jfer®feMwTf|
Schoolherinneringen
Handwerken
Wat men er zelf aan doen kan
CD
MODE - VAKSCHOLEN
u
- - - Joop
terwijl ik zag, hoe krampachtig Gijsjes arm
zich rondde om Joops nek, en begreep wat
VOORUITGANG een gelukkige wisselwerking er tusschen
deze twee karakters zou kunnen zijn, als ze
Bezuinigen op onderwijs schijnt voor v zooveel van elkaar hielden.
Jen 't zelfde te beteckenen als knabbelen as „Op school komt héélcmaal geen plagen
de pacificatie. amoritafr" PaS"' °mviIlekeurig
Uit den treure wordt vaak gesmaald ov ^Ja gaf Joop g,,, to8i als0[ hem
het sectarisme, dat naast de eene Christ hiermee 'n nieuw gezichtspunt was geopend,
lijke School nog een van een andere kerk dat hem overtuigde, het was meer een
lijke schakeering begeert. En mocht mt "^VlsjSetfMyopie blijven zit-
deze critici gelooven, dan zou daardoor aton?„ yroeg GijS) tenwiji hij, 'n beetje ang-
leen het onderwijs duur en immer duistig, omkeek naar de vier of vijf jongens uit
der worden. de voorste gelederen, die om ons heen ston-
Dat er ™k onenhare naedaeoeische ianflen- Want de bel was n°£ niet 6e&aan-,
Dat er ook openbaie „paeaagogiscne jan we konden jou één bank achter
mergestalten" zijn en moeten zijn, neenJoop zetten> dat is dichtbij, en dan zie je
men eenvoudig als noodzakelijk aan. Nc'm toch goed".
dezer dagen passeerden we in een vrij anr „Bedoel u, dat dat mot?" vroeg Joop.
gemeente een openbaar schoolgebouw m'aa^rarthter* Uifd".
een pracht van een onderwijzenswoning 01 Ja> omdat u zei: dan kónne we; ik dacht
de handen in elkaar te slaan. Toch heet h dat 't nog geen meenes was, anders dan wist
gehucht terecht Zevenhuizen (we bedoele ik wel wat anders".
nis, de gemeente van dien naam, en ja* EktX™ KtS
lang gingen er slechts een dozijn kinderenen en bovendien: in Joop zag ik een supe-
op deze school; maar van opheffing wilcrieur karakter.
het liberale bestuur niets weten hoewel Je hèbt nu eenmaal onder de menschen
„„nnk„a e^v.«Ai vrioV in gSlaven en hééren, die vroeg of laat zich open
een andeie openbare school vlak in cbaren j)aar veranderen wij niets aan. Na-
buurt was. tuurlijk is het voor een volwassen mcnsch,
Thans haalt men waarschijnlijk een klieen zeker voor een klasleider, een heel wat
ne twintig, omdat verderop zich eenige gtgemakkelijker ding, den geest van een kind,
dat nog wel in de verhouding van leerling
zinnen gevestigd hebben. onder je gezet wordt te onderdrukken.
Is het wonder, dat onzerzijds dat geroe Maar daar p&g jk toch voor! Te vaak heb
om bezuiniging niet zoo ernstig genomeik jonge mannen en vrouwen, wier geest en
kon worden; ja, dat er voor ons iets hatihart superieur waren aan die van hun
ï-i i o o/,v./xr.1 r,™ vioïSchoolmeester, later met verbitt/enng hooren
lijks in lag? Geen openbare school zoo klei:gpreken over die onderdrukking. En alle
of ze had recht van bestaan; maar Chri!kjnd,eren gelijk behandelen, om rechtvaar-
tenouders konden wel eens wat over hudig te kunnen heeten, dat is soms juist het
kant laten gaan grootste onrecht, omdat de geesten en ka-
Daartegenover* stellen wil de elsch: eeliju"if
recht voor allen. haal op, dat ik met al m'n vijftig zulke
En daarom hebben we nog pas de vraa redeneeringen hield, want 't zou niet in me
gesteld: neemt men er genoegen mee, diopgekomen zijn. „,a «u t_r
„Wat wist jij dan anders? vroeg Ik, ter-
er voor een simpel aantal kinderen gee^ Gijsjeg 0J0£en> stralend van hoop naar
openbare school gebouwd wordt, doch dezezjjn vriend keken.
verwezen worden naar een bijzondere; g> „Wel, als u 't dan goed vond, d'an bleve
lijk men van ons verlangt, dat wij, een ni<we zoo zitte, maar dan zou ik niet meerzoo
-j.-j tegen Gijs praten, en dan kon hij óók goed
kleine minderheid vormende, onze kindere (egren»
naar de openbare school zenden? Dat „ook" gaf me 'n glimlach. Want Gijs-
Het verheugt ons, dat althans bij somm jes leeren was al beter dan van Joop en 't
gen doordringt: als we beperken willeiwas den 1.aata.te"' dat ik
6 'wou. Maar juist dóórom vond Ik het „sneu
dat de onschuldige cr het meest mee ge-
docb dienen we toch rekening te houde
Als ik u nu zoo zeg, dat Joop een lastig
kereltje was, dan bedoel ik daarmee niet,
dat hij maar gewoon ondeugend was. Dat
is een alledaagsch verschijnsel. Je kunt je
haast geen schoolklas denken zonder 'n
paar exemplaren van de ondeugende soort.
Maar hij was van dat soort rakker, waar
je soms eens echt op kwaad worden moet,
maar het eigenlijk haast nooit kunt, omdat
ze zoo leuk en zoo goedhartig zijn, zoo ab
soluut zonder eenige valsche bedoeling.
Hij was „de komiekrf van m'n klas.
Er zijn collega's die strijk en zet, èlk jaar
weer, in hun klassen steeds „komieken"
hebben ik niet. Kan het ook zijn, dat an
deren gauwer tevree zijn of meer grappen
makerijen weten uit te lokken? feit is
dat ik maar zeer enkele_malen een echte er
bij gehad heb.
Maar die ik dan ook te waardeeren wist.
Behalve komiekeling was Joop ook 'n
„praatsmaker". Niet. zoo'n stil, kwasie ver
legen kind, dat zooveel onderdrukte eigen
dunk in zich bergt, nee. een echte „op
schepper" zoo een, je treft ze meestal
niet onder zóó jongen leeftijd aan die
zélf niet gelooft aan zijn eigen dikke bewe
ringen, maar ze uit, alléén om bij anderen
indruk te maken, of ook wel om iets te
bereiken. Verder was m'n rakker óók origi
neel Niet namaak, zoo- „origineel" als we
een durvend kind1 al gauw noemen, maar
echt. Hij hield er besliste eigen zienswijzen
op i. i, had soms de allerdolste invallen, die,
sam a met zijn komieke gebaren, hem zijn
popi lariteit onder de klasgenootjes bezorg
de - - maar óók van die eigenaardige uitge
werkte ideeën, die ons ouderen vaak doen
zeggen: hoe krijgt 'n kind 't verzonnenl
't Begin was dat hij met een ander jon
getje,- buurman en vriendje, tegelijk werd
gebracht met het verzoek, bij elkaar te mo
gen zitten.
Nu, voor den eersten dag beloof je dat dan
altijd maar en verder zal je „zien of 't wel
goed gaat".
Hier ging 't niet goed, en toen 'k na 'n
paar dagen zoo 's probeerde en 's morgens
voor schooltijd zei: „weet je wat: ik vind,
dat jullie eigenlijk niet naast elkaar moest
zitten, dan zal je veel knapner kunnen lee
ren", toen zei de ander: „Ja, hij praat tegen
me". Maar Joop antwoordde onverschillig,
met toch 'n beetje beschermend air: 't geel
nie voor mijn, het is voor hém, hij is verle
gen, maar ikke niét!
„Ik ók net, i-ilc durf b-bès naas 'n ander
te zitten", zei het vriendje hakkelend, ter
wijl zijn oogen al vochtig werden van angst,
bij de gedachte aan verwezenlijking van d'e
splitsing.
Want zóó was Gijs. Een teerhartig, haast
sentimenteel jongetje, dat huilde al lang
vóór hij er zelf erg in had, maar tot het al
leruiterste zich steeds wist „groot" te hou-
Zou dat nu reeds door den invloed van
het sterke, robuste vriend'je in hem zijn ge
groeid?
En de ander Joop met zijn praats
hij keek 's even opzij naar zijn kameraad,
de uitdrukking van zijn volle gezicht werd
verzacht, meewarig bijna, toen hij me over
redend toesprak „late we toch maar bij
mekaar blijve juf, „als u 't goed vind" (dat
als u 't goed vind was zijn stereotiepe uit
drukking, waarmee hij zijn feitelijke com
mando's meestal verzachtte) want anders
dtan wordt hij vcrlege, en as de jongens 'm
dan plage dan mot ik toch voor 'm kenne
véchte. En as ik dan zoo ver weg zit
Later heb ik gezien en begrepen, wat dat
verlegen worden van Gijs (uie een spraak
gebrek had) en dat plagen van de jongens,
beduidde, en hoe dapper Joop de kwelgees
ten verjoeg, meestal door zijn dreigementen
alleen al. Nu „geloofde" ik 't alleen maar
straft werd'.
„Dat vind ik .ook een goed plan", zei ik.
„We spreken af, dat jij niet meer tegen
Gijs praat. Doe je het dan toch nog, dén
hoef je pas van elkaar af".
Blijde gezichten overal om me heen, ook
van de anderen, di'e als omstanders hadden
toegeluisterd en zich verheugden over zulk
een mooie schikking-in-der-minne. Want
o, kleine kinderen zijn zoo solidair, als je
voor een goeie geest in je klas zorgt.
En ik voelde weer sterk, hoe ontzaglijk
rijk wij in ons vak toch zijn, hoe we met de
kleinste kleinigheden soms handen-vol
blijdschap en vreugde kunnen uitdeelen.
Ze gingen naar hun plaatsen terug. Kort
daarna luidde de bel, en daarmee waren we
den eersten morgen van Joops zelfbeheer-
sching in de school ingetreden.
Het „amuseerde" me als 'n wedstrijd1, en
ik had in de verste verte geen idee, hoe 't
ventje het er afbrengen zou. Maar 'k zou 't
gauw weten!
Met het psalm-zingen en bijbel-vertellen,
ging alles heel best, want Joop had ook
thuis wel eerbied voor Gods Woord geleerd,
maar daarnA!
Altijd was hij een druk jongetje geweest
in die eerste dagen, maar dezen morgen!
Hij praatte wel tienmaal zoo véél, en twin
tigmaal zoo dikwijls als hij gewoon was,
alléén: nóóit tegen Gijsje. Ieder oogen-
blik wendde hij zich om, naar de bank ach
ter hem, om daar 's even een vraag te doen,
of 'n opmerking te plaatsen. „Hoevèr ben jij
al?", „Zeg wéét je 't nou goed, hoe 't mót?"
„Jó wat heb jij al 'n end!" „Kijk tie 's seg!,
dan weer vóór hem, en zelfs over 't gang
pad heen naar links
En i k natuurlijk telkens ertusccben met
'n bestraffenden blik (wat kunnen we aat
lekker en wat leeren we 't gauw, want 'R
was nog maar pas onderwijzeres), r.oms met
'n uitgesproken verbod. Maar telkens cn
telkens begon 't wéér. Je kunt oie eerste
dagen niet zoo streng zijn, maar 't werd nu
wel wat erg en op 't laatst want l leek me
zoo kinderachtig, 't joggie bij de eerste ge
legenheid aan zijn bemfte te herinneren, zei
ik: ,,'k dacht dat jij niet zoovéél meer zru
praten?".
„Niet tegen G ij s!" corrigeerde hij, „fat
hebbe we alleenig maar afgesproken", en,
verbeeldde ik het mij, of stond zijn gezicht
of hij dacht: heb ik u daar niet 's lekker
in laten loopen?
Ik deed dus maar net, of 'k me abso'oiut
niet verbaasde en zei: „clan heb je me ver
keerd begrepen; ik bedoelde, dat je ook
tegen de anderen niet zou praten".
„Maar dat heb u d'r niet bijgezegd", zei
hij leuk.
„Dat zeg ik er nu bij en dat kon je heel
goed begrijpen. Ben ie dan zoo'n dom ki-id?
We moeten werken in school en niet telkens
praten anders schieten we niet op".
„En als ik dan niet gehoorzaam ben, dan
kan ik niet goed leeren", vulde hij aan, al .of
dit nog aan mijn speech ontbrak.
„Juist", zei ik, even kalm „je weet 't goed
Maar nu zal je het ook doen, Joop en nu is
't eens uit met ie grapjes, want we vin lm
het niet eens leuk, begrijp je dat nu?"
Hij knikte kleintjes van ja. Dat „dom
kind" en „niet leuk" pakte hem meer dan
een regelrechte straf. En 't ging verder d'ieu
morgen bijzonder goed. Maar ik zag wat
een geweldige inspanning het hem was.
Met stijf op elkaar geklemde lippen en licht
gefronste wenkbrauwen zat hij verder of
recht voor zich, of op zijn werk te staren.
Ik begreep ru, dat bet vele praten van die
Jongen toch opzettelijk was geweest 'aan
plagen dacht ik nooit hij mijn IkJout
van een eerste leerjaar) om er maar goed
mijn aandacht op te .vestigen, wat hij kon
en dat hij, hoe ook praatte, toch Gijs met
rust wist te laten.
Het laatste vak was schrijven, op zichzelf
al 'n temptatie voor onzen rakker, maar hij
hield zich werkelijk prachtig. Toen de bel
ging, hoorde ik heon lang en diep zucht-;
En toen, na het danken, eindelijk, einde
lijk de rijen afgeroepen waren, en we all :n
in de gang stonden kwam hij met zijn j
en das naar me toe, draaide op zijn vleiende
marrier als 'n hondi; zijn kop tegen me aan
en zei: ,,'t was toch akelig vanmorgen, jin
ik zou 't niet uithouen as u altijd zoo bjos
op me was".
En ik, die me afgevraagd had, of 'k wel
streng genoeg optrad tegen 't leuke jogg'e.
„Maar ik was niet boos, vent".
,,'t Scheelde dan nie veel! Maar nou ben
u weer goed hè dan kan 'k toch wel even
goed mijn best doen. Maar één klein keertje
moet u me dan wel 's laten praten, hééle-
maal niet, dat kan ik niet".
..Jullie mag toch i_m elf uur altijd praten,
on de plaats of anders binnen als 't lei- jk
weer is, en voor schooltijd en-nu ook.
„Ja, da's waar!" zei hij eft daarmee was
't weer afgeloopen.
Werkelijk hij was een kind, dat je niet
zoomaar eenvoudig commandeeren kon; je
.moest soms eens met hem „redeneer ;T',
maar met een korte redenatie werkte ie
bij hem ook meer mt, dan met strege
straffen, en meer dan honderd „p^eeken" bij
andere kinderen deden.
Dien middag, bij den aanvang, miste ik
Joop
Gijs had een verward verhaal van „door
'n juffrouw mee naar binnen genomen, om
dat ie brutaal was geweest". Maar wat hij
had gedaan, wist niemand te vertellen.
Even na tweeën kwam 'n collega mijn
klas binnenstuiven en gooide Joop voor zicii
uit tot vlak bij m'n lessenaar.
„Asjeblieft juffrouw! hier hebt u die bru
tale vlegel, hij hoort hier, geloof ik hè?",
toen tegen 't joggie, onder flink schouder-
schudden, „en nu weet je d'r alles van, je
bent gewaarschuwd, hoor", en daarmee trok
de wrekende gerechtigheid af.
't Geval stond me niets aan en ik heb er
dan ook na schooltijd in een leeg lokaal
het mijne over gezegd, maar nu zat ik daar
met den snikkenden, woedenden jongen.
„Ga maar op je plaats Joop", zei ik kort,
en 't was of hij opeens voelde, weer onder
vrienden te zijn. Nu waren hij en ik weer
vrienden.
Later hoorde ik 't geval van hem, en
de bewuste collega. Zij was bij de groote
schooldeur aangekomen, toen Joop daar
vóór stond, met meer kinderen, die hun
petjes afnamen. „Zeg kan jij geen pet af
nemen?" had zij hem gevraagd, waarop hij
„brutaal-lachend" had gezegd, „nee dat 1
ik nog niet'ik begreep dat liet kornis jhe
van do voorstelling in haar vraag hem had
gegrepen en zijn lach niet brutaal bedoeld
was).
„Dan léér i k het je, en dan zal je 't eens
dadelijk doen" had zij gezegd, terwijl ze
hem bij den schouder greep, „neem af je
En toen had Joop het „vertikt", gewoon
weg vertikt en b 1 ij v e n weigeren en daar
op had zij hem mee naar haar eigen klas
genomen, waar hij op 't laatst bang gewordej
was en had toegegeven.
Ik kon er niet zooveel tegen ze>ggen. Haar
manier was eenmaal anders, was militair,
en ging op honderden kinderen goed, maar
bij Joop werkte hij fataal en kon ik haar
kwalijk nemen, dat zij 't kind niet kencie?
Maar aan lichamelijke straffen heb ik altijd
hevig 't land gehad en ik ben dan ook steeds
gewoon geweest, te zeggen dat andere col
lega's asjeblieft van mijn Leerlingen afblij
ven moesten, ze_ waren 't niet gewoon.
Joops lezing was deze: „dat leelijke wijf'
ho ho, er zijn geen wijven op de school,
interrumpeerde ik „Ja maar juf, dat was
'n nou, maar die wou dat 'k m'n pet
afneme zou, en. dat wou 'k niet doen"
(„Maar dat moest je toch ook gedaan
hebben, Joop"). „Ja voor u doe 'k het wel,
maar dit was zoo'n lee.... en ze heb me ge
slagen ook".
„Dat had je dan verdiend".
„Nou maar, buiten op de straat, als ze nie
niet ken pakke, dan doe 'k het tóch niet
meer en as 'k groot ben" voorkwam hij
m'n volgende tusschenwerping „en 'k ben
van school af dan lach ik ze hard uit op
(O, wrekende gerechtigheid!)
„DaL heel leelijk" zei ik, „dat zal je dan
allesbehalve netjes staan, maar 'k geloof
niet dat je dat dóen zal. 't Is een heel leuke
juffrouw; ze houdt wel van 'n grapje hoor,
maar moet dan eerst direkt gehoorzaam
zijn".
't Scheen hem niet hard te interesseeren.
„Voor u za "k altijd me pet afneme!" be
loofde hij kort er 't was me of hij er in
gedachte bijvoegde: laat die zaak toch tus
schen ons geen woorden maken 1
Maar ik had er weer mee geleerd. Ik had
geleerd hoe je 't niet moest doen, ook al
was dat dan de manier, die door vele hoof
den en collega's steeds als ..e juiste geprezen
werd. Want er was haat in dat kinderhart
gezaaid, een haat, die booze en slechte ge
dachten voortbracht.
KRUISSTEEKPATRONEN
Op de verschillende steeds weer terugkee-
rende vragen naar patronen van randjes en
diermotieven in kruissteekwerk, meest voor
kinderkamer of -kleeding, zochten we weer
eens in het bekende Beijersboek „Kruis
steekpatronen", uitgave van Van Wees en
Weiss. Zeist en Amsterdam, waaruit we nu
hiier een paar voorbeelden geven.
Ook dit patroon laait zich soepel aanpassen
daar de hoekteekening gemakkelijk te va-
rieeren is, door de twee tegenoverstaande
bijen zoo noodig wat verder uit elkaar te
Ten slotte plaatsen we nu ook nog een
voorbeeld van een boxkleed, waarop goed te
zien is, hoe men een dik kleed, van molton
Het eerste is een rijtje kippen, waarvan of zoo, kan versieren, door een rand
men ook door verschillende groepeering*'
als dit met de sluiting van den band uit
komt, kan men bijv. slechts één of ook wel
drie of vier groote, een eindeloos lange
rij kan maken bijvoorbeeld langs den zoom
van een kinderjurkje, of ook langs een gor
dijn of kleedje. Duidelijk is dat men ook de
groote kip afzonderlijk kan gebruiken voor
kussen, of iets anders.
„Je hoort heel wat, als je niet doof bent",
zegt het spreekwoord, eri met een kleine
variatie daarop, zou men ook kunnen zeg
gen: „Je ziet heel wat, als je je oogen ge
bruikt".
Zoo heb ik onlangs in een aardig, afge
legen stadje, weer een paar aardige handig
heidjes opgemerkt, die ste.llig velen van onze
lezeressen met groot plezier en succes wil
len nadoen.
Het eerste was
EEN SCHORTJE
voor jonge meisjes of huisvrouwen.
Gebruikt werd een vierkant kleedje van
bedrukte katoen of kunstzijde, een vierkant
patroon dat uitliep in effen rand.
Daarvan werden de beide bovenhoeken
afgeknipt, ongeveer langs de lijnen die ik
als streepjeslijnen op de teekening weergeef.'
Van de afgeknipte driehoeken zet men er
een als garneering langs de smalle boven
rand (zie stippellijn om driehoek a. op de
teekening).
Men zou, als men het mooier of prakti
scher vindt om het schortje nog wat hooger
_te laten eindigen in een punt, die dan
boven het middel op de japon wordt ge
hecht met een sierspeldje de driehoek er
ook tegenaan kunnen stikken (zie stippel
lijn om b.)
De andere driehoek was zoo groot gelaten
als ze werd afgeknipt en daarna midden
vóór opgezet als zak, (zie teekening bij c.).
Juist die eene groote zak, waar een flinke
lap in verdwijnen kan, bleek zeer gemak
kelijk bij naaiwerk of ook bij huishoudelijke
arbeid, stof afnemen enz.
Natuurlijk kan, wie dat mooier vindt, die
driehoek midden dóór knippen en de ver
kregen kleinere driehoeken dan met de punt
naar beneden, links en rechts opzetten, als
gewone kleine zakjes.
STOELZITTINGEN.
Een ander handig idee, dat ik zag uitge
werkt, was het bekleeden van stoelzittingen
die uit gewone gaatjesmatten bestonden.
Slaapkamerstoelen zijn vaak van gaatjes-
matten voorzien, wat voor de teere stoffen
van tegenwoordig wel vaak een te hooge
slijtage van kleeding beteekent
Losse kussens voldoen in dit geval niet.
Meestal laat men er vaste kussentjes op
maken, maar dit is nooit goedkoop, en wordt
wéér duur als de bèkleeding vuil of ver
schoten is en weer vernieuwd zou moeten
worden. Ik voor mij tenminste wou dat ik
al eerder het „handigheidje" had gezien, dat
handwerkgaas die men borduurt naar kruis
steekpatronen, er langs de zoomen op te
stikken.
Al kunnen we wellicht in 'n volgend num
mer nog wel enkele van de hier gebruikte
diermotieven opnemen, het is dunkt mij niet
bepaald noodig dat met alle te doen.
We hebben nu onderdehand reeds zoo'n
verscheidenheid van diermotieven in kruis-
Op precies dezelfde manier kan men toe
passen het veel ijler en dus vlugger-opsohie-
tend patroontje uit het volgende randje de
vliegende bijtjes.
Let hierbij op de aardige hoekvulling,
waardoor deze rand gemakkelijker dan de
eerste is te gebruiken langs kleedjes die
over een tafel gaan, langs bedspreitjes enz.
steek gegeven, dat er zeker voldoende zul
len zijn om een aardige variatie voor een
boxkleed daaruit te verkrijgen.
Het is trouwens altijd aan te bevelen om
In dezen te rekenen met speciale voorliefde
van de kleuter in kwestie voor bepaalde
dieren.
Er zijn bijvoorbeeld kinderen, die van
bijtjes enz. een schrik hebben, terwijl andere
juist die vliegende diertjes zoo leuk vinden.
Het eene kind ziet graag aapjes of eekhoorn
tjes, het andere wil maar liefst voorna
melijk met poesjes, hondjes en lammetjes
worden beziggehouden.
ik onlangs in een buitenlandsch hotel zag
toegepast en nu zal trachten, hier zoo duide
lijk mogelijk te gaan beschrijven.
Neem een plankje van triplex, een ietsje
grooter dan de gaatjesmat van de stoel,
die ge wilt bekleeden, ge kunt het zelf op
maat zagen of anders op maat bestellen.
Boor in dat plankje enkele kleine gaatjes
op verschillende afstanden van den rand
bijvoorbeeld op de plaatsen, die ik in de
teekening aangaf. Haal door die gaatjes een
paar einden hand of zacht touw, zoodat de
vier uiteinden aan den onderkant van de
plank afhangen. Nu legt men bovenop het
plankje een lap katoen en daarop eenige
vulling van watten, kapok of pluksel, niet te
dik en daaroverheen de bekleeding van stof,'
bijv. cretonne of landhuisstof liefst het
zelfde als van de gordijnen voor slaapka
merstoelen, of peau de peche, fluweel of
zooiets, als het huis- of eetkamerstoelen
betreft. Sla nu die bekleeding om de randen
van het plankje heen en spijker de rafel
kanten op de achterzijde vast met kleine
kopspijkertjes, of haal ze met behulp van een
dikke draad cn touwgaren naar elkander toe
cn trek strak over het plankje heen.
Natuurlijk is het te raden om zoo noodig
langs de scherpe zaagranden van 't plankje
eerst reepen linnen band of stevige voe-
ringstof te leggen, als men de bovenbeklee-
ding graag sparen wil.
Het klaargemaakte plankje wordt nu. met
kussentje boven, op de al of niet versleten
gaatjesmat gelegd. De einden band of touw
worden door de onderliggende gaatjes van
de mat gehaald (langs de zijranden zijn
deze doorgaans nng wel heel) en daaronder
stevig vastgestrikt. Het kussentjes kan nu
hoogstens zeer weinig verschuiven, maar
niet opgelicht worden en blijft in elk geval
altijd steunen op de houten randen van de
stoelzitting, zoodat men op deze manier ook
leelijk-versleten matten goedkoop kan ver
stellen.
Een andere kostelijke vinding, die ik zag,
betrof de moeilijkheid van:
Reeds meermalen is mij gevraagd naar
een oplossing van die netelige kwestie. Ik
ried reeds aan: losse overtrokken maken
over de leuningen, maar het bleef altijd
uiterst moeilijk daarvoor geschikte stof
fen en modellen te vinden. Blijft men in de
gelijksoortige stof, maar andere kleuren,
dan staat dit al gauw lapperig en als de
stof dik is ook „popperig"
Dunne kanten of gehaakte bekleeding vol
doet slechts in bepaalde, zeei' enkele geval
len, bij sierlijke, smalle salon meubeltjes
„damesstoeltjesWat ik ook al eens zag:
zwart pluchen hoeken over armleuningen
van moquette bekleeding, stond leelijk en
diende dan ook maar voor korten tijd om
daarna tot de vernieuwing van de heele be-
kleeding over te gaan.
Dit is echter meestal zoo'n duur grapje,
dat men daar telkens weer voor terug
schrikt, vooral als dan alleen de armleunin
gen op de plaatsen waar meestal de handen
steunen, slechts wat vet, en door 't geregeld
schoonmaken, wat afgesleten zijn.
En daarvoor zag ik nu laatst zoo'n echt
aardige en praktische oplossing.
Bij een in hoofdkleur grijsachtige beklee
ding waar alleen de ronde liovenkanten der
armleuningen kaalgeworden waren, had het
praktische huisvromvtje een drietal niet
dure schoorsteenkleed en gekocht, grijsach
tig fond met een grillig patroon in enkele
kleuren cn natuurlijk: franje aan één lange
zijde. Hier was er een canapé bij, maar
voor twee crapeauds heeft men slechts twee
schoorsteenkleeden noodig.
Door de franje werd hier d'e voornaamste
moeilijkheid: het eindigen van de losse over
slag op de buitenrand der armleuningen,
zoo mooi opgelost.-
Het werk gaat als volgt:
Men knipt een schoorsteenkleed dwars
dóór in twee stukken. Soms, als de armleu
ningen niet erg diep zijn zal tusschen de
twee stukken nog een reep overblijven, die
altijd nog wel eens te pas kan komen voor
een kussen of zoo (hier was met de drie
middenreepen nog een aardig kussenover
trek gemaakt.)
Nu wordt het stuk over de armleuning ge
legd. De franje iaat men aan de buitenkant
vallen vlak onder de bolle rand, dus dadr
waar de ronding overgaat in de rechte zij
kant (Zie op de teekening bij a, <ie teeke
ning stelt voor een dwarse doorsnee, of de
smalle vóórzijde van een armleuning). Hecht
die franjerand nu op enkele plaatsen or
langs heel den rand, luchtig maar stevig
vast. Het maet geen lange franje zijn. An
ders kan men ze beter wat afknippen tot op
ongeveer 3 A 4 c.M. breedte.
Men heeft bij het afknippen van de stuk
ken (op maat van de diepte der leuningen)
ook gezorgd voor een inslag, die het best
aan de rugleuningkant kant vallen, en gaat
nu eerst de vóórzijde afwerken, waarbij
men zich geheel laat leiden door de wijze
van afwerking, gevolgd bij de eigenlijke be
kleeding. Bij de eene stoel is de voorzijde
hout en hecht men dus de overslag op den
uitersten rand, vlak tegen het hout aan, kan
die rand desnoods nog afwerken met een
galon, stoelen waar de voorzijde der armleu
ning een in plooien gelegde bekleeding ver-
toonen, al of niet met een plat cirkeltje ver
sierd, kan men ook navolgen, maar moet er
dan vooral aan denken, de overslagen wat
langer te knippen dan de armleuningen
breed zijn. Meestal zal men aan deze rand,
die de zijkant van het schoorsteenkleed ls,
geen franje hebben, en anders zal men ze er
wel eerst moeten afnemen. Slechts in zeer
enkele gevallen zou men ook hier de franje
kunnen gebruiken, maar dat moet ieder
voor zichzelf bij elke andere stoel maar uit
maken. Gewoonlijk echter zal men de rand
in kleine plooitjes vast moeten hechten en
kan dit het mooist worden afgewerkt met
een bijkleurend galon.
Nu trekt men verder de lap goed strak
langs de linnenzijde der leuning, tot in d«
gleuf langs de zitting, en hecht ook hier zoo
strak mogelijk op enkele plaatsen vast, bijv.
in het midden en de twee hoekpunten.
Weer goed strak haalt men nu de lap naar
de kant der rugleuning uit, waar men de
rafelrand inslaat. Zoo breed als het uitkom»
en dan langs de heele rand stevig opnaait,
zoo ddep mogelijk in de gleuf der rugleu
ning.
Kan men, zooals in het geval waar ik de
bewerking uitgevoerd zag, er in slagen, bij
passende stof en kleuren te krijgen, dan
heeft men de meubelen hiermede opgesierd
op een wijze, die allerminst aan „oplappe-
rij" doet denken, en intusschon een zeer
dure reparatie voor langen tijd onnoodig
maakt.
voor DAMES en JONGE MEISJES,
te ROTTERDAM. UTRECHT en 's-GRAVENHAGE,
aangesloten bij de in 1911 Kon. Goedg. Vereen, v. Modevak
scholen in Nederland. Opleidingsscholen voor Examen
KNIPPEN, NAAIEN en HANDWERKEN
veor eigen gebruik. OCHTEND-, MIDDAG- en AVOND- in
CURSUS-, CLUB- en PRIVELESSEN. SCHOLEN 'te:
ROTTERDAM: Directrice Mevr. S. A. v. AMIJDE—PORS, Schictbnnnlaan 98.
Spreekuren Donderdags van 2—4 en van 7-S uur: Annaitraat s (hü Av
Concoroia), Spreekuren Dinsdags van 7-f; Beijarlandsehelaan <0 Spreek:
uren Dinsdags van 4—5 cn Vrij,lags van 6-7 uur; Hlllegenbmg. Straat
weg 127, .Spreekuren Maandags van S-9 uur. Corn^undentie-adrea:
Schietbaanlaan 114, Telefoon 33739.
Te UTRECHT: Directrice Mejuffrouw J. W. LAGENDIJK. Nieuwa Gracht 74,
Spreekuren: Dinsdags- en Donderdags van 4—7 uur.
Te 's-GRAVENHAGE: Directr. Mejuffrouw L. LUGTIGHEID. Acaciastrcat «9
Spreekuren: Dinsdags en Donderdags van 10—12 en van 4—0 uur.
rRosrr.c.ti op aanvrage aan de desbetreffende adressen