ZONDAGSBLAD DAMRUBRIEK. S36 O Redacteur: W. HOEKSTRA. Tulpeboomstraat 6, Den Haag. Alle .inzendingen betreffende deze rubriek te zenden aan bovenstaand adri Voor alle vraagstukken geldt: WIT BEGINT EN WINT", singen worden binnen 3 dagen ingewacht en over 14 dagen met de namen der oplo: OPLOSSINGEN No. 413. Auteur: A. VAN DOMMELEN Wit: Zwart: 1- 47—42 2. 22—18 3. 42—38 4. 38X29 5. 35X24 37X46 13X33 46X19 24X33 No. 414. Auteur: J. DE LANGE Wit: 29—24 34—30 24—20 34—29 4338 10X19 25X14 14X25 25X32 17X39 3X14 39X30 No. 415. Auteur: C. Th. HUIZER. Wit: Zwart: 1. 31—26 22X31 2. 38—33 28 X 48 3. 32—28 23X41 4 26X37 41X32 5. 44—39 48 X44 6. 50X10 4X15 7. 25X1 cn wint No. 416. Auteur: HUQUENÏN Wit: Zwart: 24—i 20X' !0X7 en wint Goede oplossingen ontvangen van de heeren: Th. Meulendijk. W. C. van Gent. A. van Dommelen, G. Lems. G. van der Burg. H. Lems, B. G. Klijn, allen Rolterdam; L. Mol, Loosduinen; W. F. Praas Nij- v?rdal: C. Robbemond, Maasdijk; T. Striegel, Hen- drik-Ido-Ambacht; J. van Vliet Pzn.. Naaldwijk; J. de Wilde, Schiedam; J. de Zoete, Voorburg; W. Spuy G. van der Meulen, J. H. Segaar, J. Henne- veld. F. Janson, allen Den Haag; W. Verkade, Maas- diik CORRESPONDENTIE. W. C. v. G. Wilt U zich wenden tot den heer A. van Dommelen Blokmakerstraat 29, Rotterdam. J. L. Springer, en niemand anders. A. v. D. Laatst gezonden probleem te bekend. VOORDEEL IN DE OPENING 622-27 7. 31X22 18X27 8. 32X21 16X27 Zwart wint nu steeds één schijf door 27 -32 1924 14X21. Op 37-31 volgt 12—18 18X27. Op 37—32 11 IC en 16X27. Het motief van deze opening is van don Fran- schen speler Labouret. PARTIJ-COBINATIE lu een partijstand kwam onderstaande positie voor. waarin wit een eenvoudige doch aardige com binatie over hot hoofd zag. De stand was: Wit speelde verplicht 1. 43—38 22- 2. 29—23 28X19 3. 38—32 37 X 28 4. 39—33 28X30 5. 35X2! en wint OPENINGS-COHBINATIE Wit maakt nu de volgende combinatie: 3024 28X19 37—31 39—34(a) 44X4 (a) Op 27—21 38—32 42X2 PARTIJ VAN RAICHENBACH De jeugdige Poolsche speler Raichenbach, gedu rende eenige jaren reeds woonachtig in Parijs, heeft sterk de aandacht op zich gevestigd door zijn fraai spel gedurende het Internationaal tournooi te Pa rijs. Hieronder volgt een van zijn partijen gespeeld tegen Maxime FayeL 2. 33—29 3. 37X28 4. 41—37 5. 37—32 6. 39—33 7. 32X41 8. 44—39 9. 41-37 10. 37—32 11. 46-41 12. 41—37 13. 36—31 14 47—41 15. 41-36 16. 50-44 17. 34—30 18. 28X30 19. 40—34 20. 44—40 21. 30-24 22. 33X22 23. 39—33 24. 33-24 25. 43-39 26. 49-43 27. 39—33 28. 33 X 24 23X32 20—25 17-21 21-26 26X37 16-21 11—16 14—20 10—14 6—11 21—26 5—10 16-21 11-16 19-24 25X23 20-25 14-20 10—14 20X29 14—20 20X29 1—6 9-14 14—20 20X29 3-9 29. 32—28 30. 34—30 31. 40X29 32. 37—32 33. 32X41 34. 35—30 35. 45—40 36. 40—35 37. 41—37 38. 38X27 39. 28X17 40. 36X47 41. 43—39 42. 42—37 43. 48—42 44. 42—38 45. 30—25 46. 39—34 47. 34—30 48. 37—32 49. 38—33 50. 24—20 51. 29X20 52. 20X9 53. 30—24 54. 35 X 24 55. 33—28 56. 24—19 57. 25—20 58. 20—14 Wit geeft op. 6—11 25X34 12—18 26X37 7—12 9—14 11—17 21—27 27—31 17—22 12X41 18—22 16—21 22—28 21—27 13—18 4—9 8—13 2—8 28X37 14—19 15X24 9—14 13X4 19X30 27—31 31—36 8—12 37—41 41—46 Vervolgens twee partijen van den Haagschen spe ler J. Winkelman, een veel belovend speler van het „Residentie Dam-Genootschap". De eerste par. tij is uit den wedstrijd om de Miss Blanche pla quette 1931. Wit: J. WINKELMAN Zwart: Mr. W. C. J. POLMAN 2. 34-29 3. 40—29 4. 44—40 5. 23—19 6. 40—29 7. 37—32 8. 41—37 9. 46—41 10. 50—44 11. 32—28 12. 44—40 13. 29—24 14. 33—24 15. 35—24 16. 28—17 17. 31—26 18. 39—34 19. 43—39 20. 37—31 21. 40—35 22. 31—27 23. 26X37 24 49—44 25. 44—40 26. 36—31 27. 24-13 28. 41—36 29. 3933 30. 37—32 31. 31—26 32. 36—31 33. 42—37 34. 48—42 35. 31—27 36. 32—28 37. 42—38 38. 47—7 39. 7—2 1. 34—29 2. 40—34 3. 4540 4. 29—20 5. 50—45 32—28 7. 35—30 8. 30—25 9. 31—27 10. 37—32 11. 41—37 12. 40—35 13. 34—30 14 44—40 15. 39-34 16. 34—29 17. 40X20 18. 49—44 19. 44-40 20. 37—31 21. 42X31 22. 47—42 23. 42X31 24. 27—22 25. 31X11 26. 46—41 27. 41—37 28. 37-31 29. 31—27 30. 36-31 31. 31—26 32. 43—39 33. 39—34 34. 34-29 35. 40X20 36. 48—43 37. 43—39 .38. 39—34 39. £7—21 40. 32X12 41. 12X23 42. 30X10 43. 35X24 18—23 23—34 12—18 19—23 14—34 20—25 10-14 5—10 14—20 7—12 10—14 14—19 20-29 19—30 17—22 11—22 18—23 13—18 1—7 7—11 9—13 22—31 18—22 12—18 11—17 13—19 8—19 4—9 9—14 14—20 2—8 8—13 16—21 6—11 22—31 23—43 43—41 3—8 19—24 8—12 Zwart geeft op 20-25 14—20 20—24 25—14 15-20 10—15 17—21 21—26 18—23 11—17 17—21 7—11 14—20 12—18 2—7 23X34 15X24 7-12 5—10 26X37 21—26 26X37 11—17 18X27 6-17 12—18 18—23 10—15 13—18 8-12 9-13 4—9 1—6 23X34 15-24 18—23 12—18 6-11 16X27 23X43 19X39 39X30 ZATERDAG 31 OCTOBER J No. 44 JAARGANG 193T bckoorciidb^^^^ bü l. NIEUWE LEIDSCHE COURANT GELD VOOR GEEN-BROOD vettig-heid zlc verlustigen. Jeaaja 55 2. Wie met zijn geld niet zuinig behoeft te zijn denkt er nauwelijks om, dat brood ook geld kost Wat hij voor zijn dagelijkseh levensonderhoud heeft te be steden behoort tot de vaste uitgaven waar hij verder niet naar omziet Zorgvuldig overleg komt eerst aan de orde bij wat iet dagelijkseh onderhoud te boven gaat, bij wat geen brood is. Maar wie niet zoo ruim in zijn geld zit, wie iederen penning moet omkeeren voor hij hem uit geeft, die is wel genoodzaakt bij die eerste uitgaven nauwkeurig na te gaan wat hij voor zijn geld krijgt. En onverantwoordelijk dwaas zou zoo iemand han delen als hij allerlei niet-noodige dingen zich ging koopen en ten slotte geen geld meer overhield om er brood voor te koopen. Helaas, dat ook in dezen letterlijken zin tot zoo- velcn de verwijtende en toch van diep medelijden getuigende vraag kan gericht worden: Waarom weegt gijlieden geld uit voor hetgene dat geen brood ie en Uw arbeid voor hetgene dat niet verzadigen kan? Toch had de vraag van den profeet niet deze strek king. Ze was blijkbaar figuurlijk als beeldspraak bedoeld. Maar de vraag wordt juist in dezen vorm gebracht om het volk te doen gevoelen de dwaasheid van wat zij bezig zijn tc doen. Ge moet deze vraag nemen in het verband waarin ze voorkomt. Ze volgt op de dringende noodiging tot het heil des Heeren vervat in de zoo welbekende woorden: O alle .gij dorstigen komt tot de wateren en gij die geen ge.d hebt, komt, koopt en eet; ja, komt, koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk. Milder kan de noodiging zeker niet gesteld wor den. Niet alleen dat er voor de dorstigen water is, er is voor de armen spijze in overvloed. Zelfs wijn en melk, de keur van de gaven der natuur. Het kan gekocht worden zonder dat het geld kost. En toch wordt het koopen genoemd omdat deze kostelijke gaven in eigendom worden gegeven alsof ze gekoent en betaald waren. En in verband daarmee wordt nu aan deze ellen- tiigen de vraag gedaan, waarom ze toch geld uit wegen voor wat geen brood is. Het beeld, dat hier aan het dagelijkseh leven van het Oosten is ontleend, maar dat toch ook in onze samenleving wel past, heeft hoe zou het anders kunnen? ook een sociale betcekenis. Er spreekt diepe deernis met de armen uit die vraag. Waarom doet ge toch zoo, waar ge al wat gij behoeft om niet kunt verkrijgen? Waarom uw schamele penningen, die te kort schieten voor uw onderhoud, bijeengegaard cn zo uitgegeven voor wat brood schijnt maar het niet is? Natuurlijk moeten er dan ook bedriegers zijn, die van de verlegenheid der armen partij trekken om ze te misleiden en hun te verkoopen voor geld heti dat geen brood is en hen te laten arbeiden voor Wat geen voedsel is noch tot verzadiging strekt En de profeet vraagt hen in bewogenheid des har ten, waarom zo zich toch door deze bedriegers laten misleiden, in plaats van te hooren naar Hem, die hun overvloed geeft om niet. Moet ook in den nood van onze dagen de ziel van wie waarlijk God vreest en zich daarom over de armen ontfermt niet bewogen zijn over de misleiding, waaraan de breede schare die niets heeft dan dit tijdelijk leven al meer en meer ten prooi wordt? Misleiding, niet opzettelijk in 't werk gesteld, maar als gevolg van de verblindheid dergenen die zich voor leidslieden uitgeven. En als de blinde den blinde leidt, ook op sociaal terrein, zoo vallen zij beiden in de gracht. Naar de macht wil men de hongerigen leiden. Maar macht alleen geeft geen brood. En aan het einde hun opoffering van geld en inspanning gekomen, zullen deze hongerige armen niet vinden het para- rijs dat hun is beloofd. Velen dergenen die dit nu al inzien laten zich verlokken tot geweld. Maar ook dat geweld brengt hun geen sociale welvaart. En zij nog erger wegen geld uit voor wat geen brood is, hun arbeid voor wat niet verzadigen kan. Maar ook al kwamen de voorzeggingen uit, die de verleiders des volks aan de schare voorhouden, dan nog niet bereikt datgene wat in hooger zin brood voor den honger en verzadiging van de behoeften is. Want er is een honger, een nood, die veel dieper ingrijpt dan wat voor ons levensonderhoud dient. Er den mensch een ledig, dat alleen met God kan vervuld worden. Een dier is met wat de maag vult tevreden gesteld. Maar niet een mensch. Wie daarom de menschen laat offeren en arbeiden alleen om de spijze die vergaat, die maakt zich schuldig aan de lierooving der ellendigen in veel erger mate. Hij laat hun betalen en werken voor wat den mensch als mensch niet bevredigen kan. En daarom zegt Jezus tot de scharen, die hij door zijn wondermacht heeft gespijzigd, den dag daarna: Werkt niet om de spijze die vergaat maar om de spijze die blijft tot ln het eeuwige leven (Joh. 6 27). Toch zijt ge ook hiermede nog niet waar ge zijn moet. Want ook wie verstaan heeft, dat er om den mensch als mensch te verzadigen nog een ander brood noodig is dan wat ons lichaam voedt, loopt nog maar al te zeer gevaar zelfs hier zijn geld uit te wegen voor wat geen brood is en zijn arbeid voor wat niet verzadigen kan. Niet dat die geestelijke spijs voor geld te verkrij gen is. Geld is hier ook beeldspraak en beteekent al datgene wat voor ons zelf waarde heeft, geeste lijke waarde, en in de samenleving van waarde En nu kan de mensch, in zijn zoeken naar wat zijn ziel verzadigen moet, o zoo licht aangrijpen wat zijn ledig niet vervullen kan. Daarvoor ontzegt hij zich dan andere dingen, hij getroost er zich opofferin gen voor, hij spant zich in om dat te bereiken. Maar wee hem, indien hij hierin mistast. Dan heeft hij alles opgeofferd en nog niet verkregen wat hij zochL Dan is hij alles kwijt zonder zijn doel bereikt te hebben. Zulk uitwegen van geld voor wat geen brood is, i; allo pogen om door eigen inspanning den vrede des harten te venverven, alle pogen om door het volbren gen van den eisch Gods tot de zekerheid van ons eeuwig heil to komen. Want dat is onbereikbaar. Hier geldt, zij het ook in eenigszins anderen zin het psalmwoord: „want de verlossing hunner ziel is te kostelijk en zal in eeuwigheid ophouden" (Psalm 49 9). Hoevelen hebben het in ernst beproefd langs dozen weg. Maar ze hebben het ledig van hun hart niet met hun eigen geestelijke waarden noch met den arbeid hunner ziel kunnen vervullen. Neen, dat alles bracht hun niet do verzoening hunner zonden, don vrede met God en het leven, maar deed hen verstarren in doodelijko eigengerech- Want leven is alleen in de herstelde gemeen schap met God. Dat herstel is door Christus bewerkt. En door het geloof in hem gaan wij tot die herstelde gemeenschap in. Dan vinden wij het alles als een genadegave van God. We vinden het geheel en volkomen, zonder te kort. En het brood dat dit herstelde gemeenschaps leven met God voedt en sterkt is het evangelie der genade. Het evangelie in zijn wijden omvang, zooals de Kerk van Christus er belijdenis van doet in de arti kelen van haar algemeen geloof. Voeg erbij, zooals uw Cateohismus u die artikelen leert verstaan ea gelooven. Wie er alles voor over heeft om zoo door geloof de waarheid Gods aan te nemen, te verstaan, te gebruiken en erbij te leven, die geeft geen geld meer uit voor wat geen brood is. Want die leerde aan dachtig te hooren naar den Heere en vond, ja vindt telkens meer verzadiging ten eeuwigen leven. DE CACTUS Gij bergt een rijk mysterie. Gij cactus, wond're plant! Uw prikkelende stekels Verwonden ied're hand; Ma ir uil uw dorrende armen Ontbloeit een kleurengloed, Die oog en hart der menschen Verkwikt, en juichen doet. Wat zijt gij leelijk, cactus, Door menigeen veracht! En toch wat rijke bloesem Schonk U Gods liefdemacht! Uit toonbeeld van verwarring, Van armoe en ellend, Schept Hij een beeld van schoonheid Als de aard geen schooner kent. Van 't goud der purp'ren kilken Stroomt als een zilv'ren gloei Een beek vari zijden draden Der wereld tegemoet. Zij predikt den verloor'ne: „God redt uit allen nood; Hij wekt in zijn ontferming Het leven uit den doodl" Is niet het nieuwe leven Zoo'n godd'lijk wonderwerk? De Heer maakt dooden levend En machteloozen sterk. Is 't oude zondcleven Dor als de cactus is Werd Jezus onze Heiland, Dan bloeit de wildernis! Dr. J. H. GUNNING J.Hzn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 11