zrliaal Van\4ndaaq
KAPITEIN KLAKKEBOS OP DE LEEUWENJACHT
MAANDAG 17 AUGUSTUS 1931
DERDE BLAD PAG. 7
BINNENLAND.
REORGANISATIE
RIJKSWATERSTAAT
INRICHTING EN BEZETTING VAN HET
3UREAU VAN DRN DIRECTEUR-
GENERAAL.
[Di centrale commissie voor (bezuiniging
lieert in Maatschappij-Belangen uitvoerig
de T raag onder de oagien gezien of voldoen
de spoed hertracht wordt met de beloofde en
reeds begonnen reorganisa/tie van de Rijks-
wai orstaatsdienst.
D.' aanstelling' van een verantwoordelijk
dke -teur-generaal, als hpedanig benoemd
wei l de lieer Dp.Ir. J. A Ringers, die op
1 A >ril 1930 in dienst trad, werd door de
com nissie met volle instemming begroet.
Waar rthans bijna twee en een half jaar
zijn verloopen sinds de indiensttreding van
den directeur-generaal, mag venvacht wor
den. dart in de Memorie van Toelichting bij
de Waterstaatstoe-grqoting voor 1932, die in
SepJember a.s. .bij. de Tweede Kamer zal
worden ingediend, de verdere plannen van
den Minister zullen worden ontvouwd.
Aangenomen wordlt. dat inderdaad den
'directeur-generaal werd opgedragen de ver
dere doorlvoering van de reorganisatie, op
den grondslag als aangegeven door de re
organisatie-commissie, binjien een nader te
(bepalen tijd vale en dat de directeur-gene
raal de noodige maatregelen tot uitvoering
,van deze opdracht zal hebben voorbereid.
Wat de inrichting en de bezetting van 't
bureel van den directeur-generaal betreft,
Iwerd voorgesteld den dienst in afdeelingen
te verdeelen en aan het hoofd daarvan at-
deelingschefs werkzaam te stellen, ten kan
tore van den directeur-generaal ter ontlas
ting van diens zware en omvangrijke taak.
De vraag rijst of dit denkbeeld wel in
voldoende mate is uitgewerkt, zoodat de di
recteur-generaal tijd beschikbaar heeft de
reorganisatie verder voor te bereiden.
Ook betwijfelt de commissie, of de ver
houding van den directeur-generaal tot het
Departement wel op bevredigende wijrae is
geregeld. Een technische tusschenschakel
tusschen deze heide is niet noodig.
Hoe men de afdeeling aan het Departe
ment ook moge organiseeren, het technisch
karakter dient in elk geval daaraan ontno
men te worden en aan het hoofd daarvan
dient ook een nieWechnisch hoofdambte
naar te worden geplaatst. Deze afdeeling
toch heeft alleen te behandelen de zaken,
die des Ministérs zijn: het vaststellen van
de groote lijnen van de waterstaatspolitiek,
de behandeling van zaken met de beide Ka
mers der Staiten-Generaal, het plegen van
overleg met andere Departementen van Al
gemeen Bestuur in daartoe aanleiding ge
vende gevallen, de regeling van financieele
aangelegenheden en zoo meer.
De uiteindelijke beslissing in de techni
sche aangelegenheden dient bij den direc
teur-generaal te (blijven, aan wien trouwens
ook zal kunnen worden overgelaten de af
doening van de eenvoudige administratieve
zaken, waarvoor geen beslissing van den
Minister noodig is.
Een en ander samenvattende mag alzoo
de verwachting worderi uitgesproken, dat
onverwijld' afdoende maatregelen zullen
worden getroffen voor de inrichting en be
zetting ran het bureel van den directeur-
generaal en diens verhouding rtot bet De
partement en dat voorstellen tot verdere
organisatie van den Waiterstaatsdienst, ln
overleg met d'en directeur-generaal opge
maakt, spoedig worden ingediend.
WEENEN--BUDAPEST
HET VACANTIE-TRANSPORT.
Naar het Centraal Prot. Comité te Bussum
ons meedeelt, zal het Vacantietransport dat
17 Juli j.l. naar Nederland kwam op 11 Sept.
a.s. naar Oostenrijk' en Hongarije terugkee-
ren. Zij die hun herfstvacantie in een dezer
beide landen mochten willen doorbrengen
kunnen eveneens aan deze reis deelnemen
en op 24 Sept. onderen leiding van het Co
mité terugke'eren. Inlichtingen worden ver
strekt door het Secretariaat van genoemd
Comité, Nieuwelaan 10, Bussum.
- jimè
DE INDIE-POSTVLUCHTEN
Het 24st/e postvliegtuig is Zaterdag te Ba
tavia geland.
De PH-AFO i3 te Mersamatru geland.
W. KALIS R.Lzn. t,
In den' ouderdom van 46 jaar is na een
ziekte van e'enige maanden in bet Diacones-
seinhuis te Leiden Zaterdag jl. overleden, de
beer W. Kalis, Directeur der N.V. K. L.
Kalis Co.'s Aann. Mij. te Slitedrecht Als
tragische bijzonderheid deelen we mede, dat
zijn eohtgenoote een paar dagen geleden is
overleden en juist op zijn sterfdag ter aard'e
is besteld.
Dp.H.NANNING'S
HAEMOFFERRIN
Bloedvormend versterkingsmiddel.
f 2.60 p.V\ flesch, ƒ1.60 p Vz flesch
SPIT, ISCHIAS, SSés
>rdt volgens 6000 jk V
TOGAL
.at brachten. Bij Apotb. Diog. f 030
DE VERPLICHTE MIDDAGSLUITIIMG
EEN ADRES VAN DE DRIE MIDDEN
STANDSBONDEN, INZAKE DE TOEPAS
SING VAN ART. 6 DER WINKEL
SLUITINGSWET.
De besturen wan d'en Koninkl. Nederl.
Middenstandsbond, den Nederl. R. K. Mid
denstandsbond en de Vereeniging van den
Chr. Handeldr. en Industr. Middenstand in
Nederland heben zich, zooals gemeld, de
zer dagen met een uitvoerig adres tot de
voornaamste gemeenteraden des lands ge
wend, naar aanleiding van de adresbewe
ging, in veiband met de toepassing van art.
6 der Winkelsluitingswet, ondernomen door
de samenwerkende organisaties van han
dels-, kantoor- en winkelbedienden. Daarin
wordt o.m. het volgende opgemerkt:
Het is juist, dat het Werktijdenbesluit
voor winkels aan het winkelpersoneel een
vrijen hal ven dag per week garandeert. Uit
de geschiedenis der totstandkoming van art.
47, 2e lid sub e der Arbeidswet 1919, waar
op artikel 2 van genoemd Besluit steunt,
blijkt achter ten duidelijkste, dat het de
uitdrukkelijke wil ran de regeering, beves
tigd door de sanctie der Kamers, is geweest
om in deze de eindbeslissing inzake de keu
ze 'tusschen een voor- of namiddag aan den
werkgever rte laten.
Het is dan ook verklaarbaar, dat geen
verplichting tot het vrijgeven op een be
paalden ochtend of middag in de wettelijke
regeling wérd vastgelegd.
Zulks is in volkomen overeenstemming
met het standpunt, dat de later-opgetreden
Ministers van Arbeid, ten aanzien van de
analoge bepaling der Winkelsluitingswet
hebben ingenomen. In de Memorie van Ant
woord (pag. 6 en 7) o.a. wordt' opgemerkt,
dat de in art. 6 bedoelde bevoegdheid der
gemeenteraden uitsluitend beoogt „de gele
genheid rte gewen om plaatselijk tegemoet
te komen aan de bezwaren, welke voor de
winkeliers zullen kunnen voortvloeien uit
de verplichting om 't winkelpersoneel een
ochtend of middag per week vrijaf te ge
ven. Verordeningen als hier bedoeld, zullen,
naar de strekking van het artikel, dan ook
slechts dién tot stand' komen-, indien plaat
selijk het bedrijfsbelang der winkeliers zulks
vordert, hetgeen meestentijds wel zal blij
ken uit een desbetreffende verzoek van de
•betrokken groepen van vakgenooten zelf".
En verder:
„Het aan de Kroon toegedachte goedkeu-
ringsrecht zal ervoor kunnen waken, dat
geen gemeentelijke verordeningen tot stam!
komen, welke met bet belang der winke
liers geen of niet voldoende rekening hou
den".
Bovendien beeft de Minister bij de behan
deling van het wetsontwerp in de Tweede
Kamer nog eens uitdrukkelijk gezegd:
„Inderdaad is het de bedoeling de fixa
tie van dien bepaalden ochtend of middag
als een bedrijfsbelang te beschouwen en
indien er al geen referendum onder de win
keliers gehouden kan worden, zooals in het
ontwerp van de Staatscommissie voorkomt,
is het toch de bedoeling om de Gemeente
raden bat bedrijf te doen raadplegen. Het
is dus geheel overeenkomstig den geest van
de bepaling, dat de Gemeenteraden van hun
bevoegdheid geen gebruik zullen maken, dan
na een zekere raadpleging van het bedrijf".
Uit een en ander blijkt zonneklaar, dat
uitsluitend het fwinkeftersbelang! het crite
rium in deze. mag edjn, op grond waarvan
de gemeenteraad kan beoordeelen of er aan
leiding bestaat om een verordening als be
doeld in art. 6 der Winkelsluitingswet in
bet leven te roepen.
Op grond van het vorenstaande handha
ven onze Bonden dus hun meening, dat de
aanwending van art. 6 der Winkelsluitings
wet ten dienste van andere belangen dan
die der winkeliers, i. .c die van het winkel
personeel, ontoelaatbaar en in strijd met
strekking en geest van genoemd' artikel is.
Wij betwijfelen dan ook ten zeerste, of een
verordening ex. art. 6, "tat stand gekomen
tegen den wensch van den plaatselijken
•winkelstand, wel Koninklijke goedkeuring
zal erlangen en wij geven Uw Raad dan
ook in ernstige ovenweging daarmede wel
rekening te houden.
Dezerzijds zal niet worden tegengespro
ken, dat een vrije middag voor de winkel
bedienden over bet algemeen meer waarde
beeft dan een vrije ochtend, al moeit b.v.
niet uit het oog worden verloren, dat het
personeel, dat provisie van de veikochte
goederen geniet, ongaarne gedurende de
beste verkoopuren afwezig zal zijn.
Overigens hebben onze Bonden srteeds het
standpunt ingenomen, en daaraan meer dan
eens uiting gegeven, dat 't op den weg der
winkeliers ligt, om aan hun personeel zoo
veel mogelijk vrijwillig een vrijen middag
rtie verleenen, -tenzij bet bedrijfsbelang zich
daartegen verzet, in welk geval met een
vrijen morgen moet kunnen worden .vol
staan.
Ook hebben wij, waar daartoe aanleiding
besrtond, bevorderd, dat de middenstanas-
vereenigingien plaatselijk in overleg treden
met de personeelsbonden, om te trachten
langs organisatorischen weg tot overeen
stemming te komen, hetgeen dezerzijds al
gemeen als een zeer getvenschte oplossing
wordit beschouwd. Onze ervaring met die
onderhandelingen is echter vooralsnog wei
nig bemoedigend, aangezien men ran per-
soneelszijde, ondanks de juridisch en prac-
tisoh sterke posiitie van den werkgever, niet
wilde afwijken van den eisch „een vrijen
middag, onvoorwaardelijk", met volkomen
negatie van het commercieel belang van 't
bedrijf.
Ten slotte wordt breedvoerig en met veel
citaten betoogd, dat de behandeling van 't
Werktijdenbesluit in de Tweede Kamer dui
delijk bewijst, op welk een principieel on
juiste iwijze de personeelsorganisarties haar
sociale verlangens nastreven: zij verliezen
het verschil rtusschen Arbeidswet en Werk
tijdenbesluit geheel uit het oog.
NEDERLAND TE VINCENNES
H.M. de Koningin heeft aan het Nederland
sche comité voor deelneming aan de inter
nationale tentoonstelling te Parijs doen we
ten, dat zij bereid is, die voorwerpen uit
haar Indische verzameling, welke daarvoor
in aanmerking komen, aan het Nedterland-
scbe paviljoen in bruikleen af te staan.
De Kamers van Koophandel te Amster
dam en ip Den Haag hebben aanzienlijke
bedragen in het vooruitzicht gesteld voor
den nieuwen houw van bet Nederlandsche
paviljoen ter Parijsohe tentoonstelling,
waardoor bet ingezamelde bedrag de 45.000
ruim beeft overschreden.
ARBEIDSDUUR OP ZEESCHEPEN
Lange werktijden.
Dat aan boord van zeeschepen de arbeids
duur voor verschillende categorieën vaak
heel lang is, blijkt duidelijk uit het belang
rijke rapport, samengesteld door de Com
missie van Onderzoek naar deze aangele
genheid en thans bij de Algemeene Lands
drukkerij verschenen als uitgave van het
Departement van Arbeid.
Voorzitter dezer commissie was de heer
C. J. Ph. Zaalberg, directeur-generaal
van den Arbeid en secretaris H. G. W.
Munnik, administratief ambtenaar derle
klasse bij de Arbeidsinspectie.
Door een uitgebreide enquête, zich uit
strekkend over een halfjaar, aanvangende
1 Dec. 1929, stelde de commissie -zich van
de werktijden op de hoogte. Het onderzoek
liep niet over de Rijks vaartuigen, de vis
schersschepen ,en de z.g. Groninger vaart.
Bizondere dank wordt gebracht aan de
Bond van Werkgevers in de Koopvaardij
en de heeren J. Stakenburg te Rotterdam
en T. F. Bastet te Amsterdam,, resp. secre
taris en pl. secretaris van deze Bond voor
de groote en gulle medewerking.
In totaal zijn de gegevens van 375 sche
pen en 18410 man personeel verwerkt; som
mige kwamen zóó lang over tijd binnen, dat
verwerking niet mogelijk was. Bij de beoor
deeling dient men er rekening mee te hou
den, dat onder werkuren ook diensturen
begrepen zijn; zoodat de arbeidstijd raak
minder bedraagt dan de diensttijd.
Voor de stuurlieden loopt de gemiddelde
werkweek van 77 tot 80 uur; voor de stuur
mansleerlingen is izüj 74 uur.
Bij" de machinisten zijn soms zeer korte
werkweken, van 26 tot 31 uur; de gemid
delde werkweek is van 61 tot 72 uur.
De werkweek van matrozen bedraagt 71
uur, van lichtmatrozen 67 uur, van kwar
tiermeesters 69, bootslieden 64, lampenisten
66, kabelgasten 64 en timmerlieden 63.
Stokers, tremmers en magazijnmeesters
werken gemiddeld 57 uur per week, don-
keylieden 73, handlangers 55, stokers jongens
72, olielieden 61, bankwerkers 60, electri-
ciens 58 uur.
Van het civiel personeel zijn geen l
vens op naam verstrekt. Daarom heeft de
commissie verschillende berekeningen laten
maken. Uit de recapi'tulatiestaat blijkt, dat
hierbij zeer lange arbeidstijden voorkomen:
b.v. hofmeesters 80, koks 76, bakkers 84,
buffethouders 110, bedienden 80, enz. Aan
boord van passagiersschepen zijn de dienst
tijden korter dan aan die van vrachtsche
pen.
Met groote en overzichtelijke tabellen is
alles toegelicht. Ook is opgenomen een rap
port over schepen, welke in West-Indië on
der Nederlandsche vlag varen en een over
zicht van de sterkte van het personeel,
dienstdoende op de Ned. Koopvaardijvloot
op 1 Jan. 1929.
Ten aanzien van bet verlof waren de ge
gevens zóó onvolledig, dat er geen ovenzicht
was samen te stellen.
Slechts vermeldt de commissie dat blij
kens de lijsten bij de Stoomvaart-Mij. „Ne
derland" een zeer goede verlof- en wacht
geldregeling bestaat.
We bevelen dit rapport, met de vele waar
devolle gegevens, gaarne in de aandacht
van belangstellenden aan.
ADELBORSTEN.
De minister van Defensie brengt ter kennis
van belanghebbenden, dat de hierna genoemde
candidaten, in alphabetische volgorde gerang
schikt, in aanmerking komen voor plaatsing
als adelborst bij het Kon. Instituut voor de
Marine te Willemsoord en wel:
bij de 3-jarige opleiding voor den zeedienst:
H. J. BaaijM. L, Bazuin, L. F. v. d. Belt,
W. H. Crommelin, M. H. v. Duim, J. Engels,
J. W. Hees, T. Jellema, P. J. S. de Jong, P.
Joosse, J. Chr. Kist, A. Koldewijn, J. Ph.
Korthals Altes, G. R. Kruys, J. B. M. J.
Maas, A. J. Marcus, H. A. v. Oorde;
bij de 4-jarige opleiding voor den zeedienst:
H. J. H. Hagdora, L. A. R. J. v. Hamel, Jhr.
W. C. M. de Jonge v. Ellemeet, J. P. Rotgans,
G. J. Vijselaar;
bij de 3-jarige opleiding voor den stoom
vaartdienst: J. A. Buys, W. D. J. Gestel, E.
A. Morks. W. F. Spangenberg, J. F. Wemels-
feider;
bij de 4-jarige opleiding voor den stoom
vaartdienst: M. J. Kimmel, A. A. M. v. Rijs-
bergen, M. Ph. Snaauw;
bij de 2-jarige opleiding voor de admini
stratie: J. B. Kempees, H. Ten Sande, W. F.
C. Vuyk, H. v. d. Zouwe.
ITALIAANSCH BEZOEK.
Admiraal Domenico Cavaguari, comman
dant van de beide Italiaansche opleidings
schepen, die thans te Amsterdam liggen, heeft
Zaterdagochtend zijn opwachting gemaakt op
het departement vandefensie, bij den chef
van den marinestaf, vice-admiraal Mr. J. O.
Jager. i
Uit het Sociale Leven
DE LANDARBEIDERSSTAKING
IN DE VENEN
Tussohen het bestuur van de lamdbouwvereen.
e WeerdLngi
denvergaidering
hoofdbesturen
itèmmjing baredkt
ln het landbouwbedrijf. De le-
n van belde pantijen hebben
genomen, zoodat de staking
en omgeving opgeheven 1
EEN BOEKHANDELAARSBEDIENDE
IN DE VORIGE EEUW
De Parijsohe boekhandel Fernand Nathan
heeft vijftig ji J1
der stichters is.
-zijn loopbaan, d
pen op de posl
.eer Nathan ln het
Llvre", waarvan hl
neringen uit het begi
an een boekhandelai
inde li
boekhandel te Parijs,
s om acht uur prasent
xd er gedejeuneerd
den drukken tijd,
laaitiSte bui
tot twaalf
•nooit kreeg J
r twaalven
-dat hij de
I konden de klanten Zonda
terecht. Vacantia hes
E I c h wat Wils-K1
EEN MERKWAARDIG MAN
Anthony Paulo is de naam van een man,
die in de eerste jaren van onze vestiging I
in Indië een beteekenisvolle rol heeft ver-1
Hij werd in 1632 door Maseyck aange
wezen brieven van den Soesoehoenan te
halen. Daartoe begaf hij zich met twee boo
ten, bemand met 24 koppen, aan land. Daar
werden echter alle Hollanders gevangen ge
nomen, zwaar gekneveld en met beide bee-
nen in het blok geklonken.
Later werden zij naar een der Materam-
sche bolpoorten gebracht. Erg streng was
hun gevangenschap daar niet. Zij mochten
zich tamelijk vrij bewegen, maar moesten
dan ook in liun eigen onderhoud voorzien.
Van die grootere vrijheid zou ook het
feit kunnen getuigen, dat zij van de ge
zindheid van den Soesoehoenan duidelijke
aanwijzingen konden geven aan de Hooge
Regeering. Na 1634 hadden zij een vrij ga-
regelde correspondentie met Batavia. On
ophoudelijk bereikten hun klaagbrieven de
Hooge Regeering.
Deze deed wat zij kon, eischte bij iedere
gelegenheid de loslating der Hollanders,
maar bereikte niets.
Zij moest zich beperken tot troostbrie
ven, daar de gevangenen -ondertusschen
,#net gedurich bidden tot Godt, den tijt van
relaxatie patientelijck sullen moeten in
wachten".
Daar hun Hollandsche kleeren in den loop
der jaren wel eenigszins versleten waren,
wist de Hooge Regeering hun eenige rollen
wit en zwart goed te bezorgen.
Kan men dus aannemen, dat voor hun
stoffelijk welzijn, ten minste voorloopig, het
noodige gedaan werd, ernstiger waren de
geestelijke gevaren, die hen bedreigden.
De onderkoopman Anthony Paulo merk
te nl. op, dat eenige Nederlandsche gevan
genen, die reeds vóór hem gevat waren,
geen weerstand hadden kunnen bieden aan
den op hen uitgeoefenden dwang en be
zweken waren. Zij hadden noodgedwongen
de Islam omhelsd en waren met Javaan-
sche vrouwen getrouwd.
Zij waren hierdoor niet slechts Moham
medaan, doch ook Javaan geworden.
De streng-Mohammedaansche Soesoehoe
nan was er ernstig op uit-proselieten te ma
ken. Paulo nam zich voor dit, zoo mogelij
wat betreft het troepje, dat onder zijn
hoede stond, te voorkomen.
Van Goens vertelt, dat Anthony Paulo
„om daarin met wijsheijd ende couragie te
voorsien, deed siöh van sijne 25 meede
gevangenen erkennen voor hun hoofd en
leermeester, sich met hun tot alle arbeijd
om de cost te winnen als d'ijverigste in
spannende, maer des avonds, 's morgens
en sondags, als hun tuchtmeester, predi
cant ende vertrooster; somwijlen, die 't ver
diendedoende straffen naer eijsch van
saecken, met snelle rottang slaegen; voe
■ende selver soo godsaligen leeven, dat hij
in corten van alle gevangens hartelijck De-
Zijn medegevangenen wilden zelfs, dat
hij het werken zou staken, dus zich uitslui
tend zou wijden aan zijn vrijwillige laak
van ziekentrooster, maar daar wilde hij
niet van hooren.
Ondertussclicn vond hij nog tijd om zich
volledig op de hoogte te stellen van de Ta-
vaansche zeden en gewoonten.- Het Ja-
vaansch lezen en schrijven was hij zóó spoe
dig en zóó goed machtig, dat hij de Java
nen zelve zou overtroffen (hebben.
Hierdoor won hij de achting der Java
nen en deze zouden hem zelf als scheids
rechter voor hun geschillen hebben ver-
Niet alleen op het troepje, dat tegelijk
met hem gevangen was genomen, had hij
invloed, ook bij de reeds vroeger gevangen
genomen Hollanders was hij geëerd. „Soo
dat hij genoegsaem als hun capiteijn van
de Javaenen in groot aensien gehouden
Nog uit een andere zaak blijkt Anthony
Paulo's doorzicht. De kroonprins, de latere
Amangkoerat I, zocht als kind reeds de om
gang der Hollanders. Men zal natuurlijk ook
moeten aannemen, dat de Hollanders door
hun uiterlijk min of meer als rariteiten in
de Mataram bekend stonden en dus allicht
de belangstelling opwekten. De verhouding
werd zoo goed, dat de Nederlanders allerlei
bij de Javanen nog onbekend speelgoed, als
tollen, vliegers en dgl. voor den jongen
prins maakten. Ook nam hij hen wel eer.s
mee op zijn tochten door het land en liet
hen met zijn Javaansche dienaren wor
stelen.
Anthony Paulo beval zijn landgenooten
aan, deze goede gezindheid te onderhou
den en zij beschouwden den kroonprins ook
als „een opgaende sonne ende d'uytwendig-
ste hoop om van hun ellende eens ontsla
gen te werden"*
Het heeft echter nog vele jaren geduurd,
voordat het uur der bevrijding sloeg, maar
de goede indrukken, die de latere Amang
koerat I van de Hollandsche gevangenen
ontvangen had, hebben ongetwijfeld meege
werkt tot het tot stand komen van den
vrede en hun loslating.
NED. CHR. BOUWARBEIDERSBOND
De Ned. Chr. Bouwarbeldersbond Is in h
eerste halfjaar van 1931 met 1300 leden gegroeid
of ruim 11.6 De meesite groei is geconsta
teerd in Zeeland 1
Zuid-Bolland m-eit
Land- cn Tuinbouw.
Leger en Vloot.
VICE-ADMIRAAL Mr. J. C JAGER.
Vice-admiraal Mr. J. C. Jager, chef van den
marinestaf aan het departement van defensie
te 's-Gravenhage, zal in December a.s. den
zeedienst met pensioen verlaten. Hij zal waar
schijnlijk als lid van het hoog militair ge
rechtshof in Nederlandsch-Indië oud-kapitein
ter zee Jhr. S. de Ranitz vervangen, die dan
repatrieert.
DE WESTLANDSCHE GROENTENEXPORT
De groentenexporteurs ln het Westiend heb
ben dn drie maanden tijds drie kwart van de
geoomtraoteende hoeveelheid bereikt volgens
hun reductie-overeen komst met de spoorwegen.
MELKPRODUCTIE EN VOEDERVOOR.
ZIENING VAN HET MELKVEE
De directie van den Landbouw deelt mede:
De voedselvoorziening van het melkvee heeft
begin oefen_.
Uit Groningen en Drente
vermindering bericht van
De vooruitzichten worden ln hst al-
INVOER VAN BUITENLANDSCHE BOTER
'40 Kg. Nieui
HET HONIGGEWIN
ti meldt ons udt Ede (Gld.).: Naar wij
n belooft het dit jaar een goed honlngjaar
>rden. aangezien de heidestruiken een
DE AARDAPPELZIEKTE
1 geheel
Men is bevreeds, dat de opbrengst bene-
•achtlng zal blijven, nl. de Zeei
den Haarlemmermeer is ln vollen gang. Re
genbuien brengen stagnatie ln den 00gat van
het koren teweeg. Gelukkig is er"-van het schot
nog geen sprake.
DE TARWEOOGST 1931
totaal-cijfer
den Minister).
1 f15 per 1000 K.G
'et in ee\
FOKVEEDAG VAN ZWARTBONT
STAMBOEKVEE
Te Groningen wordt 1 Oct e.k. de Jaarlljksche
fokveedag van zwartbont stamboekvee in Gro
ningen gehouden. Tevens wordt dan een keu-ring
van geregistreerde schapen gehouden.
DE UIENCAMPAGNE
55. Langzaam maar zeker steeg het water
tot het eindelijk aan zijn hals kwam. Maar
hij elk ongeluk komt een gelukje: de leeuwen
ging voor de regenbui op de vlucht Nu
kwam er hulp opdagen. Terwijl de neefjes
toekeken, trokken twee negers den kapitein
aan zijn mouwen omhoog. Maar ach, zoo
mager was de arme man, dat hij uit zijn
buisje schoot. Uit angst trok hij aan zijn
riem, zoodat hij er juist met zijn hoofd op
bleef hangen.
56. Het kostte nu geen klein beetje moeite,
om den druipnatten kapitein op den vasten
grond te krijgen, maar het gelukte toch. De
regenhui was intusschen weer weggetrokken
en het was haast je, rep je, om uit de buurt
te komen voordat de leeuwen terugkeerden.
Er werd een flinke boomtak tusschen de
bretels van den kapitein gestoken en zoo
werd hij zwaaiend en zwiepend naar huis
gedragen. „Die leeuwenjacht valt me toch
niet mee!", mopperde hij.
(Wordt Woensdag vervolgd.1)
DE STER VAN HALALAT
Een verhaal uit den tijd der Babylonische
1 ballingschap
:(46
„'Ja, dik gelloof biet ook! De gioidJen zullen
hem toon'en, dait zij ziah ook im zijn rijk die
hieerachappij miert, laten ontrukken."
„Êemst Ihieeft hij hen gedJwongen, de etaid
te veaflejten nu zuilen zij hem dwongen, dien
troon te ventilated om maair een vreemd rijk
te vluchten.
„Best mogelijk! Wij moeten maar niet al
te angstig zijn!"
„Die eter daar beteakent wiet veel goede."
„Miieeohien dB het wied een waansohuwdmg
(voor den koning. Luistert hij er niet naar,
dan zuilen die teek-enen alldidht duidelijker
worden!"
Ahil-Ietar wiend nog deniz elf dien nacht bij
'dien koning ontboden en met hem die v-oor-
maaimste eternekuodiiigen Van Bonsippa, De
koning was zeer opgewonden, toen zij ver
schenen.
Abil-Istar sprak het eerst. „O koning d'er
koningen", begon hij, „dat gij eeuwig moogt
leven I Gij hebt ons laten ontbieden, om onze
meening te vernemen aangaande de ster,
welke sedert gisteravond aan den hemel
staat Er staat op de tafelen der oude biblio
theken veel geschreven over sterren, welke
ook in oude tijden somwijlen zichtbaar wa
ren. De wijzen gelooven, dat dergelijke ster:
ren meestal eenig onheil beteekener maar
wijl dit licht ook in andere rijken dan hel
uwe tie zien is, wie zal dan zoo vermetel
pijn, oin vast te stellen; dat deze stad en di:
land juist getroffen wordle-n?"
Deze redeneering scheen den yorst niet
ongewenscht.
„Indien wij uwe woorden geloof moeten
schenken, Abil-Istar, zij een groote beloo-
ning en mijne altijddurende genade u ge-
schonken!"
„Inderdaad, o koning! De ster zweefde
e'erst boven het land der Perzen, waar men
ze nog vroeger zag dan hier. Cyrus, de prins,
zal wellicht reeds ondervondlen hebben, wat
het nieuwe licht beteekent"
Een toestemmend gemompel uit den mond
der aanwezige geleerden scheen dit oordeel
te bekrachtigen. Alleen Martinu, de opper
priester van Nabu, schudde ontkennend het
hoofd. De koning bemerkte dit Driftig vroeg
hij den geleerde, om welke reden hij met
Abil-Istar van meening verschilde.
„Veroorloof mij, 0 koning, u de woorden
toe te spreken, welke Nabu, de heer des he
mels, mij in den mond gaf. Ik moet erken
nen, dat zij geloofwaardiger zijn dan het
geen Abil-Istar sprak. En hoewel mijn oor
deel niet gunstig lyidt, gelijk dat mijner
broeders, heeft het toch dit voordeel, dat hel
ons voor de toekomst tot voorzichtigheid
aanspoort. De voorzichtigheid kan een nade
rend onheil voorkomen, door het nemen van
verstandige maatregelen, terwijl valsche
hoop ons reddeloos in het verderf stort"
Toen begon de geleerde opperpriester zijn
meening, woord voor woord, zooals in de
bijeenkomst te Borsippa, den vorst bloot te
leggen.
De verwondering van de zijde des konings
veranderde spoedig in gramschap, toen hij
van een aanstaand rijk van een tje verwach
ten Vorst .van Israël hoorde; en die gram
schap werd des te heviger, toen hij vernam,
dat voor diens scepter zelfs Assur en Babel
in het stof zouden neerzinken. Hij onder
brak den geleerde, uitroepende: „Martinu.
uw verklaring bevalt mij niet. Ik .verlang
niets meer van u te hooren!"
„Ik bid u, 0 koning, niet te vergeten, dat
niet ik het ben. die u deze tijding verkondig,
maar een oud ziener onzes volks, en dat de
ster dit alles schijnt te bevestigen."
„Nogmaals, zwijg! Zulke mannen als gij
mag de priesterschap Borsippa's niet aan
haar hoofd zien. Hij, die zoo durft te spreken
verstoort het geloof aan de gunst der goden
voor Babylons toekomst en brengt moede
loosheid onder het volk. Gij zult uw plaats
aan Abil-Istar afstaan!"
Martinu kleurde.
„Veroorloof mij, 0 koning, dat ik Borsippa
verlaat!"
„I-Ieti zij zoo! Ja, wij bevelen het u. 't Is
beter, dat een man als gij niet langer meer
binnen Babylons muren vertoeft Morgen om
deze ure zal u de zon, wanneer zij opkomt,
niet meer in deze straten zien wandelen!"
Met tranen in de oogen verliet de oude
het paleis des konings.
Maar reeds den volgenden dag ble'ek het,
dat Abil-Istar al te zorgeloos geweest was.
Twee officieren van het Babylonische leger
kwamen, van top tot teen bestoven en nat
van zweet, in den koningsburg. Zij waren
met een kleine afdeeling boogschutters tot
dekking in allerijl naar de hoofdstad gesneld
Vele nieuwsgierigen stroomden samen bij de
poort van het paleis. De officieren stegen af
cn verlangden oogenblikkelijk gehoor bij
den opperhofmeester. Nadat zij geruimen
tijd met Belihni gesproken hadden, werd, be
sloten, den koning mede te de'elen wat er
geschied was. Deze, door de gebeurtenissen
der laatste dagen reeds in een opgewonden
stemming verkeerende, ontving de bood
schappers niet bijzonder vriendelijk.
„O koning der koningen," begon Belibni,
„dat gij het in uwe genade dezen mannen
niet laat ontgelden, indien zij, gezonden door
uwen zoon, het moeten wagen, met ongun
stige tijdingen uw oor te bedroeven."
„Wat is er? Spreek, zonder iets te verzwij
gen, wat het ook zij!"
„Wij komen spoorslags uit het leger, dat
gij, o koning, onder uwen zoon Belsazar,
wien de goden een lang leven schenken, te
gen Gobaru, den gouverneur van Gutium
hebt laten oprukken. Sedert Cyrus, de zoon
des konings van Perzië, bij Gobaru verwijlt,
is het, of booze geesten aan de zijde der vij
anden strijden."
„Spreek duidelijker!" riep de koning onge
duldig. „Is het leger van Belsazar versla
gen?"
„Het moest voor Cyrus terugwijken en
trekt thans, niet opgewassen tegen de Per
zen, naar Sippara terug. Daar hoopt uw
zoon, o koning, nogmaals den vijand slag te
leveren!"
„Hebt gij het leger van de Perzen gezien?"
„O koning, wij hebben in de voorste rijen
tegen hen gestredenl maar zij waren als de
zonen Ahrimans, die hun schreden be-
vleugelde jn hun lansen en zwaarden richt
te; zij vielen ons zoo onstuimig aan, en zoo'n
geweldigen hagel van pijlen bruiste op onze
schilden, dat wij gedwongen waren tot wij-
De Perzische god der duisternis en .van
het kwade.
ken. Voor hen heen vloog Cyrus, de zoon
des Konings, op zijn vergulden sikkelvor-
migen wagen, en als de aren onder de zeis
des maaiers vielen onze soldaten door hun
zwaard."
„Dan zullen zij spoedig bij Sippara zijn.
Wanneer verliet gij het leger?"
„Ik ben, evenals mijn makker, vijf dagen
achtereen niet van het paard geweest."
„Waar stond de prins?"
„Op ongeveer zes dagreizen van Sippara,
0 Koning!"
Nabunahid scheen een poos te overleggen;
toen sprak hij op heftigen toon: „Belsazar is
wel dapper, maar nog jong en minder erva
ren. Het zal verstandig zijn, dat ik zelf het
opperbevel in handen neem. (Belsazar mag
hier de rust bewaren!"
Belibni scheen met dit besluit niet erg in
genomen te zijn. Belsazar was zijn vriend
niet en met den prins zou ook diens moeder,
Nitokris, die door de beleediging, haar van
de zijde dies konings aangedaan, besloten
had haar zoon op te -zoeken en werkelijk
naar het leger vertrokken was, terugkeeren.
Van haar verwachtte Belibni niet veel goeds.
Hij wist dat zij hem en niet zonder reden
als een harer voornaamste tegenstanders
beschouwde.
„O Koning," sprak hij, „het is niet goed,
dat gij Babyion verlaat. Slechts uw krach
tige hand bedwingt dc oproerige geesten in
de stad. Wanneer gij naar het leger trekt,
zullen zij zich overal doen gelden en een
macht van aanhangers trachten te winnen.
En wie vermag tegen zoo'n oproerige menig
te te strijden?"
„De Prins is daartoe voorloopig bekwaam
genoeg. Ik twijfel niet, of hij kan mij hier
beter dan daar ginds vervangen."
„Hij is de koning niet," waagde Belibni to
antwoorden.
„Goed; dan zij hij van nu af mijn mede
regent! Zend onmiddellijk een der paleis
beambten tot mij. Hij moet heden nog naar
het leger van den prins vertrekken!"
Belibni werd onaangenaam verrast door
dit plotseling voornemen van den koning,
't Is waar, Nabunahid \vas vroeger een dap
per, stoutmoedig officier, toen hij, een der
samenzweerders, de troon van Babyion te
gelijk met Nebukadnezars dochter verwierf;
maar tengevolge van het verweekelijkte, wel
lustige leven was de geestkracht verzwakt.
Al jaren lang waren die wulpsche bedwel
mingen voldoende gew'eest, al zijn verlan
gens te bevredigen. Wellicht keerde de vorst
op het besluit van zooeven terug. De opper
hofmeester, die den koning kende, hoopte
het. Er was geen haast; want er verliepen
stellig tien of iriecr dagen, voor Belsazar in
Babyion teruggekeerd kon zijn.
Onder de zonen van Juda heerschte even
eens opgewondenheid. Geestdrift ontvonkte
den moed der flauwhartigen, bezielde de
dapperen. Slechts weinigen vond men, die
niet overtuigd waren, dat de prachtige ster
een hemelbode was, welke hen meldde, dat
de dagen des grooten Konings gekomen wa-
Daniël, do wijze ziener, volgde met span
ning de gebeurtenissen in den koningsburg;
vooral trof hem de verklaring, welke Mar
tinu aan de verschijning der ster gaf. Hij
had den priester Nabu's altijd gekend als
een man, die boven alles dc waarheid lief
haët