JOZO 1 HULDRICH ZWINGLI WOENSDAG 7 OCTOBER 1931 TWEEDE BLAD PAG. 5 ECONOMISCHE WERELDPROBLEMEN Onze scheepvaart en de waardedaling van het Pond Voor onze zeescheepvaart is de waar devermindering van het Engelsche geld wel van zeer groote beteekenis. Niet alleen om de verliezen op vrachtover eenkomsten, die reeds vroeger gemaakt zijn. Deze verliezen zijn zeer belangrijk, omdat zoo goed als alle vrachten in En- gelsch geld verrekend worden. Ook die voor vervoer van goederen tusschen an dere landen. De exploitatiekosten van de Engel sche schepen en alle kosten in de Engel sche havens zijn in één slag op de meest onverwachte wijze twintig per cent verminderd. De Scandinaafsche landen hebben het Engelsche voorbeeld gevolgd Deze landen zijn, met Enge land, de voornaamste mededingers van ons nationale scheepvaartbedrijf en be zitten met elkander bijna de helft van de geheélé koopvaardijvloot der wereld. De moeilijkheden waarmede de Ne- derlandsche koopvaardij heeft te kam pen zijn daardoor enorm toegenomen. De wereldkoopvaardij vloot is reeds lan ger. tijd te groot voor de behoeften van den wereldhandel. Het draagvermogen der schepen is thans ruim de helft groo ter dan in 1914, doch tengevolge van de grootere snelheid van nieuwgebouwde schepen is de vervoercapaciteit met ten minste ongeveer 70 toegenomen. Een droevig beeld van den toestand. Een tiende deel van die vloot ligt thans werkloos in de havens, en van de Nederlandsche vloot is zelfs een vijfde deel uit de vaart genomen en opgelegd. Desondanks zijn de toestanden voor in de vaart gebleven schepen nog verre van gunstig. Op vele trajecten is het ladingaanbod sedert verleden jaar met 20 of 25 en in sommige gevallen zelrs met 30 en meer pCt. teruggeloopen. De gemiddelde belading van de lijnschepen bedraagt daardoor dikwijls niet meer dan 50 of zelfs 40 pCt. van het laad vermogen. In de algemeene vrachtvaart zijn ver reweg de meeste schepen thans op ver voer in één richting aangewezen. In dien al retourvracht is te bekomen, ls de daarvoor te verkrijgen vrachtprijs meestal nauwelijks voldoende om de extra havenkosten te betalen. Dikwijls moeten zelfs ook de vrachtschepen met minder dan een geheele lading genoe gen nemen. De scheepvaart is een bij uitstek in ternationaal bedrijf, waarbij door de groote mobiliteit van het bezit de con currentie. voor landen met lage prijs- en loopstandaard in vele opzichten ge makkelijker is dan in andere bedrijven. Door den val van het pond en de waardevermindering van de Scandi naafsche munt zijn de loonen der zeelle den in die landen beneden het loonpeil in de scheepvaart onder Nederlandsche vlag gedaald in die landen zijn de gages der zeelieden, omgerekend tot den koers van den dag, van 10 tot 13 pCt. lager dan de Nederlandsche gages. Voor andere landen is het reeds daar voor bestaande verschil nog grooter, b.v. voor Duitschland ruim 20 pCt., voor België 30 en voor Frankrijk meer dan 40 pCt. Van alle nationaliteiten zijn thans alleen de loonen der Amerikaansche zee lieden hooger dan de Nederlandsche, in dat land worden echter enorme bedra gen uit de staatskas beschikbaar ge steld ter dekking van de verliezen op de (koopvaardijvloot. De gevolgen van de waardedaling van het Pond De waardedaling van de munteen heid in Engeland en de Scandinaafsche landen treft natuurlijk niet alleen het loonpeil, maar is evenzeer van invloed op het bedrag der vaste kosten, op de havenkosten in Engelsche havens, de kosten voor onderhoud en herstellingen en den prijs van bunkerkolen. Het gevolg van één en ander is dat de. kosten van een Engelsch of Scandl- naafsch schip voor een reis tusschen de havens van die landen in Engelsch geld, d.i. de rekeningseenheid voor de vrachten, onveranderd gebleven is, en voqr een reis tusschen havens, waar de geldwaarde niet lager geworden is, ten hoogste met enkele percenten toegeno men. Daarentegen, zijn de kosten van een Nederlandsch schip, uitgedrukt in Engelsch geld, met 20 tot 25 percent verhoogd. Het is duidelijk dat de vrachtprijzen in de algemeene vaart, voorzoover deze in Engelsch geld genoteerd worden, hoogstens met enkele percenten zullen stijgen. Deze verbetering wordt boven dien nog geremd door het overschot aan scheepsruimte, dat over de geheel.:- wereld verspreid gereed ligt om bij elké werkelijkheid of vermeende ver betering in het vrachtenpeil weer in de yaart te worden gebracht. Onder die omstandigheden blijft voor de Nederlandsche eigenaren van vracht schepen geen andere keus over dan ook bij grootere verliezen hunne schepen in de vaart te houden zoolang het verlies niet belangrijk hooger wordt dan de kosten verbonden aan het opleggen. t Yoor de Nederlandsche lijnvaarton- dernemingen is de toestand zoo moge lijk nog ongunstiger. De regelmatige ar- vaarten moeten ook bij onvoldoende aanbod van lading onderhouden wor den. De vrachtnoteeringen in Engelsch geld zijn verbonden aan de besluiten van de z.g. scheepvaart-conferenties. Om dat de reiskosten voor de Engelsche ondernemingen zoo goed als geheel de waardedaling van het Engelsche geld gevolgd hebben, zullen die ondernemin gen niet gemakkelijk te bewegen zijn hun medewerking te verlcenen voor een wijziging van de vrachtnoteerin gen, die voldoende is om het valuta- verschil te compenseeren. De Neder landsche lijnvaartondernemingen moe ten bovendien rekening houden met een belangrijke verdere inkrimping van het ladingaanbod uit het eigen en het vreemde achterland van onze havens, zoodat de achteruitgang van hun in komen ongetwijfeld veel grooter zal ziin dan de waardedaling van de munt eenheid waarin de vrachtnoteeringen zijn gesteld. Voorzoover de vrachten niet in Engelsch geld genoteerd zijn kan aanpassing daarvan aan den nieu wen toestand niet uitblijven, omdat im mers in het tegenovergestelde geval verplaatsing van het verkeer naar de Engelsche ondernemingen onvermijde lijk moet volgen. De verhoudingen in de kleine vaart. In de kleine vaart zijn de verhoudin gen eenigszins anders, een grooter deel van het bruto vrachtirikomen is daar bestemd voor betaling van de haven kosten. De havenkosten in Nederland zijn de waardedaling van het Engelsche geld niet gevolgd. De scherpe concurren tie was ook in die vaart oorzaak dat de vrachtinkomsten, na aftrek van de ha venkosten, slechts een schamel bedrag ter dekking van de scheepskosten over lieten. De geregelde lijndiensten tus schen Nederland en Engeland zijn voor namelijk aangewezen op den Nederland schen uitvoer naar Engeland, het ver voer in omgekeerde richting, van Enge land naar Nederland, is in het stukgoe derenverkeer onder normale omstandig heden meer dan de helft kleiner dan het vervoer van Nederland naar Engeland. Tuinbouwproducten en-andere aan be derf onderhevige waren, die regelmatig op de verschillende Engelsche markten aangevoerd moeten worden, nemen hier een belangrijke plaats in. In ver houding tot de hoeveelheid lading moet daarom een zeer groot aantal afvaarten worden onderhouden, en vermindering van de gelegenheid tot verscheping is niet mogelijk zonder de belangen van de Nederlandsche bedrijven nog meer te schaden. Wekelijks vertrekken uit Rotterdam 45 in geregelde diensten varende sche pen naar Engelsche havens, waarvan de gezamenlijke vervoercapaciteit ge middeld tweemaal zoo groot is als bij een meer gelijkmatige verdeeling van het ladingaanbod vereischt zou zijn. Op de terugreis kunnen deze schepen ge woonlijk niet meer dan 20 of 25 pCt. van de beschikbare ruimte met stuk goed vullen. Het is begrijpelijk dat daarom de vrachten voor dit vervoer zeer belang rijk hooger zijn moeten dan voor het vervoer van massagoederen, waarvoor bovendien de havenkosten zooveel lager zijn. Reeds spoedig na den val van het pond konden daarom de Nederlandsche en Engelsche ondernemingen, welke bij deze vaart betrokken zijn, met elkander tot overeenstemming komen over ver hooging van de in Engelsch geld ge stelde vrachtnoteeringen. Anders zou het vrachtinkomen van de meeste dezer ondernemingen zelfs onvoldoende ge worden zijn om alleen de havenkosten te betalen. Te meer omdat de uitvoer van Nederlandsche producten naar En geland zeer sterk verminderd is. Verbetering van de in Engelsch geld genoteerde vrachten kan ook geconsta teerd worden voor het vervoer van ko len over korten afstand. Deze vrachten waren daarvoor achteruitgeloopen tor een bedrag, waarbij voor het vervoer zelve over een afstand van eenige hon derden kilometers gewoonlijk niet meer dan enkele stuivers per ton (1,000 kgr.) overbleven. Van bijzondere beteekenis is de waar dedaling van het Engelsche geld ook voor de z.g. buitenvaarders, de eige naarschippers van kust-motorschepen. Vooral degenen daarvan die in de vaart tusschen Engelsche havens emplooi vin den en daarbij thans niet meer met de. gewoonlijk minder moderne, kustvaar tuigen onder Engelsche vlag kunnen concurreeren, worden door de wijziging in den toestand getroffen. Een donkere toekomst. Het is nauwelijks noodig na het voorgaande nog nadrukkelijk de nadee- len te omschrijven die onze zeehavens ondervinden. Vermindering van het stukgoederenverkeer brengt nog ver dere inkrimping van de werkgelegen heid in de havenbedrijven. Wat Rotter- dam betreft is te verwachten dat nog Herdenking van zijn sterfdag 1531-11 October-1931 „Helpen redden of sterven" „Het is mijn overtuiging, dat de Waar heid zal zegevieren, ook wanneer mijn gebeente tot asch is verbrand", aldus schreef Zwingli ongeveer tien jaar voor zijn ge beente inderdaad werd verbrand. In dit eene woord dat zijn houding tegenover leven en dood belicht, komt reeds zoo aan grijpend tot openbaring de geloofskracht die de reformatoren van de 16e eeuw heeft bezield, tot het verrichten van hun wereld schokkende daden. Ook in Zwingli treft deze, hoewel weer op heel andere wijze als bij Calvijn en Luther. Hoewel men met het onderschei den voorzichtig moet zijn, alle drie toch was hun niets menscbelijks vreemd, cn men kan bijv. niet aan Calvijn en Zwingli allle, enthousiasme ontzeggen om het aan Luther alleen toe te kennén, tot kan maei- ÜJk worden ontkend, dat er waarheid ligt in de plaat, die de drie beryormers in een zinvolle houding wil afbeelden, en ons Calvijn laat zien als de peinzende voorover gebogen denker, Luther als dé hartstochte lijke getuige, met beide handen den ópen Bijbel boven zijn hoofd houdend om haai de wereld te toonen, en die Zwingli ons voorstelt als de meer kalme bezadigde eenigszins nuchter-practisehe figuur, maar die, hoezeer ook beïnvloed door het huma nisme, zijn leven vindt alleen in de Schrift. Toen hij in 1506 als 22-iarige pastoor te Glarus kwam (Z.O. van Zürich) had het humanisme bij hem nop wel de overhand, maar steeds verdergaande Schriftstudie gaf aan de vrijheidszin die het humanisme ken merkte de rechte leiding, zoodat hij, neer hij in 1519 na van 1516 in Einsiedlen gewerkt te hebben den eersten Januari in de groote domkerk te Zürich als pastoor zijn arbeid aanvangt, wat iets opvallends was, den Bijbel opslaat, en zonder zich te bekommeren om voorgeschreven tekstorde, leest het begin van het Nieuwe Testament en zegt: „daaïuit wil ik preeken niet Zwingli's woord, Gods Woord' zult ge hooren, niet. om kerkelijk gebruik gaat het mij, maar om Gods Waarheid, Gods Bood schap aan de wereld." En het volk hoort met büdjdschap en belangstelling den nieuwen pastoor regelmatig stap voor stap, van het begin af aan het Evangelie van Mattheus uitleggen. Door slechts Gods Woord te laten spreken deed Zwingli Zürich weer komen onder de heerschappij daarvan, waardoor men niet in de eerste plaats meer vroeg naar de officieele uitspraken der kerk, maar weer ging vragen naar de eenvoudige leer der Schrift. Ongemerkt werd zoo de bodem toebereid, en als Zwingli zich den 28 Januari 1523 in een dispuut moet ver antwoorden tegen den afgevaardigde van den bisschop van Constanz. oordeelt de Raad van Zürich dat de overwinning glans rijk aan zijn zijde is en maakt hij bekend, „datrZwingtr-en -de andere predikers voort3] pioeten gaan met het Evangelie., te .predi ken totdat ze door iemand overtuigd zouden worden van dwaling." Daarmee was de reformatie in iZürich gewonnen. Ook in andere kantons kreeg ze zoo de overhand. Van de paus kwam weinig tegenstand, daar deze om politieke redenen de steun van de Zwitsersche vrijstaat oocht te verkrijgen. Elders echter hadden de Roomsehen de overhand. Het waren de kantons Luzem, Schwyz, Zug, Uri, Unterwalden, Freiburg en Wallis. Deze stonden tegenover het her vormde Bazel, Bern, Glarus, Appenzell, St. Gallen, Sohaffhauson, Solothurn en Grau- bünden. We noemen dit eenigszins uitvoe rig, omdat uit deze verhouding de strijd is voortgekomen, waarin Zwingli met vele van zijn medeburgers den dood heeft ge vonden. Hij is onder de reformatoren de man dis in den godsdienstkrijg zijn einde vond, op betrekkelijk jeugdigen leeftijd. Calvijn werd bijna 55 jaar, Luther 63 jaar, maar Zwingli bereikte slechts den leeftijd van 47 jaren. Luther en Calvijn stierven omringd door hun vrienden, Zwingli blies den laatsten adem uit door de genadeslag van hot zwaard van den vijand. Dit hangt samen met heel zijn optreden Hij stelde de politiek en do wereldlijke macht in dienst van de uitbreiding van het Evangelie. Tegenover de Roomsche kan tons, die steeds meer aanmatigend gingen optreden, zich van vervolging der hervorm den niet onthielden en zich daarbij verbon den met Oostenrijk, wilde hij. gesteund door een bon^ met landgraaf Philïpp van Hessen, met Frankrijk en met Venetië, Zwitserland voor de reformatie winnen. En naar menschelijke berekening zou hem dit ook zijn gelukt, indien niet de onder linge politieke naijver tusschen Zürich en Bern hot hem onmogelijk had gemaakt. Töcn namelijk de Roomschen zich niet ont zagen zelfs een priester uit Zürich te doo- teden. meenden de Zürichers niet langer lijdelijk te mogen toezien, en weldra stond men wederzijds met een groot leger in het veld (1529). Tegen den wensch van Zwingli kwam het echter tot onderhandelingen en zoo werd bij de eerste vrede van Koppel (1529) bepaald dat de Roomsche kantons het verbond met Oostenrijk moesten ver breken en allerwege vrijheid van prediking zou worden toegestaan. De verhouding bleef evenwel gespannen, vooral toen de Roomschen de vredesvoor waarden allerminst nakwamen. Zürich wilde oorlog, maar Bern wist door te drijven dat men den rij and zou trachten te treffen door afsluiting van den levens- mi d d elen toevoer. Dit verbitterde hen echter op den duur zoozeer, dat ze naar de wapenen grepen. aanval Pas eenige dagen Toor de noodlottige slag, lekten berichten uit naar Zürich, die daar echter in de wind werden geslagen. Men geloofde niet dat het zoo erg wa; het was slechts een manoeuvre om vrees aan te jagen en alzoo de blokkade te doen ophouden. Maar Zwingli en enkele anderen zagen den ernst, van den toestand in. Ze konden echter den Raad van Zürich niet overhalen tot doortasten. Men bleef tot het laatst slechts delibereeren en beraadslagen, tot eindelijk van de uitgezonden verken ners zulke onloochenbare en dreigende tij dingen binnenkwamen, dat men wel moest handelen. Een kleine voorhoede onder C.oldli, van ongeveer 1000 man, werd in allerijl naar Kappel gezonden, de plaats op het grondgebied van Zürich, die het eerst door den vijand moest worden bereikt Nog was de raad niet doortastend voor verdere maatregelen, maar werden de gouden minuten verspild met overleggen. Eindelijk tegen 7 uur 's avonds wordt de alarmklok geluid, maar slechts weinigen gaven aan de oproep gehoor. De volgenden morgen om tien uur waren nog slechts een 700 man paraat. Groot was de verwarring. 'Alle orde en rust waren verdwenen. ^Temidden van al die ontsteltenis riep jmon om Zwingli. Men wilde hem inee heb ben aks "veldprediker. En Zwingli is ter stond bereid. Hij geeft zijn knecht bevel zijn paard gereed te maken. „Steek dat voor tusschen het leeren tuig" zegt hij en geeft den knecht zijn kleinen bijbel mee. Afscheid moet worden genomen van zijn geliefde vrouw, Anna, die evenals Zwingli zelf voelt dat dit scheiden allicht voorgoed zal zijn. De kinderen, waarvan "de oudste zes jaar is. begrijpen niet waar vader heen moet; hij liefkoost ze, voor de laatste maal. en zeet dat moeder 'thun straks wel zal ver- Voor Anna Reinhardt de vrouw van Zwingli waren het vreeselijke dagen. Ze zag be halve haar man ten velde trekken haar zoon uit haar eerste huwelijk, Gerold, 23 jaar, gehuwd en vader, veelbelovend, die niettegenstaande zijn jeugdigen leeftijd reeds zitting had in den Raad van twee honderd, haar beide schoonzonen, haar broeder en haar zwager, van welke allen slechts een der schoonzonen, maar zwaar gewond, terugkeerde. Als Zwingli wegrijdt en hij zijn paard zal bestijgen, toont dit zich onwillig en stei gerteen kwaad voorteeken naar som mige omstanders meenen. En vrouw en kin deren en vele anderen, ze staren hem na, wanneer hij met lossen teugel in vollen galop wegrijdt, zijn dood tegemoet... Om 11 uur vertrekt de kleine ordelooze troep onder leiding van Lavater, om de medeburgers die reeds bij Kappel slaags zijn geraakt, hulp te brengen. Onderweg ontmoeten ze telkens boden die hen tot spoed aannamen. Eindelijk zijn ze in de huurt gekomen Ze hooren reeds het dreu nen van het geschut. Sommigen aarzelen en willen de hulp afwachten van de andere steden, die men om hulp verzocht. Maar Zwingli wil voori, de broeders die daar strijden, „helpen redden of stenen". Einde lijk heeft men dezen bereikt Het is thans ongeveer vier uur in den middag. De vijand heeft een omtrekkende beweging gemaakt om van een anderen kant aan te vallen, daar een eerste aanval door den kleinen troep onder Goldli schit terend was afgeslagen. Men overlegt thans na het vermoeiende omtrekken, tot morgen den strijd uit te stellen, maar een der aan voerders noodzaakt om terstond op te trek ken. En zoo wordt Woensdag 11 October 1531 met het vallen van den avond de ongelijke strijd begonnen van de Zürichers met nauwelijks 2000 man tegen de vijf vijandelijke kantons met een leger van 8000, de strijd die zoo noodlottig zou af- loópen. Weldra is men elkaar zoo dicht ge naderd, dat de strijd man tegen man wordt gevoerd, waarbij de Zürichers zoo in de knel raken dat ze geen ruimte hebben hun wapens te gebruiken. Fel wordt bet gevecht, en aan de zijde der Zürichers sneu velen er honderdtallen, waaronder een 25 predikanten. En onder hen is ook Zwingli. Een paar maal reeds was hij verwond maar telkens stond hij weer op. tot eindelijk een lans- stoot hem bedwelmd deed neerzijgen, niet weer op te staan. Tot het laatst had hij de mannen als veldprediker bijgestaan, de gewonden en stervenden getroost en de strijdenden moet ingesproken. Straks komt hij weer bij en ziet gelaten hoe het bloed hem uit de wonden stroomt. „Het is niets", zoo zegt hij, „zij kunnen toch slechts het lichaam dooden, maar Hij zijgt neer, om strakis te wora'en aan getroffen door cïe roofzieke soldaten, die na afloop van den strijd over het slagveld dwalen, en zoo ook bij Zwingli komen, die nog steeds stervende ligt onder een pere boom. Evenals de andere nog levende ge wonden willen ze ook hem pressen de heili gen aan te roepen, maar te zwak om te spreken weigert hij met een hoofdschudden. Bij het licht ran de flambouwen en de ont stoken vuren in den donkeren nacht her kent een hunner in hem den bekenden pastoor van Zürich. Tegelijk komt een der de, bonkig en ruw, die bij het hooren Zwingli's naam reeds trilt van woede en hartstocht En onder den uitroep: .sterf verharde ketter", brengt hij Zwingli met zijn zwaard den genadeslag toe. Dat was het einde van Zwingli. Den volgenden dag wordt over zijn lijk beraadslaagd. Men besloot het te vierendee- len. te verbranden, en de asch te verstrooien. Aldus dacht men den hervormer onschade lijk té maken, vergetend echter dat deze ge leefd had voor 't werk dat God hém tè doeli had gegeven, welk werk men op deze wijze allerminst kon treffen. Als Zwingli's paard, na rondgedoold te hebben, door boeren wordt opgevangen, ziet men aan het bijbeltje ^n het tuig wiens rij dier het is geweest. Het worat naar zijn wo ning teruggebracht, en als Zwingli's vrouw des Zondags uit de kerk het boekje aan treft, zegt ze: ...Tij, Huldreich, komt niet weer; maar dit hier is van je achtergeble ven. De Heere zij geloofd!" Inderdaad, ook de hervormers waren niet onmisbaar. Maar liet Woord Gods, dat zij weer in nieuwen glans deden schitteren, kunnen we niot missen. Dit echter mogen we dan ook de eeuwen door bezitten; en we kunnen de nagedachtenis der hervormers, ook van Zwingli, niet beter eeren, dan door het bezit van dat Woord, dat zij ons in ze keren zin weer teruggaven, op rechten prij: te stellen. Handteekening van Zwingli. meer lijnschepen van buitenlandsche ondernemingen hun ligplaats naar Schiedam zullen verleggen. De versche ping van Duitsche kolen over Rotter dam, die door andere oorzaken in den laatsten tijd toch reeds belangrijk klei ner geworden is, zal ongetwijfeld nog verder verminderen. Het bunkerver- keer zal den nadeeligen invloed onder vinden van de gewijzigde verhouding ln de prijzen voor Engelsche en voor Ne derlandsche en Duitsche blinkerkool. Voor herstellingen en andere voorzie ningen kan de scheepvaart thans goed- kooper terecht bij de Engelsche werven. Bestellingen voor nieuwe schepen zijn van Nederlandsche reederijen in de naaste toekomst in het geheel niet meer te verwachten, en de mogelijkheid van een opdracht voor buitenlandsche reke ning is inderdaad al even gering. Ook voor onze scheepvaart en alle daarmede verbonden bedrijven zijn het wel dagen van enkel donkerheid. jodiumhoudend keukenzout, ter voorkoming van KROP (struma). JOZO is een voedings middel en geen geneesmiddel. Gebruik het in al Uw spijzen in de plaats van gewoon zout. Verkrijgbaar bij Uwen kruidenier a 10 cent por pondspak. Waar niet voorradig wende men zich tot de KON. NED. ZOUTINDUSTRIE, BOEKELO (O) Ljjdera aan krop richten zich tot hun geneesheer (Adv.) Ingezonden Stukken. WETSONTWERP ARTSENIJBEREID- KUNST Met büzondei deugdelijke wijze vel© be; iiigedle ht heb lk Uw artikelen Sept. 1.L, waarin L' op nübe ■p voorgestelde maatregc bedoel lk a.v.z.s, geen geneesmiddel op recept- voorschrift). Het droglstbedrllt Is door do energio van den drogist gegroeid tot eon zeer ROFFEL-RIJMEN VOORDRAGEN 't Is seizoen van jaarfeestvieren, En dat is een prachtseizoen Waarin de vereenigingen Graag een boekje open doen. Jongelingen, meisjes, knapen, Jongemeisjes enzoovoort Brengen op hun jarig jaarfeest Bergen wonderheden voort. 'k Ga de bestudeerde punten Even sprakeloos voorbij, Doch pauzeer schroomvallig bij de Voordrachtkunstenmakerij. Voordragen of reciteeren, Daar is heelemdal niets aan; Hoofdzaak is de lef, de durf om Op een podium te staan. Durf je dat, neem dan een boekje Lees een vers een paar keer door, Klaar is Kees! 't Is voormekanderl, Op het jaarfeest draag je voor"! Dat wil zeggen: ademhalen, Heel diep onderuit je buik; Titel, schrijver sla je over, Slik je in, naar oud gebruik; Verder hol je in de looppas Buiten adem door je lied, Zorgend, dat één van je aj'tnen Nu en dan naar buiten schiet. Moeten ze soms om je lachen, (Dat komt ook nog wel es. voor!) Over zulke hindernissen Draaf je met je voordrachtdoor Of de menschen van je voordracht Niets of bijnaniets verstaan, Daar kan je je niet aan storen^ 't Gaat je feitelijk niets aan! Éérste eisch van reciteeren Is en blijft: voel je je vrij; Dan ben je geschapen voor de V oordrachtkunste nma kerij. (Nadnik verboden.) LEO LENS. plaati de drogist hü ook volgens i wet van 1Kb;. niets anders moet zijn. dan berelder van geneesmiddelen op recept tracht thans dcor middel van dit wetsontwei de plaats, die de drogist veroverd heeft. Voorts rou lk er nog gaarne op willen wjjzt ungestipt, als taat loc., geheel los van dit wets i dit kan toch onmogelijk het doel irdigen. hie: te lande, en de api-tht reien als liet WetSQntt au,j en dat. van d* volkagezoi ;al£s verkeei-da,-piactöken in de hand gedaan heeft leiden. We hebben daarop ln onze blinde i de 1% K.M in de Middelgrc is praktisch de Zuiderzee afgesloten. niillioen, 160 Eu die al 5000 gi 7000 guide Zelfs In ^noeir. oeiderüen en al wordt het wej male tijden ls die grond al duur 1400 mlllioen guldei En behalve dat heeft men de Zulderzeevis- scherU, met alles wat er aan vast zit, ver nietigd, dte gekapitaliseerd ook 1000 mlllioen waard is. Het droogmaken van de Zuiderzee ls nog Het ergste van alles Is nog. dal k°Enenzltd! hoog als in Ik heb v. Helder en I de berekening i ugt. al op de Wadden» S'oordzee instaande mannen uit den ngen gesproken, die mii ver- Selder en Harllngen *bn verloren al* nen losbarsten, tenzU de afsluttdtik b«- :n honderdduizendet ifflultdUk^niet 'te stopzetten van de ^Eeh Werk aan de KERNEN VAN INGEZONDEN STUKKEN De salarisverlaging laging niet vo laging' reeds op ken heeft. HU U St"'oV'ongo i zit 'd^fh cr""i 1.1 slag 'onvoï arop CwlUlemfnzen rUk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 5