IfeféVfCftó
Het goede deel
Schoolkinderen
Handwerken
Herfstlied
Wat er aanq
te dqen l
VRIJDAG 18 SEPTEMBER 1931
Toen de Heiland in haar huis kwam
Aan niets anders kon Maria denken dien
dag, voor niets anders zioh geven dan aan
de zaligheid van Zijn nabijheid, de groote
eer die Hij, de Messias, aan een paar zondi
ge menschenkinderen wilde geven, en waar
zij niets tegenoverstellen kon. Zij, ten diep
ste zich bewust van eigen afhankelijkheid
en zondige onwaardigheid, besefte zoo ten
volle, dat tegenover Hem een menschenkind
slechts de ontvangenende, nooit de gevende
kan zijn, dat alleen groote dankbaarheid
haar vervulde en alle andere gedachten en
gevoelens weken.
Hij kwam, en zij zette zioh aan Zijn voe
ten, liet den vollen stroom Zijner genade
over zich uitstorten. Want waar Hij was
daar was maar één ding belangrijk: Hij-
zèlf.
En nu Martha.
De ijverige welbewuste zelfgenoegzame.
De Heiland kwam hen bezoeken. Was
dat niet de moeite waard? Was het geen
gnoote eer, geen zeldzame onderscheiding?
Maar zij was dan ook Martha, de ijverige
nette, altijd dienende Martha. Ja de Heer
wist wel waar Hij kwam. Wien Hij de eer
van Zijn bezoek waardig keurde.
Zeker. Maria was wel heel vriendelijk en
onderdanig in alle nederigheid zocht ze,
van Hem te worden geleerd maar in-
tusschen stonden haar handen toch maar
stil en het werk bleef ongedaan.
En de Heiland zou zich niet door Maria's
liefde laten verblinden. Die zou zien, hoe
zij, Martha, de ijverige, dienende, het was,
die de plicht stelde boven het genoegen van
te hooren naar Zijn Woord.
Martha werkte en wachtte. Straks zou de
Heer tegen Maria zeggen dat zij moest doen
als Martha die haar plicht vervulde.
Maar de Heer sprak geen woord over
haar, scheen niet te zien haar sloven en
werken voor Hem, dat in waarheid zou
blijken te zijn een werk voor eigen eer.
Toen kón zij 't niet langer verkloppen.
Meester! zie toch hoe ik werk, zoudt
Ge ndet zeggen dat Maria mij wat helpe!
En zóó zacht en omzichtig als Hij alleen
het doen kan, zóó duidelijk en onweerspre
kelijk als ook Hij alleen het verstond te
spreken was Zijn vermaning, toen Hij haar
antwoordde Neen, want Maria heeft het
goede deel gekozen.
Het goede deel, dat was het eeuwige waar
naar Maria gegrej>en had toen zij ólles ge
ring achtend, alles onwaardig wetende,
nochtans zich zelf zooals zij was in Zijn
hand overgaf, niet als een gave en geschenk
dat zij nog in rekening brengen kon, maar
om de genade van te woixlen aanvaard en
door Hem geheiligd.
Het mindere deel, dat was het tijdelijke
waaraan Martha had willen vasthouden,
het goede werk dat zij had willen doen
en als een verdienste, een betaalmunt
had willen stellen tegenover Zijn onbegrij
pelijke en ondoorgrondelijke zondaarsliefde.
Hoe kon zij denken dat in het licht dédp-
yan, haar goede werk nog zou meetellen.
Och neen, niet het werken voor Hem was
het mindere deel, het kan uit liefde gedaan
zijn, maar het zoeken van de eer voor dat
werk, het zach willen aanrekenen als ver
dienste tegenover Hem. Wat zijn er onder
ons nog velen, die dat mindere deel kozen,
het deel dat kan worden weggenomen, om
dat al onze aardsche werken vergankelijk
zijn. Wat sloven en zwoegen en werken we
niet in de eerste plaats om Zijn Naam
groot te maken, als Maria, maar om straks
als hij nóg niet ons opmerkt, eens te kunnen
roepen: Heer, zie toch eens hoe ik werk,
zoudt gij niet zeggen tegen de anderen.
Maar dan antwoordt Hij ons, dat de an
deren het betere deel kozen*
ningen ik kón 't niet. M'n keel was als
gezwollen 13 jaar, en dèn zóó praten. Wat
'n blik gaf 't op het milieu waar hij uit I
kwam, waar hij zich nog steeds in tyewoog.
„Goed gegaan vandaag met Flip hé?",
vroeg de ander me, en stom knikte ik van
„ja".
t Is toch maar beter zoo. Over een paar
weken is 't Kerstmis en dan gaat hij 'r at,
geloof ik. Is hij geen dertien haast? Dan
hebben we 'm tenminste tot 't eiind toe ge
houden".
„O", zei ik, „en dan -kunnen we misschien
zorgen, dat-ie op de knapenvereeniging
komt" en toen vertelde ik ons gesprek.
Veertien dagen later, wij kwamen er
slechts om den anderen Zondag, was Flip
weergekomen. Hij keek mij dikwijls aan en
gedroeg zich bedaard.
„Hoe gaat het nu met jou?" vroeg ik toen
hij binnenkwam.
Hij trok de schouders op: „ooh t'r is toch
niks an te doen. 'k Mot er tóch an doodgaan"
Hij praatte gewild-ruw. Ik zag, dat, ter-
ijl 't hem inwendig goed deed, belangstel
lend te hooren vragen naar wat thuis en
misschien elders zóó koud werd genegeerd,
het hem toch dwong tot dat air van onver
schilligheid, zonder hetwelk hij nu eenmaal
niet over het onderwerp scheen te kunnen
spreken.
En dus wachtte ik geen antwoorden
eer af.
Misschien als het geval niet zoo diep
tragisch was geweest, had 'k het kunnen
doen, uit belangstellende nieuwsgierigheid,
de „karakterstudie" (niet waar, daar doe
je toch aan, als je jong opvoedster bent, en
misschien wel eens te veel?), maar zooals
u al zei 't was een te tragisch geval.
Toch scheen het stil medelijden hem te
treffen. Hij was veel bedaarder nadien.
Het was, of hij voor 't eerst van zijn le
ven, zijn toestand, zijn ziekte niet meer zag,
als een gewone omstandigheid, zooiets waar
de volksmond zoo laconiek van kan zeggen
,.ja, daar verander je toch niks an, die 't
trèf, die héb het", maar als iets ergs, iets
waardoor hij bij ons een apart recht ver
wierf, een recht, dat ook verplichting mee
bracht.
Hij scheen zichzelf te gaan corrigeeren.
En wij bleven maar stil toeschouwer
daarbij.
Als ik het u nu hier vertel, lijkt het
zoo gewoon, maar o, het oogenblik dat je
vóór zooiets staat!
Ik kón niets anders doen, dan meelijden
hebben met het ventje, niets anders en
niets méér.
Als ik het nu hier vertel, lijkt het
.geval" te leeren, als ik had willen trach
ten „er achter" te komen, ter wille van het
bijzondere en „interessante", ik zelf zou het
verachtelijk noemen, het aanvoelen als vivi
sectie, zielevivisectie!
Maar veel later, als zuke kinderen en de
gesprekken en omstandigheden, die als ge
grift staan in je herinnering, weer gaan
spreken, dèn zie je de dingen kalmer,
objectiever. En ondanks je zelf, geheel on
willekeurig, trek je de les, die er zoo duide
lijk uit spreekt.
Flippie ging zichzelf corrigeeren, zei ik.
Soms trachtte hij nog wel 's even met iets
in de oude uitdaging ,,'n lolletje" te be
ginnen, als 't ware om zijn vroegere repu
tatie van lastige bengel op te houden, als
geneerde hij zich voor zijn „zoet zijn".
Maar een kalm en vriendelijk hem bij de
schouders vatten (vroeger zou hij het heb
ben afgeschud, nü scheen hij te begrijpen
dat, waar hij eenmaal in zijn droevige
zwakheid gekend werd, grootdoenerij niet
meer op zijn plaats was) een enkel woord
II (Slot),
Later heb ik ondervonden en begrepen,
dat hij een „gewoon geval" was.
Maar toén!
Het was mijn eerste aanraking met het
groote -verderf, dat daar heerscht in de ste
gen en sloppen van ons Christelijk vader
land, en ik kón, ik wilde er nog niet aan.
Hij was zoo jong, nog geen 13 jaar.
„Kan dat nu niet beter worden", vroeg
Tc als twijfelend.
En toen, toen pas zag 'k, dat 't ook hèm
aandeed; naar 't scheen nog meer om mij,
dan om hemzelf.
„Nee", zei hij met iets van verlegenheid,
„de dokter zeit: d'r is niks an te doen" en
toen, half beleedigd door mijn ontsteld-onge
loovig gezicht weer brutaler „ja gerus,
d'n dokter het 't tege me moeder gezeit".
„En wat doe je nu", vroeg ik. „Je bent
toch met September van school afgegaan?'*.
„Ja, nou ben 'k bij ne smid".
„Bij 'n smid?". Al meer verbaasde ik me.
„Dat 's toch juist niets voor jou, jongen, als
je ziek bent".
„Och, as t'r nou tóch niks an te doen is",
en nóg onverschilliger, „ak nou toch doodga
'k Gééf t'r niks om!".
We kon de,n niet verder praten. De vertel
ster tikte al met den stok op de bank en
maakte aanstalten met zingen te beginnen.
Ik zette me in een der banken naast de
jongens neer en we hadden verder te zwij
gen.
Na 't zingen begon 't vertellen, dan luis
terden ook de ondeugenden wel, ten slotte
het danken en dan op staande voet de heele
bende naar huis.
Dat ging altijd op stormmanier. Zóó uit
de klas, drie, vier stappen gang en dadelijk
door de buitendeur in de stille zijstraat De
rij van 't magere joggie 't eerst en hij (een
van de voorsten.
Heel even nog keek hij me aan, maar hol
de met zoo'n haast naar buiten, dat 'k e*
niet toe komen kon hem aan te houden,
nog even met 'm te praten.
Hij zou zich zoo interessant gaan voelen
tegenover de anderen, dat was het eigen
lijk: w&t moest ik tegen hem zeggen!
Er zijn mensrhen, die in zulke oogenblik-
ken zoo dadelijk gereed staan met troost
woorden uit den Bijbel, of ernstige verma
„Och nee, doe jij dat nu maar niet jon
gen", was meestal al voldoende.
Kort daarna was 't Kerstfeest en prijs-
uitdceling. Bij die gelegenheid, vele scho
len kwamen dan in één zaal tezamen, heb
ben wij hem niet gezien, hoewel hij natuur
lijk wel aanwezig was. Maar wij waren bij
Kiere klassen geplaatst
Een week later, ónze beurt weer, waren
er veel leege banken in ons lokaal, de ver
trokken leerlingen, die met 't Kerstfeest af
scheid genomen hadden.
Ook wij hadden in de laatste beurt voor
Kerstmis in 't algemeen van onze oudsten
al afscheid genomen en de vertelster had
bij gezegd: al waren ze er af ze
mochten ailtijd terugkomen, zoo dikwijls, als
ze wilden.
En zie nul daar was van al die vertrok
ken leerlingen maar één terug gekomen,
het lange, magere, bleeke ventje uit de
achterste bank. Wij drieën keken elkaar
eens aan, maar zeiden eerst geen woord
tot hem. Overhoord worden hoefde hij niet.,
want hij was „er af", cn na de vastgestelde
leeftijd kon men niet op Zondagsschool blij-
als leerling, hij was gast nu (een „vin
ding" van onze vertelster) en gedroeg
zich als gast: bedaard en beleefd.
Na afloop van dien schooltijd hebben we
hem gezegd, dat we het zoo aardig en zoo
prettig vonden, dat hij was teruggekomen,
rant dat we nu toch zoo goede vrienden
waren geworden.
,Ik ben blij, dat je ons niet vergeet en
je komt weer terug hè?" zei de vertelster
en gaf hem hartelijk de hand. En nooit
kon ik later het vaak niet malsche oordeel
over de „openbaren" (generaliseeren we
ook in dezen niet te veel?) hooren, óf ik
moest denken aan wat deze dienaar
't openbaar onderwijs deed voor het „ver
loren?" schaap.
Want van haar toch was het idee uitge
gaan te zeggen: Jullie mag toch terug
komen, al ben je afgeschreven en
der het zeggen had zij 't voornamelijk
om Fldppie bedacht en om Flippie bedoeld.
Een paar maanden later was Flip der
tien jaar geworden.
Toen kon hij op de knapenvereeniging
worden toegelaten.
Wij zouden wel eens voor hem infor-
meeren niaar tijd, plaats enz.
En toen was 't ons laatste afscheid. Hij
kreeg 'n boek van één van ons mee voor zijn
trouw koanen. „De Jonge Pelgrim" heette
het. Hij was vlug van begrip en las graag.
Ik ging voor hem naar een jongen dien
ik kende, om to hooren, hoe laat deze
naar de vereeniging ging en vroeg toen nog
of Flip hem soms mocht komen halen, en
hij hem dan meenemen wilde voor dezen
eei'sten keer.
Maar dadr had het nette jongetje niet
veel zin in en de moeder van het ventje
vond ook, dat hij met „zoo'n Schobbertje"
niet mee hoefde.
En zóó is Flip alleen gegaan.
Later hebben we hem uit 't oog verloren.
Er is zoo veel, dat we moeten overgeven
in de hand van Hem, die ons allen leidt
langs onnaspeurlijke wegen en is ons school
werk niet altijd stukwerk.
Maar duidelijk hebben we ook uit dit
geval weer kunnen leeren, dat, als Alle be
straffing faalt, men soms zónder bestraffing
een heel eind komen kan.
Omdat nu eenmaal ieder menseh en ieder
kind, óók de onverschilligste, óók de ruw
ste, zijn zwak heeft, het aangrijpingspunt
van zijn karakter, als ik 't zoo noemen mag.
Als we maar eerlijk willen en volhar
den in 't gebed, als we maar vaststaan in
het geloof, dat Zijn kracht in onze zwak
heid volbracht wordt S.
ertusschen zooveel als uitkomt en dan de
buitenranden onder en boven even breed.
We volgen nu verder de beschrijving zoo
als we die vinden in het Beyeraboek. Het
Haken II, uitgave van Wees en Weiss,
Zeist—Amsterdam.
Daar begint men met een k. steekopzetsel
van 42 c.M. lang. Dit geldt het werken met
zeer fijne draad, verder zullen we geen
c.M.-maten meer opgeven. Zooals hier op
afdeeling 2 (twee) is te zien, worden steeds
dubbele stokjes gewerkt voor den rand, drie
in een hokje. Om het middenpatroon
dicht te krijgen, haakt men daar vijf stok
jes in elk hokje zie telpatroon afb. 3
(drie). Als afsluiting van het haakwerk
wordt aan den bovenrand een t.oer van 3 k.
steken, 1 vaste gewerkt, ook langs den on-
GROOT HAAKPATROON
Het haakwerk, dat we ditmaal afbeelden,
is eigenlijk een glasgordijn, en wie de moei
te wil nemen, het te haken, naar de beschrij
ving, met zeer dim garen (b.v. 80) zal een
paar ijzersterke glasgordijnen hebben, die
zeker meer dan een dozijn jaren in de
wasch mee kunnen. Voor serredeuren bijv.
zooiets zeker g,oed kunnen voldoen,
maar dan moet men ze grooter maken, daar
de maat daarop niet berekend is.
Maar ik denk, dat de meeste onzer dit te
veel werk voor gordijnen zullen vinden.
Voor spreien heeft men nu eenimaal eerder
het werk over, ook al omdat het dan grover
gaat en dus vlugger opschiet.
En daar er nu weer kort geleden nogeens
>r 2? i
rts-eftsiJ'-ï.'; sa;-
!Vl t S
-1
BgH k
ÜB S M S'llllSSftfï55
!;«S»r5K'PTfenj^2f:
ar ïtiUMl
si
tÊÊÊM^WÊÊÈÉÉIMHÉttttfl
is gevraagd naar sprei uit een stukWel
hebben we reeds een paar mooie gegeven,
maar ja, die hébben we dan ook gegeven
en altijd herhalen valt geen mensch mee,
men wil weer wat anders zien, en daar de
vorige ook wel wat moeilijkheden gaven bij
het op maat maken van de buitenkant (bui
ten het middenmotief) der sprei, leek het me
wel geschikt de dames, die graag eens een
sprei uit één stuk maakten welke gemakke
lijk volgens patroon is na te werken zonder
bepaalde moeilijkheden van uitrekenen,
aan te raden dit gordijn pa troon, en dan na
tuurlijk met grover draad, eens uit te wer
ken als sprei. Daar er hier een meer „on
verschillige" buitenvulling is, die zich heel
eenvoudig laat uitdijen of bekrimpen, kan
men hiernaar zoowel een tweepersoons- als
een kinderspreitje haken. Het ueste is, daar
toe eerst met den werkdraad een rijtje blok
jes te haken en dan op de centimeter na te
rekenen hoeveel blokjes, en dus hoeveel
k. steken men maken moet om de vereischte
breedte van opzetsel te krijgen. Na de eerste
benedentoeren kan men dan altijd nog gaan
uitrekenen hoeveel ruiten men onder en bo
ven het middeninotief maken zal. Zooals
hier drie heele en een halve ruit genomen
zijn onder en boven het motief, kan men er
ook twee of zes nemen en dan de hal
ve er bij. Verder zal het ook wel gaan om
in de breedte dus aan de lange zijden
een of twee ruiten meer te nemen, dat zal
wel moeten wil men de sprei met al te
langwerpig hebben.
Voor tweepersor»ns9prei zou ik liever twee
van die middenmotieven nemen met ruiten
derrand (dit geldt dus alleen het werken
als gordijn, niet .de sprei).
Nu komt de mooie, smalle buitenrrand.
het „puntje".
Daarvoor wordt eerst een toer vasten ge
haakt rondom, waarbij een koordje m
nomen wordt onder het haken (voor sprei
doet men dit niet). Dan wordt van links
rechts e entoer gewerkt, als volgt: 10
k. steken, een vaste in den rana, daarna wor
den de k. st. omgehaakt met (tien) vasten,
dan: 10 k. st. een vaste, weer tien k. st. enz.
(Zie hiervoor afb. vier en vijf). In de hoe
ken moeten zooveel van die staafjes gewerkt
worden als noodig blijken, om het
goed vlak te doen blijven dat het niet trekt.
Na die toer moet nu zonder af te hechten
worden teruggegaan, dus van rechts naar
links en de open gebleven k. st. van den
eersten toer met vasten worden gevuld,
waarbij de kleine boogjes worden gevuld
met picotjes. De franje langfe onderrand
geldt alleen het gordijn. We behandelden
het. franjemaken reeds.
Wie niet een gordijn maakt, maar een
sprei, zal wellicht de voorkeur geven aan
een breed e rand of kant
Het zal aan een geoefende haakster geen
moeilijkheden hoeven op te leveren om een
min of meer breede rand uit te denken die
ook, al is het alleen maar in het rechte deel,
wat van het ruitmotief vertoont, zoo
wil, dit wat verkleind, zoodat het verschil
met binnenkant duidelijker wordt.
EVEN
Aan de ketting van het leven
Heet iedere schakel„even"
Even vreugd' en even smart
Eveneen gebroken hart
Even pijn om lieve dingen
Die vroegtijdig henengingen
Even roek'loos doen of denken
Kan ons tot den dood toe krenken
Even je in iets vergissen,
Kan voor lang héél lang beslissen!
Evenhangt zooveel van af
Jeugd en liefde, roem en eer
Pijn en zorgen, wat al meer
In de ruimten van het leven
Is alles éven.... heel even.
ANNIE DE HOOG—NOOY.
Laat ons nog eens de lindenlaan
Ten einde gaan.
Het is misschien de laatste dag.
Die met zoo'n lach,
De zon ziet schijnen op het groen
Van het plantsoen.
Op 't groen en bruin, op 't geel en rood,
Dat samenvloot
Tot een schilderij, zoo wonderschoon
Van tint en toon.
Laat ons nog eens de lindenlaan
Ten einde gaan.
't Is alles thans zoo plechtig stil,
Of 't zeggen wil:
Zie mij nog eenmaal ernstig aan;
'k Moet sterven gaan.
Mijn wonderschoone kleur'ge dos,
Het is de blos
Des teringlijders, die het oog
Zoo vaak bedroog.
Laat ons nog eens de lindenlaan
Ten einde gaan.
En brengen met ontroerd gemoed
Een afscheidsgroet.
O gelend blad, daal vredig af
In 't groote graf.
Gij hebt Uw taak getrouw volbracht;
Sterf, sterf nu zacht.
En daal ook ik, o 's levens Heer
In 't graf eens neer
Voer dan Uw trouwe Vaderhand
M' in 't beter land.
A. W. BRONSVELD.
of beslagpot
JAN IN DEN ZAK
C00 gr. boekweitmeel. 33 ?r.
t"htt zout "kloppen, ^«arbif d-
n voegen en langzaam d« lauw
lepel flink
dan do gist. die
glad en zonder kluit
a ingemengd. er door
snipperde sucade en de
a X uur dichtgedekt op
n rijzen.
n lauw water uitspoelen
voor *hèt^zern
een bordje of schoteltje
De koek moet 2} 3 uur koken. Om te zien
of het deeg gaar is moet men er met een mos
en. De doek of zak wordt dan verwijderd
le pudding even vóór den oven gelegd om
GEBRUIK UW OUDE KRANTEN!
Oude couranten worden vaak aJs waar
deloos weggeworpen, omdat het papier ra
den regel te slecht is om er iets in te kira
te n verpakken. Toch kunnen de counaaien
nis in de huishouding van velerlei nut zijn.
Vroeger gebruikte men zacht, oud papier
■oor hel schoonmaken van vensterruiten,
doch later werd het papier verdrongen door
flanellen en zeemleeren lappen.
Waarom zuilen we echter niet tot het
oude terugkeeren, als we in aanmerking
nemen, dat het aanschaffen van zeemleeren
Lappen veel geld kost en het schoonwas-
schen er van veel tijd im beslag neemt, ter
ijl het nutteloos weggeworpen zachte pa-
pier de ruiten zuiverder en glomzender
maakt dan bovenbedoelde lappen?
Voorwerpen van tin en cuavre-poli wor
den eveneens schoon en zonder kassen als
men ze tweemaal per week met zacht papier
afwrijft. Ook in de keuken bewijst oud
papier goede diensten. In de eerste plaats
bedekt men ei- tafel6 en aanrechten me 'e,
TOens met een of ander vuil werk te be
ginnen. Bij 't schoonmaken van lampen of
branders van petroleumstellen is oourauten
papier onmisbaar. Messen en vorken, die
vdsch ruiken, wrijft men terdege met
courantenpapier af alvorens ze te gaan
wasschen.
Als er melk overkookt wrijft men de
idhedplaat eveneens met papier en zout
Als het fornuis of de kached gepotlood zijn,
moet men, zoodira ze aangemaakt worden,
pflaten met papier afwrijven, hetgeen de
glans verhoogt en de achtergebleven pot
lood verwijdert, zoodat ze niet meer af
geven.
Ten sjotte is courantenpapier een uit
stekend voorbehoedmiddel tegen mot! Ka
mers en salons, die weinig gebruikt won
den, dekt men met courantenpapier af. Ook
pelswerk verpakt inen bij voorkeur in ven
6che kranten, die nog sterk naar drukinkt
ruiken.
In den winter verdient het aanbeveling
een diikke laag courantenpapier onder de
tapijten te leggen; vooral im benedenkamers
zal men dan minder lest hebben van koude
voeten.
In nieuwe huizen, waar de muren vochtig
zijn, moet men tueschen de muren en
beien, zoowel als achter schilderijen en
gravures een dikke laag papier aanbren
gen; wanneer men bet papier geregeld ver
nieuwt, voorkomt men daardoor het ont
staan van vochtvlekken.
En dam niet te vergeten: Zeil opwrijven
met oude kranten.
Zeil, dat goed in de wa6 gezet is en hcht
uritgewTeven, kan men prachtig glanzend
maken na wrijven met kranten. Ook de
stappen en krassen op gewreven zeil kan
men met 'n flinke prop kranten goed weg-
wrijven.
handelen, gemakkelijker de het
gesloten houdt. Later
Vitzwavelen tegen mot.
Lekkende vazen
e heel gemakkelijk weer repareeren
:onder eenige
<l>ü drogist te koopen)
:achte lapjes
terpentijn of
- tvlekken u
legge, en daar
niet om een keurcollectie
het tin, dat in de laatste eeuwen vervaard
werd voor hulishoudeltJk en liturgisch gebrt
rklarande i
vinden, maar alleen omdat het
t n is, en net evenzeer mode is daarvoor een
wak te hebben als voor cacteén.
Het is evenwel een feit. dat de menschen slch
.an tin dikwijls bekoopen. hetxt) omdat zo
geldwaarde, dit
als er veel kringen
:Un. als het flink zv
'S al gauw
aar op de hand
t vanzelf dat het
pronk x
•om wil ik
in, dat zoo nu
i schoongemaakt met
aarin weinig metalen
Mat glanzend tin met fruit, druiven en goud-
etnetten, sinaasappels en bananen, tomaten en
Ütroenen la een feest voor 't oog. Niets houdt
ien drank koeler dan een tinnen Kan. zoodat
ioelmatlgheid en schoonheid hier broederlijk
agaan. 't Ia met poëzie dat onze voor-
HUISHOUDING EN KEUKEN
RECEPTEN
sarS'
APPELSCHOTEL
te zwaar dessert,
appelmoes bestaat, kan
manier bereiden.
i diepe vlaachaaJ, daar-
i met citroenschil of amundi
kringetjes van kaneel maakt op de vol-
j manier: doe wat kaneel op een droog
J llkeurglaasjo of eierdopje
dan ln het aohoteltje ka-
>1 rand dan over in het el-
lullen gelden als
onzer aardewerkfabrl
>roducten daarvan later
wonderlijke staaltjes
heden ten dage ln nieuw materiaal de vormen
het oude doet herleven.
•euw steeg het gebruik van
lordeelen aanmerkelijk, toen
ln de 16e
i om zUn vele
groote tinmijnen
and. Frankrijk, Duitschland i
ntwlkkelde deze industrie zich tot een
abele hoogte. Engeland en Nederland
Corresponden tie.
INSCHRIJVING VAN LEERLINGEN
(DAMES cn JONGE MEISJES)
tegen 1 OCTOBER a.s. aan de MODEVAKSCHOLEN te
ROTTERDAM, UTRECHT EN 's-GRAVENHAGE
aangesloten bij de in 1011 Kon. Goedg. Vereen, v. Modevak
scholen in Nederland. Opleidingsscholen voor Examen
KNIPPEN, NAAIEN en HANDWERKEN
voor eigen gebrnik. DAG- EN AVOND-, CÜRSUS- EN
CLUBLESSEN. Spreekuren aan de scholen te
ROTTERDAM: Directr. Mevr. S. A. v. Amijde—Pors, Schietbaanlaan 99 (bij den
Heomraadssinpe!), Dondersdaes van 2i en van 7—
Annastraat 5 (bij Av. Concordia) Dinsdags van 78'
Beyerlandschelaan 40, Dinsdags 4—5 en Vrijdags van 0-7
HILLEGERSBERG, Straatweg 127, s'Maandags van 89 n.m.;
PERNIS, in een der zalen \an de Hen. Bewaarschool, 's Woênv
dags v. ^—4. Corresp.-adres: Schietbaanlaan 11 i. Tol. 33739. R'dam
Directr. Mojuffr. J. W. Lagendijk, Nieuwe Gracht 74, Dingdag»
en Donderdags van 47.
Direct. Mejuffr. L. Lustigheid, Acaciastraat 49, Dinsdags en
Donderdags van 10—12 en van 4—G.
Prospectl op aanvrage aan de desbetrelfende adressen.
UTRECHT:
DEN HAAG: