iter dkVrcmW)
m 'm> m
m t'A m
Over de meisjesopvoeding
H ANDWERKEN
Schoolkinderen
MOD E-VAKSCHOLEN
ZATERDAG 12 SEPTEMBER 1931
IV.
Of meisjesvereenigingen, die de kinderen
kunnen vasthouden tot den huwbaren leef
tijd toe, wat doen aan de opvoeding tot de
gezinstaak? aan opleiding, dat is de
praktische beoefening, en theoretische onder
wijziging in de huishoudelijke kundigheden
zal zeker niemand hier denken maai- de
opvoeding d.V.z. dus het ontwikkelen
van de geneigdheid ertoe. Doen Chr. meis
jesvereenigingen werkelijk wat aan aan dl?
taak Daarover straks nog nader. Nu alleen
Zal een meisje een betere huisvrouw
worden door het feit, dat ze op een meisjes
vereeniging is geweest?
Wat mij betreft, ik vind die vraag bijna
absurd. Ik kan me, wanneer ik zoo koel
bloedig als ik maar wezen kan, deze kwestie
beschouw, op hetzelfde moment me haast
niet indenken, dat dit nog voor ernstige
menschen een vraag kan zijn.
En als de heer Wirtz de Geref. Meisjes-
bond verwijt, dat zij het niet doet.
waarom verwijt hij haar dan niet, dat zij niet
naar de maan grijpt? En o. dat er dan nog
zijn, die in plaats van rondweg te erkennen:
de vereeniging richt zich ook volstrekt
niet op de gezinstaak, wezenlijk nog trach
ten het te laten voorkomen of er. hoewel
zijdelings, wel in die richting gedreven
wordt en haar in dat opzicht geen verwijt
treffen mag.
Laten we trachten, die zaak eens nuchter
te bezien.
Zooals men kantoor, school, winkel of
fabriek, waar het meisje een bestaan vindt
kan beschouwen als een noodzakelijk kwaad
ten opzichte van de speciale voorbereiding
voor de gezinstaak, omdat ze terzelfder tijd
van den gezinsarbeid afhouden, zoo zal
men praktisch gezien ook het vereenigings
leven voor het meisje op zijn gunstigst kun
nen noemen een noodzakelijk kwaad, ten
opzichte van de gezinsarbeid, alleen reed3
hierom, dat de meisjes erdoor uit huis ge
haald worden naar groote vergaderzalen,
tot een arbeid geheel ongelijksoortig, ja in
vele opzichten tegenstrijdig aan de huis
houdelijke. De sfeer alleen al duidt dit uit:
hier die van de stille afgeslotenheid van
den kleinen intiemen kring daar die
van de openlijke en publieke, soms zelfs
tot op zekere hoogte politieke arbeid voor
en op het podium.
Ik wil volstrekt niet het bestaansrecht
van de meisjesvereenigingen, of het voor
deel, dat zij in vele gevallen kunnen heb
ben, in twijfel trekken, maar ik wil er
alleen op wijzen, dat het wel wat erg ver
gezocht zou moeten worden als men wil
beweren, dat zij op «enigerlei wijze kunnen
opvoeden tot de gezinstaak en dat het
evenzeer onredelijk zou zijn het te vergen.
Zeker kan 'de vereeniging als zij werkt aan
de algemeene ontwikkeling en opvoeding
van het meisje, hier nu opwerpen, dat dit
ook vruchten opleveren zal voor de latere
gezinstaak, maar zoo beschouwd is Alle
omgang, is het leven zelf evenzeer opvoeder
daartoe en men zou zijn kinderen dus
maar uit het huis te sturen hebbenDe
vraag is bil dit alles maar: kan men mis
schien ook wat te veel van die meer alge
meene opvoeding geven?
Moeders doen wel goed, hieraan hun aan
dacht te geven. Zijn de opgroeiende meisjes
uitsluitend in het huisgezin werkzaam, dan
kan het ter verruiming van haai- horizon
wel zijn nut hebben, haar in een meisjes-
vereeniging te laten meewerken. Echter
moge men dan wel zorgen, dat dit vereeni-
gingswerk niet zoowat het eenige is. dat
zij buitenshuis doen of hebben, want dan
zou de verruiming nog maar een zeer een
zijdige kunnen zijn.
Maar meisjes, die om haai* brood te ver
dienen reeds dagelijks buitenshuis werken
op terreinen van arbeid geheel buiten die
van het huishouden liggend, die kan men
in de enkele avonden of uren, meestal
beter in een huiselijken kring laten blijven
en als 't goed kan, daar mee laten werken
dan haar die tijd nog te laten offeren aan
verenigingsleven.
Echter zijn ook hier een massa uitzon
deringen.
Soms willen de meisjes zoo gratig (de
motieven te zoeken zou soms tot merk
waardige verrassingen kunnen leiden) dat
men het verenigingsleven als haar eenige
of tenminste voornaamste ontspanning kan
beschouwen. Soms ook zijn ze er nuttig en
noodig, omdat, wanneer uitsluitend huis
houdstertjes de vereeniging moeten bevol
ken deze allicht saai en (eenzijdig, nog een
zijdiger dan ze al is, zou worden.
Ieder zij in zijn eigen gemoed verzekerd
waar het hier geen beginselkwestie betreft
maar ik voor mij geloof en heb ook vaak
gezien, dat er bij al dat vereenigingsgedoc
voor de zeer jonge meisjes machtig veel
poppekasterij is.
Mi. moest men eigenlijk geen jonge meis
jes van minder dan ongeveer dertig, als ze
op die leeftijd nog alleen staan, in groote
verenigingen samenbinden.
(Wordt voortgezet).
KRUISSTEEK WERK
iveek)
Kleedje voor kinderkamer.
(Vervolg van verleden 1
De vorige week beloofden we, nu de rest
te zuiden geven van de afzonderlijke mo
tieven die in de midden-vierkanten komen
en nog twee dieren voor den rand,.
Deze volgen nu bier. Zooale men ziet,
worden de 6taande vierkanten van ie bin-
nenmotieven niet geheel gevuld maar met
kruisjes „oim-den-anderen". Wjie echter
graag vlug klaar is zou deze vlakken nog
open kunnen laten.
Verder is er bij de teeikemng van de 1
(die op de afbeelding van het kleedje
niet juist in den hoek staat, maar dat doet
er zoo weinig toe) ook een stuk buitenrand
geteekend. Zooda-t nu allen wel niet bet
werk voort zullen kunnen.
GEBREIDE DAMESPANTALON
Verbetering.
Bij het lezen van ons nummer van veer
tien dagen geleden zag ik dadelijk, dat ïk
daar een vergissing begaan hel), die de
geoefende breister waarschijnlijk ook gelij.;
zal hebben opgemerkt, maar die anderen
wellicht op een dwaalspoor zonden bren
gen met het werk. Mijn bedoeling was dan
ook de. e v. week de verbetering te plaat-
een' die ik jammer genoeg, verleden week
jiog \crgat, cn geen enkele lezeres schijnt
nog de vergissing te hebben opgemerkt,
dus hoop iie maar dat nog niemand met
liet werk zoover gekomen is.
Het geldt hier het inbreien van ruimte
in de pantalon. Uit het geheugen schreef
ik het op, zooals ik bet wel eens heb op
geknapt voor moedertjes die rechte broek
jes breiden voor kleine jongetjes en dan
zagen line deze bij dc dikkertjes konden
..trokken". En daarvoor gaat de manier
precies zoo op. maar deze werden dan ook
opgezet van onderen aan de pijpen, zooals
het meestal gedaan wordt. Onze damespan
talon echter wordt van boven aan de
boord opgezet en daarom moe»? het breien
van insteektoeren net in andere volgord'
gaan. Men breidt hier dus niet eerst tot
een paar steken over het midden (van de
dubbel-gelegde pantalon, de eene helft dus.
spreken we nu), maar tot een paar steken
voor het einde daarvan. De volgende toer
aan den anderen kant dan net zoo. Daarna
worden dan telkens een aantal steken min
der gebreid dan in den voorafgaanden toer
zoodat dus de insteektoeren steeds small
worden. Men denke maar aan het breien
van den platten hiel. Hier krijgt men het
zelfde maar minder scherp, er wordt niet
bij geminderd hier. Bij de damespantalon
is het verschil bovendien dat van bovenaf
die inzet gebreid wordt. We hopen dat deze
uiteenzetting het werk wat meer duidelijk
maakt ook voor de minder-geoefenden.
Voor wie de pantalon nog breit naar de
opgegeven maten, zullen we nu ook nog
even letterlijk den gang van het werk aan-
Mcn heeft dan opgezet en boord gebreid
op een (dubbele)) breedte van 45 c.M. Gaat
dan in den tweeden of dertien loer slechts
breien tot een breedte van 43 c-M.. keer dan
het werk om en brei weer 41 c.M.. dan kec-
ren en rondbreien een rechten toer. daarna
breien een breedte van 41 c.M., keeren cn
teragbreien 39 c.M., dan weer keeren en de
lieele toer rond recht breien. Nu breien lot
39 c.M., keeren, breien 37 c.M., keeren, toer
rond breien enz. enz., men ziet daarbij al
gauw zelf of men goed uitkomt en hoeveel
keertoeren er nog noodig zijn. Naar omstan
digheden kan men ook meer of minder
rechte tusschentoeren breien, bijv. telkens
twee. Die verhoudingen hangen er van af
of men een groote of kleine pantalon, fijn
of grove draad breit.
Zooals men nu wel begrijpt komt het alles
er maar op aan, dat de tusschentoeren
steeds evenver van den kant afblijven.
Wie nog meer ruimte noodig heeft zooals
bij sommige jongensbroekies, kan ook in de
eerste keertoeren nog enkele steken meei
deren. Deze kan men dan al of niet later
weer wegminderen.
Luierbroekje.
In dc teekening 'van het luierbroekje
van verleden week is een klein abuis, dat
echter lastig kan zijn als een groot. Het
bovenste van de vier kringetjes die men
aan den rechterkant ziet (knoopen) moest
een lang gaatje (knoopsgat) zijn. Men ziet:
de onderste knoopsgaten sluiten op de bo
venliggende knoopen 3 op 3, het vierde
knoopje gaat door het knoopsgat (rechts),
waar nu foutief het knoopje, staat. De
twee nulletjes in het centrum zijn een zes
en een nul, dat getal (60) geeft de breedte
aldaar aan.
BORDUURPATROON
ie/
Voor lezeressen, die nog een fraai, en
toch vlug-opschietend borduurpatroon kun
nen gebruiken, geven we hier deze aardige
motieven (uit: Borduurpatronen uitg. Kluit
man, Alkmaar).
Men kan ze werken in kleuren naar ver
kiezing. Het mooist zal het zijn, met bor-
duurwol op wollen stof. ook kan men een
dikke draad zijde gebruiken, maar voor
werken met dunne draad leent het patroon
zich niet, of men moet het met veel meer
steken uitvoeren. Het patroon kan dienen
voor kussen, tafelkleed (in de hoeken dan)
voor kapstokkleed wellicht als men het
wat vergroot, en er cén in tegenoverge
stelde richting (spiegelbeeld) bijteekeut.
Men kan zelf nog wel andere toepassingen
vinden. Met opzet plaatsen we de twee
kleinere motieven afzonderlijk, omdat men
dan naar omstandigheden handelen, en ze
naar eigen verkiezing er al of niet bij
plaatsen kan, alleen links en rechts erboven
of, (dan natuurlijk enkele malen dezelfde
herhaald) er rondom. Ook zijn de kleinere
motiefjes afzonderlijk te gebruiken als vlak
versiering en ook wel voor kinderkleeding.
Een „bengel".
't Was op de Zondagsschool.
We hadden de hoogste klas, 'n 70 kinde
ren ongeveer. Daar was je dan met je drieën
één „verteller", en twee ,/helpers". Nu daar
hadden we een jongen bij, zoo'n echten rak
ker, de grootste standjessohopper van alle
maal.
De belhamelarij die hij uithaalde in 't
halfuurtje dat wij 't druk hadden met„over-
hooren" is niet te vertellen!
Dan was de inktpot tot overloopens vol
gestopt met papierpropjes, dan was er werk
uitgeveegd van de borden die vlak achter
hem tegen den muur stonden, en waarop
bijv. zangversjes met de muziek geschreven
stonden (natuurlijk met 'n „niet uit" er
onder, waarvan hij dan eerst de „n i e t" uit'
wischte om later bij de bestraffing heel leuk
te vertellen „er stond „uit" op, toen heb ik
1, maar gedaan", of, hij teekende er wat
doorheen, of maakte op papiertjes tcekc-
niingen (meest gemeene) waar dan de ande
re jongens om moesten lachen. Ja, we béd
den wat geduld met hem noodiig.
1-Iij ging in de week op de openbare sdhool
vloekte en spotte, dat we er soms koud van
werden, en zoo kwamen we, de een na den
ander, wel eens aan de grens van ons ge
duld met hem.
Ge moet niet vergeten, men had op zoo'n
Zondagsschool (slaan was heelemaal uitge
sloten) niet de vele strafmiddelen, die omj
op de gewone school ten dienste staan.
Wc konden hem niet alleen in 'n bank
zetten, om de eenvoudige reden, dat we de
ruimte niet hadden ze zaten al met hun
tweeën of drieën in de banken in den
hoek maakte hij teveel kabaal of ging hij
eenvoudig niet; strafwerk bestond óók niet
cn een nulletje geven zou gemeen" ge
weest zijn.
Hij kende immers z'n versje altijd. We
zagen wel, dat hij 't meestal op Zondags
school pas begon te leeren (van 'n ander z.i
„briefje"). Kwameu we dan 's wat vroeg bij
hem, dan zei hij heel brutaal: „ik kèn 't
nog niet. Je mot toch vooran beginnen", of
„ik was me briefje kwijt 'k Zal 't daalijk
wel opzeggen", en als we daarop hadden
gezegd: „dat is een nul", of op andeie ma
nier hem hadden gedreigd met 'n mindere
kans op een eerste prijs met Kerstmis, dan
was hij niet meer teruggekomen, vrees ik.
Want, dat was 't gekste van alles, als het
hem wat tc veel gezanik werd, liep hij «Ie
school uit, l
„Laat maar gaan", zei ik eens bij zoo'n
gelegenheid. Ik was nog pas helpster «.n
had me nogal dik gemaakt, maar de vertel
ster (hoofd van ons drietal) riep hem ech
ter terug.
De jongen scheen daar echter lalt aan te
hebben en liep door.
Toen de klas was weer rustig geworden
nia den schrik over dien weghollenden ben
gel, begon de vertelling en na afloop van
den schooltijd bespraken wij 't geval.
„Ooh", zei de andere helpster. „Zoo'n jon
gen hoort ihier toch niet. I-Iij steekt de ande
ren maar aan, hij vloekt zóó, dat de kinde
ren die op de Chr. School gaan er soms
rillen maar soms ook met 'n soort van piet
om zijn durf naar luisteren. Die nooren op
zoo'n manier dingen zeggen, waar ze «elf
niet over zouden durven denken.
Als de ouders 't wisten.
Heusch, zoo'n j'ongen hóórt hier niet".
In kon dat niet met haar eens zijn. Ik
vond: juist de kinderen van Chr. ouders
hoorden op Zondag thuis.
In de week hadden de eenvoudige men
schen geen tijd, maar den Zondag moesten
ze geven aan de godsdienstige opvoeding
hunner kinderen hetzij ze hen dan mee
naar de kerk namen en zorgden dat ze daar
géén hindernis gaven öf dat ze hen tihuis
de Bijb. Gesch. vertelden aan de hand van
platenbijbel bijvoorbeeld.
Maar wij moesten op Zondagsschool heb
ben juist de kinderen die nergens elders
in school en huis niet, hoorden van Jezus
den Kindervriend.
Nee, dat ongodsdienstige mocht nooit een
beletsel zijn voor zijn komen hier, maar
hij was te ondeugend. En we hadden nu
eenmaal geen tuchtmiddelen hier, i k wou
wel eerlijk zeggen: ik kon 'm niet aan.
En daarom, omdat hij ons te veel hin
derde, en ons gezag tegenover de andereai
evengoed ondermijnde, zou het wel het best
zijn, hem te zeggen, dat hij niet meer terug
behoefde te komen.
Toen sprak de ander, de vertelster, die
drie jaar ouder was dan wij, ruim 20 (zult
ge trachten u niet te ergeren gij paedagogen
die beweert dat 'n „kind" van 20 jaar' nooit
opvoeder kan zijn).
Ik hoor 't nog en zal 't nooit vergeten:
„Nee, wo mógen hem niet laten gaan. Al
die anderen zijn voor ons de betrekkelijk
volgzame schapen, de negen-cn-negentig.
Maar die ééne geeft d e moeite.
We moesten liever die 70 laten gaan en
voor hèm alleen Zondagsschool houden, dan
dat we hem nu loslieten. Die eene wordt ons
op 't hart gebonden. Want we zullen ook
hèm eenmaal hebben tc verantwoorden. We
moéten hem vasthouden, ook en vooral in
onze gebeden, t
Wel, 't zou toch veel te gemakkelijk zijn
alleen de zoeten hier te houden en do ver
keerden te laten loopen".
Ik voelde wel dat zij gelijk had, maar
'k wist óók, dat zulke jongens bij de andere
klassen vaak genoeg weggestuurd werden.
En 'k opperde nog: Maar als we hem
niet aankunnen?
We móéten hem aankunnen. Gods Wóórd
zal het doen als wij te kort schieten. Maar
we moeten hem niet löslaten, onder géén
voorwendsels.
(Het was een dienares van 't, openbaar
onderwijs die zoo sprak en werkte op de
Zondagsschool).
Zoo besloten we, zoo goed en vriendelijk
mógelijk voor Flip te zijn als hij weer kwam
Den volgenden keer was hij er, en heel
gewoon.
Ik praatte weer 's even met hem en vroeg,
hoe hij toch altijd zoo wit en mager was.
Of hij wat scheelde?
'k Had 't wel meer gevraagd, want gie
moet niet denken, dat we onvriendelijk oi
onhartelijk voor hem waren.
Maar 't zal toch wel aan mij hebben moe
ten liggen, dat hij, terwijl hij er vroeger
slechts een minachtend schouderophalen
voor over had, er nü op inging.
Ik denk dat ik 't toen anders zal gevraagd
hebben en dat de onverschillige tóch zoo
fijn-aanvoelende jongen clat had begrepen.
,,'k Heb de tering", zei hij. „Da' ken nie
meer beter. Daar mok an sterve", alles
oven koud en lakoniek, alsof hij vertelde
van een gat in z'n mouw, waar zijn moeder
geen stuk in zetten wou".
Tk rilde. „Is daar niets aan te doen?"
vroeg ik.
„Wènéé, 'k heb al ééne long heelemaal
uitgespuug. 'k Hè maar ééne long meer. Jè,
even licht lachend om onze (ook de jon
gens om hem heen luisterden nu) verbaate
de gezichten „ik leef op ééne long, één
hè' ik t'r-uitgehoes".
„Maar", vroeg 'k weer, aarzelend, en in
plotselinge aandoening m'n medelijden niet
kunnende beheersche-n, legde 'k mijn han
den op z'n schouders voelde de scherp
uitstekende schouderbladen tusschen mijn
vingers
(Slot volgt
Jets over bacteriën
en besmetting
Velen onzer lezeressen zal het meermalen
zijn overkomen dat zij, hoorende of lezende
van het werk der bacteriën, bij zich zeilt
denken: hoe zit dat tooi) eigenlijk allemaal
in elkander, ik wou dat ik daar wat nieei
va n wist.
In het boekje: „Wenken voor moeders bij
kinderziekten", uitgave der Mij. voor g>e-
de en goedkoope lectuur, dat ik reeds vroe
ger hier besproken heb, vinden we een
korte, duidelijke en deskundige uiteenzet
ting over deze, 6oms nuttige, vaak ooi:
schadelijks, kleine wezens, voor zoover we
er eigenlijk doorloopend in de huiselijke
omstandigheden mee moeten en kunnen
rekenen.
Bacteriën moeten wij ons voorstellen als
zéér kleine levende wezentjes (micro-orga
nismen); er zijn soorten bekend niet groo-
ter dan één micron; een micron is één
duizendste mM. Door sterke vergrooting
heeft men verschillende vormen leei
kennen, waaronder de kogel-, staafjes- i
draadvormen het meest voorkomen.
Bij gunstige omstandigheden, waartoe
men rekent een geschikte voedingsbodem
en een bepaalde temperatuur, vermenig
vuldigen bacteriën zich zeer snel. Beneden
10 gr. C. kunnen slechts weinig bacteriën
zich vermeerderen; zij gaan dan eohter nog
niet te gronde, maar blijven leven in af
wachting van gunstiger omstandigheden.
Deze rusttoestand wordt latent leven ge-
nomed. Voor de ontwikkeling van de meeste
bacteriën is de gunstigste temperatuur 30—
50 gr. C.; bij een temperatuur von 70 gr. C.
gaan de meeste te gronde. Ook door den
invloed van licht worden bacteriën vernie
tigd. Reeds in gewoon daglicht sterven
binnen enikele uren soorten, die in het
donker maandenlang levensvatbaar blijven
Zonnestralen werken doodend op de bac
teriën.
Ieder zal uit het voorgaande de gevolg
trekking maken, dat op de bergen en boven
de zee weinig bacteriën kunnen leven,
maar dat zij overal te vinden zijn, waar de
zon buitengesloten wordt en ook in volle
zalen en huizen, waar niet voldoende ge
ventileerd en schoongemaakt wordt.
Er zijn groepen van nuttige en va.n scha
delijke bacteriën. Zoo zijn er bepaalde
soorten van planten, vlinderbloemigen, die,
onder medewerking van bacteriën, stikstof
uit de lucht opnemen en dan voor bemes
ting nuttig zijn; geen gisting kan zonder
micro-organismen plaats vinden; voor de
bereiding van sommige voedings- en genot
middelen zijn bepaalde bacteriën eveneens
onmisbaar, zoo o.a. van zuurkool; ook het
zuur worden van de melk voor boterbe-
rciding, van bier en azijnfabricage, enz.
berust op de werking van bacteriën.
De mensch draagt bijna doorloopend ziek
makende bacteriën, ziektekiemen of bacil
len genaamd, bij zich.
Het lichaam bezit echter een aantal ver
weermiddelen, en, dit spreekt van zelf, hoe
gezonder het lichaam is. des te beter zal
het zich tegen besmetting (infectie) kunnen
verdedigen. Zoo beletten bijv. een gave huid
en gezonde slijmvliezen het binnendringen
van bacteriën; wondjes evenwel, klein of
groot, kunnen gevaar opleveren en mogen
dus niet verwaarloosd worden. De witte
bloedlichaampjes bezitten de eigenschap om
bacillen, die in het lichaam binnengedrongen
zijn, te omsluiten en te vernietigen. Verder
heeft het bloed de eigenschap om tegen
giften (antitoxinen) te vormen, die de ver
giftige stoffen, (toxinen) onschadelijk ma
ken.
Longontsteking. Diphthcritis. Influenza. J
i/\y i
f.-?tri O?
^yte' i I A-*"1
- Tuberculose. Miltvuur. ^Typhus.
Duizendmaal vergroot
voeding, zorgen of verdriet en vooral al
coholmisbruik, verminderen het weerstands
vermogen. Daarentegen wordt het weer
standsvermogen vergroot, door een in alle
opzichten doelmatige en geregelde levens-
In tijden van epidemieën is de uiterste
zindelijkheid aan te bevelen op alles, waar
mee wij dagelijks in aanraking komen: op
de woning, op voedsel, kookgereedscliap,
linnengoed, enz. Ook ons lichaam moeten
wij uiterst rein houden en in het bijzonder
de handen en nagels.
Er zijn 'personen, die van nature onvat
baar (immuun) zijn voor sommige bacil
len. Het lichaam kan deze onvatbaarheid
ook verkregen hebben door het doorstaan
van een, door deze bacillen veroorzaakte
infectieziekte, of door inenting.
De oorzaak van de verkregen onvatbaar
heid is deze, dat het lichaam tijdens de
riekte, genoodzaakt werd een groot aantal
verweermiddelen te vormen, waardoor het,
na de genezing, de geschiktheid behoudt,
om een latere infectie in het begin zoo
afdoende te bestrijden, dat de bacteriën ge
dood zijn, voordat ze tot ziekte aanleiding
kunnen geven. Deze verkregen onvatbaar
heid duurt soms levenslang, bijv. bij rood-
Bij inenting wordt verzwakte smetstof
van de een of andere infectieiziekte in het
gezonde lichaam gebracht, waardoor het
genoodzaakt wordt verweermiddelen te ont
wikkelen, die het voor korter of langer tijd
tegen die ziekte beschermen. Een voorbeeld'
k!ervan is het inenten teigen pokken.
Personen, in het bezit van verkregen of
aangeboren onvatbaarheid, kunnen bacillen
dragers word-en; d.w.z. zij kunnen de kie
men eener infectieziekte bij zich dragen,
zonder zelf ziek te worden. Deze bacillen
dragers kutnnen echter de infectie op an
deren overbrengen; daarom moeten zij zich
onder deskundig toezicht stellen en zich,
terwille van de veiligheid hunner omge
ving, aan doelmatige behandeling onder
werpen.
HUISHOUDING EN KEUKEN
=kM
moes te koken.
RECEPTEN
Appeljam
boren en la
Hierop drie pond dro-
.ker er g-oed doorheen roeren en
een citroen er door em
dikte, waarna ze op de
W ge-
sohljfjea behoeven niet geheel tot
i 1 Bakpoeder
In plae.ts van bakpoeder, kan men ook heel
goed gebruik maken van sago. die ln melk of
water ls geweekt tot ze heelemaal zacht is. De
verhouding is: een kopje droge sago op vier.
kopjes meel.
Brusselsche wafelen
200 gr. boter wordt tot room geroerd: daar
worden één voor één zes eierdooiers bljgeroerd
jjj bloem, wat zout en 6 gr,
r aangemengde gist.
sje gerezen is. wordt er 1'
stijfgeklopte eiwitten door-
Het
diteenWpc
n en de 6
•af el ijzer w
n dotje of
vordt verwarmd on beboterd
r een kwastje), een weinig
it er op gelegd, en het dicht
rdt aan belde kanten boven
gehouden tot de wafels goed
PRACTISCHE WENKEN
Vlekken uitmaken
puren geldt, niet met de gew
to-benzine doen, maar met d
Lschbenzine. Pas altijd
het zachte
ongezuiverde
in de buurt van vuur te werken
ar een theelichtje, alls het niet
maar door ee.n ander aangestoken.
handschoenen met benzine
terwüi Mevrouw zelf zich verzekerd
door het meisje
veer te gebruiken als men ze na het wasschen
teruggiet ij, de flesch, gezeefd door een doekje
>f door een trechter, waarin een paar watten.
PRflRFFRT Reclame MAATSCHOENEN
I ll-JL)l_l_lll vanaf 20 bekroond JQH<
FFM9 MIIN KNETEMANN Voetkundige
UI-HO IVIIJIV Batavierenstraat 19a (b.d.
West Kruiskade), Rotterdam, Telefoon 32129
te Rotterdam, Hillegersberg, Den Haag en Utrecht
INSCHRIJVING VAN LEERLINGEN
voor het COSTUUM- en LINGERIE-NAAIEN toqen 15 SEPT
en lOCTOBERa* aan ,1e VAKSCHOLEN voor DAMES
en JONGE MEISJES, afdeelingen van de in 1911 Koninkl.
Goedgekeurde Vereeniging van Modevakscholen in Nederland.
Opleiding voor Examens. Knippen, Naaien cn Handwerken
voor eigen gebruik. Dag-, en Avond-, Club- en Privaatlessen
Het Onderwijs wordt gegeven uitsluitend door Gediplomeerde Leeraressen met
volledige Praclijk-Ervaring. Spreekuren aan de Scholen:
te ROTTERDAM (Directrice Mevr. S. A. v. Amijde-Pors)in 't Westen, Schiet
baanlaan 99, Donderdags van 2-i cn van 7—9, te Kralingen: Annastraat 5, bij Av.
Concordia, l>:n=dags van 7—8, a. d. Linker-Maasoever, Beijerlandschelaan 40,
Dinsdags van 45 en Vrijdags van 6—7 uur.
Tc HILLEGERSBERG: Straatweg 127, 's Maandags van 89 uur
Correspondentie adres: SchietbaanUan 114, Rotterdam.
Te DEN HAAG (Directr. Mej. L. Lugtigheid), Acaciastraat 49, Dinsdags en Donder
dags van 10--12 en van 4—6 uur.
Te UTRECHT, (Directr. Mej. J. W. Lagendijk), Nieuwe Gracht 74, Dinsdags en
Donderdags van 4—7 uur. Prospecti op aanvrage aan de desbetreffende adressen