9
DE ONTDEKKING DER
INDUCTIE-STROOMEN
aa
KAPITEIN KLAKKEBOS OP OE LEEUWENJACHT
W. A. HOUTMAN Co's PIANO- en
ORGELHANDEL Schiedam Bekende merken in alle prijsklassen w. o.
IN DEN STORM
VRIJDAG 28 AUGUSTUS 1931 DERDE BLAD PAG. 9
EEN 100-JARIG JUBILEUM
1831 - 29 AUGUSTUS - 1931
Een belangrijke tentoonstelling.
Op 23 September a.s. zal te Londen in de
bekende Albert-Hall een uiterst belangrijke
tentoonstelling worden geopend, die 14 da
gen zal duren. Die tentoonstelling, bekostigd
door verschillende lichamen op het gebied
Van schei- en natuurkunde in Engeland, zal
gewijd zijn aan de nagedachtenis van Mi
chael Faraday en de ontdekkingen van de-
zon grooten natuurkundige op chemisch en
physisch gebied.
We zullen in 't kort een overzicht geven
van wat de wetenschap en de techniek aan
Faraday te danken hebben en iets vertellen
van -het leven van dezen Engelsrhman, op
wien zijn landgenooten met recht trotsch
Faraday's jeugdjaren.
Geboren in 1791 in een voorstad van Lon
den uit een eenvoudig gezin, werd Michael
na zijn schooljaren door zijn vader, die hoef
smid was, als loopjongen gezonden naar een
Michael Faraday
boekhandelaar, die tevens een binderij had.
Een jaar lang bracht hij kranten rond en
toen sloeg zijn patroon, de heer Riebau, hem
voor, als leerjongen in zijn binderij te ko-
Michael nam het aanbod aan en heeft
er nooit spijt van gehad. Want toen hij de
boeken inkeek, die hij moest binden, ont
waakt® in hem een groote drang naar ont
wikkeling. Vooral de werken over schei
kunde en natuurkunde trokken hem gewel
dig aan en Faraday ging aan 't studeeren.
Zijn helder verstand en onderzoekende geest
stelden hem in staat, zichzelf te ontwikkelen
en de laatste stuiver, die hij daarvoor kon
missen, of van zijn ouderen broer kreeg,
werd besteed voor 't nemen van lessen. Veel
waren het er ni,et en we kunnen Faraday
dus gevoeglijk
een autodidact
noemen.
Toen gebeurde iets heel merkwaardigs.
Een klant van den heer Riebau, die schik in
den jongen man had en wist, dat hij veel
las en met primitieve hulpmiddelen altijd
bezig was proeven te nemen, nam hem mede
3 naar de voordrachten van Sir Humphrey
Davy. Deze natuurkundige was directeur
van het laboratorium van de „Royal Insti
tution", een instelling, waar natuurkundige
onderzoekingen werden gedaan en die zich
beijverde natuurkundige en scheikundige
kennis te verspreiden door het houden van
Voordrachten voor jong en oud.
IDe vijf voordrachten maakten een diepen
i idruk op Michael; hij werkte het gehoorde
uit en voorzag den tekst van teekeningen.
Keurig ingebonden werd het geheel aan
Davy toegezonden: een kort briefje er bij,
waarin gevraagd werd „of er geen plaatsje
voor hem was in 't laboratorium".
Davy bedankte met een zeer vriendelijk
schrijven. Toen hij echter een half jaar later
zijn amanuensis moest ontslaan, herinnerde
hij zich den enthousiasten jongen man, ont
bood hem en nam hem als helper in zijn
dienst
Faraday kon nu den onguren La Roche,
bij wien hij als boekbindersgezel in dienst
was gekomen, vaarwel zeggen. En met volle
kracht kon hij zich op de proefondervinde
lijke natuurkunde werpen. Nu behoefde hij
niet meer te knutselen met ontoereikende
hulpmiddelen: de zelf gemaakte elementen
en electriseermachines werden aan kant ge
zet. Faraday was gelukkig. Een half jaar
later mocht hij mee naar 't vasteland. Davy
moest een reis over het continent maken en
nam den jongen amanuensis als secretaris
en helper mee. Een groote kist met instru
menten werd op reis meegevoerd. Dat de
trotsche Lady Davy hem vaak voor kamer
dienaar gebruiken wilde stond Faraday min
der aan. Maar tegenover de daaruit voort
spruitende onaangenaamheden, stond veel
schoons en goeds, 't Ontmoeten van Ampère
en andere groote physici en 't aanschouwen
van al die experimenten woog er ruim
schoots tegen op!
Na 't beëindigen der reis hervatte het
tweetal den arbeid in de „Royal-Institution".
Faraday groeide dermate in zijn werk, dat
hij van lieverleden
van helper medewerker
werd, zelfstandig onderzoekingen ging doen
en door de talrijke natuur- erï scheikun
digen, die 't laboratorium bezochten, lang
zamerhand als hun gelijke werd beschouwd.
Davy zelf had daar moeite mede, probeerde
zelfs wel eens Faraday's vindingen te an-
nexeeren en weigerde eens bij een feestmaal
naast hem plaats te nemen. Dat was heel
jammer.
Faraday bleef bescheiden maar kwam
voor zijn rechten op en toen Davy na en
kele jaren het hoofd neerlegde, benoemde
't Bestuur van de Royal Institution Faraday
tot diens opvolger.
Een lange reeks van jaren arbeidde Fara
day in dienst van deze instelling met al zijn
gaven en krachten.
Dr. BENDIEN OVERSPANNEN.
Over hulp wordt geconfereerd.
Naar de „Tel." verneemt zou Dr. Bendien,
tengevolge van zijn zeer drukke werkzaam
heden van den laaitsten tijd, overspannen
zijn. Het is de vraag of hij z'n arbeid zal
kunnen voortzetten, indien nie spoedig hulp
komt opdagen. Honderden patiënten ko
men naar Zeist, en hieronder zijn er ver
schillende, die vreezen aan kanker te lijden.
hoewel hun huisdokter zich dienaangaande
nog niet kan uitlaten. Dezen hopen, dat Dr.
j Bendien hen met behulp van zijn diagnose-
i methode zal kunnen inlichten.
Zaterdag j.l. heeft Dr. Bendien geconle
reerd met een Amerikaanschen professor.
Voorts hebben nog langdurige bcsprekin-
gen plaats gehad met de commissie van
onderzoek van de British Empire Cancer
Campaign, welke commissie met een spe-
ciaal vliegtuig uit Londen was overgeko-
men. Ten slotte werd ook nog geconfereerd
j met afgevaardigden van andere Engelsche
hospitalen.
HE1NRICH BRUNING
(van onzen Duitschen
Van de vele rijkskanseliers, welke de
nieuws Duiteche staat reeds in de ruim
twaalf jaar van bestaan versleten heeft,
kan men den katholiek Heinrich Brüning
als den eersten aangeven, die zich op den
hoogen Biemarck-zetel bevestigd heeft. Hei
is in de jonge republiek een schouwtoo-
neel van politieke oneenigheid nog niet
voorgekomen, dat een staatsman van zoo
hooge positie zoo al niet bewondering, dan
toch de waardeei-ing zijner tegenstanders
wist te veroveren. Zijn geloofsgenooten
Fehrenba-ch en Wirth is zu.lk een eer in
die mate niet ten deel ge-vallen.
De kalme bezadigdheid, waarmede deze
nog jeugdige kanselier zijn moeilijken weg
gaat dwars door een tijdperk van eono
mieche, politieke en financieefle catastrofen,
wekt om hem heen
een sfeer van hoop
op betere tijden. Hij kent de vele eigenaar
digheden van zijn murmureerend volk, iaat
zioh door lof noch blaam mieled den en doet
alles, wat binnen zijn door de gecompli
ceerde omstandigheden beperkt vermogen
ligt, om positief werk te verrichten. In
frappante tegenstelling tot velen zijner
voorgangers verspilt hij den kostbaren tijd
niet aan eoherpe kritiek op de fanatieke
tegenstanders van de door Stresemann in
gang gebrachte „Erfüllungspolitik", tracht
hij niet de onbeleerbare radicalen van links
en van rechts tot zijn persoonlijke ziens
wijze over te halen; liever volgt hij het voor
beeld van Stresemanm, treedt hij in persoon
lijk contact met den voormaligen vijand, ia
hij erop uit, alle betrokken grootmogend
heden van het bittere feit te overtuigen,
dat Duitschland niet langer bij machte is,
aan de harde eisohen van den Vereailler
vrede te voldoen.
Merkwaardig genoeg schijnt de taaiheid
dezer in zijn uiterlijk optreden zoo beschei
den figuur, schijnt de eenvoud van dezen
voor zichzelf weinig eiechemden staatsman
voor het eerst de wereld wakker gesohud
te hebben in haar verblindheid. Men luis
tert naair dezen kanselier. Hindenburg er
kent zijn hooge verdienste, het overwegend
evangelische Duitschland laat hem onaan
getast, Engeland, Italië en ook Frankrijk
bereiden hem een vriendelijke ontvangst.
Amerika luistert naar hem. Zelfs Adolf
Hitler moet na de bittere ontnuchtering
van het mislukte referendum erkenneri,
dat hij met dezen kanselier vooralsnog re
kening heeft te houden. Alleen Thalmann
wil er nog steeds niet aan gelooven. Het
liefst liet hij Brüning door een sluipmoord
van het tooneetl verdwijnen.
Reeds tijdens zijn kanselierschap houi n
biografen zich met Brüning bezig. In den
„Politisch-Wissenschaftlichen Verlag, Ber-
linSW 68" verscheen dezer dagen een
kleine
Brilning-biografio
van Rüdiger Beer. Dit lezenswaardige boek
je berust klaarblijkelijk op grondige kennis
van zaken en werd door iemand geschre
ven, die in objectieven vorm de levensge
schiedenis van Dr. Brüning vermag weer
t» geven. Rüdiger Robert Beer vertelt onder
meer:
„Zoon uit een oud Westfaelsch boeren
geslacht, van klei, niet van zand, zooals
men zulks in Westfalen onderscheidt
zoo toog hij als nakomeling naar de stad.
Hij werd wijnhandelaar in Munster. Hij
was een eenvoudig man, net als zijn voor
ouders. Als vertegenwoordiger van zijn
eigen zaak ging hij 't land op, om overal
zijn waar aan te bieden. Hij werd er niet
rijk van. Toen hij echter vroeg stierf, Met
hij in den vorm van twee huizen oen be
scheiden burgerlijk bestaan na.
De boekbinderij van Riebau, waar Faraday als leerling werkte. Faraday in zijn laboratorium van het „Royal Institution"
Zijn weduwe bleef over met twee zoons,
Hermann en Heinrich en een dochter. Zij
was afkomstig uit ouden Munsterechen
burgeradel, een familie, die 6edert eeuwen
haar bezittingen in het domdistrict had.
Men zei, dat de geboren Beringhof een ver
standige, intelligente en energieke vrouw
ivas, eigenschappen, die haar tot op hoogen
leeftijd eigen bleven. Haar ontwikkeling
en oprechte vroomheid waren beslissend
voor der kinderen ontwikkeling. Heinrich
Brüning was nog geen twee jaar oud, toen
zijn vader slierf. Destemeer hing hij aan
zijn tien jaar ouderen broer, die grooten
invloed op zijn ontwikkeling uitoefende.
Vooralsnog leefde de kleine, ietwat smalm
en teere Heinrich het gewone bestaan van
een schooljongen.
Bij den aanvang der 20ste eeuw hij
werd 26 November 1885 geboren viel bij
den toenmaligen gymnasiast de hang naar
politieke vraagstukken even op. Hij la6
thuis met aandacht de katholieke krant cn
vormde uit de opstellen een klein archief
Weldra begon hij ze met andere artikelen
t6 vergelijken. Een opvallend talent voor
mathematische vraagstukken trad naar vo
ren. In den vacanti-etijd toonde hij zin voor
het schaakspel. De atmospheer van het
huiselijk leven, een landelijk conservatis
me, dat in de traditie der boerenfamilies
bleef hangen, werd aangekweekt onder de
zware eiken zijner vooroudera.
Heinrich, eigenlijk afkomstig uit de eer
ste stedelijke generatie zijner familie, hal,
naar het 6cheen, een sterkeren hang naai
de studie dan naar den hand-el. Beschou
wing scheen hem beter te liggen dan wil
en daad. Hij leek geboren voor een geleerde
loopbaan. Daar kwam nog bij, dat er in
dien tijd in katholieke kringen geen eigen
lijke politieke jeugdbeweging bestond als
tegenstelling tot de jong-liberalen. waaruit
Stresemonn en vele andere politici zijn
voortgekomen.
Zijn in 1904 in München aangevangen
juridische studie gaf Brüning weldra op.
Hij ging naar Straatsburg, waar een fami
lie-lid philosophic doceerde. Met de grondig
heid van den Duit6ohen student studeerde
hij wijebegeerte en bouwde hierop geschie
denis en germanistiek. Maar zijn oude lief
de voor de politiek bleef hem bij. In Streets
bung, later in Münster en tenslotte in Bonn
volgde hij staatewetenscha-ppolijke voorle
zingen. Het sociale vraagstuk werd we'dra
het middelpunt van politiek overleg. Brü-
n.ng behoefde niet voor zijn brood te stu
deeren. Hij bveredigde jaren achtereen zijn
dorst naar wetenschap en veelzijdige ont
wikkeling.
In het eerste decennium der twintigste
eeuw ontstond er aan de Westduitsche
universiteiten
een kring van katholieke studenten
waaruit later een reeks leidende persoon
lijkheden voortkwam. Ook Brüning behoor
de hiertoe, ook al 6loot hij zich bij weinigen
aan. Hij was eigenlijk nooit een couleur-
student. Hij was stil en terughoudend en
toen reeds bewees hij een groote mate van
scepsis ten opzichte van de frase, ja, eigen
lijk tegenover eiken redenaar. Dikke woer
den kon hij niiet verdragen en hij maakte
zulk gedoe onbarmhartig belachelijk. In
intiemen kring maakte hij indruk door zijn
manier van 6preken en door een opvallen
de zakelijke en literaire kennis. Ook voor
muziek had hij, althans als luisteraar, veei
over. Zoo was hij een ijverig bezoeker van
de orgelconcerten, gegeven door den thans
in Afrika levenden arts en theoloog Albert
Schweitzer.
Het werd 1911, voordat Brüning zijn eer
ste philosophisch staatsexamen aflegJe
Volgens algemeen gebruik had hij toen een
jaar op proef aan een instituut moeten
werken. Hij had echter niet het verlangen,
leeraar te worden. Het examen wa6 door
hem afgelegd, om zichzelf en anderen te
bewijaen, dat hij zooiets in geval van nood
ook wel kon. Hij 6tudeerde verder, voor
namelijk oeconomie.
Inmiddels werd hem de gelegenheid ge
boden, zijn kennis in het buitenland te ver
rijken. Voor haar huwelijk had zijn moeder
geruimen tijd In Normandië gewoond, eri
dezelfde familie bood nu haar zoon gastvrij
beid aan. Deze prachtgelegenheid 6te.de
hem in staat, in huieelijken kring indruk
ken van het Fransche karakter te verza
melen.
Hermann Brüning had intusschen een
groot deel van de w ereld gezien. Hij was als
zendeling naar het ovei-zeesche gegaan,
naar Europa teruggegaan en had in Frank
rijk als prediker in een dorp gearbeid. Zijn
beweeglijke geest dreef hem naar Enge
land. Daar kwam ook Heinrich naar toe,
om weer een ander lamd te leeren kennen.
Hij vond er, wat aan zijn karakter beant
woordde. In den Engelschen staatsman zag
hij een type, dat hij wellicht later zelf eens
zou weergeven als politicus. In de biblio
theek van Manchester vond hij het thema
voor zijn dissertatie, waarmede hij 1915 te
Bonn promoveerde: „De finamcieele, econo
mische en juridische 6ituatie der Engelsche
wat Wils.
EEN EGYPTISCHE TOOVENARES
Dat 't gezelschap dames en heeren, dat
onlangs eon reis maakte naar 't Heilige Land
interessante dingen heeft beleefd, weten onze
lezers. De heer H. J. van W ijlen vertelde
ex van in ons blad, weken achtereen. Ook
Ds. D. Hoek, was onder deze touristen en in
het „Noord-Holl. Kerkblad" geeft hij zijn
herinneringen.
Het gezelschap bracht ook een bezoek aan
een Egyptische toovenares. De Enkhuizer
pastor teekent dit tafereeltje aldus:
Een oud, gecü, mager vrouwtje, in sjofel
zwarte plunje, hurkt neer midden in ons
gezelschap. Zij spreekt enkele onverstaan
bare woorden. Geeft om de paar minuten
een wonderlijk geluid. Dan haalt ze uit een
tasch eerst een paar kuikentjes en laat dio
voor zich paradeeren.
Zij pakt een van die paradeerende kui
kentjes, neemt het in haar hand, strijkt er
over heen, en het kunststuk is klaar: van
é»n kuikentje kwamen er twee. Dat is nog
eens stoom broederij.
Enkele malen achtereen herhaalt ze haar
wonder, wij zien allen, dat wij bij den neus
genomen worden. Er zit vast en zeker een
truc achter.
Maar hoe ze die uithaalt, dat zien wij
De eieren kwamen voor den dag Zij heeft
behalve de eieren ook een doek.
Demonstratief haalt zij haar groezeligen
doek uiteen cn slaat hem uit. Daar Mggen
de eieren. Zij heeft niets in haar handen dan
de doek. Rolt hem weer ineen, en... de i
eieren zitten in den doek.
Wij kregen op een oogenblik zelfs het
vermakelijke tooneel, dat een van onze I
dames begon eieren te leggen. De toove-j
nares slingerde even met haar doek zoo
onder den niet al te langen rok van een
zedige dame, gaf daarbij één, tweemaal haar
tooverspreuken te hooien, en daar vielen
de eieren uit haar eerbaar gewaad :u den
tooverdoek.
't Gelach was geweldig. En de daime ge
voelde zich een beetje ontsteld, ofschoon
ze haar best deed, daar niets van te laten
blijken. Maar ze had in elk geval dit op
andeicn voor, dat ze in zeer nauwe aanra
king geweest was met het Egyptische levon,
zelfs met de Egyptische toovenarij.
Na de eieren wordt een vijftal blikken
bekers te voorschijn gehaald. Zij zet ze om
gekeerd op den grond, de eieren op een
kleinen afstand, geelt euu tik op uen bodem
van den beker, kijkt en._. er ligt onder
eiken beker een ei.
Eu dan volgt het laatste kunststuk.
Zij stopt iets. dat op een tablet gelijkt,
gewikkeld in een weinig kapok, in haar
mond en na een oogenblik daarop gekauwd
tc hebben, gaat ze aan het trekken en haalt
zeker wel honderd stopnaalden, allen ver-
bunden aan één draad, er uit.
En daarna uoet ze, alsof zo een prop kapok
wil opeten en doorslikken. Wij wachten een
oogenblik, het wonderlijke mensch opent
weer haar mond cn wij zien een flinke
vuurvlam branden. Zij blaast dat vuur nog
aan en laat 't daar eenige oogenblikken
voortbranden.
Wat wij gezien hebben is weinig bijzon
ders. Goochelaarskunsten, zooals gij in
dien ge zoekt ook m ons eigen land wel
vinden kunt.
Maar dit is het, wat mij bezig houdt: is
Egypte de bakermat van dergelijke „kun-
In elk geval zijn er van ouds af menschen
geweest, die op geheimzinnige wijze het
werk van Gods knechten nabootsten. Zij
deden, wat Mozes gedaan had en maakten
de ellende, die over Egypte gekomen was,
nog grooter.
Iets van het kil-mysterieuze gevoelt ge,
als een dergelijke obscure vrouw zoo vlak
bij u aan 't werk ?s. Wat is dat nu eigen
lijk?
En als altijd, hoort ge menschen zeg
gen: dat is duivelswerk. Zeker, dan zijt gij
in, eens klaar. Evenwel, als dit inderdaad
zoo is, hoe werkt de duivel dan? Kan de
duivel wónderen doen? Is wat ge gezien
hebt, inderdaad zoo belangrijk?
Ik heb de overtuiging, dat ge voor der
gelijke manipulaties niet te groote woorden
moet gebruiken. Het is niets dan buiten-
gewono handigheid. Als het u uitgelegd
werd, zoudt ge erg hartelijk lachen en zeg
gen: ik wist niet, dat wij zoo beetgenomen
werden. Vraagt ge mij nu, hoe al die han
digheden gebeuren, dan moet ik daarop het
antwoord schuldig blijven. Evenwel, ik ben
vast overtuigd: er zit niets duivelsch, noch
ook iets bovennatuurlijksch achter.
Is handigheid en niets anders.
63. Toen de kapitein eindelijk 'n vaartje
als een wervelwind had, liet de aap hem
los, zoodat hij wel honderd meter verder
op den grond rolde. Dadelijk holde de aap
naar hem toe, en toen de kapitein aanstal
ten maakte, om op te rijzen, werd hij door
het monster met vuistslagen bewerkt. „De
aap heeft mij gevangen, implaats van ik
den aap!" zuchtte hij.
64.Vervolgens sleepte de gorilla zijn slacht
offer naar den boom, waarin het apennest
gevestigd was en hing hem met z'n buik
riem aan een der takken op. Al spoedig
kwam nu het jeugdige apengeboefte voor
den dag; de kleine vlegels speelden zweef
molentje met z'n beenwindels, trokken hem
aan z'n haar en bewerkten zijn arme hoofd
met 'n boomtak.
(Wordt Maandag vervolgd)
spoorwegen, in verband met hun overgang
in staatsbezit."
Bijna was zijn promotie door het uitbre
ken van den oorlog verhinderd. Hij liep van
de eene kazerne naar de andere, om zich
te melden, maar men had geen plaats voor
dien mageren kandidaat! Brüning bleef
thuis, maar hij gaf zijn pogingen niet op.
Begin 1915 kwam hij door bemiddeling va:i
verwanten als vrijwilliger bij het infanterie
regiment 30 in Koblenz. De oorlog heeft
zijn ontwikkeling voltooid. Bij Heinrich
Brüningontwikkelde hij in den bleeken
boekenwurm naa6t intellect en weienschap
het beheerachende eener persoonlijkheid:
den vasten wil.
Wat de oorlog in Brüning bevestigde?
Zijn afkeer van groote woorden en groote
redenaars, het beheerachen van iedervm
hartstocht."
sLigei 114—116, TeieL 68871 Grotrian-Steinweg
Groote Keozi
Schiedmaijer - Mannborg e.a. aVs"lu èLanuS
Door VVJERNY
Op treffende wijze wordt lr
llji.en geteeUend, zooala vele
Rusland dat de laatste jaren li
De auteur maakte gebruik
officier'- bronnen: besclirljv
ningen en rapporten, jlie op I
De oorlog tegen Polen hracl
waren in veler oog niet anders dan ee
«tel van het kapitalistisch stelsel.
Grlsha. een der hoofdpersonen van dl
haal. was als oud-student ln de ha
wetenschappen, aangesteld bij het bestu'
Mar ja, het 17-jarig c
listiglijk erachter trachtte
eoonlijke antipathie tegen N
De volgende dag stierf het ir
huls: ze had vergif ingenonu
BI1 do groote partüschooi
tfld later gehouden werd, wei
gehandhaafd en overgeplaats
een fabriek in Rostof. Zijn
naak die kortoi
1 Gi iaha maar no
als directeur vai
op een bepaald pui
Hevea vredeswil ma
z'n zin hebben
sha besloot men o
r toe tc geven.
De oplossing van dit conflict wa6 zoo
doende uiterlijk een 6ucces voor ons bei
den, maar innerlijk schaamde ik me voor
onszelf en voor Grisha. De partij en de
sowjet-macht was in mijn oogen weer een
stap dieper afgedaald. Ik moet echter be
kennen, dat ik het sipoedig vengat. Het le
ven was zoo v eed eisohen d, men moest zoo
aan aide kanten oppassen om geen vijanden
te k we eken; de afgunst op Grisha's verant
woordelijke positie wa6 zoo algemeen, dat
we eenvoudig niet kieskeurig konden zijn.
Stalins gevleugelde woorden over de revo
lutie, die niet met glacé handschoenen kan
worden gemaakt, gold ndet alleen voor de
regeering, inaar voor allen. Ieder voelde,
dat tientallen anderen hem beloerden en
zijn tekortkomingen zagen en ze rappor
teerden in de hoop zoodoende een stap
vooruit te komen op de maatschappelijke
ladder. Dat was het onvermijdelijke gevolg
van het stelsel, dat geen kennis eischte
voor de positie die men bekleedde, maar
alleen maar het vertrouwen der heerechen-
de partij. Als men dat vertrouwen maar
verwierf en het wist te behouden dan kon
men gerust zijn, maar wee, als dat vertrou-
vven terecht of ten onrechte werd ge
schokt! Daarom ook moest ieder zoo bui
tengewoon opletten op alle klachten over
z'n persoon, die steeds in groote getale bin
nenkwamen, hoe ongerijmd die meestal
ook waren. Hij moest daartegenover goed
keurende resoluties weten te stellen, vor-
trouwelijken omgang met de leiders dei
partij hebben en toegeven in een kwestië
als bijv. met het verschaffen van een bu
reau aan de 1 vakvereteniging of als bijv. een
woonruimte aan partij-beambten bezorgen,
wanneer de fabriek daarover de beschik
king had. Ging men in dit opzicht niet met
den stroom mede,, dan teekende men zijn
eigen doodvonnis als bekleeder ven een
verantwoordelijke functie.
Dit alles raakte echter over het algemeen
de uiterlijke zijde van Grisha's werk. Der
gelijke problemen en conflicten waren tal
rijk genoeg, namen ontzettend veel tijd en
energie in beslag, maar voor hem bleef
toch de productie hoofdzaak. Ondanks al
die bijkomstigheden bleef Grisha zich, van
af den eereten dag af, inspannen om hierin
orde te scheppen, maar het -succes was
slechts matig. Hij ging diep gebukt onder
alle tegenslagen op de fabriek en begon
hoe langer hoe verbitterder te werken, ten
einde uit alle kracht de mislukkingen te
gen te gaan. Ik wees hem erop, dat hij het
onmogelijke van zichzelf veigde, dat hij
toch niet van alles op de hoogte kon zijn
en alle onderdeel-en kon beheerachen en
dat hij het technische werk aan zijn onder
chefs moest overlaten.
„Daarvan vertrouw ik er niet één, ilk heb
het gevoel, dat zij me allemaal bedriegen
en tegen mij samenspannen," zeide hij
somber.
„Neem dan anderen, Grisha" trachtte ik
hem te overreden, „menschen op wie je
kunt vertrouwen. Het is immers gewoonte
bij ons, dat ieder partij-lid in een nieuwe
functie zijn eigen spitsen meebrengt Vroe
ger heb ilk dat afgekeurd als vriendendien
sten, maar nu moet ik toegeven, dat het
niet andere kan. Als je geen vertrouwen
hebt in je ondergeschikten en alles moet
controleeren en beoritiseeren wat zij doen,
werk je jezelf kapot zonder iets op te schie-
.Jawel, jawel, je hebt makkelijk praten,
waar haal je de menschen vandaan, op wie
je kunt vertrouwen? Het i6 allemaal één
pot nat, ze dekken elkaar zonder uitzonde
ring." Én Grisha liep weer onrustig op en
neer, gelijk hij den laateten tijd meer en
meer deed.
„Je moet eens hooren", ging hij na een
poos voort, „wat ze allemaal aanvoeren
om hun miserabel gepruts te verdedigen.
Het slot is altijd, dat wij de schuldigen zijn,
de regeering en onze organisatievoor
alles, wat mislukt. Natuurlijk zeggen ze
dat. niet openlijk, maar het is de conclusie,
waartoe ze iemand zouden brengen."
Het was voor mij een wanhopige toestand
Grislha zoo terneergeslagen te zien. Hoewel
men bij den vakvereenigingsraad weinig
tegen mij sprak over de zaken, waarbij mijn
man betrokken was. hoorde ik toch genoeg
om te weten, dat er bitter over hem werd
geklaagd door de arbeiders. Deze beschouw
den hem als den bondgenoot der „spitsen",
die hen steeds verdedigde tegen alle allo
aanvallen. Verwonderd vroeg ik me af, hoe
dit toch mogelijk was, ik wist te goed, hoe
zeer Grisha zijn technische medewerk era
wantrouwde. Ik durfde hean niet vertellen,
wat Lk zoo terloops vernam, went ik was
overtuigd, dat hij woedend op me zou wor-
Door een toevallige samenloop van om
standigheden was ik eens tegenwoordig bij
een belangrijke conferentie in Grisha's
kabinet. De chef van mijn cultureels af dee
ling was op dienstreis, toen er een special»
commissie uit Moskou kwam voor een aige
meen onderzoek. Er waren aan het hoog
ovenwerk te Petrofka wagens afgeleverd
voor het vervoer van gesmolten ijzer, die
in alle opzichten onbruikbaar bleken. Kop
pelingen en wielen braken, de afneembare
bakken pasten niet, kortom bet was zoo
erg, dat de arbeidere in Petrofka op een
vergadering had-den gedreigd met staken
als die wagens in gebruik bleven. Het was
levensgevaarlijk ermede te werken, eenige
pereonen waren reeds deerlijk verbiand
door het uitspattende gloeiende ijzer, tel
kens ate het breken van het onderstel
het geheel in zijn voegen deed trllien. Bo-
vendien hadden de wagens te lang stilge
staan door de averij, waardoor het ijzer was
gaan stollen in de bakken met gevolg, dat
men het weer kon weggooien.
De commissie, die deze zaak moést onder
zoeken, bestond uit een paar technici /an
de staal trust uit Charkof, vertegenwoordi
gers van de controle-commissie dor partij
en twee arbeiders van de Petrofski-fabriek;
een heel® delegatie dus. Van de plaatselijke
partij- en vakvereenigingsorganisaties kwa
men er nog de noodige leden bij, terwijl
ook ik aan de commissie werd toegevoegd,
want onze voorzitter wilde tevens het cul
tureele werk ter 6prake brengen. Grisha's
kamer zat tjokvol; van alle kanten waren
stoelen aangesleept en voor we begonnen,
kon men den rook al snijden.
De voorzitter "an de onderzoeklngscom
missie stelde dg zaak zoo algemeen mogelijk
Niet alleen de wagens waren een misluk
king, maar de gansche productie van de
fabriek liet veel te wenschen over. Met een
reeks cijfers liet hij zien, dat men lang niet
de hoeveelheid produceerde, welke was
voorgeschreven in het jaarprogramma en
wat de poort der fabriek uitging liet aan
kwaliteit alles te wenschen over. Men zou
nu de oorzagen van deze mislukking op
sporen.
Grisha was zoo verstandig zicfh op den
achtergrond te houden, en liet de opsom
ming van alle gebreken over aan den
hoofd-imgenleur. Dit was een man, die de
eerste jeugd al achter den rug had en die
zich zeer typisch uitdrukte op oud-Russi
sche wijze. Hij sprak alsof hij doceerde
voor een klasse met niet al te snuggere
schooljongens. Dit nam de vergadering
reeds vanaf het eerste woord tegen hem in.
Inderdaad druischte een dergelijke houding
die velen onzer inteUectueelen toen nog
aannamen volkomen tegen de opvattingen
van de regeeringsorganen in. Zij willen het
beheer en de contröle over de product;»»
hebben en aan de technici gunnen ze dit
niet.
„Kijk eens kameraden," zoo begon de
ingenieur gemoedelijk, „U hebt natuurlijk
volkomen het recht ons allerlei verwijten to
doen on om na te gaan waar de fouten zit
ten. Wij hier echter kunnen geen grond
stoffen maken, maar zijn aangewezen op
hetgeen wij van andere fabrieken ontvan
gen. Wij krijgen cokes, wij krijgen j"»t
ijzer, wij krijgen staal, wij krijgen brand
stoffen en smeermiddelen, machines etc.
etc. Als die grondstoffen en die hulpmidde
len niet deugen, dan is het onze schuld
niet, als het eindproduct mislukt. Ik heb
van-elke partij cokes en ran elke partij giet
ijzer, die hier aankwam, een rapport laten
uitbrengen over de kwaliteit, en zoodoende
heb ik aangetoond, hoe onmogelijk onze
taak ie. Uit afval kunnen wij geon goed
product maken. Het verwondert mij. dat
vooral de staalt rost zulk een scherpe aan
klacht tegen ons heeft ingediend, want do-
ze levert ons het gietijzer en daar weet i.,.n
toch heel goed. dat van zulk soort gietijzer
geen wielen noch andere gietstukken ge
maakt kunnen worden."
Op deze wijze ontvouwde hij het geheele
productie-proces der fabriek en bij alles
wees de spreker op hetzelfde, n.l. op de vói-
strekt minderwaardige kwaliteit van alles
wat men aan de fabriek afleverde. Vervol
gens ging hij over tot de boordeeling der
mensohelijke krachten, hij wees op het
groote gebrek aan geschoolde arbeiders en
klaagde over de aanmatiging van de leer
lingen en de pas aangekomen jonge arbei
dere, die meenden, dat zij in staat waren
al het wérk te verrichten, cn die geen ge
noegen namen met seriewerk van -en be
paalde soort, doch afvvi(*>eling vereischten,
zoodat het b.v. in de modelmakerij onnuge-
lijk was een goed passend model te fahrl-
ceeren. Meer dan een half uur duurde die
uiteenzetting, volkomen in den trant zoo
nis Grisha mij vroeger reede verteld had.
Niet openlijk, maar niet feiten, deed de in
genieur het voorkomen alsof hij en de zij
nen aan alles onschuldig waren, alsof do
geheele oorzaak lag in de slechte organi
satie van de sow jet-instellingen. Ik vroeg
me af, of de aanwezigen dat alles zoni»-r
verzet zouden aanhooren. cn eerlijk geza>.'i
was het mij een opluchting toen de voorzit
ter dor Onderzoek ingscomnvss ie eindelijk,
midden ln het betoog, don ingenieur in 'de
rede viel en hem toevoegde: ..Nu weten wij
zoo langzamerhand wel genoeg van uw
„objectieve omstandigheden". Ie rest kun
nen wij er wel bij donken. WIJ hebben hier
trouwens materiaal genoeg voor een voor
loop ige discussie."
Kalm ging de ingenieur weer op zijn
plaats zitten cn stak een sigaret op. alsof
hem dit geheele onderzoek niet aanging.
Van alle kanten wilden de meneren
tegelijk het woord hebben cn tenslotte be
sliste de voorzitter, dat de hoofdzaken be
handeld zouden worden, door den partij
secretaris. terwijl .ie on '-<ren dan trg aan
vullende mededeel ingen konden doen.
Wordt vervolgd}