IfeféVfCftó Het goede deel Schoolkinderen Handwerken Herfstlied Wat er aanq te dqen l VRIJDAG 18 SEPTEMBER 1931 Toen de Heiland in haar huis kwam Aan niets anders kon Maria denken dien dag, voor niets anders zioh geven dan aan de zaligheid van Zijn nabijheid, de groote eer die Hij, de Messias, aan een paar zondi ge menschenkinderen wilde geven, en waar zij niets tegenoverstellen kon. Zij, ten diep ste zich bewust van eigen afhankelijkheid en zondige onwaardigheid, besefte zoo ten volle, dat tegenover Hem een menschenkind slechts de ontvangenende, nooit de gevende kan zijn, dat alleen groote dankbaarheid haar vervulde en alle andere gedachten en gevoelens weken. Hij kwam, en zij zette zioh aan Zijn voe ten, liet den vollen stroom Zijner genade over zich uitstorten. Want waar Hij was daar was maar één ding belangrijk: Hij- zèlf. En nu Martha. De ijverige welbewuste zelfgenoegzame. De Heiland kwam hen bezoeken. Was dat niet de moeite waard? Was het geen gnoote eer, geen zeldzame onderscheiding? Maar zij was dan ook Martha, de ijverige nette, altijd dienende Martha. Ja de Heer wist wel waar Hij kwam. Wien Hij de eer van Zijn bezoek waardig keurde. Zeker. Maria was wel heel vriendelijk en onderdanig in alle nederigheid zocht ze, van Hem te worden geleerd maar in- tusschen stonden haar handen toch maar stil en het werk bleef ongedaan. En de Heiland zou zich niet door Maria's liefde laten verblinden. Die zou zien, hoe zij, Martha, de ijverige, dienende, het was, die de plicht stelde boven het genoegen van te hooren naar Zijn Woord. Martha werkte en wachtte. Straks zou de Heer tegen Maria zeggen dat zij moest doen als Martha die haar plicht vervulde. Maar de Heer sprak geen woord over haar, scheen niet te zien haar sloven en werken voor Hem, dat in waarheid zou blijken te zijn een werk voor eigen eer. Toen kón zij 't niet langer verkloppen. Meester! zie toch hoe ik werk, zoudt Ge ndet zeggen dat Maria mij wat helpe! En zóó zacht en omzichtig als Hij alleen het doen kan, zóó duidelijk en onweerspre kelijk als ook Hij alleen het verstond te spreken was Zijn vermaning, toen Hij haar antwoordde Neen, want Maria heeft het goede deel gekozen. Het goede deel, dat was het eeuwige waar naar Maria gegrej>en had toen zij ólles ge ring achtend, alles onwaardig wetende, nochtans zich zelf zooals zij was in Zijn hand overgaf, niet als een gave en geschenk dat zij nog in rekening brengen kon, maar om de genade van te woixlen aanvaard en door Hem geheiligd. Het mindere deel, dat was het tijdelijke waaraan Martha had willen vasthouden, het goede werk dat zij had willen doen en als een verdienste, een betaalmunt had willen stellen tegenover Zijn onbegrij pelijke en ondoorgrondelijke zondaarsliefde. Hoe kon zij denken dat in het licht dédp- yan, haar goede werk nog zou meetellen. Och neen, niet het werken voor Hem was het mindere deel, het kan uit liefde gedaan zijn, maar het zoeken van de eer voor dat werk, het zach willen aanrekenen als ver dienste tegenover Hem. Wat zijn er onder ons nog velen, die dat mindere deel kozen, het deel dat kan worden weggenomen, om dat al onze aardsche werken vergankelijk zijn. Wat sloven en zwoegen en werken we niet in de eerste plaats om Zijn Naam groot te maken, als Maria, maar om straks als hij nóg niet ons opmerkt, eens te kunnen roepen: Heer, zie toch eens hoe ik werk, zoudt gij niet zeggen tegen de anderen. Maar dan antwoordt Hij ons, dat de an deren het betere deel kozen* ningen ik kón 't niet. M'n keel was als gezwollen 13 jaar, en dèn zóó praten. Wat 'n blik gaf 't op het milieu waar hij uit I kwam, waar hij zich nog steeds in tyewoog. „Goed gegaan vandaag met Flip hé?", vroeg de ander me, en stom knikte ik van „ja". t Is toch maar beter zoo. Over een paar weken is 't Kerstmis en dan gaat hij 'r at, geloof ik. Is hij geen dertien haast? Dan hebben we 'm tenminste tot 't eiind toe ge houden". „O", zei ik, „en dan -kunnen we misschien zorgen, dat-ie op de knapenvereeniging komt" en toen vertelde ik ons gesprek. Veertien dagen later, wij kwamen er slechts om den anderen Zondag, was Flip weergekomen. Hij keek mij dikwijls aan en gedroeg zich bedaard. „Hoe gaat het nu met jou?" vroeg ik toen hij binnenkwam. Hij trok de schouders op: „ooh t'r is toch niks an te doen. 'k Mot er tóch an doodgaan" Hij praatte gewild-ruw. Ik zag, dat, ter- ijl 't hem inwendig goed deed, belangstel lend te hooren vragen naar wat thuis en misschien elders zóó koud werd genegeerd, het hem toch dwong tot dat air van onver schilligheid, zonder hetwelk hij nu eenmaal niet over het onderwerp scheen te kunnen spreken. En dus wachtte ik geen antwoorden eer af. Misschien als het geval niet zoo diep tragisch was geweest, had 'k het kunnen doen, uit belangstellende nieuwsgierigheid, de „karakterstudie" (niet waar, daar doe je toch aan, als je jong opvoedster bent, en misschien wel eens te veel?), maar zooals u al zei 't was een te tragisch geval. Toch scheen het stil medelijden hem te treffen. Hij was veel bedaarder nadien. Het was, of hij voor 't eerst van zijn le ven, zijn toestand, zijn ziekte niet meer zag, als een gewone omstandigheid, zooiets waar de volksmond zoo laconiek van kan zeggen ,.ja, daar verander je toch niks an, die 't trèf, die héb het", maar als iets ergs, iets waardoor hij bij ons een apart recht ver wierf, een recht, dat ook verplichting mee bracht. Hij scheen zichzelf te gaan corrigeeren. En wij bleven maar stil toeschouwer daarbij. Als ik het u nu hier vertel, lijkt het zoo gewoon, maar o, het oogenblik dat je vóór zooiets staat! Ik kón niets anders doen, dan meelijden hebben met het ventje, niets anders en niets méér. Als ik het nu hier vertel, lijkt het .geval" te leeren, als ik had willen trach ten „er achter" te komen, ter wille van het bijzondere en „interessante", ik zelf zou het verachtelijk noemen, het aanvoelen als vivi sectie, zielevivisectie! Maar veel later, als zuke kinderen en de gesprekken en omstandigheden, die als ge grift staan in je herinnering, weer gaan spreken, dèn zie je de dingen kalmer, objectiever. En ondanks je zelf, geheel on willekeurig, trek je de les, die er zoo duide lijk uit spreekt. Flippie ging zichzelf corrigeeren, zei ik. Soms trachtte hij nog wel 's even met iets in de oude uitdaging ,,'n lolletje" te be ginnen, als 't ware om zijn vroegere repu tatie van lastige bengel op te houden, als geneerde hij zich voor zijn „zoet zijn". Maar een kalm en vriendelijk hem bij de schouders vatten (vroeger zou hij het heb ben afgeschud, nü scheen hij te begrijpen dat, waar hij eenmaal in zijn droevige zwakheid gekend werd, grootdoenerij niet meer op zijn plaats was) een enkel woord II (Slot), Later heb ik ondervonden en begrepen, dat hij een „gewoon geval" was. Maar toén! Het was mijn eerste aanraking met het groote -verderf, dat daar heerscht in de ste gen en sloppen van ons Christelijk vader land, en ik kón, ik wilde er nog niet aan. Hij was zoo jong, nog geen 13 jaar. „Kan dat nu niet beter worden", vroeg Tc als twijfelend. En toen, toen pas zag 'k, dat 't ook hèm aandeed; naar 't scheen nog meer om mij, dan om hemzelf. „Nee", zei hij met iets van verlegenheid, „de dokter zeit: d'r is niks an te doen" en toen, half beleedigd door mijn ontsteld-onge loovig gezicht weer brutaler „ja gerus, d'n dokter het 't tege me moeder gezeit". „En wat doe je nu", vroeg ik. „Je bent toch met September van school afgegaan?'*. „Ja, nou ben 'k bij ne smid". „Bij 'n smid?". Al meer verbaasde ik me. „Dat 's toch juist niets voor jou, jongen, als je ziek bent". „Och, as t'r nou tóch niks an te doen is", en nóg onverschilliger, „ak nou toch doodga 'k Gééf t'r niks om!". We kon de,n niet verder praten. De vertel ster tikte al met den stok op de bank en maakte aanstalten met zingen te beginnen. Ik zette me in een der banken naast de jongens neer en we hadden verder te zwij gen. Na 't zingen begon 't vertellen, dan luis terden ook de ondeugenden wel, ten slotte het danken en dan op staande voet de heele bende naar huis. Dat ging altijd op stormmanier. Zóó uit de klas, drie, vier stappen gang en dadelijk door de buitendeur in de stille zijstraat De rij van 't magere joggie 't eerst en hij (een van de voorsten. Heel even nog keek hij me aan, maar hol de met zoo'n haast naar buiten, dat 'k e* niet toe komen kon hem aan te houden, nog even met 'm te praten. Hij zou zich zoo interessant gaan voelen tegenover de anderen, dat was het eigen lijk: w&t moest ik tegen hem zeggen! Er zijn mensrhen, die in zulke oogenblik- ken zoo dadelijk gereed staan met troost woorden uit den Bijbel, of ernstige verma „Och nee, doe jij dat nu maar niet jon gen", was meestal al voldoende. Kort daarna was 't Kerstfeest en prijs- uitdceling. Bij die gelegenheid, vele scho len kwamen dan in één zaal tezamen, heb ben wij hem niet gezien, hoewel hij natuur lijk wel aanwezig was. Maar wij waren bij Kiere klassen geplaatst Een week later, ónze beurt weer, waren er veel leege banken in ons lokaal, de ver trokken leerlingen, die met 't Kerstfeest af scheid genomen hadden. Ook wij hadden in de laatste beurt voor Kerstmis in 't algemeen van onze oudsten al afscheid genomen en de vertelster had bij gezegd: al waren ze er af ze mochten ailtijd terugkomen, zoo dikwijls, als ze wilden. En zie nul daar was van al die vertrok ken leerlingen maar één terug gekomen, het lange, magere, bleeke ventje uit de achterste bank. Wij drieën keken elkaar eens aan, maar zeiden eerst geen woord tot hem. Overhoord worden hoefde hij niet., want hij was „er af", cn na de vastgestelde leeftijd kon men niet op Zondagsschool blij- als leerling, hij was gast nu (een „vin ding" van onze vertelster) en gedroeg zich als gast: bedaard en beleefd. Na afloop van dien schooltijd hebben we hem gezegd, dat we het zoo aardig en zoo prettig vonden, dat hij was teruggekomen, rant dat we nu toch zoo goede vrienden waren geworden. ,Ik ben blij, dat je ons niet vergeet en je komt weer terug hè?" zei de vertelster en gaf hem hartelijk de hand. En nooit kon ik later het vaak niet malsche oordeel over de „openbaren" (generaliseeren we ook in dezen niet te veel?) hooren, óf ik moest denken aan wat deze dienaar 't openbaar onderwijs deed voor het „ver loren?" schaap. Want van haar toch was het idee uitge gaan te zeggen: Jullie mag toch terug komen, al ben je afgeschreven en der het zeggen had zij 't voornamelijk om Fldppie bedacht en om Flippie bedoeld. Een paar maanden later was Flip der tien jaar geworden. Toen kon hij op de knapenvereeniging worden toegelaten. Wij zouden wel eens voor hem infor- meeren niaar tijd, plaats enz. En toen was 't ons laatste afscheid. Hij kreeg 'n boek van één van ons mee voor zijn trouw koanen. „De Jonge Pelgrim" heette het. Hij was vlug van begrip en las graag. Ik ging voor hem naar een jongen dien ik kende, om to hooren, hoe laat deze naar de vereeniging ging en vroeg toen nog of Flip hem soms mocht komen halen, en hij hem dan meenemen wilde voor dezen eei'sten keer. Maar dadr had het nette jongetje niet veel zin in en de moeder van het ventje vond ook, dat hij met „zoo'n Schobbertje" niet mee hoefde. En zóó is Flip alleen gegaan. Later hebben we hem uit 't oog verloren. Er is zoo veel, dat we moeten overgeven in de hand van Hem, die ons allen leidt langs onnaspeurlijke wegen en is ons school werk niet altijd stukwerk. Maar duidelijk hebben we ook uit dit geval weer kunnen leeren, dat, als Alle be straffing faalt, men soms zónder bestraffing een heel eind komen kan. Omdat nu eenmaal ieder menseh en ieder kind, óók de onverschilligste, óók de ruw ste, zijn zwak heeft, het aangrijpingspunt van zijn karakter, als ik 't zoo noemen mag. Als we maar eerlijk willen en volhar den in 't gebed, als we maar vaststaan in het geloof, dat Zijn kracht in onze zwak heid volbracht wordt S. ertusschen zooveel als uitkomt en dan de buitenranden onder en boven even breed. We volgen nu verder de beschrijving zoo als we die vinden in het Beyeraboek. Het Haken II, uitgave van Wees en Weiss, Zeist—Amsterdam. Daar begint men met een k. steekopzetsel van 42 c.M. lang. Dit geldt het werken met zeer fijne draad, verder zullen we geen c.M.-maten meer opgeven. Zooals hier op afdeeling 2 (twee) is te zien, worden steeds dubbele stokjes gewerkt voor den rand, drie in een hokje. Om het middenpatroon dicht te krijgen, haakt men daar vijf stok jes in elk hokje zie telpatroon afb. 3 (drie). Als afsluiting van het haakwerk wordt aan den bovenrand een t.oer van 3 k. steken, 1 vaste gewerkt, ook langs den on- GROOT HAAKPATROON Het haakwerk, dat we ditmaal afbeelden, is eigenlijk een glasgordijn, en wie de moei te wil nemen, het te haken, naar de beschrij ving, met zeer dim garen (b.v. 80) zal een paar ijzersterke glasgordijnen hebben, die zeker meer dan een dozijn jaren in de wasch mee kunnen. Voor serredeuren bijv. zooiets zeker g,oed kunnen voldoen, maar dan moet men ze grooter maken, daar de maat daarop niet berekend is. Maar ik denk, dat de meeste onzer dit te veel werk voor gordijnen zullen vinden. Voor spreien heeft men nu eenimaal eerder het werk over, ook al omdat het dan grover gaat en dus vlugger opschiet. En daar er nu weer kort geleden nogeens >r 2? i rts-eftsiJ'-ï.'; sa;- !Vl t S -1 BgH k ÜB S M S'llllSSftfï55 !;«S»r5K'PTfenj^2f: ar ïtiUMl si tÊÊÊM^WÊÊÈÉÉIMHÉttttfl is gevraagd naar sprei uit een stukWel hebben we reeds een paar mooie gegeven, maar ja, die hébben we dan ook gegeven en altijd herhalen valt geen mensch mee, men wil weer wat anders zien, en daar de vorige ook wel wat moeilijkheden gaven bij het op maat maken van de buitenkant (bui ten het middenmotief) der sprei, leek het me wel geschikt de dames, die graag eens een sprei uit één stuk maakten welke gemakke lijk volgens patroon is na te werken zonder bepaalde moeilijkheden van uitrekenen, aan te raden dit gordijn pa troon, en dan na tuurlijk met grover draad, eens uit te wer ken als sprei. Daar er hier een meer „on verschillige" buitenvulling is, die zich heel eenvoudig laat uitdijen of bekrimpen, kan men hiernaar zoowel een tweepersoons- als een kinderspreitje haken. Het ueste is, daar toe eerst met den werkdraad een rijtje blok jes te haken en dan op de centimeter na te rekenen hoeveel blokjes, en dus hoeveel k. steken men maken moet om de vereischte breedte van opzetsel te krijgen. Na de eerste benedentoeren kan men dan altijd nog gaan uitrekenen hoeveel ruiten men onder en bo ven het middeninotief maken zal. Zooals hier drie heele en een halve ruit genomen zijn onder en boven het motief, kan men er ook twee of zes nemen en dan de hal ve er bij. Verder zal het ook wel gaan om in de breedte dus aan de lange zijden een of twee ruiten meer te nemen, dat zal wel moeten wil men de sprei met al te langwerpig hebben. Voor tweepersor»ns9prei zou ik liever twee van die middenmotieven nemen met ruiten derrand (dit geldt dus alleen het werken als gordijn, niet .de sprei). Nu komt de mooie, smalle buitenrrand. het „puntje". Daarvoor wordt eerst een toer vasten ge haakt rondom, waarbij een koordje m nomen wordt onder het haken (voor sprei doet men dit niet). Dan wordt van links rechts e entoer gewerkt, als volgt: 10 k. steken, een vaste in den rana, daarna wor den de k. st. omgehaakt met (tien) vasten, dan: 10 k. st. een vaste, weer tien k. st. enz. (Zie hiervoor afb. vier en vijf). In de hoe ken moeten zooveel van die staafjes gewerkt worden als noodig blijken, om het goed vlak te doen blijven dat het niet trekt. Na die toer moet nu zonder af te hechten worden teruggegaan, dus van rechts naar links en de open gebleven k. st. van den eersten toer met vasten worden gevuld, waarbij de kleine boogjes worden gevuld met picotjes. De franje langfe onderrand geldt alleen het gordijn. We behandelden het. franjemaken reeds. Wie niet een gordijn maakt, maar een sprei, zal wellicht de voorkeur geven aan een breed e rand of kant Het zal aan een geoefende haakster geen moeilijkheden hoeven op te leveren om een min of meer breede rand uit te denken die ook, al is het alleen maar in het rechte deel, wat van het ruitmotief vertoont, zoo wil, dit wat verkleind, zoodat het verschil met binnenkant duidelijker wordt. EVEN Aan de ketting van het leven Heet iedere schakel„even" Even vreugd' en even smart Eveneen gebroken hart Even pijn om lieve dingen Die vroegtijdig henengingen Even roek'loos doen of denken Kan ons tot den dood toe krenken Even je in iets vergissen, Kan voor lang héél lang beslissen! Evenhangt zooveel van af Jeugd en liefde, roem en eer Pijn en zorgen, wat al meer In de ruimten van het leven Is alles éven.... heel even. ANNIE DE HOOG—NOOY. Laat ons nog eens de lindenlaan Ten einde gaan. Het is misschien de laatste dag. Die met zoo'n lach, De zon ziet schijnen op het groen Van het plantsoen. Op 't groen en bruin, op 't geel en rood, Dat samenvloot Tot een schilderij, zoo wonderschoon Van tint en toon. Laat ons nog eens de lindenlaan Ten einde gaan. 't Is alles thans zoo plechtig stil, Of 't zeggen wil: Zie mij nog eenmaal ernstig aan; 'k Moet sterven gaan. Mijn wonderschoone kleur'ge dos, Het is de blos Des teringlijders, die het oog Zoo vaak bedroog. Laat ons nog eens de lindenlaan Ten einde gaan. En brengen met ontroerd gemoed Een afscheidsgroet. O gelend blad, daal vredig af In 't groote graf. Gij hebt Uw taak getrouw volbracht; Sterf, sterf nu zacht. En daal ook ik, o 's levens Heer In 't graf eens neer Voer dan Uw trouwe Vaderhand M' in 't beter land. A. W. BRONSVELD. of beslagpot JAN IN DEN ZAK C00 gr. boekweitmeel. 33 ?r. t"htt zout "kloppen, ^«arbif d- n voegen en langzaam d« lauw lepel flink dan do gist. die glad en zonder kluit a ingemengd. er door snipperde sucade en de a X uur dichtgedekt op n rijzen. n lauw water uitspoelen voor *hèt^zern een bordje of schoteltje De koek moet 2} 3 uur koken. Om te zien of het deeg gaar is moet men er met een mos en. De doek of zak wordt dan verwijderd le pudding even vóór den oven gelegd om GEBRUIK UW OUDE KRANTEN! Oude couranten worden vaak aJs waar deloos weggeworpen, omdat het papier ra den regel te slecht is om er iets in te kira te n verpakken. Toch kunnen de counaaien nis in de huishouding van velerlei nut zijn. Vroeger gebruikte men zacht, oud papier ■oor hel schoonmaken van vensterruiten, doch later werd het papier verdrongen door flanellen en zeemleeren lappen. Waarom zuilen we echter niet tot het oude terugkeeren, als we in aanmerking nemen, dat het aanschaffen van zeemleeren Lappen veel geld kost en het schoonwas- schen er van veel tijd im beslag neemt, ter ijl het nutteloos weggeworpen zachte pa- pier de ruiten zuiverder en glomzender maakt dan bovenbedoelde lappen? Voorwerpen van tin en cuavre-poli wor den eveneens schoon en zonder kassen als men ze tweemaal per week met zacht papier afwrijft. Ook in de keuken bewijst oud papier goede diensten. In de eerste plaats bedekt men ei- tafel6 en aanrechten me 'e, TOens met een of ander vuil werk te be ginnen. Bij 't schoonmaken van lampen of branders van petroleumstellen is oourauten papier onmisbaar. Messen en vorken, die vdsch ruiken, wrijft men terdege met courantenpapier af alvorens ze te gaan wasschen. Als er melk overkookt wrijft men de idhedplaat eveneens met papier en zout Als het fornuis of de kached gepotlood zijn, moet men, zoodira ze aangemaakt worden, pflaten met papier afwrijven, hetgeen de glans verhoogt en de achtergebleven pot lood verwijdert, zoodat ze niet meer af geven. Ten sjotte is courantenpapier een uit stekend voorbehoedmiddel tegen mot! Ka mers en salons, die weinig gebruikt won den, dekt men met courantenpapier af. Ook pelswerk verpakt inen bij voorkeur in ven 6che kranten, die nog sterk naar drukinkt ruiken. In den winter verdient het aanbeveling een diikke laag courantenpapier onder de tapijten te leggen; vooral im benedenkamers zal men dan minder lest hebben van koude voeten. In nieuwe huizen, waar de muren vochtig zijn, moet men tueschen de muren en beien, zoowel als achter schilderijen en gravures een dikke laag papier aanbren gen; wanneer men bet papier geregeld ver nieuwt, voorkomt men daardoor het ont staan van vochtvlekken. En dam niet te vergeten: Zeil opwrijven met oude kranten. Zeil, dat goed in de wa6 gezet is en hcht uritgewTeven, kan men prachtig glanzend maken na wrijven met kranten. Ook de stappen en krassen op gewreven zeil kan men met 'n flinke prop kranten goed weg- wrijven. handelen, gemakkelijker de het gesloten houdt. Later Vitzwavelen tegen mot. Lekkende vazen e heel gemakkelijk weer repareeren :onder eenige <l>ü drogist te koopen) :achte lapjes terpentijn of - tvlekken u legge, en daar niet om een keurcollectie het tin, dat in de laatste eeuwen vervaard werd voor hulishoudeltJk en liturgisch gebrt rklarande i vinden, maar alleen omdat het t n is, en net evenzeer mode is daarvoor een wak te hebben als voor cacteén. Het is evenwel een feit. dat de menschen slch .an tin dikwijls bekoopen. hetxt) omdat zo geldwaarde, dit als er veel kringen :Un. als het flink zv 'S al gauw aar op de hand t vanzelf dat het pronk x •om wil ik in, dat zoo nu i schoongemaakt met aarin weinig metalen Mat glanzend tin met fruit, druiven en goud- etnetten, sinaasappels en bananen, tomaten en Ütroenen la een feest voor 't oog. Niets houdt ien drank koeler dan een tinnen Kan. zoodat ioelmatlgheid en schoonheid hier broederlijk agaan. 't Ia met poëzie dat onze voor- HUISHOUDING EN KEUKEN RECEPTEN sarS' APPELSCHOTEL te zwaar dessert, appelmoes bestaat, kan manier bereiden. i diepe vlaachaaJ, daar- i met citroenschil of amundi kringetjes van kaneel maakt op de vol- j manier: doe wat kaneel op een droog J llkeurglaasjo of eierdopje dan ln het aohoteltje ka- >1 rand dan over in het el- lullen gelden als onzer aardewerkfabrl >roducten daarvan later wonderlijke staaltjes heden ten dage ln nieuw materiaal de vormen het oude doet herleven. •euw steeg het gebruik van lordeelen aanmerkelijk, toen ln de 16e i om zUn vele groote tinmijnen and. Frankrijk, Duitschland i ntwlkkelde deze industrie zich tot een abele hoogte. Engeland en Nederland Corresponden tie. INSCHRIJVING VAN LEERLINGEN (DAMES cn JONGE MEISJES) tegen 1 OCTOBER a.s. aan de MODEVAKSCHOLEN te ROTTERDAM, UTRECHT EN 's-GRAVENHAGE aangesloten bij de in 1011 Kon. Goedg. Vereen, v. Modevak scholen in Nederland. Opleidingsscholen voor Examen KNIPPEN, NAAIEN en HANDWERKEN voor eigen gebrnik. DAG- EN AVOND-, CÜRSUS- EN CLUBLESSEN. Spreekuren aan de scholen te ROTTERDAM: Directr. Mevr. S. A. v. Amijde—Pors, Schietbaanlaan 99 (bij den Heomraadssinpe!), Dondersdaes van 2i en van 7— Annastraat 5 (bij Av. Concordia) Dinsdags van 78' Beyerlandschelaan 40, Dinsdags 4—5 en Vrijdags van 0-7 HILLEGERSBERG, Straatweg 127, s'Maandags van 89 n.m.; PERNIS, in een der zalen \an de Hen. Bewaarschool, 's Woênv dags v. ^—4. Corresp.-adres: Schietbaanlaan 11 i. Tol. 33739. R'dam Directr. Mojuffr. J. W. Lagendijk, Nieuwe Gracht 74, Dingdag» en Donderdags van 47. Direct. Mejuffr. L. Lustigheid, Acaciastraat 49, Dinsdags en Donderdags van 10—12 en van 4—G. Prospectl op aanvrage aan de desbetrelfende adressen. UTRECHT: DEN HAAG:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 3