WOENSDAG 11 NOVEMBER 1931 DERDE BLAD PAG. 9 OECOLAMPADIUS 1531 - 25 NOVEMBER - 1931 Johannes Hausschein later Oecolampadius genoemd werd in 1482 te Weinsburg in Frankenland geboren. Zijn vader bestemde hem voor den handel, maar zijn moeder zag liever een geleerdb van haar zoon worden, omdat zij meende, dat de jongen een buitengewoon vlug ver stand bezat. En daarin zag zij niet verkeerd Pe ouders namen het verstandige besluit, den knaap zelve te laten kiezen en deze be geerde te gaan studeeren. Beide oudera stemden er nu volkomen mee in, en weinig vermoedden deze trouwe menschen, dat hun zoon nog eenmaal de Zwitsersche Me- Janchton zou genoemd worden. De Latijnsche schol te Heilbron was de eerste wetenschappelijke inrichting, welke door Johannes bezocht werd. Vandaar gang hij naar Heidelberg en op 13-jarigen leef tijd vertrok hij naar Bologna om in de Rechtsgeleerdheid te studeeren. Op zijn 14de jaar ontvang hij reeds den titel van magister in de wijsbegeerte. De rechtsgeleerde stu die beviel hem echter op den duur niet en daarom vatte hij het voornemen op om in de Theologie te gaan studeeren. Derhalve ging hij naar Heidelberg en daarna naar Tubingen, waar de beroemde R e u c h d i ti, de beschermer van Melanch- tom, ook zijn leermeester werd. Oecolampa dius was met giroote kanselgaven toegerust, ofschoon zijn stem wat zwalc was. Hij aan vaardde in zijn geboorteplaats het predik ambt en weldra werd er overal van hem gesproken. Het duurde maar heel kort of hij kreeg de eervolle benoeming als domprediker te Bazel. In deze plaats kwam hij spoedig in kennis met Erasmus en door dezen mei den Bijbel. Erasmus was juist bezig de Hei lige Schrift te vertalen en was zeer ver heugd toen Oecolampadius hem aanbood hem hierbij te helpen. Niettemin dacht de laatste ook aan zijn studies en nadat hij nog maar even te Bazel was, behaalde hij den doctorsgraad. De vriendschap met Erasmus had voor Oecolamnpadius een voordeelige, maar ook een nadeelige zijde. Van Erasmus weten wij, dat hij de voorzdch*'ghedd wel eens te ver dreef, omdat hij d. menschen vreesde en gaarne den paus tot vriend wilde hou den, waardoor hij in conflicten kwam. In het jaar 1518 werd Oecolampadius als prediker dn de hoofdkerk van Augsburg benoemd. Hij kwam er juist aan, nadat de pauselijke legaat deze stad verlaten haa, ma zijn beroemd geworden mondgesprek met Maarten Luther. Oecolampadius vond de stad in rep en roer en velen waren op Luther verbolgen, die zoo openlijk den pau se lijken legaat had durven weerstaan. Natuurlijk werd Oecolampadius naar zdjm meening over het mondgesprek gevraagd en deze zeide rondborstig: „Ik bewonder het optreden van Luther, maar hij gaat niet altijd voorzichtig te werk". Terstond Mep nu door de geheele stad het gerucht, dat de nieuwe prediker een aanhanger van Luther was. Zijn lot was hiermee in den beginne ail beslist De priesters werden boos en maakten langs alle kanten hem het werk moeilijk, zoodat Oecolampadius zelve tot de overtuiging kwam, dat het maar het beste Was Augsburg te verlaten. Uit Augsburg richtte hij zijn schreden paar het daar niet ver van verwijderde klooster Brigitta, 't welk beroemd was om de vroomheid en geleerdheid zijner bewo ners. Hij wist geen betere wijkplaats en zonder aarzelen begaf Oecolampadius zich er heen, maar trod tot de orde toe onder deze voorwaarde, dat hij te allen tijde het klooster zou kunnen verlaten, wanneer hij dit begeerde. De hegeerde rust in het klooster vond hij niet. Integendeel! Erasmus en anderen maakten er hem een verwijt van, dat hij Augsburg had verlaten en voor die verwij tingen was hij lang niet ongevoelig. Daar bij kwam, dat de bekende doctor Eek zijn vijand werd. Deze geleerde kon het maar niet verkroppen, dat Oecolampadius gezegd had „dat Dr. Luther dichter bij de waar heid was dan hij". Al spoedig lag hij met de kloosterbroeders overhoop, daar hij hun daden aan Gods Woord toetste. De ontvluchting uit het kloostei. Deze daad deed hem weldra den naam van ketter ontvangen. Dr. Eek werd gewaar schuwd en tot de gevangenneming werd be sloten. Het was edhter uitgelekt en dade lijk werden maatregelen genomen om hun vriend uit de handen van den gevreesden Dr. Eek te redden. Drie mannen te paard kwamen aan de kloosterpoort om Oecolam padius te verwittigen, welk gevaar hem be dreigde en hem tevens tot de vlucht aan te siporen,. Te vluchten, wanneer de monni ken hem dit wilden beletten, was evenwel niet mogelijk. Hij was dus van hen afhan kelijk, maar zij waren gelukkig eerlijk. Vrij willig had Oecolampadius zich in het klooster begeven, en nu hem verraderlijk uitleveren? Neen, dat vonden zij te erg en tot him eer moet gezegd, dat zij Oecolam padius de vrijheid gaven. Deze vertrok in het holle van den nacht. Waarheen? Gelukkig was door God ook hiervoor ge- zogd. Evenals Luther op den Warthurg 'n wijkplaats vond, vond ook Oecolampadius deze op het kasteel Ebemburg van den edelen Ridder Sac kin gen. Deze zelf ver zocht hean bij hem te komen en stelde hem als slotkapelaan aan onder de ridders en schildknapen. Hij vertaalde voor hen de H. Schrift en oefende een geweldigen in vloed uit op hun harti Toch was Oecolampadius miet van plan om op het kasteel te blijven. In 1522 ver trok hij weder maar Bazel. De boekhan delaar Cratander aldaar had hem een jaargeld aangeboden om hem aan zijn drukkerij te verbinden en Oecolampadius nam dit aan. Dit was echter niet zeer naar den zin van Erasmus. aangezien zijn leer ling rondborstig voor de waarheid der Schrift uitkwam en Erasmus veel van plooien en strijken hield. Hij was nog niet lang bij Cratander of hij werd vicaris der SL Maartenskerk, om den ouden prediker ter zijde te staan. Een enorme toeloop wa» het als hij in de kerk optrad en het Woord bediende, Oecolampadius als Hervormer. Vooral om de uitlegging der Schrift werd Oecolampadius zeer begeerd. Zijn invloee nam zoodanig toe, dat hij ook tot hoog leeraar aam de academie werd aangesteld, en naarmate zijn invloed grooter werd, werd die van Erasmus kleiner. Zijn naam als hervormer vestigde hij in 1526 te Bazel, waar hij, in plaats van Zwingli, een god geleerd twistgesprek had met Dr. Eek van I Ingelstadt en Taber. Op 21 Mei werd deze conferentie geopend. Eek en Taber, verge zeld van prelaten, doctoren enz., in damast en zijde gekleed, begaven zich naar de kerk. Hoe stak daarbij af de eenvoudigheid van Oecolampadius. Achttien dagen duurde het twistgesprek, waarbij Oecolampadius die tevens in voortdurend contact met Oecolampadius was wel een weinig be-1 vreesd, dat men een aanslag op zijn leven beraamde. Die vrees werd echter be- schaamd. Zijn zachtmoedigheid en de hel-1 dere overtuiging, met welke hij sprak, had den de sympathie voor hem doen ontvlam men. Te Bazel werkte de Hervorming stil, maar zeker door. Sommigen ging het wat al te langzaam. Na zijn komst te Bazel trad hij in het huwelijk met Willebran- dis, de dochter van een edelman aan het hof van keizer Maximiliaan. Dit gaf eerst wat opschudding, maar Oecolampadius zei- de: Ik volg eerbiedig de inzetting Gods en verhef mij boven het oordeel der menschen. Zijn dood op 25 November 1531. Oecolampadius is niet oud geworden. Hij werd slechts 49 jaar oud. Omtrent zijn ster ven kunnen wij het volgende vertellen. Bazel werd door een vreeselijke pestbe zocht De Hervormer bleef op zijn post en bezocht de kranken en stervenden. De ziek te greep ook hem aan en weldra lag hij op zijn stervenssponde. Aan genezing was niet meer te denken en Oecolampadius gevoel de dit zelf ook wel. Volgens zijn begeerte genoot hij nog het Heilig Avondmaal en tot de omstanders zei-: de hij: „Dit avondmaal zij het teeken van mijn oprecht geloof in Jezus Christus mijn Zaligmaker". Zijn toestand verergerde met het uur. Al zijn 10 ambtsbroeders waren om zijn sponde. En terwijl de dag van 25 Nov. aanbrak, herhaalde hij de woorden van Psalm 51: „Zijt mij genadig, o God, naar Uwe goedertierenheid! Heere sterk mij!'*, waarop zijn geest het lichaam ontvlood. Zoo was het einde van de Johannes der Hervorming. A. M. WESSELS. DE IJZEREN KANSELIER UIT DE ANTI-REV. PARTIJ A.R.J.A. OUD-ALBLAS Vrijdagavond 13 Nov. en niet Donderdag avond 12 Nov. a.6.. zooate eerst het plan was, wordt in de consistoriekamer der Ned. Herv. Kerk een vergadering van de A.R..T.A club „Colijn" gehouden, waar het hoofd der Chr. school, A. J. Bouwman, een inleiding hoopt te houden over „De Gemeentelijke De memoires van Hellmut von Gerlach. (Van onzen Duitschen Correspondent). Een avontuurlijk leven. Wanneer men niets meer te doen heeft, dan gaaf men zijn memoires schrijven. Zoo schijnt ook Hellmut von Gerlach er over te denken, want hij volgt het voor beeld van voormalige vorsten en gepensi- oeneende gesieraals. Nu hij voor zijn paci- fistischen arbeid niet meer over de „Welt am Montag" beschikt, heeft hij zijn toe vlucht genomen bij het „S Uhr-AbendblaP" en vertelt ons in onderhoudenden vorm het een en ander uit zijn avontuurlijk leven onder het opschrift „Van links naar Reeds als jong regeerimigsambtenaar voelde hij weinig voor de conservatieve levensopvatting der agrariërs, koos hij dapper partij voor de systematisch onder drukte arbeiders, waagde hij zich in socia listisch gezelschap en werd hij door zijn standgenooten als een rood gevaar he- schouwd. Als referendaris hield hij lezin gen. welke in het toenmalige Herrenhaus opschudding veroorzaakten en de toenma lige minister vaai ibdnnenlandsche zakon, von Putthammer, door en door reactionair, verbood hem kortweg het houden van voor drachten en het schrijven van kranten artikelen. Het gaat hem als menigen jour nalist van den bloede: de veiboden vruch ten smaken hlet zoetst Hij maakte zich zelfstandig, bewoog zich in democratische en socialistische kringen en wierp zich met prof. Quidde in den pacifistischen stroom van onzen tijd. De gehate titel. Een dier meest pikante gedeelten uit zijn memoires is het tijdperk, toen de jonge Gerlach in het district Lauenburg aijn pro motie tot landraad moest veroveren. In het district Laueniburg had Bismarck zich na zijn conflict met keizer Wilhelm II. ge vestigd. 1 Gerlach's chef. von Dolega-Kozierowski, gaf hem de noodige instructies voor zijn nieuwen werkkring. Hij zeide onder meer: „In het ambtelijk verkeer moet ge vooral nooit den titel „hertog van Lauenburg' gebruiken. Brieven met zulk een adres wordlen door Bismarck als „onbestelbaar' afgewezen. Het zien van zulk een adres is al voldoende, om hem ciek van woede te maken. De officieele brieven van de Ber- lijuschie ministeries, welke ik naar Fr ie drichsruh moet doorgeven, dragen natuur lijk alle dit adres, zijn dus aan den „Her- Overheid en werkloosheid". Belangstellen de geestverwanten ook van buiten de ge meente, zijn hartelijk welkom. Na afloop zal met de clubleden van Bleskensgraaf en Wijngaarden over de wenschelijkheid van samenwerking gesproken worden. DE HOEKSCHE WAARD Maandag 23 Nov. a.s. houdt de Hulpcen trale „De Hoeksche Waard" haar vergadering in de Chr. School te Klaaswaal, aanvangende des avonds om half zeven. Als voornaamste punt der agenda komt dan aan de orde de Statutenwijziging, waarvoor reeds een concept aan de onderscheiden Kie: veieenigingen werd toegezonden, na vooraf door het Bestuur besproken te zijn geweest. Er heeft voorts Bestuursverkiezing voor Hulpcentrale en voor de Statensectie plaats. tog van Lauenburg" geadresseerd. Die wor den dan eerst door mij in een nieuw cou vert gestoken, om zoodoende dezen gehaten titel weg te moffelen. „Wat zou de toen malige keizer gezegd hefcben, wanneer hem ter oore gekomen ware, hoe Bismarck op deze hooge onderscheiding zijns kei- zero reageerde! In deze tegemoetkoming lag natuurlijk een ondensteuning van Bismarck's haat tegen den keizer. Maar ,^der Alte", de no- tahelste inwoner van het district was dichtbij en alom gevreesd en de keizer was verat. Die wist niets van de adresver- andering wist niet, dat Bismarck in Frie- drichsruh verklaard ha)d, daft alle fpost- «endingen met het adres „Aan den hertog van Lauenburg" voorzien moesten worden met de opmerking „Annahme verweigertP' Hij wist ook niet, dat er in heel Duitsch- land niet een huis viel aan te wijzen, waar zooveel majesteitsbeleedigingen geprodu ceerd werden als op Friedrichsruh. De meeste vielen niet uit den mond van Bis marck zelf, maar uit dien van zijn vrouw. Hellmuth von Gerlach weet al deze in tieme bijzonderheden van den opperjae'it- meester Lange, die de bezittingen van den ijzeren kanselier met groot succes beheer de. Hij was het factotum van Bismarck en werd ieder oogenhlik door dezen of diens eohtgenoote om raad gevraagd. Over hooge politiek sprak Bismarck met hem weliswaar zelden, maar ®ijn haat tegen Berlijn luchtte hij vaak in diens tegen woordigheid en niemand was zoo goed om trent liet huiselijk leven in Friedrichsruh op de hoogte als de bedenkelijk laag gesa larieerde Lange. Gerlach kende hem als een vriend van zijn vader en was eiken Zondag bij hem te gast Binnen enkele jaren verdubbel dte hij door zajri uitstekend beheer de op brengst van den Sachsenwald, maar aan salarisverhooging werd door Bismarck niet gedacht. Toen Lange, oud geworden, om zijn pensioen verzocht, kreeg hij van Bismarck kortaf ten antwoord: „Ontslag wel, pensioen niet!" Lange diende nu een aanklacht tegen den kanselier in, daar hij op diens verzoek zijn voortreL'eilijkie positie als „königUch preussisdher Oberföreter" had opgegeven. Dit opzienbarend proces kwam echter niet ten einde, daar Bismarck inmiddels stie-f. Zijn zoom Herbert Bismarck maakte door een vergelijk een einde aan deze hoogst onverkwikkelijke zaak, welke de bekende krenterigheid van dien machtigen kanse lier onomsfootelijk bewees. Lange leidde von Gerlaoh eens door de woning ran Bismarck rond. Hij werd ge troffen door den spartaamsehen eenvoud van diens slaapvertrek. Die eenigste wand- vensiering was een portret van prof. Schwe ninger, die door den kanselier als zijn leveneredder vereerd werd. De kelders waren propvol met eet- en drinkwaar. De heerlijkste wijnen en likieiuren moesten zelfs den meest fanatieken geheelonthouder doen watertanden! Dat waren alles ver- jaardagsgeschenken, binnengekomen uit alle landen der wereld. „Er komt zooveel binnen oeide Lange dat we sterken dronk niet eens meer behoeven in te slaan en met worst, ham en kaas zijn wie voor de eerstvolgende jaren gedekt!" Op zijn waag, of Bismarck wel eens een tegengeschenk gaf, kreeg Ger lach van Lange ten antwoord: „Dan kent u den oude slecht! De man moet nog ge boren worden, die beweren kan, ooit van Bismarck iets ontvangen te hebben. Tal- looze deputaties en eer eg as ten verzochten- hem reeds om een souvenier van FriedricJisruh. Ik vestigde daarom zijn aandacht op de overgroote hoeveelheid boomen in don Sachsenwald en zeide, dat hij gerust aan de liefhebbers eon jonge eik 'kon schenken, overal in Duitschland zouden dan Bis- marek-eiken worden geplant. Dat kostte niets en was geheel naar zijn hart Van toen af verliet geen deputatie Friedrichs ruh meer zonder een jonge eik. Toen von Gerlaoh als assessor naar het district Lauenburg terugkeerde, werd hem de begrooting der belastingen opgedragen. De dienstdoende landraad zeide tot hem: „Op één ding wil ik uw aandacht vestigen: tot ons district behoort natuurlijk ook Bis marek. U zult hoogstwaarschijnlijk ver baasd opzien bij het doorlezen zijner korte verklaringen en opvallend lage taxaties. Niettemin verzoek ik u dringend, hem vooral niet met vragen lastig te vallen, of aanmerkingen dienaangaande te maken. Dat zou hem verschrikkelijk opwinden. U weet, hoe hij over belastingen denkt! Na tuurlijk is iedereen overtuigd, dat zijn in komen hooger is, maar ik heb ervaren, dat hij een deel van zijn kapitaal heeft overgeschreven op zijn kinderen. Daarmee kunnen we dan het verschil egaliseercn". Gerlach was dus op het ergste voorbe reid. toch schrok hij, de belastingopgaven van Bismarck lezende: zij bevatte slechts een paar korte, lage getallen. Door zijn langdurig verkeer met den opperjager Lange was hij immers beter op ae hoogte van Bismarck's finan- cieelen toestand, kende hij de grootte van diens pensioen, zijn reusachtige bezittin gen in Barzin, Schönhausen, Friedrichsruh. Stormarn, wist hij van diens vermogen, dat door Bleichröder beheerd wend. Hij zag met een enkelen blik het reusachtig ver schil tusschen de belastingopgave en de werkelijkheid! Toen de zaak in de com missie. ter sprake kwam, lachten de hoe ren elkaar schouderophalend toe en toen Gerlach vroeg: „Wenscht iemand hiertoe het woord?" bleef ieder ziwijgen. Op zijn tweede vraag: „Zullen we oris met deze opgave vereenigen?" klonk het eenparig antwoord: „Ja!" En hiermee was de zaak afgedaan. Bij een wandeling door het park van Friedrichsruh werd de jonge von Gerlach op zekeren dag aan Bismarck door den op- perjachtmeester Lange voorgesteld. Bis marck was voorkomend, maar beperkte zich tijdens het discours, dat hoogstens tien minuten duurde, tot bijkomstigheden. Hij spraik over de familie von Gerlach, van wie de oude legitimist Ludwig von Gerlach hem verre van sympathiek was. Overigens zag hij in Hel'Imut von Gerlach den amb tenaar, den vertegenwoordiger van een regeering, waarmede hij op voet van oor log stond! Gerlach's chef, von Dolega-Kozierowski, werd nooit door Bismarck nitgenoodigd en kon dus alleen op de cour voor zijn geboortedag, den len April verschijnen. Toen hij van dit officieel bezoek eens terug keerde, vertelde hij aan Gerlach: „Ik hei) den Fijrst niet eens te zien gekregen. Met mij wachtte een groot gezelschap op de ontvangst Plotseling verscheen prof. Schweninger met de mededeeiing, dat 't met gelukwenschen was afgeloopen. Zijne Doorluchtigheid ihad reeds drie flesschen champagne gebruikt, daar hij iedere depu tatie persoonlijk tewoord wilde staan en met iedereen wilde aanstooten. Daar moest een eind aan komen. Bij het dejeuner moest opnieuw gedronken wordein". Schweninger was een strenge lijfarts. Meer dan drie flesschen champagne op een enkelen och tend schenen lieqj voldoende en zelfs te veel. Bismarck hield met dezen wensch rekening. Schweninger was hoogstwaar schijnlijk de eenigste, naar wiens wen- schen Bismarck zich ooit gevoegd heeft! PALESTINA VAN HET HEDEN Radio-rede van H. DIEMER. IV (Slot) Hoogst merkwaardig is, dat de joodsche koopman geschikt bleek te zijn als land bouwer op te treden. Wij zouden ons joden toch moeilijk als grondbewerkers kunnen voorstellen. De metamorfose is volkomen geslaagd, al zijn er natuurlijk ook misluk kingen geweest. Bij het bezoeken van jood sche kolonies hebben wij respect gekregen voor het doorzettingsvermogen der immi granten, die toch allerlei comfort vaarwel hadden gezegd, om hier in de eenzaamheid zich te zetten aan gansch ongewonen arbeid. De lanidi- en tuinbouw is dii'ect op moder- tie wijze aangevat Land- en tuinbouwscho len zijn gesticht en de nieuwste werktuigen in gebruik gesteld, terwijl de Arabieren nog precies arbeiden als ten dage der oude israëlieten geschiedde. Woeste gronden zijn door ont- en bewateringssystemen, herscha pen in bruikbaren bodem. Voor de gezond heid gevaarlijke moerassen zijn ziektevrij gemaakt. Nette woningen zijn gebouwd en de vergelijking met de vuile Arabische dor pen is wel opvallend groot. Electriciteit is te hulp geroepen en de auto in gebruik ge steld. Industrieën, natuurlijk meest van kleinen omvang,' reiken land- en tuinbouw de hand, om de kolonisatie steviger bodem te geven. Aan het schoolwezen is alle zorg besteed. Van de bewaarschool tot de Universiteit en het Technicum. Natuurlijk, de jood behoort tot een intellectueel ras. Wij vreezen zelfs wel, dat aan de geleerdheid wat al te veel offers worden gebracht, dat er een te groo- te klasse gestudeerden zal komen en dit bergt ook weer geweldige gevaren in zich. Dat men er in geslaagd is, van het Hebreeuwsch weer eep levende taal te maken, is wel buitengewoon merkwaardig. In Tel-Aviv hoort men niet anders spreken, zoowel door den chauffeur als door den koopman of de dienstbode. Een merkwaardig centrum van Joodsch leven is de nieuwe, reeds genoemde stad Tel-Aviv, wat lenteheuvel beteekept. Zij ligt iets ten noorden van Jaffa aan de kust van de Middellandsche Zee in de vlakte van Saron. In 1909 verkozen eenige joodsche kooplieden en ambtenaren uit Jaffa, haar als villa-dorp. In 1919 telde het plaatsje 3000 inwoners. Echter d'aarna ging de groei zóó snel, dat de Stad in 1929 er 40.000 had. Tel-Aviv is de eenigste stad ter wereld, waar alleen Joden wonen. Alle diensten, tot de politie toe, 70 man sterk, worden uitgeoefend door joden. Ook de eenigste brandweer van Palestina. Hier heeft het Zionisme zijn hoog tepunt bereikt. Het schoolwezen is hier het sterkst ontwikkeld'. Alle kinderen boven den allerjongsten leeftijd ontvangen onderwijs. Universiteit en Technicum zijn hier geves tigd. In de opera worden Hebreeuwsche stukken opgevoerd. De opschriften der stro ten en winkels zijn gesteld in Hebreeuwsch karakter. De straten zijn breed aangelegd en de boulevards ontbreken niet Bankgebouwen herinneren aan West-Europa en Amerika. Op het raadhuis zetelt de gemeentelijke volksvertegenwoordiging, gekozen bij directe keuze. Ook ontbreekt het vrouwenkiesrecht niet, in het Oosten overigens onbekend. De socialisten 'hebben de meerderheid in den Raad. De stadsbibliotheek is gevuld met werken in alle talen. Twintig boekwinkels demonstreeren het cultuurleven. Er verschij nen twee dagbladen, waarbij één socialis tisch en meerdere periodieken. Ziekenhuizen en poliklinieken staan ter beschikking van de bevolking. De arbeiders hebben een eigen ziekenfonds met talrijke doktoren en ver pleegsters. Weeshuis en oudeliedengesticht zijn insgelijks verrezen. Op Zaterdag, den joodschen Sabbath, rost alles in Tel Aviv. Uit wat wij mededeelen over Tel Aviv, heeft men reeds begrepen, dat onder de Joden in Palestina de politiek ijverig wordt beoefend. Wij vroegen een Zionist of hierin geen gevaar school voor de toekomst van Palestina, Vooral wijl het socialisme sterken aanhang vind't. Ook het communisme ont breekt niet. De vele Russische joden hebben wel voor den import gezorgd. Aan de Doode Zeo ontmoetten wij een troep communisti sche jongelui uit een kolonie op coöperatie ven grondslag onder leiding van een leeraar. Mij werd geantwoord, dat zulks volkomen logisch \va«. De joden wenschen in Palestina het cultureele leven uit Europa en Amerika gewoon voort te zetten. Door het uitwisselen der ideeën, meent men het best 't algemeen goluk te kunnen benaderen. Echter leek het ons wél een gevaar, vooral gezien de felheid waarmede joden hun opvattingen plegen aan te hangen en te verdedigen. Ons rest thans nog tc behandelen de ver houding tusschen mohammedanen en joden. Dit is een heet hangijzer voor Engeland ge bleken te zijn. Zoolang de immigratie der joden niet ovei groote getallen liep, bleef de mohammedaan scha wereld kalm onder het geval. Maar het £±joodscht noiONies or nederzettingen ST EDEtt. WAAÖVAM DE BEVOLKIMG in meerderheid uit jooen bestaat "HAAM opdringen werd al sterker en vele joden kwamen er rond voor uit, dat de bedoeling was, geheel Palestina eenmaal tot nationaal eigendom te maken. Ongetwijfeld was dit in strijd met de Balfour-verklaring en riep dit de Arabieren in 't geweer. Door den landaankoop in 't groot thans is 13 pCt. van den bebouwbaren bodem jood'sch bezit worden de mohammedanen steeds meer teruggedrongen, ofschoon de efferadi's zelf hieraan medewerken door gaarne de flinke koopsommen in ontvangst te nemen. Daar komt jalousie bij. De joodsche kolo nies bieden vrij wat appetijtelijker beeld dan de arabische dorpen en steden. Van deze nieuwe welvaart, van de cultuur en van den gezondheidsdienst genieten de mohamme danen ook, maar vooral de leiders staan er afwijzend tegenover. En de mufti, het hoofd der islam-bel ij de re is een machtig man. Dan is daar nog de kwestie van den Klaagmuur te Jeruzalem. De Klaagmuur is een deel van den muur van liet oude Tempelplein. Het plein is in bezit der mohammedanen, waar op hun Omar-Moskee staat. Voor de Joden is de Klaagmuur een heilige plaats, waar voortdurend en vooral op den Vrijdag, ge beden worden uitgestort Hadden de joden het hierbij nu maar gelaten, maar zij hiel den er ook nationalistische betoogingen. Dit ging zich wreken, wijl de Arabieren nu tegen- betoogingen op touw zetten. Hieruit zijn in de laatste jaren troebelen voortgekomen, waarbij slachtoffers vielen. In verband hiermede en als reactie tegen over dun groei der joodsche beweging in 't algemeen, hadden aanvallen plaats op jood sche kolonies en zelfs op Tel Aviv. De joden wapenden zich en de verhouding werd steeds slechter. Voor de Klaagmuur-kwestie benoemde de Engelsche regcering een commissie. Deze deed pas uitspraak en beproefde beide par tijen te bevredigen. Het eigendomsrecht dei- arabieren werd erkend, maar de joden moch ten hun traditioneel gebruik blijven volgen met eenige beperkingen, ter vermijding van mohammedaansche gevoeligheden. Bij deze uitspraak zullen de twee groepen zich wel neerleggen, al protesteeren ze ook allebei. Engeland heeft lang niet alleen genoegen van zijn mandaat. Dezen zomer liep het gerucht, dat het er wel af wilde. Gelukkig is dit later weersproken. Slechts Engeland kan d'e leiding houden bij den opbouw. De joden verwijten de Engelsche bewindvoer dere, welke zij eerst met gejuich hebben in gehaald, dat dezen blijkbaar den arabieren meer welgevallig zijn dan hun en dat aldus in strijd gehandeld wordt met de Balfour- verklaring. Wij gelooven dit niet. Maar wel kwam het ons voor, dut het snol opdringen der joden bij de Engelsche regeering vrees deed ont staan voor een naderenden burgeroorlog. Gelukkig ziet men aan Joodsche zijde steeds meer en meer in, dat het Palestina werk slechts slagen zal, als er een vreed zame verhouding bestaat tusschen Arabie ren en Joden. Blijkt dan in dc toekomst, dat de joden door hun raseigenschappen langs lijnen van geleidelijkheid de eerste plaats gaan innemen met volle rechten voor de andere groepen, zoo zou dit proces niet ge stuit behoeven te worden. Maar een onaf hankelijke mandataris kan hierbij niet ontbreken. Zoo maakt Palestina thans een groei periode door, na eeuwen van economische en staatkundige rost. Op ons maakte hot aanschouwen van wat daar thans plaats grijpt, een wonderlijke indruk en telkens .stelden wij in onze gedachten Oudheid en Heden naast elkaar. Eén wensch domineerde daarbij toch wel. Om nog eens weer. over een aantal jaren, met eigen oogen te mogen zien, of dit stuk van het Morgenland zirh nog verder ver wijderd zal hebben van het verleden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 9