schrift uitkwam en Erasmus veel van
plooien en strijken hield. Hij was nog niet
lang bij Cratander of hij werd vicaris der
SL Maartenskerk, om den ouden prediker
ter zijde te staan. Een enorme toeloop wa»
het als hij in de kerk optrad en het Woord
bediende,
Oecolampadius als Hervormer.
Vooral om de uitlegging der Schrift werd
Oecolampadius zeer begeerd. Zijn invloee
nam zoodanig toe, dat hij ook tot hoog
leeraar aam de academie werd aangesteld,
en naarmate zijn invloed grooter werd,
werd die van Erasmus kleiner. Zijn naam
als hervormer vestigde hij in 1526 te Bazel,
waar hij, in plaats van Zwingli, een god
geleerd twistgesprek had met Dr. Eek van I
Ingelstadt en Taber. Op 21 Mei werd deze
conferentie geopend. Eek en Taber, verge
zeld van prelaten, doctoren enz., in damast
en zijde gekleed, begaven zich naar de
kerk. Hoe stak daarbij af de eenvoudigheid
van Oecolampadius. Achttien dagen duurde
het twistgesprek, waarbij Oecolampadius
die tevens in voortdurend contact met
Oecolampadius was wel een weinig be-1
vreesd, dat men een aanslag op zijn leven
beraamde. Die vrees werd echter be-
schaamd. Zijn zachtmoedigheid en de hel-1
dere overtuiging, met welke hij sprak, had
den de sympathie voor hem doen ontvlam
men. Te Bazel werkte de Hervorming stil,
maar zeker door. Sommigen ging het wat
al te langzaam. Na zijn komst te Bazel
trad hij in het huwelijk met Willebran-
dis, de dochter van een edelman aan het
hof van keizer Maximiliaan. Dit gaf eerst
wat opschudding, maar Oecolampadius zei-
de: Ik volg eerbiedig de inzetting Gods en
verhef mij boven het oordeel der menschen.
Zijn dood op 25 November 1531.
Oecolampadius is niet oud geworden. Hij
werd slechts 49 jaar oud. Omtrent zijn ster
ven kunnen wij het volgende vertellen.
Bazel werd door een vreeselijke pestbe
zocht De Hervormer bleef op zijn post en
bezocht de kranken en stervenden. De ziek
te greep ook hem aan en weldra lag hij op
zijn stervenssponde. Aan genezing was niet
meer te denken en Oecolampadius gevoel
de dit zelf ook wel.
Volgens zijn begeerte genoot hij nog het
Heilig Avondmaal en tot de omstanders zei-:
de hij: „Dit avondmaal zij het teeken van
mijn oprecht geloof in Jezus Christus mijn
Zaligmaker". Zijn toestand verergerde met
het uur. Al zijn 10 ambtsbroeders waren om
zijn sponde. En terwijl de dag van 25 Nov.
aanbrak, herhaalde hij de woorden van
Psalm 51: „Zijt mij genadig, o God, naar
Uwe goedertierenheid! Heere sterk mij!'*,
waarop zijn geest het lichaam ontvlood.
Zoo was het einde van de Johannes der
Hervorming.
A. M. WESSELS.
DE IJZEREN KANSELIER
UIT DE ANTI-REV. PARTIJ
A.R.J.A. OUD-ALBLAS
Vrijdagavond 13 Nov. en niet Donderdag
avond 12 Nov. a.6.. zooate eerst het plan
was, wordt in de consistoriekamer der Ned.
Herv. Kerk een vergadering van de A.R..T.A
club „Colijn" gehouden, waar het hoofd der
Chr. school, A. J. Bouwman, een inleiding
hoopt te houden over „De Gemeentelijke
De memoires van Hellmut von Gerlach.
(Van onzen Duitschen Correspondent).
Een avontuurlijk leven.
Wanneer men niets meer te doen heeft,
dan gaaf men zijn memoires schrijven.
Zoo schijnt ook Hellmut von Gerlach er
over te denken, want hij volgt het voor
beeld van voormalige vorsten en gepensi-
oeneende gesieraals. Nu hij voor zijn paci-
fistischen arbeid niet meer over de „Welt
am Montag" beschikt, heeft hij zijn toe
vlucht genomen bij het „S Uhr-AbendblaP"
en vertelt ons in onderhoudenden vorm
het een en ander uit zijn avontuurlijk leven
onder het opschrift „Van links naar
Reeds als jong regeerimigsambtenaar
voelde hij weinig voor de conservatieve
levensopvatting der agrariërs, koos hij
dapper partij voor de systematisch onder
drukte arbeiders, waagde hij zich in socia
listisch gezelschap en werd hij door zijn
standgenooten als een rood gevaar he-
schouwd. Als referendaris hield hij lezin
gen. welke in het toenmalige Herrenhaus
opschudding veroorzaakten en de toenma
lige minister vaai ibdnnenlandsche zakon,
von Putthammer, door en door reactionair,
verbood hem kortweg het houden van voor
drachten en het schrijven van kranten
artikelen. Het gaat hem als menigen jour
nalist van den bloede: de veiboden vruch
ten smaken hlet zoetst Hij maakte zich
zelfstandig, bewoog zich in democratische
en socialistische kringen en wierp zich met
prof. Quidde in den pacifistischen stroom
van onzen tijd.
De gehate titel.
Een dier meest pikante gedeelten uit zijn
memoires is het tijdperk, toen de jonge
Gerlach in het district Lauenburg aijn pro
motie tot landraad moest veroveren. In het
district Laueniburg had Bismarck zich na
zijn conflict met keizer Wilhelm II. ge
vestigd. 1
Gerlach's chef. von Dolega-Kozierowski,
gaf hem de noodige instructies voor zijn
nieuwen werkkring. Hij zeide onder meer:
„In het ambtelijk verkeer moet ge vooral
nooit den titel „hertog van Lauenburg'
gebruiken. Brieven met zulk een adres
wordlen door Bismarck als „onbestelbaar'
afgewezen. Het zien van zulk een adres is
al voldoende, om hem ciek van woede te
maken. De officieele brieven van de Ber-
lijuschie ministeries, welke ik naar Fr ie
drichsruh moet doorgeven, dragen natuur
lijk alle dit adres, zijn dus aan den „Her-
Overheid en werkloosheid". Belangstellen
de geestverwanten ook van buiten de ge
meente, zijn hartelijk welkom. Na afloop
zal met de clubleden van Bleskensgraaf en
Wijngaarden over de wenschelijkheid van
samenwerking gesproken worden.
DE HOEKSCHE WAARD
Maandag 23 Nov. a.s. houdt de Hulpcen
trale „De Hoeksche Waard" haar vergadering
in de Chr. School te Klaaswaal, aanvangende
des avonds om half zeven.
Als voornaamste punt der agenda komt dan
aan de orde de Statutenwijziging, waarvoor
reeds een concept aan de onderscheiden Kie:
veieenigingen werd toegezonden, na vooraf
door het Bestuur besproken te zijn geweest.
Er heeft voorts Bestuursverkiezing voor
Hulpcentrale en voor de Statensectie plaats.
tog van Lauenburg" geadresseerd. Die wor
den dan eerst door mij in een nieuw cou
vert gestoken, om zoodoende dezen gehaten
titel weg te moffelen. „Wat zou de toen
malige keizer gezegd hefcben, wanneer
hem ter oore gekomen ware, hoe Bismarck
op deze hooge onderscheiding zijns kei-
zero reageerde!
In deze tegemoetkoming lag natuurlijk
een ondensteuning van Bismarck's haat
tegen den keizer. Maar ,^der Alte", de no-
tahelste inwoner van het district was
dichtbij en alom gevreesd en de keizer
was verat. Die wist niets van de adresver-
andering wist niet, dat Bismarck in Frie-
drichsruh verklaard ha)d, daft alle fpost-
«endingen met het adres „Aan den hertog
van Lauenburg" voorzien moesten worden
met de opmerking
„Annahme verweigertP'
Hij wist ook niet, dat er in heel Duitsch-
land niet een huis viel aan te wijzen, waar
zooveel majesteitsbeleedigingen geprodu
ceerd werden als op Friedrichsruh. De
meeste vielen niet uit den mond van Bis
marck zelf, maar uit dien van zijn vrouw.
Hellmuth von Gerlach weet al deze in
tieme bijzonderheden van den opperjae'it-
meester Lange, die de bezittingen van den
ijzeren kanselier met groot succes beheer
de. Hij was het factotum van Bismarck
en werd ieder oogenhlik door dezen of
diens eohtgenoote om raad gevraagd. Over
hooge politiek sprak Bismarck met hem
weliswaar zelden, maar ®ijn haat tegen
Berlijn luchtte hij vaak in diens tegen
woordigheid en niemand was zoo goed om
trent liet huiselijk leven in Friedrichsruh
op de hoogte als de bedenkelijk laag gesa
larieerde Lange.
Gerlach kende hem als een vriend van
zijn vader en was eiken Zondag bij hem
te gast Binnen enkele jaren verdubbel dte
hij door zajri uitstekend beheer de op
brengst van den Sachsenwald, maar aan
salarisverhooging werd door Bismarck
niet gedacht. Toen Lange, oud geworden,
om zijn pensioen verzocht, kreeg hij van
Bismarck kortaf ten antwoord:
„Ontslag wel, pensioen niet!"
Lange diende nu een aanklacht tegen
den kanselier in, daar hij op diens verzoek
zijn voortreL'eilijkie positie als „königUch
preussisdher Oberföreter" had opgegeven.
Dit opzienbarend proces kwam echter niet
ten einde, daar Bismarck inmiddels stie-f.
Zijn zoom Herbert Bismarck maakte door
een vergelijk een einde aan deze hoogst
onverkwikkelijke zaak, welke de bekende
krenterigheid van dien machtigen kanse
lier onomsfootelijk bewees.
Lange leidde von Gerlaoh eens door de
woning ran Bismarck rond. Hij werd ge
troffen door den spartaamsehen eenvoud
van diens slaapvertrek. Die eenigste wand-
vensiering was een portret van prof. Schwe
ninger, die door den kanselier als zijn
leveneredder vereerd werd. De kelders
waren propvol met eet- en drinkwaar. De
heerlijkste wijnen en likieiuren moesten
zelfs den meest fanatieken geheelonthouder
doen watertanden! Dat waren alles ver-
jaardagsgeschenken, binnengekomen uit
alle landen der wereld.
„Er komt zooveel binnen oeide Lange
dat we sterken dronk niet eens meer
behoeven in te slaan en met worst, ham
en kaas zijn wie voor de eerstvolgende
jaren gedekt!" Op zijn waag, of Bismarck
wel eens een tegengeschenk gaf, kreeg Ger
lach van Lange ten antwoord: „Dan kent
u den oude slecht! De man moet nog ge
boren worden, die beweren kan, ooit van
Bismarck iets ontvangen te hebben. Tal-
looze deputaties en eer eg as ten verzochten-
hem reeds om
een souvenier van FriedricJisruh.
Ik vestigde daarom zijn aandacht op de
overgroote hoeveelheid boomen in don
Sachsenwald en zeide, dat hij gerust aan
de liefhebbers eon jonge eik 'kon schenken,
overal in Duitschland zouden dan Bis-
marek-eiken worden geplant. Dat kostte
niets en was geheel naar zijn hart Van
toen af verliet geen deputatie Friedrichs
ruh meer zonder een jonge eik.
Toen von Gerlaoh als assessor naar het
district Lauenburg terugkeerde, werd hem
de begrooting der belastingen opgedragen.
De dienstdoende landraad zeide tot hem:
„Op één ding wil ik uw aandacht vestigen:
tot ons district behoort natuurlijk ook Bis
marek. U zult hoogstwaarschijnlijk ver
baasd opzien bij het doorlezen zijner korte
verklaringen en opvallend lage taxaties.
Niettemin verzoek ik u dringend, hem
vooral niet met vragen lastig te vallen, of
aanmerkingen dienaangaande te maken.
Dat zou hem verschrikkelijk opwinden. U
weet, hoe hij over belastingen denkt! Na
tuurlijk is iedereen overtuigd, dat zijn in
komen hooger is, maar ik heb ervaren,
dat hij een deel van zijn kapitaal heeft
overgeschreven op zijn kinderen. Daarmee
kunnen we dan het verschil egaliseercn".
Gerlach was dus op het ergste voorbe
reid. toch schrok hij,
de belastingopgaven van Bismarck
lezende: zij bevatte slechts een paar korte,
lage getallen. Door zijn langdurig verkeer
met den opperjager Lange was hij immers
beter op ae hoogte van Bismarck's finan-
cieelen toestand, kende hij de grootte van
diens pensioen, zijn reusachtige bezittin
gen in Barzin, Schönhausen, Friedrichsruh.
Stormarn, wist hij van diens vermogen,
dat door Bleichröder beheerd wend. Hij zag
met een enkelen blik het reusachtig ver
schil tusschen de belastingopgave en de
werkelijkheid! Toen de zaak in de com
missie. ter sprake kwam, lachten de hoe
ren elkaar schouderophalend toe en toen
Gerlach vroeg: „Wenscht iemand hiertoe
het woord?" bleef ieder ziwijgen. Op zijn
tweede vraag: „Zullen we oris met deze
opgave vereenigen?" klonk het eenparig
antwoord: „Ja!" En hiermee was de zaak
afgedaan.
Bij een wandeling door het park van
Friedrichsruh werd de jonge von Gerlach
op zekeren dag aan Bismarck door den op-
perjachtmeester Lange voorgesteld. Bis
marck was voorkomend, maar beperkte
zich tijdens het discours, dat hoogstens
tien minuten duurde, tot bijkomstigheden.
Hij spraik over de familie von Gerlach, van
wie de oude legitimist Ludwig von Gerlach
hem verre van sympathiek was. Overigens
zag hij in Hel'Imut von Gerlach den amb
tenaar, den vertegenwoordiger van een
regeering, waarmede hij op voet van oor
log stond!
Gerlach's chef, von Dolega-Kozierowski,
werd
nooit door Bismarck nitgenoodigd
en kon dus alleen op de cour voor zijn
geboortedag, den len April verschijnen.
Toen hij van dit officieel bezoek eens terug
keerde, vertelde hij aan Gerlach: „Ik hei)
den Fijrst niet eens te zien gekregen. Met
mij wachtte een groot gezelschap op de
ontvangst Plotseling verscheen prof.
Schweninger met de mededeeiing, dat 't
met gelukwenschen was afgeloopen. Zijne
Doorluchtigheid ihad reeds drie flesschen
champagne gebruikt, daar hij iedere depu
tatie persoonlijk tewoord wilde staan en
met iedereen wilde aanstooten. Daar moest
een eind aan komen. Bij het dejeuner moest
opnieuw gedronken wordein". Schweninger
was een strenge lijfarts. Meer dan drie
flesschen champagne op een enkelen och
tend schenen lieqj voldoende en zelfs te
veel. Bismarck hield met dezen wensch
rekening. Schweninger was hoogstwaar
schijnlijk de eenigste, naar wiens wen-
schen Bismarck zich ooit gevoegd heeft!
PALESTINA VAN HET HEDEN
Radio-rede van H. DIEMER.
IV (Slot)
Hoogst merkwaardig is, dat de joodsche
koopman geschikt bleek te zijn als land
bouwer op te treden. Wij zouden ons joden
toch moeilijk als grondbewerkers kunnen
voorstellen. De metamorfose is volkomen
geslaagd, al zijn er natuurlijk ook misluk
kingen geweest. Bij het bezoeken van jood
sche kolonies hebben wij respect gekregen
voor het doorzettingsvermogen der immi
granten, die toch allerlei comfort vaarwel
hadden gezegd, om hier in de eenzaamheid
zich te zetten aan gansch ongewonen arbeid.
De lanidi- en tuinbouw is dii'ect op moder-
tie wijze aangevat Land- en tuinbouwscho
len zijn gesticht en de nieuwste werktuigen
in gebruik gesteld, terwijl de Arabieren nog
precies arbeiden als ten dage der oude
israëlieten geschiedde. Woeste gronden zijn
door ont- en bewateringssystemen, herscha
pen in bruikbaren bodem. Voor de gezond
heid gevaarlijke moerassen zijn ziektevrij
gemaakt. Nette woningen zijn gebouwd en
de vergelijking met de vuile Arabische dor
pen is wel opvallend groot. Electriciteit is
te hulp geroepen en de auto in gebruik ge
steld. Industrieën, natuurlijk meest van
kleinen omvang,' reiken land- en tuinbouw
de hand, om de kolonisatie steviger bodem
te geven.
Aan het schoolwezen is alle zorg besteed.
Van de bewaarschool tot de Universiteit en
het Technicum. Natuurlijk, de jood behoort
tot een intellectueel ras. Wij vreezen zelfs
wel, dat aan de geleerdheid wat al te veel
offers worden gebracht, dat er een te groo-
te klasse gestudeerden zal komen en dit
bergt ook weer geweldige gevaren in zich.
Dat men er in geslaagd is, van het
Hebreeuwsch weer eep levende taal te
maken, is wel buitengewoon merkwaardig.
In Tel-Aviv hoort men niet anders spreken,
zoowel door den chauffeur als door den
koopman of de dienstbode.
Een merkwaardig centrum van Joodsch
leven is de nieuwe, reeds genoemde stad
Tel-Aviv, wat lenteheuvel beteekept. Zij ligt
iets ten noorden van Jaffa aan de kust van
de Middellandsche Zee in de vlakte van
Saron. In 1909 verkozen eenige joodsche
kooplieden en ambtenaren uit Jaffa, haar
als villa-dorp. In 1919 telde het plaatsje 3000
inwoners. Echter d'aarna ging de groei zóó
snel, dat de Stad in 1929 er 40.000 had.
Tel-Aviv is de eenigste stad ter wereld, waar
alleen Joden wonen. Alle diensten, tot de
politie toe, 70 man sterk, worden uitgeoefend
door joden. Ook de eenigste brandweer van
Palestina. Hier heeft het Zionisme zijn hoog
tepunt bereikt. Het schoolwezen is hier het
sterkst ontwikkeld'. Alle kinderen boven den
allerjongsten leeftijd ontvangen onderwijs.
Universiteit en Technicum zijn hier geves
tigd. In de opera worden Hebreeuwsche
stukken opgevoerd. De opschriften der stro
ten en winkels zijn gesteld in Hebreeuwsch
karakter. De straten zijn breed aangelegd en
de boulevards ontbreken niet Bankgebouwen
herinneren aan West-Europa en Amerika.
Op het raadhuis zetelt de gemeentelijke
volksvertegenwoordiging, gekozen bij directe
keuze. Ook ontbreekt het vrouwenkiesrecht
niet, in het Oosten overigens onbekend.
De socialisten 'hebben de meerderheid in
den Raad. De stadsbibliotheek is gevuld met
werken in alle talen. Twintig boekwinkels
demonstreeren het cultuurleven. Er verschij
nen twee dagbladen, waarbij één socialis
tisch en meerdere periodieken. Ziekenhuizen
en poliklinieken staan ter beschikking van
de bevolking. De arbeiders hebben een eigen
ziekenfonds met talrijke doktoren en ver
pleegsters. Weeshuis en oudeliedengesticht
zijn insgelijks verrezen. Op Zaterdag, den
joodschen Sabbath, rost alles in Tel Aviv.
Uit wat wij mededeelen over Tel Aviv,
heeft men reeds begrepen, dat onder de
Joden in Palestina de politiek ijverig wordt
beoefend. Wij vroegen een Zionist of hierin
geen gevaar school voor de toekomst van
Palestina, Vooral wijl het socialisme sterken
aanhang vind't. Ook het communisme ont
breekt niet. De vele Russische joden hebben
wel voor den import gezorgd. Aan de Doode
Zeo ontmoetten wij een troep communisti
sche jongelui uit een kolonie op coöperatie
ven grondslag onder leiding van een leeraar.
Mij werd geantwoord, dat zulks volkomen
logisch \va«. De joden wenschen in Palestina
het cultureele leven uit Europa en Amerika
gewoon voort te zetten. Door het uitwisselen
der ideeën, meent men het best 't algemeen
goluk te kunnen benaderen. Echter leek het
ons wél een gevaar, vooral gezien de felheid
waarmede joden hun opvattingen plegen aan
te hangen en te verdedigen.
Ons rest thans nog tc behandelen de ver
houding tusschen mohammedanen en joden.
Dit is een heet hangijzer voor Engeland ge
bleken te zijn.
Zoolang de immigratie der joden niet ovei
groote getallen liep, bleef de mohammedaan
scha wereld kalm onder het geval. Maar het
£±joodscht noiONies or nederzettingen
ST EDEtt. WAAÖVAM DE BEVOLKIMG
in meerderheid uit jooen bestaat
"HAAM
opdringen werd al sterker en vele joden
kwamen er rond voor uit, dat de bedoeling
was, geheel Palestina eenmaal tot nationaal
eigendom te maken. Ongetwijfeld was dit in
strijd met de Balfour-verklaring en riep dit
de Arabieren in 't geweer.
Door den landaankoop in 't groot thans
is 13 pCt. van den bebouwbaren bodem
jood'sch bezit worden de mohammedanen
steeds meer teruggedrongen, ofschoon de
efferadi's zelf hieraan medewerken door
gaarne de flinke koopsommen in ontvangst
te nemen.
Daar komt jalousie bij. De joodsche kolo
nies bieden vrij wat appetijtelijker beeld
dan de arabische dorpen en steden. Van deze
nieuwe welvaart, van de cultuur en van den
gezondheidsdienst genieten de mohamme
danen ook, maar vooral de leiders staan er
afwijzend tegenover. En de mufti, het hoofd
der islam-bel ij de re is een machtig man. Dan
is daar nog de kwestie van den Klaagmuur
te Jeruzalem. De Klaagmuur is een deel van
den muur van liet oude Tempelplein. Het
plein is in bezit der mohammedanen, waar
op hun Omar-Moskee staat. Voor de Joden
is de Klaagmuur een heilige plaats, waar
voortdurend en vooral op den Vrijdag, ge
beden worden uitgestort Hadden de joden
het hierbij nu maar gelaten, maar zij hiel
den er ook nationalistische betoogingen. Dit
ging zich wreken, wijl de Arabieren nu tegen-
betoogingen op touw zetten. Hieruit zijn in
de laatste jaren troebelen voortgekomen,
waarbij slachtoffers vielen.
In verband hiermede en als reactie tegen
over dun groei der joodsche beweging in 't
algemeen, hadden aanvallen plaats op jood
sche kolonies en zelfs op Tel Aviv. De joden
wapenden zich en de verhouding werd
steeds slechter.
Voor de Klaagmuur-kwestie benoemde de
Engelsche regcering een commissie. Deze
deed pas uitspraak en beproefde beide par
tijen te bevredigen. Het eigendomsrecht dei-
arabieren werd erkend, maar de joden moch
ten hun traditioneel gebruik blijven volgen
met eenige beperkingen, ter vermijding van
mohammedaansche gevoeligheden. Bij deze
uitspraak zullen de twee groepen zich wel
neerleggen, al protesteeren ze ook allebei.
Engeland heeft lang niet alleen genoegen
van zijn mandaat. Dezen zomer liep het
gerucht, dat het er wel af wilde. Gelukkig
is dit later weersproken. Slechts Engeland
kan d'e leiding houden bij den opbouw. De
joden verwijten de Engelsche bewindvoer
dere, welke zij eerst met gejuich hebben in
gehaald, dat dezen blijkbaar den arabieren
meer welgevallig zijn dan hun en dat aldus
in strijd gehandeld wordt met de Balfour-
verklaring.
Wij gelooven dit niet. Maar wel kwam het
ons voor, dut het snol opdringen der joden
bij de Engelsche regeering vrees deed ont
staan voor een naderenden burgeroorlog.
Gelukkig ziet men aan Joodsche zijde
steeds meer en meer in, dat het Palestina
werk slechts slagen zal, als er een vreed
zame verhouding bestaat tusschen Arabie
ren en Joden. Blijkt dan in dc toekomst, dat
de joden door hun raseigenschappen langs
lijnen van geleidelijkheid de eerste plaats
gaan innemen met volle rechten voor de
andere groepen, zoo zou dit proces niet ge
stuit behoeven te worden. Maar een onaf
hankelijke mandataris kan hierbij niet
ontbreken.
Zoo maakt Palestina thans een groei
periode door, na eeuwen van economische
en staatkundige rost. Op ons maakte hot
aanschouwen van wat daar thans plaats
grijpt, een wonderlijke indruk en telkens
.stelden wij in onze gedachten Oudheid en
Heden naast elkaar.
Eén wensch domineerde daarbij toch wel.
Om nog eens weer. over een aantal jaren,
met eigen oogen te mogen zien, of dit stuk
van het Morgenland zirh nog verder ver
wijderd zal hebben van het verleden.