iter dkVrcmW) m 'm> m m t'A m Over de meisjesopvoeding H ANDWERKEN Schoolkinderen MOD E-VAKSCHOLEN ZATERDAG 12 SEPTEMBER 1931 IV. Of meisjesvereenigingen, die de kinderen kunnen vasthouden tot den huwbaren leef tijd toe, wat doen aan de opvoeding tot de gezinstaak? aan opleiding, dat is de praktische beoefening, en theoretische onder wijziging in de huishoudelijke kundigheden zal zeker niemand hier denken maai- de opvoeding d.V.z. dus het ontwikkelen van de geneigdheid ertoe. Doen Chr. meis jesvereenigingen werkelijk wat aan aan dl? taak Daarover straks nog nader. Nu alleen Zal een meisje een betere huisvrouw worden door het feit, dat ze op een meisjes vereeniging is geweest? Wat mij betreft, ik vind die vraag bijna absurd. Ik kan me, wanneer ik zoo koel bloedig als ik maar wezen kan, deze kwestie beschouw, op hetzelfde moment me haast niet indenken, dat dit nog voor ernstige menschen een vraag kan zijn. En als de heer Wirtz de Geref. Meisjes- bond verwijt, dat zij het niet doet. waarom verwijt hij haar dan niet, dat zij niet naar de maan grijpt? En o. dat er dan nog zijn, die in plaats van rondweg te erkennen: de vereeniging richt zich ook volstrekt niet op de gezinstaak, wezenlijk nog trach ten het te laten voorkomen of er. hoewel zijdelings, wel in die richting gedreven wordt en haar in dat opzicht geen verwijt treffen mag. Laten we trachten, die zaak eens nuchter te bezien. Zooals men kantoor, school, winkel of fabriek, waar het meisje een bestaan vindt kan beschouwen als een noodzakelijk kwaad ten opzichte van de speciale voorbereiding voor de gezinstaak, omdat ze terzelfder tijd van den gezinsarbeid afhouden, zoo zal men praktisch gezien ook het vereenigings leven voor het meisje op zijn gunstigst kun nen noemen een noodzakelijk kwaad, ten opzichte van de gezinsarbeid, alleen reed3 hierom, dat de meisjes erdoor uit huis ge haald worden naar groote vergaderzalen, tot een arbeid geheel ongelijksoortig, ja in vele opzichten tegenstrijdig aan de huis houdelijke. De sfeer alleen al duidt dit uit: hier die van de stille afgeslotenheid van den kleinen intiemen kring daar die van de openlijke en publieke, soms zelfs tot op zekere hoogte politieke arbeid voor en op het podium. Ik wil volstrekt niet het bestaansrecht van de meisjesvereenigingen, of het voor deel, dat zij in vele gevallen kunnen heb ben, in twijfel trekken, maar ik wil er alleen op wijzen, dat het wel wat erg ver gezocht zou moeten worden als men wil beweren, dat zij op «enigerlei wijze kunnen opvoeden tot de gezinstaak en dat het evenzeer onredelijk zou zijn het te vergen. Zeker kan 'de vereeniging als zij werkt aan de algemeene ontwikkeling en opvoeding van het meisje, hier nu opwerpen, dat dit ook vruchten opleveren zal voor de latere gezinstaak, maar zoo beschouwd is Alle omgang, is het leven zelf evenzeer opvoeder daartoe en men zou zijn kinderen dus maar uit het huis te sturen hebbenDe vraag is bil dit alles maar: kan men mis schien ook wat te veel van die meer alge meene opvoeding geven? Moeders doen wel goed, hieraan hun aan dacht te geven. Zijn de opgroeiende meisjes uitsluitend in het huisgezin werkzaam, dan kan het ter verruiming van haai- horizon wel zijn nut hebben, haar in een meisjes- vereeniging te laten meewerken. Echter moge men dan wel zorgen, dat dit vereeni- gingswerk niet zoowat het eenige is. dat zij buitenshuis doen of hebben, want dan zou de verruiming nog maar een zeer een zijdige kunnen zijn. Maar meisjes, die om haai* brood te ver dienen reeds dagelijks buitenshuis werken op terreinen van arbeid geheel buiten die van het huishouden liggend, die kan men in de enkele avonden of uren, meestal beter in een huiselijken kring laten blijven en als 't goed kan, daar mee laten werken dan haar die tijd nog te laten offeren aan verenigingsleven. Echter zijn ook hier een massa uitzon deringen. Soms willen de meisjes zoo gratig (de motieven te zoeken zou soms tot merk waardige verrassingen kunnen leiden) dat men het verenigingsleven als haar eenige of tenminste voornaamste ontspanning kan beschouwen. Soms ook zijn ze er nuttig en noodig, omdat, wanneer uitsluitend huis houdstertjes de vereeniging moeten bevol ken deze allicht saai en (eenzijdig, nog een zijdiger dan ze al is, zou worden. Ieder zij in zijn eigen gemoed verzekerd waar het hier geen beginselkwestie betreft maar ik voor mij geloof en heb ook vaak gezien, dat er bij al dat vereenigingsgedoc voor de zeer jonge meisjes machtig veel poppekasterij is. Mi. moest men eigenlijk geen jonge meis jes van minder dan ongeveer dertig, als ze op die leeftijd nog alleen staan, in groote verenigingen samenbinden. (Wordt voortgezet). KRUISSTEEK WERK iveek) Kleedje voor kinderkamer. (Vervolg van verleden 1 De vorige week beloofden we, nu de rest te zuiden geven van de afzonderlijke mo tieven die in de midden-vierkanten komen en nog twee dieren voor den rand,. Deze volgen nu bier. Zooale men ziet, worden de 6taande vierkanten van ie bin- nenmotieven niet geheel gevuld maar met kruisjes „oim-den-anderen". Wjie echter graag vlug klaar is zou deze vlakken nog open kunnen laten. Verder is er bij de teeikemng van de 1 (die op de afbeelding van het kleedje niet juist in den hoek staat, maar dat doet er zoo weinig toe) ook een stuk buitenrand geteekend. Zooda-t nu allen wel niet bet werk voort zullen kunnen. GEBREIDE DAMESPANTALON Verbetering. Bij het lezen van ons nummer van veer tien dagen geleden zag ik dadelijk, dat ïk daar een vergissing begaan hel), die de geoefende breister waarschijnlijk ook gelij.; zal hebben opgemerkt, maar die anderen wellicht op een dwaalspoor zonden bren gen met het werk. Mijn bedoeling was dan ook de. e v. week de verbetering te plaat- een' die ik jammer genoeg, verleden week jiog \crgat, cn geen enkele lezeres schijnt nog de vergissing te hebben opgemerkt, dus hoop iie maar dat nog niemand met liet werk zoover gekomen is. Het geldt hier het inbreien van ruimte in de pantalon. Uit het geheugen schreef ik het op, zooals ik bet wel eens heb op geknapt voor moedertjes die rechte broek jes breiden voor kleine jongetjes en dan zagen line deze bij dc dikkertjes konden ..trokken". En daarvoor gaat de manier precies zoo op. maar deze werden dan ook opgezet van onderen aan de pijpen, zooals het meestal gedaan wordt. Onze damespan talon echter wordt van boven aan de boord opgezet en daarom moe»? het breien van insteektoeren net in andere volgord' gaan. Men breidt hier dus niet eerst tot een paar steken over het midden (van de dubbel-gelegde pantalon, de eene helft dus. spreken we nu), maar tot een paar steken voor het einde daarvan. De volgende toer aan den anderen kant dan net zoo. Daarna worden dan telkens een aantal steken min der gebreid dan in den voorafgaanden toer zoodat dus de insteektoeren steeds small worden. Men denke maar aan het breien van den platten hiel. Hier krijgt men het zelfde maar minder scherp, er wordt niet bij geminderd hier. Bij de damespantalon is het verschil bovendien dat van bovenaf die inzet gebreid wordt. We hopen dat deze uiteenzetting het werk wat meer duidelijk maakt ook voor de minder-geoefenden. Voor wie de pantalon nog breit naar de opgegeven maten, zullen we nu ook nog even letterlijk den gang van het werk aan- Mcn heeft dan opgezet en boord gebreid op een (dubbele)) breedte van 45 c.M. Gaat dan in den tweeden of dertien loer slechts breien tot een breedte van 43 c-M.. keer dan het werk om en brei weer 41 c.M.. dan kec- ren en rondbreien een rechten toer. daarna breien een breedte van 41 c.M., keeren cn teragbreien 39 c.M., dan weer keeren en de lieele toer rond recht breien. Nu breien lot 39 c.M., keeren, breien 37 c.M., keeren, toer rond breien enz. enz., men ziet daarbij al gauw zelf of men goed uitkomt en hoeveel keertoeren er nog noodig zijn. Naar omstan digheden kan men ook meer of minder rechte tusschentoeren breien, bijv. telkens twee. Die verhoudingen hangen er van af of men een groote of kleine pantalon, fijn of grove draad breit. Zooals men nu wel begrijpt komt het alles er maar op aan, dat de tusschentoeren steeds evenver van den kant afblijven. Wie nog meer ruimte noodig heeft zooals bij sommige jongensbroekies, kan ook in de eerste keertoeren nog enkele steken meei deren. Deze kan men dan al of niet later weer wegminderen. Luierbroekje. In dc teekening 'van het luierbroekje van verleden week is een klein abuis, dat echter lastig kan zijn als een groot. Het bovenste van de vier kringetjes die men aan den rechterkant ziet (knoopen) moest een lang gaatje (knoopsgat) zijn. Men ziet: de onderste knoopsgaten sluiten op de bo venliggende knoopen 3 op 3, het vierde knoopje gaat door het knoopsgat (rechts), waar nu foutief het knoopje, staat. De twee nulletjes in het centrum zijn een zes en een nul, dat getal (60) geeft de breedte aldaar aan. BORDUURPATROON ie/ Voor lezeressen, die nog een fraai, en toch vlug-opschietend borduurpatroon kun nen gebruiken, geven we hier deze aardige motieven (uit: Borduurpatronen uitg. Kluit man, Alkmaar). Men kan ze werken in kleuren naar ver kiezing. Het mooist zal het zijn, met bor- duurwol op wollen stof. ook kan men een dikke draad zijde gebruiken, maar voor werken met dunne draad leent het patroon zich niet, of men moet het met veel meer steken uitvoeren. Het patroon kan dienen voor kussen, tafelkleed (in de hoeken dan) voor kapstokkleed wellicht als men het wat vergroot, en er cén in tegenoverge stelde richting (spiegelbeeld) bijteekeut. Men kan zelf nog wel andere toepassingen vinden. Met opzet plaatsen we de twee kleinere motieven afzonderlijk, omdat men dan naar omstandigheden handelen, en ze naar eigen verkiezing er al of niet bij plaatsen kan, alleen links en rechts erboven of, (dan natuurlijk enkele malen dezelfde herhaald) er rondom. Ook zijn de kleinere motiefjes afzonderlijk te gebruiken als vlak versiering en ook wel voor kinderkleeding. Een „bengel". 't Was op de Zondagsschool. We hadden de hoogste klas, 'n 70 kinde ren ongeveer. Daar was je dan met je drieën één „verteller", en twee ,/helpers". Nu daar hadden we een jongen bij, zoo'n echten rak ker, de grootste standjessohopper van alle maal. De belhamelarij die hij uithaalde in 't halfuurtje dat wij 't druk hadden met„over- hooren" is niet te vertellen! Dan was de inktpot tot overloopens vol gestopt met papierpropjes, dan was er werk uitgeveegd van de borden die vlak achter hem tegen den muur stonden, en waarop bijv. zangversjes met de muziek geschreven stonden (natuurlijk met 'n „niet uit" er onder, waarvan hij dan eerst de „n i e t" uit' wischte om later bij de bestraffing heel leuk te vertellen „er stond „uit" op, toen heb ik 1, maar gedaan", of, hij teekende er wat doorheen, of maakte op papiertjes tcekc- niingen (meest gemeene) waar dan de ande re jongens om moesten lachen. Ja, we béd den wat geduld met hem noodiig. 1-Iij ging in de week op de openbare sdhool vloekte en spotte, dat we er soms koud van werden, en zoo kwamen we, de een na den ander, wel eens aan de grens van ons ge duld met hem. Ge moet niet vergeten, men had op zoo'n Zondagsschool (slaan was heelemaal uitge sloten) niet de vele strafmiddelen, die omj op de gewone school ten dienste staan. Wc konden hem niet alleen in 'n bank zetten, om de eenvoudige reden, dat we de ruimte niet hadden ze zaten al met hun tweeën of drieën in de banken in den hoek maakte hij teveel kabaal of ging hij eenvoudig niet; strafwerk bestond óók niet cn een nulletje geven zou gemeen" ge weest zijn. Hij kende immers z'n versje altijd. We zagen wel, dat hij 't meestal op Zondags school pas begon te leeren (van 'n ander z.i „briefje"). Kwameu we dan 's wat vroeg bij hem, dan zei hij heel brutaal: „ik kèn 't nog niet. Je mot toch vooran beginnen", of „ik was me briefje kwijt 'k Zal 't daalijk wel opzeggen", en als we daarop hadden gezegd: „dat is een nul", of op andeie ma nier hem hadden gedreigd met 'n mindere kans op een eerste prijs met Kerstmis, dan was hij niet meer teruggekomen, vrees ik. Want, dat was 't gekste van alles, als het hem wat tc veel gezanik werd, liep hij «Ie school uit, l „Laat maar gaan", zei ik eens bij zoo'n gelegenheid. Ik was nog pas helpster «.n had me nogal dik gemaakt, maar de vertel ster (hoofd van ons drietal) riep hem ech ter terug. De jongen scheen daar echter lalt aan te hebben en liep door. Toen de klas was weer rustig geworden nia den schrik over dien weghollenden ben gel, begon de vertelling en na afloop van den schooltijd bespraken wij 't geval. „Ooh", zei de andere helpster. „Zoo'n jon gen hoort ihier toch niet. I-Iij steekt de ande ren maar aan, hij vloekt zóó, dat de kinde ren die op de Chr. School gaan er soms rillen maar soms ook met 'n soort van piet om zijn durf naar luisteren. Die nooren op zoo'n manier dingen zeggen, waar ze «elf niet over zouden durven denken. Als de ouders 't wisten. Heusch, zoo'n j'ongen hóórt hier niet". In kon dat niet met haar eens zijn. Ik vond: juist de kinderen van Chr. ouders hoorden op Zondag thuis. In de week hadden de eenvoudige men schen geen tijd, maar den Zondag moesten ze geven aan de godsdienstige opvoeding hunner kinderen hetzij ze hen dan mee naar de kerk namen en zorgden dat ze daar géén hindernis gaven öf dat ze hen tihuis de Bijb. Gesch. vertelden aan de hand van platenbijbel bijvoorbeeld. Maar wij moesten op Zondagsschool heb ben juist de kinderen die nergens elders in school en huis niet, hoorden van Jezus den Kindervriend. Nee, dat ongodsdienstige mocht nooit een beletsel zijn voor zijn komen hier, maar hij was te ondeugend. En we hadden nu eenmaal geen tuchtmiddelen hier, i k wou wel eerlijk zeggen: ik kon 'm niet aan. En daarom, omdat hij ons te veel hin derde, en ons gezag tegenover de andereai evengoed ondermijnde, zou het wel het best zijn, hem te zeggen, dat hij niet meer terug behoefde te komen. Toen sprak de ander, de vertelster, die drie jaar ouder was dan wij, ruim 20 (zult ge trachten u niet te ergeren gij paedagogen die beweert dat 'n „kind" van 20 jaar' nooit opvoeder kan zijn). Ik hoor 't nog en zal 't nooit vergeten: „Nee, wo mógen hem niet laten gaan. Al die anderen zijn voor ons de betrekkelijk volgzame schapen, de negen-cn-negentig. Maar die ééne geeft d e moeite. We moesten liever die 70 laten gaan en voor hèm alleen Zondagsschool houden, dan dat we hem nu loslieten. Die eene wordt ons op 't hart gebonden. Want we zullen ook hèm eenmaal hebben tc verantwoorden. We moéten hem vasthouden, ook en vooral in onze gebeden, t Wel, 't zou toch veel te gemakkelijk zijn alleen de zoeten hier te houden en do ver keerden te laten loopen". Ik voelde wel dat zij gelijk had, maar 'k wist óók, dat zulke jongens bij de andere klassen vaak genoeg weggestuurd werden. En 'k opperde nog: Maar als we hem niet aankunnen? We móéten hem aankunnen. Gods Wóórd zal het doen als wij te kort schieten. Maar we moeten hem niet löslaten, onder géén voorwendsels. (Het was een dienares van 't, openbaar onderwijs die zoo sprak en werkte op de Zondagsschool). Zoo besloten we, zoo goed en vriendelijk mógelijk voor Flip te zijn als hij weer kwam Den volgenden keer was hij er, en heel gewoon. Ik praatte weer 's even met hem en vroeg, hoe hij toch altijd zoo wit en mager was. Of hij wat scheelde? 'k Had 't wel meer gevraagd, want gie moet niet denken, dat we onvriendelijk oi onhartelijk voor hem waren. Maar 't zal toch wel aan mij hebben moe ten liggen, dat hij, terwijl hij er vroeger slechts een minachtend schouderophalen voor over had, er nü op inging. Ik denk dat ik 't toen anders zal gevraagd hebben en dat de onverschillige tóch zoo fijn-aanvoelende jongen clat had begrepen. ,,'k Heb de tering", zei hij. „Da' ken nie meer beter. Daar mok an sterve", alles oven koud en lakoniek, alsof hij vertelde van een gat in z'n mouw, waar zijn moeder geen stuk in zetten wou". Tk rilde. „Is daar niets aan te doen?" vroeg ik. „Wènéé, 'k heb al ééne long heelemaal uitgespuug. 'k Hè maar ééne long meer. Jè, even licht lachend om onze (ook de jon gens om hem heen luisterden nu) verbaate de gezichten „ik leef op ééne long, één hè' ik t'r-uitgehoes". „Maar", vroeg 'k weer, aarzelend, en in plotselinge aandoening m'n medelijden niet kunnende beheersche-n, legde 'k mijn han den op z'n schouders voelde de scherp uitstekende schouderbladen tusschen mijn vingers (Slot volgt Jets over bacteriën en besmetting Velen onzer lezeressen zal het meermalen zijn overkomen dat zij, hoorende of lezende van het werk der bacteriën, bij zich zeilt denken: hoe zit dat tooi) eigenlijk allemaal in elkander, ik wou dat ik daar wat nieei va n wist. In het boekje: „Wenken voor moeders bij kinderziekten", uitgave der Mij. voor g>e- de en goedkoope lectuur, dat ik reeds vroe ger hier besproken heb, vinden we een korte, duidelijke en deskundige uiteenzet ting over deze, 6oms nuttige, vaak ooi: schadelijks, kleine wezens, voor zoover we er eigenlijk doorloopend in de huiselijke omstandigheden mee moeten en kunnen rekenen. Bacteriën moeten wij ons voorstellen als zéér kleine levende wezentjes (micro-orga nismen); er zijn soorten bekend niet groo- ter dan één micron; een micron is één duizendste mM. Door sterke vergrooting heeft men verschillende vormen leei kennen, waaronder de kogel-, staafjes- i draadvormen het meest voorkomen. Bij gunstige omstandigheden, waartoe men rekent een geschikte voedingsbodem en een bepaalde temperatuur, vermenig vuldigen bacteriën zich zeer snel. Beneden 10 gr. C. kunnen slechts weinig bacteriën zich vermeerderen; zij gaan dan eohter nog niet te gronde, maar blijven leven in af wachting van gunstiger omstandigheden. Deze rusttoestand wordt latent leven ge- nomed. Voor de ontwikkeling van de meeste bacteriën is de gunstigste temperatuur 30— 50 gr. C.; bij een temperatuur von 70 gr. C. gaan de meeste te gronde. Ook door den invloed van licht worden bacteriën vernie tigd. Reeds in gewoon daglicht sterven binnen enikele uren soorten, die in het donker maandenlang levensvatbaar blijven Zonnestralen werken doodend op de bac teriën. Ieder zal uit het voorgaande de gevolg trekking maken, dat op de bergen en boven de zee weinig bacteriën kunnen leven, maar dat zij overal te vinden zijn, waar de zon buitengesloten wordt en ook in volle zalen en huizen, waar niet voldoende ge ventileerd en schoongemaakt wordt. Er zijn groepen van nuttige en va.n scha delijke bacteriën. Zoo zijn er bepaalde soorten van planten, vlinderbloemigen, die, onder medewerking van bacteriën, stikstof uit de lucht opnemen en dan voor bemes ting nuttig zijn; geen gisting kan zonder micro-organismen plaats vinden; voor de bereiding van sommige voedings- en genot middelen zijn bepaalde bacteriën eveneens onmisbaar, zoo o.a. van zuurkool; ook het zuur worden van de melk voor boterbe- rciding, van bier en azijnfabricage, enz. berust op de werking van bacteriën. De mensch draagt bijna doorloopend ziek makende bacteriën, ziektekiemen of bacil len genaamd, bij zich. Het lichaam bezit echter een aantal ver weermiddelen, en, dit spreekt van zelf, hoe gezonder het lichaam is. des te beter zal het zich tegen besmetting (infectie) kunnen verdedigen. Zoo beletten bijv. een gave huid en gezonde slijmvliezen het binnendringen van bacteriën; wondjes evenwel, klein of groot, kunnen gevaar opleveren en mogen dus niet verwaarloosd worden. De witte bloedlichaampjes bezitten de eigenschap om bacillen, die in het lichaam binnengedrongen zijn, te omsluiten en te vernietigen. Verder heeft het bloed de eigenschap om tegen giften (antitoxinen) te vormen, die de ver giftige stoffen, (toxinen) onschadelijk ma ken. Longontsteking. Diphthcritis. Influenza. J i/\y i f.-?tri O? ^yte' i I A-*"1 - Tuberculose. Miltvuur. ^Typhus. Duizendmaal vergroot voeding, zorgen of verdriet en vooral al coholmisbruik, verminderen het weerstands vermogen. Daarentegen wordt het weer standsvermogen vergroot, door een in alle opzichten doelmatige en geregelde levens- In tijden van epidemieën is de uiterste zindelijkheid aan te bevelen op alles, waar mee wij dagelijks in aanraking komen: op de woning, op voedsel, kookgereedscliap, linnengoed, enz. Ook ons lichaam moeten wij uiterst rein houden en in het bijzonder de handen en nagels. Er zijn 'personen, die van nature onvat baar (immuun) zijn voor sommige bacil len. Het lichaam kan deze onvatbaarheid ook verkregen hebben door het doorstaan van een, door deze bacillen veroorzaakte infectieziekte, of door inenting. De oorzaak van de verkregen onvatbaar heid is deze, dat het lichaam tijdens de riekte, genoodzaakt werd een groot aantal verweermiddelen te vormen, waardoor het, na de genezing, de geschiktheid behoudt, om een latere infectie in het begin zoo afdoende te bestrijden, dat de bacteriën ge dood zijn, voordat ze tot ziekte aanleiding kunnen geven. Deze verkregen onvatbaar heid duurt soms levenslang, bijv. bij rood- Bij inenting wordt verzwakte smetstof van de een of andere infectieiziekte in het gezonde lichaam gebracht, waardoor het genoodzaakt wordt verweermiddelen te ont wikkelen, die het voor korter of langer tijd tegen die ziekte beschermen. Een voorbeeld' k!ervan is het inenten teigen pokken. Personen, in het bezit van verkregen of aangeboren onvatbaarheid, kunnen bacillen dragers word-en; d.w.z. zij kunnen de kie men eener infectieziekte bij zich dragen, zonder zelf ziek te worden. Deze bacillen dragers kutnnen echter de infectie op an deren overbrengen; daarom moeten zij zich onder deskundig toezicht stellen en zich, terwille van de veiligheid hunner omge ving, aan doelmatige behandeling onder werpen. HUISHOUDING EN KEUKEN =kM moes te koken. RECEPTEN Appeljam boren en la Hierop drie pond dro- .ker er g-oed doorheen roeren en een citroen er door em dikte, waarna ze op de W ge- sohljfjea behoeven niet geheel tot i 1 Bakpoeder In plae.ts van bakpoeder, kan men ook heel goed gebruik maken van sago. die ln melk of water ls geweekt tot ze heelemaal zacht is. De verhouding is: een kopje droge sago op vier. kopjes meel. Brusselsche wafelen 200 gr. boter wordt tot room geroerd: daar worden één voor één zes eierdooiers bljgeroerd jjj bloem, wat zout en 6 gr, r aangemengde gist. sje gerezen is. wordt er 1' stijfgeklopte eiwitten door- Het diteenWpc n en de 6 •af el ijzer w n dotje of vordt verwarmd on beboterd r een kwastje), een weinig it er op gelegd, en het dicht rdt aan belde kanten boven gehouden tot de wafels goed PRACTISCHE WENKEN Vlekken uitmaken puren geldt, niet met de gew to-benzine doen, maar met d Lschbenzine. Pas altijd het zachte ongezuiverde in de buurt van vuur te werken ar een theelichtje, alls het niet maar door ee.n ander aangestoken. handschoenen met benzine terwüi Mevrouw zelf zich verzekerd door het meisje veer te gebruiken als men ze na het wasschen teruggiet ij, de flesch, gezeefd door een doekje >f door een trechter, waarin een paar watten. PRflRFFRT Reclame MAATSCHOENEN I ll-JL)l_l_lll vanaf 20 bekroond JQH< FFM9 MIIN KNETEMANN Voetkundige UI-HO IVIIJIV Batavierenstraat 19a (b.d. West Kruiskade), Rotterdam, Telefoon 32129 te Rotterdam, Hillegersberg, Den Haag en Utrecht INSCHRIJVING VAN LEERLINGEN voor het COSTUUM- en LINGERIE-NAAIEN toqen 15 SEPT en lOCTOBERa* aan ,1e VAKSCHOLEN voor DAMES en JONGE MEISJES, afdeelingen van de in 1911 Koninkl. Goedgekeurde Vereeniging van Modevakscholen in Nederland. Opleiding voor Examens. Knippen, Naaien cn Handwerken voor eigen gebruik. Dag-, en Avond-, Club- en Privaatlessen Het Onderwijs wordt gegeven uitsluitend door Gediplomeerde Leeraressen met volledige Praclijk-Ervaring. Spreekuren aan de Scholen: te ROTTERDAM (Directrice Mevr. S. A. v. Amijde-Pors)in 't Westen, Schiet baanlaan 99, Donderdags van 2-i cn van 7—9, te Kralingen: Annastraat 5, bij Av. Concordia, l>:n=dags van 7—8, a. d. Linker-Maasoever, Beijerlandschelaan 40, Dinsdags van 45 en Vrijdags van 6—7 uur. Tc HILLEGERSBERG: Straatweg 127, 's Maandags van 89 uur Correspondentie adres: SchietbaanUan 114, Rotterdam. Te DEN HAAG (Directr. Mej. L. Lugtigheid), Acaciastraat 49, Dinsdags en Donder dags van 10--12 en van 4—6 uur. Te UTRECHT, (Directr. Mej. J. W. Lagendijk), Nieuwe Gracht 74, Dinsdags en Donderdags van 4—7 uur. Prospecti op aanvrage aan de desbetreffende adressen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 10