«88 ZONDAIGSBLAD DAMRUBRIEK. m m m kf a m m m m 320 O Redacteur: W. HOEKSTRA, Tulpeboomstraat 6, Den Haag. Alle inzendingen beireftende deze rubriek te zenden aan bovenstaand adres. Voor alle vraagstukken geldt: „WIT BEGINT EN WINT", Oplossingen worden binnen 8 dagen ingewacht en over 14 dagen met de namen der oplossers gepubliceerd OPLOSSINGEN Auteur: A. VAN DOMMELEN Wit: Zwart: 30—31 16—11 11X21 25X31 en wint 40X19 19X17 17X20 No. 110. Auteur: A. VAN DOMMELEN Wit: Zwart: 1. 49—13 2. 27—21 3. 10—31 1. 50-11 5. 36—31 0. 16X18 7. 21X5 cn i 39X26 18X27 30X39 39X58 50XU 26X28 No. 111. Auteur: C. HAVELAAIL Wit: Zwart: L 38—32 27X38 2. 30—25 36X27 3. 37—31 26X4G 4. 39-33 28X39 5. 29-23 46X30 25X1 15X24 7. 1X13 cn wint No. 412. Auteur; J. DE LANGE Wit: Zwart: 1 32—2b 17X26 2. 27—21 26X17 3. 30—24 19X30 4. 39—34 30X56 5. 28—23 50X19 G. 29—24 47X20 7. 15X4 en wint DAMMEN IN DEN HAAG Hedenavond zal in gebouw „Patrimonium", Steyn- lnan, Den Haag, een simultaan-seanco worden gege ven door onzen damredacteur. Aanvang 8 uur. Spe lers en toeschouwers welkom. In Purijs is een wedstrijd gehouden om den titel van wereldkampioen. Het is den Franschen gelukt op duistere wijze „herrie" te krijgen met den Ned. Dam-Bond met het vanzclf-sprekcnd resultaat, dut den Hollandschen spelers niet werd toegestaan aan liet Fransche tour- nool deel te nemen. De Franschen hadden hun, o.i. opzettelijk, doel bereikt, en waren do geduchte Hoilandsche tegen standers kwijt Inplaats van do Hollanders versche nen eenigc Zwitsersche spelers op het tooncel van den strijd. In 1930 waren deze 6pelers in Lyon, waar zij in een handccop-tournooi van „Dntiucr- Lyonnuis" uitkwamen. Do bekendo speler Marcel Bnnnard gul aan deze sterren respect. 2 cn l'/fc schijf voorgift, en klopte ze gedecideerd! Slechts een 3-tal spelerst van de 10 deelnemers, kwam in werkelijk heid in aanmerking ann een dergelijk tournooi te kunnen deelnemen. En aan den speler die als nummer 1 van dit treu rige dum-festijn zou eindigen, werd don titel toege zegd van wereldkampioen! Hoe weinig wij voor ons ook dwepen met titels op sportgebied die is wel een beetje erg^ De Hollanders hebben in een duur cn prach tig goorganiseerd tournooi in do Militie-zaal te Amsterdam, getoond wat zij voor liet spol over hebben en do Franschen hebben in een onoogclijk café-zaaltje te Parijs bun onmacht laten zien. Nu jn, Fabrc is als nummer één geëindigd en wordt door zijn vriendenkring „Champion du Monde" genoemd. Dp eindstand 1. Fnbre 27 p.; 2. Bizot 26 p.; 3. Weiss 25 p.; 1 en 5 Baicbenbnch on King 21 p.; 0. Garoute 15 p.; 7. Fayct li p.; 8. Boissinot, 11 p.; 9 en 10 Poiroux en Vuillc, 7 punten. Zooals men uit dit lijstje ziet zijn zelfs zéér sterke Fransche spelers, zooals: Bonnard, Molimard, Ricou, niet van de partij geweest. Dat geeft te denken. Er is niemand, uitgezonderd een klein groepje Parijsche spelers, die aan den door Fabre gewonnen titel ecnigo waarde toekent. Een match tegen Springer zal Fabre wel eenigen tijd weten tegen te houden, want dan zou hij al te spoedig een herdruk van zijn beroemd geworden visite-kaartjes het licht moeten laten zien. 'N BLINDPARTIJ VAN DEN WERELDKAMPIOEN Te Alkmaar speelde Springer tijdens zijn laatst gehouden tournee een blindpartij tegen II. J. Lize. Springer vergiste zich in den stand en gaf op. Het verloop was: Wit: LIZE Wit: 1. 31—30 2. 30-21 3. 35X24 4. 32-28 5. 37X28 6. 40—35 7. 35X24 8. 45-10 9. 40-35 10. 35X24 11. 44—40 12. 40—35 13. 35X24 14. 49—14 15. 11—40 16. 40-35 17. 35X24 18. 41—37 19. 38-32 20. 31—27 2L 28—23 22. 23X12 23. 27-22 24. 32 X 23 25. 39—34 26. 23X12 27. 12—8 28. 8X19 29. 43—39 30. 47—41 31. 19—13 32. 37—31 33. 41X1 Zwart: SPRINGER 20-25 19X30 18—23 23X32 14—19 19X30 10—14 14—19 19X30 9—14 14—19 19X30 5-10 10—14 14—19 19X30 4—10 10—14 17-21 21—26 12-18 8X17 17X28 7—12 12—18 14—19 19X28 3—9 25X30 1—7?? 9X18 26X37 opgegeven Vraagstuk no. 414 Auteur: J. DE LANGE, Den Haag UIT ONZEN LEZERSKRING Vraagstuk no. 413 Auteur: A. VAN DOMMELEN, Rotterdam ijjr lipT '||p lip' If .w Zwart: 3, 5, 8, 10—13, 17, 21, 25 Wit: 11, 20, 22, 28, 29, 30, 33-35, 43, 41 Vraagstuk no. 415 Auteur: C. Th. HUIZER, Den Haag PP «es m Él m Hl HP st Hl ssa Ut fff n O 83 m Hf Hf i Zwart: 4, 7—9, 14,- 18, 20, 22—24, 28, 34 Wit: 21, 25, 27, 31, 32, 37, 38, 12—11, 40, 49, 50 VOOR BEGINNERS Vraagstuk no. 416 Auteur: HUQUENIN Zwart: 8, 10, 12, 11, 21 Wit: 23, 24, 32, 31, 42 Uit: „Le Da mier", Zwart: 9, 10, 13, 14, 20, 21, 30, 37 Wit: 22, 23, 28, 32, 35 41, 37—19 Goed opgelost door de hoeren: L. Mol Loosduinen; W. C. van Gent, B. C. Klyn, G. van der Burg (107 412), G. Lems, II. Lems, A. van Dommelen (111112), allen to Rotterdam; W. Verkade, Maasdijk; W. F. Proos, Nijverdal; F. Janson, J. Henncvcld, D. den Hertog, P. Spuy, W. Spuy, J. WinkelmanII. Zijlstra, G. van der Meulen, allen Den Haag; J. de Lange (109-111) Den Haag. CORRESPONDENTIE. W. C. v. G. te R. Het reglement zegt, dat men één maal over dezelfde schijf mag slaan, doch meerma len over een veld. J. v. D. Niet steeds is men even gelukkig in de re dactie van een eenvoudig damberichtjo, zooals uit liet gezonden knipsel bleekl Dank voor toezending. „Dam" te U. U bent een van de onverheterlijken. Waarom wilt U weten of schaken moeilijker is dan dammen? Laat ik eens zondigen tegen de etikette en Uw vraag met een wedervraag beantwoorden: Zegt U mij eens, wat Is moeilijker: knikkeren of hoepelen? Is Natuurkunde moeilijker dan wiskunde? Is liet bespelen van een piano moeilijker dan van (Denk om uw plantsruimte s.v.p. Red.) Inder- duad, U heeft gelijk. Stop. L. M. te 's-Gr. Zie berichtje in deze rubrlok. A. v. D. te R. e-a. Analyse-vraagstuk Springer wordt vervolgd in eerstvolgende rubriek. ZATERDAG 17 OCTOBER JAARGANG 1931 nr.- 1N1EUWE h> JJCHE, COURANT „OOK VERVULD MET AFGODEN" Ook Is bun land vervuld met afgoden; voor het werk hunner handen buigen zij zich nedor, voor hetgeen hunne vingeren gemaakt hebben. Jesaja 2 8 Het zijn wel sterke beenen die de weelde kunnen Öragen. Reeds in louter natuurlijk opzicht. Hoevclen zijn er niet, die toen hun zaken nog beperkt van omvang waren eenvoudig leefden, maar die nadat ze tot uit breiding waren overgegaan te hoog zijn gaan leven. En als de kwade dag komt, kunnen ze het niet meer houden. Maar ook in zedelijk opzicht. Hoe menigeen heeft bij liet toenemen van de inkomsten, van rijkdom cn woelde de eenvoud des harten ingeboet. Indien niet meer. Want weelde leidt tot verslapping niet alleen van karakter maar ook van zeden. Toch is dit nog niet het ergste. Hot ergste is als do mcnsch bij het binnenkomen van de weelde zijn God vergeet, als naarmate do weelde meer ruimte vordert do plaats die God in het leven inneemt al meer wordt ingeperkt. Totdat de weelde tot god, tot grond van het vertrouwen wordt gemaakt. Zoo was liet ook in Israël gegaan in de dagen waarin do profeet Jesaja optrad. In menig opzicht oon gouden tijd. De Heere had zijn volk rijkelijk gozegend en vooz-spoedig gemaakt. Vooral onder koning Uzzia, die meer dan een halve eeuw geregeerd heeft, was het rijk van Juda tot kracht en tot aan zien gekomen. Dat kleine landjo aan do Middelland- echo zee was iets waarmede de grooto koningen rekening moesten houden. Die rijkdom schotst Jesaja In de woorden: hun land is vervuld met zilver en goud en hunner schat ten is geen einde; hun land is ook vervuld met paar den cn hunner wagenen is geen einde (vs. 7). Hij heeft ook gezien, waardoor die rijkdom was Verkregen: zij zijn vervuld mot wat van het oosten komt. De woorden „met goddeloosheid" komen in het oorspronkelijke niet voor cn berusten op een mis vatting. Do handel heeft bet volk verrijkt. Het land gaf door zijn milde vruchtbaarheid een ruim en gemak kelijk bestaan, zoodat ze den handel niet noodig hadden voor eigen onderhoud. Het was doorgaande handel van het oosten naar hot westen. In dit alles was niets zondigs. En evertzoo was er in dit alles niets wat uit zichzelf tot zonde verlokte. Het was des Hecron zegen, die ook hier rijk maakte on daarom veelmeer tot dank jegens Hom moest leiden. Maar de aanraking met het oosten bracht tot hen niot alleen de koopwaren, maar ook do menschen mot hun afgoderij. En van hot verkeer met de Filistijnen en het verder gclegon westen nam hei volk mèt het geld de guichelarij of looverkunst over. Zoo werden zo gemeenzaam met de kinderen der vreemden, met de afgodendienaars en met hun praktijken. Het was die wereldgelijkvormigheid, waardoor hel volk met zijn voorgangers eerst van den Heere inner lijk vervreemdde en ten slotte Hom openlijk verliet om de afgoden ie huldigen. Zooals de profeet hol uitdrukt: hun land is vervuld met zilver en goud, hot is ook vervuld met paarden cn wagenen; „ook is het vervuld met afgoden". Do afval kwam dus niet plotseling, maar word langzaam voorbereid. Israël, in het midden der vol ken gclegon, kon zich niet afzonderlijk houden. Dat was ook niot in overeenstemming met do taak, die het van 's Ilcercn wege onder de volken had le vervullen. Het volk des Hoeren moest een kracht in doze wereld zijn voor zijn God, en daartoe moest het juist met de volken in aanraking komen. Alle gegevens waren daarvoor aanwezig. Do won deren die de Heere van ouds bij hen gedaan had zooals bij geen ander volk. De kennis van den eeni gen waren God die het bezat. Zijn wetten, waar van Mozes kon zeggen: welk volk heeft zulke recht vaardige wetten? Kortom heel de verschijning van Israël onder de volken was een getuigenis voor den Heere zijn God. Maar dan moest Israël dat ook zelf aan de volken tooncn en aldus op de volken een invloed ten goede uitoefenen. Zoo was het ook geweest in den aanvang van Salomo's regcering eeuwen te voren. Maar in zijn ouderdom was hij met zijn vrouwen vreemde goden nagevolgd. Sinds dien tijd was er altijd oon worsteling tus- schcn de godvrcczcndcn en de goddeloozen. Dat brak de kracht. Het volk gleed gaandeweg af. En toen de handelsgeest vaardig over hen word, toen kwamen zij zelf onder don 'nvloed van de omringende hei denen. Zelfs do langdurige regcering van den vro men koning Uzzia kon dat niet keeren. In net einde verviel hij zelf tot hoogmoed door naar het werk der priesters to grijpen. Zoo verzwakte de dienst des Hoeren meer en meer. En als Jotham hom opvolgt, dan Is de afgoderij zoo onder het volk doorgedrongen, dat de profeet mout zeggen, dat het land is vervuld met afgoden. Voor het uiterlijke was er verheffing cn bloei. Muar innerlijk daaldo het peil van hot volksleven. Ze bogen zich voor het werk hunner handen. Daar buk ten de gemecne man en de aanzienlijke man. Zelfverheffing op hun voorspoed ging gepaard met zolfvorlaging in den dienst der afgoden. Wat onder Israël plaats greep is cffn waarschuwend voorbeeld voor ullc tijden. Een waarschuwend voor beeld voor menschen en volken. Een waarschuwend voorbeeld ook voor wat in later dagen het volk des Hoeren heet, voor de kerk des Hcorcn'. Want al worden er nu geen afgoden moer genoemd, toch wil dit niet zeggen, dat ze or niet zijn. Altoos is hier van botcckenis wat onze Catechismus ten antwoord geeft op de vraag: wat is afgoderij? Het is, zegt onze trouwe Ilcidelberger, ln do plaats van den eenigen waren God die zich in zijn Woord geopen baard heeft of benevens Hem iets anders verzinnen of hebben, waarop de mensch zijn betrouwen zet. En dat volgt dan, o zoo dikwijls op den uiterlijkcn voorspoed. Ons eigen volk is daarvan een voorbeeld. Toen de gouden eeuw was aangebroken, toen kwam ook de afwijking op. En allerlei kwam toen in het volksleven op, waarop ons volk meer zijn betrouwen zette dan op den God der vaderen. Indien maar do zegdningen uit des Hecron hand waren ontvangen, die ons volk had groot gemaakt in het midden der volken, en de voorspoed geen grond van vertrouwen was geworden, dan zou het kwaad gemeden zijn. Maar satan is listig. En als hij door verdrukking en vervolging geen afval kan bewerken, dan gebruikt hij het meer doclftreffend middel der verleiding. En dat is hem maar al te zeer gelukt Toon de vernede ring over ons volk kwam, toen heeft het gegrepen naar allerlei ijdel vertrouwen. Maar het heeft zich daarvoor te dieper vernederd. Totdat do ondergang kwam. Toen kon niets meer baten. En alleen Gods groote ontferming heeft ons volk weer gered en opnieuw groot gemaakt. Rijke zegeningen heeft God ons volk geschonken tot in deze dagen van worcldberoering toe. Maar nu is daar opnieuw het gevaar, waarvoor ons volk ook in vorige tijden is bezweken. Daartegen is alleen verweer, zoo degenen die don Heere kennen getrouw blijven. Zoo zij naar Hem blijven vragen. Zoo zij afwijzen alle vertrouwen op wat niet God is. Zoo zij het met zijn waarheid en zijn geboden willen wagen. Dat de kinderen der wereld en zij die God niot kennen naar allerlei grijpen waaraan ze houvast mccncn te hebben ,is niet te verwonderen. Indien maar die zijn naam noemen niet op de goden dezer eeuw vertrouwen, maai de Heere alleen dienen. Dan blijft wel Je strijd. Maar dan wordt die strijd ook metterdaad gestreden .En zoo wij in ons per- soonlijk leven en in ons leven onder de menschen, in ons volkslovcn als des Hoeren volk ons open baren, dan zal door ons de zegen worden verspreid, die Israël onder do volken in zijn beste tijden ver spreid heeft Maar zoo bij ons het bederf intreedt, wat is er dan nog voor heil te wachten? iWiliHBIlB 'IIHIIIIIHHHIIHIlllllllillillllllllllllllliR O, LEER MIJ KIND ZIJN O, leer mij kind zijn, gaan aan Uw hand niet dwaas en blind zijn in onverstand, maar, vol vertrouwen op Vaders zorg, geloovig bouwen op God mijn Borg. O, leer mij kind zijn; niet in mijn hart wereldsgezind zijn in 't kwaad verhard, maar bidden huigen Heer, voor Uw troon en luid getuigen van God, Uw Zoon. O, leer mij kind zijn, afhank'lijk, klein, van God bemind zijn door Jezu mijn. Vergeef mijn zonden en leer mij, rein door Jezus wonden. Uw kind lo zijn. H. NV. AALDBRS. >T 'j—1,1 1 II» 1 I ,lT~ HlMli'lg

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 11