Het Communisme in de Practijk f\/Sri\4ncJ aaq KAPITEIN KLAKKEBOS OP DE LEEUWENJACHT WOENSDAG 19 AUGUSTUS 1931 Objectieve mededeelingen en critische beschouwingen Nu de vacant ie tijd eenigszins voorbij is komen de, sowjet-leiders op het podium om het een en ander te vertellen over hun plannen en over hetgeen zij bereikt hebben. Stalin en Roedzoetak hebben gesproken, waarbij men het gezegde belangrijk genoeg vond om het telegrafisch ie verspreiden, hetgeen de duidelijkheid niet bevordert Volgens de eerste zouden over een paar jaar de oude specialisten heelemaal over bodig zijn en door jongeren, eigengemaakte, worden vervangen, rvoligiens den laatste was idit heelemaal niet het. geval. Wij gelooven, dat Roedzoetak dichter bij de waarheid is. Neemt, men kennis van de plannen, die voor het tweede vijfjarenplan gemaakt wor- Iden, dan is het duidelijk, dat de oude en nieuwe specialisten tezamen, mitsgaders alle arbeiders, niet voldoende zijn om deze te verwezenlijken. Zoo moet b.v. de kolen- productie in het Kuznetsk-hekken in Sibe rië, in 1931 op 7.5 millioen ton geschat waarbij het program stellig niet ten uitvoer wordt gebracht, gelijk in alle bedrijven jn 1937 gestegen zijn tot 116 millioen ton Dat beteekent, dat in eenige jaren tijds een SO-tal reusachtige mijnen aangelegd en ge installeert! moeten worden, in een gebied, dat nu nog geen enkele groote mijn, slechts een tiental kleinere telt. Belangrijker dan deze toekomstplannen 'de een al grooter dan de andere, is echter het verloop van de naaste toekomst. Veel zeggend is Stalin's toezegging, dat binnen kort de verzorging der bevolking belangrijk ral verbeteren. Daarop is in werkelijkheid geen enkele kans. want de industrieën van verbruiksvoorwerpen blijven op één lijn. terwijl alles, wat van den oogst overblijf' boven het minimum noodig voor de bevol king, zal worden uitgevoerd om de scltul den aan het buitenland en de buitenland- sche aankoopen te financieren. De voortdu rende prijsdaling op de wereldmarkten dwingt de sowjet-regeering onverbiddelijk daartoe. Wij gelooven dan ook niet, dart Stalin's belofte, om het volgend voorjaar de geheele rantsoeneering op te heffen, ln vervulling cal gaan. Het voorjaar is daartoe wel het meest ongeschikte oogenblik. omdat dit juist de periode is met de kleinste voorraad van levensmiddelen. Was deze groot ge nneg, dan zou men nu. na den nieuwen oogst, tenminste rtot leniging van het stelsel kunnen overgaan. Deze nieuwe oogst baart de regeering zoo- Veel zorgen, dat de sowjet-pers dag aan dag hoofdartikelen brengt met aansporingen om de zaak beter aan 'te pakken. De groote toe name van de kolchozen stelt ieder voor on gekende moeilijkheden. Er -heerscht, zonder overdrijving gesproken, een chaos op het platteland. De bladen klagen, dat tweemaal ineer menschen worden gebruikt dan noo dig zijn, dait de machines meer dan de helft Van den tijd ongebruikt staan wegens slechte organisatie, en nu komt daarbij het Uitgeven van voorschotten in graan aan de kolchozleden, dat tot ernstige conflicten aanleiding geeft, daar de administratie in de primitief ingerichte kolchozen een jan boel is en iedereen meent te kort A£s£forden gedaan in de hoeveelheid producten, die hij als voorschot ontvangt, Op vele plaatsen hebben de kolchozleden geweigerd aan den oogst verder te werken, wanneer zij niet hun voorschot ontvangen. Hoewel dit tegen de voorschriften ingaat, laat men zulks oog luikend rtoe. Bij deze stemming onder de massa is ae regeering wel gedwongen haar jongste toe zeggingen over de verbetering van den al- gemeenen toestand te herhalen. De vraag is slechts hoe dit bereikt kan worden, want met algemeene resoluties en voorschriften, waarmee de leidende organen zoo gul zijn, bewerkt men niets. Dat blijkt voldoende ver de resultaten van Stalin's „hervormin- :en", die ruim een maand geleden met zoo- eel ophef werden aangekondigd. Met zekerheid kan men slechts zeggen, dat de houding tegen de specialisten veran derd is. Het vroeger reeds op touw gezette proces tegen een aantal slachtoffers, nu eens ter variatie in de fosfortrust, is niet openbaar behandeld, doch zeer in stilte en met. een vrijspraak der beklaagden geëin digd. De rechtbank kwam tot de conclusie, dat deze menschen heelemaal niet gesabo teerd hebben, een conclusie, waartoe zij even goed had dienen te komen bij de' vroegere, met zooveel vertoon opgezette processen. Maar er is inderdaad iets gewijzigd in de stemming: men voelt de massa niet meer te kunnen afleiden door te wijzen naar moad- llige kwaadstichters. Er is verbetering toegezegd en die wordt thans venvacht in daden. Wij zullen eenige dagen moeten wachten, tot de ontvangst der sowjet-bla den, om te kunnen beoordeel<jn welke d:t den men van plan is te verrichten. WOROSHILOF'S REIS NAAR HET VERRE OOSTEN. De volkscommissaris van oorlog en ma rine, Woroshilof, maakt een inspectiereis naar het Verre Oosten. Bij die gelegenheid heeft hij generaal Blücher, den bevelheb ber van het leger, dat verleden jaar tegen China optrok bij bet conflict over den Oost- Chineeschen epoomveg, een hooge ridder orde op de borst gespeld. Volgens de Roel zijn er echter nog andere dingen geschied tijdens deze inspectietocht, waaromtrent de sowjet-pers echter het stilzwijgen bewaart. Verschillende militaire en politieke leiden de personen zijn van hun post ontheven, omdat in hun troepen een geest van oppo sitie tegen de partijlijn heerschte. Er zijn zelfs executies voorgekomen van militairen, die zich openlijk tegen de Stalinsche poli tiek hadden geuit. DE OOGSTCAMPAGNE. Volgens het programma had de graan oogst van rogge en tarwe tenminste in de Zuidelijke provincies begin Augustus afgc- loopen moeten zijn. De oogst van haver en gerst valt eenige weken later. Het blijkt nu. dat op 10 Augustus eerst ruim de helft van den oogst was binnengehaald. Slechts de collectieve bedrijven met machines hebben ongeveer zooveel geoogst als het plan aan geeft, De kolchozen met menschenarbeid zijn achtergebleven, de individueele bedrij ven nog meer het meest van alle echter de sowchozen, de groot-landbouwbedrijven die slechts één derde van de bezaaide op pervlakte geoogst hadden op 10 Augustus. Het volkscommissariaat' van landbouw geeft als oorzaken daarvan aan het irrartio- neele gebruik der machines, de vele repa raties daaraan, de langzaamheid, waarmede de machines van de eene .plaats naar de an dere werden vervoerd, en voorts hpt beken de liedje over niet-doorvoering van het stuk- Van de .ongeveer 80 millioen Hectaren graan en vlas, die geoogst moesten worden, waren bijna 50 millioen binnen. Bij het "tem po van de ca. 10 millioen H.A. per 5 dagen die men had bereikt, is dc geheele oogst der halve nog binnen te krijgen, indien 't weer gunstig blijft, gelijk rtot nu rtoe het geval was. Regen zou nu een funesten invloed hebben. Erger is het ccihrter, dat een groot deel an het geoogste graan op het land blijft staan in schoven, omdat men met dorschen in de verte het oogsten niet bij kan houden. Hierbij geeft vooral gebrek aan machines den doorslag. Officieele cijfers ontbreken, doch volgens Izwestia is in verschillende districten slechts 2030 procenc van het ge oogste graan geclorsöhrt. Dit dreigt tot ge weldige Verliezen van ae opbrengst te zul len leiden. Tot welke zonderlinge maatregelen men hier en daar besluit met het oog op dit ge vaar, blijkt wel hieruit, dat op eenige plaat sen de piopiersorganiearties zijn gemobili seerd voor propaganda onder de bevolking. Dit zijn de voorbereiaende organisaties van communistische jeugdbonden, waarin kinderen worden opgenomen van 8—li jaar. Als die kinderen hun ouders moeten gaan vertellen hoe de landbouw dient te worden uitgeoefend zal er van „voorlichting" toch wel heel weinig terechtkomen. EEN INTERNATIONALE VOETBAL WEDSTRIJD. Naar het soiwjeMelegraafagentschap meldt zal een Turkseh voetbalelftal uit de beste spelers dezer dagen naar Rusland komen om tegen Russische elflallen te spelen. De Turken zijn 10 Augustus uirt. Konstantinopel ertrokken en werden 13 Augustus in Mos kou verwacht. DE „NAUTILUS" IN DE POOLZEE "Rnrfinctnaride foto werd qenomen toen de Nautilus de haven van Tromsö uitvoer. Rechts het Duitsche luxe stoo^ch^cd^'^ile^e0^' hij Palestina-reizigers Gemengd Nieuws* w a t wibjJ BIJ TONIA HOVEN THUIS AUTO VAN EEN DIJK GESTORT Bij het passeeren van een autobus te Wijk bij Heusden (N.Br.) is de auto van den boter handelaar A. Nieuwkoop van den Hoogen Maasdijk te And-el gevallen. De auto sloeg drie a viermaal over den kop en kwam ii sloot terecht. De heer Nieuwkoop werd inwen waar gekneusd, terwijl zijn broer gat in het hoofd bekwam. De wagen is zoo goed als geheel vernield. DOODELIJK ONGEVAL OP ONBE WAAKTEN OVERWEG. Dinsdagavond omstreeks 9 uur is op den onbewaakten overweg te Nootdorp de 28- jarige H. Jongerius. afkomstig uit Goud; tijdelijk verblijf houdende te Delft, met zijn mctorrywiel door een electrischen trein van lijn Rotterdam-Den Haag overreden gedood. VERDRONKEN. Te Nijega (Fr.) bevonden zich twee knaap- s van zeven jaar aan de vaart. Op een ge geven oogenblik trok een hunner al zijn kiee- lit en sprong pardoes in het water, hij het noemde, te zwemmen. Doordat de plaats, waar de knaap te water ging, nogal diep was en denkelijk mede door een hartver lamming in het koude water, kwam het ventje niet meer boven. Zijn vriendje riep een schip per in de nabijheid te hulp, die den knaap, in middels reeds gestorven, naar boven haalde. Te Witteveen (Dr.) is een tewerkgestelde uit Middelburg, vader van twee kinderen, verdronken. Te Pietersburen (Fr.) is een arbeider uit Harlingen, vader van één kind, bij 't zwem men aan de Waddenkust verdronken. Te Rijpwetering is de 16-jarige mej. J. Zwartele uit Roelofarendsveen uit een roei boot gevallen en verdronken. Te Roelofarendsveen is de 51-jarige M. Beugelaar door verdrinking om het leven gekomen. Te Amersfoort is overleden de 19- jarige militair H„ die op 12 dezer in d* militaire zweminrichting aldaar bijna ver dronken was. Bij Arnhem is een 5-jarig knaapje spe lende in een sloot geraakt en verdronken. DOOR DEN BLIKSEM GEDOOD. Onder Onstwedde <Gr.) zijn vier koeien van één eigenaar door het hemelvuur ge- INBRAAK. Te Amsterdam hebben door Ihet uitsnij den van een ruit aan de achterzijde van het gebouw onbevoegden zich toegang ver schaft tot een fabriek van betimmeringen aan den Distelweg en uit een bureau, staan de in een lokaal op de bovenverdieping, 'n bedrag aan bankbiljetten, groot pl.m. f 700, ontvreemd. INVAL IN EEN SPEELHOL. Te Amsterdam zijn door een inspecteur en eenige agenten circa 17 personen, die kaartende waren aangetroffen in een onbe woonbaar verklaard perceel aan de Oude Kennissteeg, aan het bureau geleid. Een ran hen, een 2S-jarige koopman, is ir waring gesteld, daar zijn opsporing gens diefstal was verzocht. Hazardspel 1b niet geconstateerd kunnen worden. Onder dit opschrift troffen wij in „De Elisabethbode" onderstaand ontroerend schetsje aan: Op een kouden winteravond, omstreeks acht uur, belde ik aan. Touia's oudste zus deed open. Opgedirkt, ordinair type. Met geaffecteerde siem: „O, de juffrouw van Tonia's kransje.' Gaat u binnen". De heele familie zat bij elkaar in ihet lage, dompige kamertje. Vader en oudste zoon Hoven rook ten als labriekssdhoorsteenen; in den hoek, waar vroeger Tonia's bed stond, zag ik nu een kinderledikantje, waarin een baby van acht maanden dwingerig schreide. Drie kleine jongens waren op den grond aan 't knikkeren, twee hingen over de tafel. In een grooten rieten stoel bij 't fornuis zat juffrouw Hoven, naast haar lag op twee stoelen, in ongemakkelijke houuing, onze Tonia. Wat schrok ik van dat uitgeteerde ge zichtje, die zwarte kringen onder haar mooie, zachte oogen, waarin nog meer dan vroeger, die wonderlijke stille glans leefde. „Dag Tonia, hoe gaat het met je?". Tonia's moeder zou het antwoord wel ,0, jèffrau, 't kind kwènt weg om zoo te zeggen waar je bij zit, 't wordt temet al twee jaar da ze zoo telkens an de sukkel en die ziekte i s niet te stuitte, 'n mensch doet 'ter niks nie an. 't Zit in de femielje van me man Mérie! haal je zussie ui d'r da ze d'r klène blèrbek houdt maar ik zeg jèffrau, ze zei nog best beter worden, as de zomer maar weer komt, is ze d'r weei boven op hè mèd?" (dit laatste met een knipoogje voor mij bedoeld, dat natuurlijk door Tonia zelf evengoed werd opgemerkt!) 't Relaas van moeder Hoven ging maar voort, af en toe onderbroken door com mando's aan haar oudste dochter, als: „Ma rie, douw dan toch de speen in dat kind d'i mond, hier de 'suikerpot. Marie, zet de pattefoon is an, dat de jèffou 't ook is hoort" Even later tetterde de jazz-hand muziek door 't kamertje, waarop Marie met baby in haar armen lustigjes ging dansen. „Moet dat kleintje niet slapen, juffrouw Hoven?". Het teere was-bleeke kindersnuitje ontlokte mij vanzelf die vraag. „Slape jèffrau mensoh asse we d'r in Radio Nieuws. I.1S Mor*ren- >or hei NCRV.-dai ie'rcendiensl. leider De I vang. L'ith. Kerk. woi I.4Z11 Zang NCRV.-dam de alkoof zette gilt ze d'r eigen 'n stuip, zoo klein as ze is, maar ze liep d'r willetje en al die jongens, en méden bc-nne nét zoo gek Uit den hoek bij 't raam: „Veel te gek juffrouw''. Nu pas zag ik goed Tonia's vader. Den zelfden stillen, starenden blik in die oogeu. Ik keerde nuj wat meer naar hem 10e: „jt>„ dat geloof ik ook hoor, 't is toch heelemuul niet goed voor zoon kleintje, ik zou haai maar stil laten schreeuwen in die alcool, 11a een paar avonden is ze er aan gewend, zul*. „Ja juffrouw, 'tzelfde heb ik al eens mec-r gezegd, 't is tóch al een zwak stuinperdje en voor ons meiske hier (hij legde z'n groote band op Tonia's hoofd) was 't ook beter als ze in bed ging. De dokter heeft gezegd Ruw viel Marie uit: „Nou, ouwe, hou nou maar es op met je gezweniel hoor, hier kijk es, kleine borrie boven op de pathéfoon, dat effe een mop". Allen, behalve Tonia en haar vader, gierden om de „mop". Boven op de pathéfoon zat liet bleeke kindje, zwakjes lachend om de muziek, die uit «liet kastje kwam. Tonia dicht naast nie, keek me af en toe met iets heel verdrietigs in haar oogen aan, ze wist immers wel, aat de juffrouw dit alles vreeselijk vond. Ik knikte haar maar eens bemoedigend toe en legde terwijl een pakje in haar schoot, want in een groote tekstkaart en wat lekkers zak „Pak het maar uit, als ik weg ben, hoor" „Ja, dan heb ik nóg wat juffrouw, nu is 't al zoo fijn, dat u er bent". We hebben dien avond weinig woorden tegen elkaar gezegd, daar gunde haar moe der ons geen tijd voor, töoh spraken we veel zónder woorden. Toen ik wegging en even zacht tot haar zei: „je vergeet natuurlijk nooit alles wat je op 't kransje van den Heere Jezus gehoord hebt hè", antwoordde ze: ,,'k zou 't nooit meer kunnen vergeten, juffrouw". Toen ik bij de deur was: „Juffrouw, dank voor alles". Ze huilde ik kon óók niets meer zeggen, toen ik -haar zoo zag. Het is iets heel groots, kleine Tonia, als jij de gewone menschen thuis „tot naden ken mag brengen", dit korte poosje, dat God je nog op deze aarde laat. Muij-i<en: undervve: :m; 5 Tiids 0 Cor.cf-: t. ick piuno; ENSA1D.. "utr VOORKOMT TANDBEDERF en poetst 'smorgens en "s-óvonds met NI VA TANDPASTA 75 ets.per Vi tube. 25 cis p.'A tube. UIT HET SOCIALE LEVEN DOODELIJKE AUTO-ONGELUKKEN. Te Eindhoven slipte een 40-jarige chef van de expeditie der P'hilipsfabrieken met. zijn auto, welke tegen een boom reed. De man is aan de gevolgen van wonden, daar- bijop geloopen, overleden. Te Straelschebroek in de gemeente Arcen (L.) werd een wielrijder, vader van twee kinderen, door een auto overreden en gedood. EEN KOUSENBREIERIJ IN DE ASCH GELEGD. Vannacht te ongeveer half 4 ontstond brand in de kousenbreierij „Derto" der firma J. Diepenvec-n aan de Mulderslaar. te Geldersch- Veenendaal. Het van hout opgetrokken gebouw brandde tot den grond toe af. Van den inhoud ging alles verloren, o.a. een 12-tal breimachtines. Van de aanwezige voorraad kon niets worden gered. De brandweer van Geldersch-Veenendaal was spoedig met eer handspuit ter plaatse, doch daar de brand spuit ongeveer 250 M. van den brand wat ijderd, kon deze hoegenaamd geen water geven. Uitbreiding van den brand kon echter -orden voorkomen door met emmers water het belendende gebouw nat te houden. De oorzaak van den brand is onbekend. Verze kering dekt de schade. EEN GOEDE VANGST. Een juwelier te Montreux werd dezer dagen opgelicht voor een bedrag van 20.000 Zwit- seische francs aan horloges, armbanden ringen, bezet met diamanten, door twee wen en een man, die vermoedelijk te Amsterdam woonden. De justitie te Lausanne heeft tot de politie te Amsterdam het zoek gericht het drietal zoo mogelijk ai houden. Uit het signalement, dat werd opge geven, meende de politie te kunnen opmaken, dat de twee vrouwen haar niet onbekend waren. Dinsdagmiddag hebben rechercheurs van de zedenpolitie kans gezien een der vrou wen en den man aan te houden. Later is de tweede vrouw opgespoord te Nieuwer-Amstel. Bij fouilleering bleek, dat voor zoover kon worden nagegaan alle voorwerpen, afkomstig van den juwelier van Montreux, nog in hun bezit waren. Het was de laatste dag, dat zij in Amsterdam zouden vertoeven, daar het in hun bedoeling lag naar Den Haag te verhuizen. DREIGEND CONFLICT BIJ BURGERS E.N.R. collectieve arbcldaovereenkomj nüverheid niet vernieuwd 1*. Is er ie van de E.N.R. Burgers -Rijwlolen Deventer aanleiding geweest, 1010.10 Pe HILVERSUM. (1875 M.) AVRO. 8 Tüdsein; r)!in.-niu»iek: 1010.15 Morgenwtiding10.15 5.3 Gi-am -muziek: 10.3011 Mmlcpraatje; 2.30S Verzorging zei li-arht: 3.30—4 Gram.- nuziek: 7.30—S Harm I8.30 Curlllon-bespel 33.30 Vloolvooi- 4—5 ZleUenuur; 7.20—7 3.1 Gram uzjek: 8 TUd-seln, li9 Concert: ram.-muziek 10 10.1511 Tooneei RADIO DISTRIBUTIE VAN DRIE PROGRAMMA LANGS TWEE DUBBELDRADEN rr.diogebied elfd'-rtod drie ie distribueer vinding nog i dc fabricatie geplaatst. 1 toestellen i zoodanig v speciaal appara doch sierlijk wül door n nd. dat op radlodlstributiegebied dei heeft op dit speciale gebied, eei rhrede voorwaarts gemaakt. «rlagen, be- Metaalbewcrkersbond heeft be- irlaglng niet te aanvaarden en Van de directie vernam De Maai it niet zij. doch de Melaalbond dezt heeft bepaald. HET COLLECTIEF CONTRACT IN DE REEDERIJ reeders hebben de Centrale van koop- De onderhandelini 57. Voel rust en 'n goede voeding met leeuwenvleesch en maïskoeken brachten den kapitein er weer spoedig bovenop en hij was na een paar weken weer zoo dik als ooit te voren. „Weet je wat?" zei hij toen, „we gaan naar Zuid-Afrika. daar heb je leeuwen, zebra's en giraffen. We vangen ze levend, verkoopen ze aan de diergaarde en worden schatrijk!" Hè, in z'n verbeelding zag hij de geldzakken al voor z'n oogen zweven! 58. Zoo gezegd, zoo gedaan. Alles werd voor het vertrek in orde gebracht, en toen kwam het oogenblik van afscheid nemen. Kapitein Klakkebos schuurde met diepe zuchten en woftstijnzand het -zwart van zijn gezicht en vergoot heete tranen van ont roering, toen hij zijn vriend Roetsieboetsie, het opperhoofd, voor de laatste maal de hand drukte. En Roetsieboetsie huilde, of hij met z'n gezicht in dc uien gevallen was. (Wordt Vrijdag vervolgd.) i FEUILLETON DE STER VAN H ALALAT Een verhaal uit den tijd der Babylonische ballingschap Haastig namen deze jongelingen plaats '"DÏ^ns^ nvee® en .rvfflde de tjarp oeer- zetten; maar Sahpimaju nam het I™^l0kn instrument, eloeg enkele akkoorden aan en opSW melodie, weflke hij zooeven hoorde, aong Mi het li«d ten eend* Ik zou ihaasrt bang worden, alb ik. u no r, Sahpimaju," zeikte Hannaza op fluisterenden t0Deze za« zijn makker ernstig aan. „Gelijk 'de tijden zijn, zoo is de mensch!" Hert schijn sel van fakkels viel op zijn gel«g1 oogen hadden een hartstochtelijke uitdruk k^Qij hebt ons hier ontboden, Saihpimaju," ia-et rich een der aanwezigen hooren; „wij zijn gekomen cn wenscQien te -vernemen, wait gij verlangt" „Ik heb u «liet geroepen maar het js 6ter, die meerdere nachten aan den h ern al stond, welke Juda oproept en tot handelen dwingt. Zij verkondigt ons cle vrijheid, on zen verdrukkers den ondergang. Maar wij moeten de handen -u-it de mouw steken; ndet werkeloos toezien, opdat d-e gelegenheid niet nutteloos voorbijga en de oude slaven ketenen ons des te erger kwellen!" „Waarom geven de Oudsten niet h£t ^oorbeeld?" vroegen sommigen. „Hebt gij ook gehoord, dat zij met elkan der beraadslaagd hebben?" riepen anderen. „Gij doet hen onrecht," sprak Salipimaju. „Men weigert hen een bijeenkomst toe te staan, wijl men hun invloed op het volk vreest. Maar wat zij thans niet kunnen ten uitvoer brengen, zullen wij ondernemen. Reeds dikwijls heeft Juda zijn redding, naflst Jehova, aan dc jeugd te danken gehad." Salipimaju zweeg. „Wat wilt gij daarmede zeggen?" vroeg Lobni. „Erkent gij dan niet, dat alleen Babylons koning voor Juda's vrijheid een hinderpaal Op het oogenblik, dat Nabunahid niet meer in leven is, zal de koning der Perzen heer van Chaldea zijn. Belsazar is geen Na bunahid cn nog minder een Nebukadnezar. En de dank van prins Cyrus den Joden om hun medewerking betoond, zal zijn...... de Tijheidl"' „Gij spreekt boud, Sahpimaju riep Har- maza. „Laat ons voor een oogenblik aanne men, dat uw plan gelukt; is onze terugkeer naar Juda dan nog zoo zeker? Wie beloofde ons zulks? Heeft Cyrus diensten van ons verlangd? Zal hij niet veeleer Juda straffen met nog wreeder kastijding, zoo wij ons aan verraad jegens Babylons vorst schuldig maken? Doch erger: mislukt uw onderne- inin, dan is er nog nooit zooveel bloed in Halalat vergoten, als dan geschieden zal". „Wie zoo angstig al het voor en tegen overweegt, zal nimmer zijn doel bereiken! De moedige zal overwinnen!" Het mcerendccl der jongelingen was Sahpi maju's meening toegedaan en velen wierpen een vertoornden blik op den voorzichtigen, galmen Harmaza, Haastig vervolgde Sahpimaju, gebruik ma kende van de geestdriftige stemming, welke onder de vrienden heerschte: „Het duurt nog slechts enkele dagen en de Perzen staan voor d-e muren van Babyion. Zij kunnen ze helaas niet bestormen, noch de poorten ver breken. Maar wie zal ons verhinderen dc bevrijders daar buiten tegen de vijanden van binnen te helpen? En zijn de Perzen eenmaal in het bezit van, zij het ook maar één, een enkele poort, dan is geen macht ter wereld krachtig genoeg den drang der krijgers te weerstaan. In Juda's zonen zul len zij geen vijanden ontmoeten." De bliksemende oogen der jongelingen, die met geestdrift naar Sahpimaju's woor den luisterden, verkondigden, hoe hij hun gevoelens wist te vertolken. „Hij is een tweede Mozes, die ons uit de handen van den Chaldeeuwschen Pharao zal redden!" „Strijd! Ieder onzer zal er roem op dra gen, u te mogen volgen!" riepen de dapper- Ilarmaza stemde niet in met deze bijvals betuigingen. Hij was ni®t minder moedig dan Sahpimaju en zou voor de bevrijding van Juda zijn leven gaarne in de waag schaal stellen; maar de strijd moest tot een goed einde kunnen voeren. En hier? Bij overwinning of nederlaag, in beide geval len wachtte den Joden onheil. Neen, de weg welken de vrienden van Salpimaju wilden bewandelen, was niet de koninklijke. Toen eindelijk de vergaderden aanstalten maak ten om te vertrekken, en Sahpimaju Abiud naderde, om met hem huiswaarts te keeren, sprak de zoon des konings: „Vergeef mij Sahpimaju, zoo ik niet aan uw zijde vechf! Koningsmoord en verraad aan de stad mo gen Israëlieten nooit verweten worden." „Nabunahid is koning van Babyion en geen koning der Joden", antwoordde zijn makker. „Onze vorst is Zerubbabel, uw vader, een nakomeling van koning David. Wij zijn gevangenen, geen onderdanen. En de gevangene kent slechts één plicht: zich zoo haastig mogelijk van zijn banden te be vrijden. Iets anders mag men niet van hem verlangen. Wie zal ons ketenen, als wij de ketenen verbreken, welke ons kluisteren?" Harmaza zweeg. „Dat is de zoon eens vorsten en hij heeft nog niet eens den moed van een gewoon soldaat", boorde hij iemand achter zich mompelen. „Doe, wat gij meent, dat 't beste is", sprak Sahpimaju op koelen toon. „Maar hoop niet, dat uw tegenwerpingen mij doen vergeten te handelen, zooals in dit beslissend oogen blik noodig is". „Sahpimaju, misbruik uw gaven niet! Ik smeek u, denk na, alvorens te handelen." „Hij is lafhartig," riep een der opgewon den jongelingen. Harmaza beefde. Sahpimaju, die reeds enkele passen verder geloopen was, keerde zich om en zeide halfluid: „Hoort gij het?" Toen ijlde hij haastig zijn medestanders achterna. Langs verschillende wegen ver lieten de vroeger onafscheidelijke vrienden de plants der bijeenkomst. De morgen sche merde, en de poorten der stad waren reeds enkele uren geopend, toen de Joden de een na den ander in de stad terugkeerden. Het verwijt der opgewonden jongelingen drong als een tweesnijdend zwaard in Har- mazu's ziel. Hij wist het, zijn terughouding was geen lafheid; maar dc anderen, niet zoo verstandig als hij, beschouwden zijn ge drag niet in het ware licht. Kon hij echter Sahpimaju volgen? Neen! Ilij moest zich deze oogcnblikkelijke vernedering laten .wel gevallen. De tijd zou aanbreken, waarop hij hen van het tegendeel bewijs hoopte te ge- „Zij zullen zien, dat Harmaza geen lafaard is!" herhaalde hij weemoedig, maar op vas ten toon. Belibni had nog altijd gehoopt, dat de ko ning van besluit zou veranderen. Maar elke aanduiding op de bezwaren, aan zulk een tocht verbonden, was vruchteloos geweest. In Nabunahid scheen door het ongeluk, dat het leger getroffen had, de oude geest kracht ontwaakt, en de hoop, door dezen nieuwen krijg even beroemd te worden als Nebukadnezar. schonk hem kracht om naar hij meende Babylons genoegens voor een tijd te kunnen ontberen. Een schitterend feest zou het vertrek voor afgaan een weemoedig afscheid van al de genietingen, welke alleen het hof des rijk sten konings kon aanbieden. Tot diep in den nacht had men feest ge vierd en zwaar beschonken was de koning naar zijn slaapvertrek vervoerd, waar men hem op zijn rustlied ncerioi. Ook het dienst personeel had dien avond volop genoten, en too waren in den ruimen koningsburg niet veel personen volkomen nuchter. Hier en daar lag zelfs een eunuch in dc koninklijke vertrekken te slapen. In de zolen, welke den vorst tot woning (Renden, trad een der pages uit het Jood- sche volk, Sahpimaju. Hij wierp een verach telijken blik op de dronken lieden en liep rechtdoor van het eene vertrek in het an dere. In de zaal, onmiddellijk nan 's konings slaapvertrek grenzende, lag dc dienstdoende page, eveneens dronken, op een divan uit gestrekt. Haastig liep Sahpimaju naar de deur en trok langzaam de zware gordijnen van el kander. Duidelijk vernam hij de zware adem haling van den vorst Een lamp op de kan- delabre verspreidde een spookachtige sche mering. De jongeling trad nader. Hij bereik te het rijkversierde rustbed. Zijn blikken vielen op het gelaat van den slapende, dat naar hem toegekeerd was. Het luide snor ken gaf blijk van een asten slaap. Do mond was wijd geopend. Sahpimaju meende achter de gordijnen aan de andere zijde van het rustbed eenig geritsel te vernemen. Hij schrok, doch slechts een oogenblik. Zijn oude overmoed keerde terug. Hij kon zich bedrogen hebben. Wellicht was het slechts de ademhaling van den slapende. Nu tastte hij onder het opperkleed Reu kort zwaard flikkerde in zijn hand; onder zoekend streek hij met den voorsten vinger over de snede. Toen hief hij het in «la hoogte. Hij moest het echter luten zinken; een siddering \oer door zijn loden; zijn hand was niet \ast genoeg. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 3