i! ,;ir -hg st iagj5y»gggg ;K,g SCHAAKRUBRIEK. m m i m a k tel f/ÜP ff m ift s i Si IIP a s m a m 88 18 B EEN PSALM UiT DE DIEPTEN j e li& I 1 Redacteur: W. J. H. CARON, tijdelijk adres: Hoek van Holland. Men wordt verzocht correspondentie over deze rubriek aan bovenstaand adres te richten. Probleem no. 268. Van: S. GOLD. 11 i a ■ijï ii a ■n i UI 11 si ga Wit begint en geeft in twee zetten mat. Wit (8): Kh5, Da6, Tel, Lb2, Pdi, pi.d2, d6, g7. Zwart (5): Ke5, Te4, pi.d7, f5, f6. Probleem no. 269. Van; S. LOYD. ■- Wit begint en geeft in drie zetten mat Wit (4): Khl, Dc4, Pf8, pi.f7. Zwart (5): Kh8, Lal, pi.g4, g7, h7. Men wordt verzocht de oplossingen binnen acht dagen te zenden aan het tijdelijk adres van den rédacteur: Hoek van Holland. Oplossing van probleem no. 264. Van: A. Baljeu, Delft. Wit: (9): Ke3, Da2, Th7, Lb6, Pe7, Pg3, pi. d2 d5, g6. Zw. (7): Kf6, Th4, Ld6, Ph8, pi. e5, g5, h5. Mat in twee zetten. Sieutelzet: 1. Da2—a6. Oplossing van probleem no. 265. Van Fr. Schrüfer. Wit: (4): Kh5, Da4, Tf5, Lc4. Zwart (4): Kei, Lc5, pi. e5, fi. Mat in drie zetten. Sieutelzet: 1. Dai—dl. Varianten: 1Ke3 2. De2f Kd4 3. Dd3f; 1 Kf5 2. De7t Kei 3. Dd3f of 2Kf6 3. Df7f; 1 Le3! 2. TXf4t! KXf4 3. Dgif of 2LXf4 3. Dd3f of 2. exf4 3. Dd5f; 1L anders 2. Dd3f; 1f4— f3 2. Dd3f. Oplossing van probleem no. 266. Van: E. B. Cook. Wit (8): Ka5, Df3, Td4, Te6, Pf7, pi. e7, gi, g7. Zwart (5): Ke8, Lg8, Ph7, Pf6, pi. g5. Mat in twee zetten. Sieutelzet: 1. Td4-d71 Fraai is de variant 1. Ph7f8 2. e7Xd8 Pf! Niet goed is 1. Df31>7 wegens 1Pf6e4!, waarna geen mat kan volgen. Dit probleem maakte een vijftal slachtoffers! Oplossing van probleem no. 267. Van W. A. Shinkman. Wit (5): Kb6, Dh7, Lb3, Pb5, Pd51 Zwart (4): Ke6, pi. d7, e5, f7. Mat in twee "zetten. Sieutelzet: 1. Lb3di! Goede oplossingen ontvangen van: A. Baljeu (alle), Delft; F. v. d. Berg (264), Zwijndrecht; F. I. van Bloois (264), Sonnevanck; G. G. den Hollander (alle), Harderwijk; P. de Jong (264), Rotterdam;- Ph. J. v. d. Linden (264), Leiden; L. Mol (alle), Loosduinen; H. T. Nieuwhuis (266, 267), Amersfoort; M. Opbroek (alle), H. C. J. Spier (alle), Den Haag; C.-D. Poort man (264), Maassluis; Jb. Vlaar (264, 265), Andijk. Bovendien werd een ongeteekende goede oplossing ingezonden van probleem no. 267; het poststempel vermeldde Lage-Zwaluwe en 's-Hertogenbosch. CORRESPONDENTIE F. I. v. B. te S. Het probleem is correct. De sieutelzet is echter niet fraai, daar hij het vluchtveld e6 voor den koning afsnijdt. Ph. J. v. d. L. te L. Het lijkt me beter op d7 geen pion te plaatsen. Hebben alle andere stukken wel hun bepaalden dienst? CARO-KANN Gespeeld te Praag in den landenwedstrijd, Juli 1931. Wit: THOMAS (Engeland). Zwart: PRZEPIORKA (Polen). 1. e2—e4 c7c6 2. d2d4 d7d5 3. Pblc3 d5Xe4 4. Pc3Xe4 Lc8f5 5. Pe4g3 Lf5g6 6. f2—f4 Doee voortzetting is vaker beproefd. Of zij geheel correct is, staat nog te bezien. Een voordeel is wel, dat wit onmiddellijk aanvallend optreedt. Er dreigt reeds f4f5. 7. De beste plaats voor den looper. 9Pg8e7 Zwart miskent de stelling. Bij rustige ontwikkeling behoeft de witte aanval niet gevreesd te worden. Thans heeft Lf8 geen uitgang en staat zwart gedrukt 9. 0—0 Dd8c7 10. Pf3g5 Dit paard kan niet verjaagd worden met h7h6 wegens PXe6 en LXg6. 11. DdlXd3 12. Pg5e4 Lg6Xd3 h7h6 0-0-0 De korte rochade voorbereiden eischte te veel tijd: zoodra Pe7 weggespeeld wordt, volgt f4f5 en wit begint een algemeenen aanval in het centrum, waar de koning dan nog staat. 13. c2c4 Bij verschillende rochade is het parool voor beide partijen bestorming van den koning. 13. g7—g6 14. Lel—e3 Pe7—f5 15. Pg3Xf5 g6Xf5 16. Pe4c3 KcS—b8 17. Kgl—hl Lf8-g7 18. b2b4 Pd7b6 19. a2—a4 Het begint er nu zeer dreigend uit te zien voor zwart. Op vernuftige wijze beproeft hij thans tegen- kansen te krijgen, gebruik makend van de omstan digheid, dat Dd3 in de lijn van den toren staat en Tal in de diagonaal van Lg7. 19. Stand na 20 Dc7c6 3J4XC5 d4Xc5 c5X'b6 Niet Tdl; Pc7*. 24. Tal—dl 25. Pb5d6 26. Pd6Xf7 27. Tdl—d7 Dc6Xc5 Td8Xd3 a7a6 TXe3. 24: bXa7f Ka8. 25: LXal. 24; bXa7f Ka8. 25: Td3X«ï3 Tc3—a3 Th8—c8 Dreigt Pd6 en nemen op g7 of b7. 27. Lg7—f8 28. Pf7dS Dreigt TXb7f! 28. Tc8Xc4 Dit verhindert TX'b7f wegens Kb8—c8. 29. Pd8Xe6 Lf8—b4 30. Pe6c7 Met matdreiging. 31. b6Xc7f Kb8c8 32. Td7—h7 Opgegeven Wit stelt met g3 eigen koning in veiligheid en laat Tfl aan den aanval deelnemen en moet winnen. VARIA ACETEXGLAS In Frankrijk werd een Engelsche uitvinding aan belangwekkende proeven onderworpen. Het geldt namelijk een nieuwe glassoort, acetex gedoopt, ver kregen door twee dunne ruiten aaneen te hechten door middel van aceton, dat men, naar bekend is, verkrijgt door droge distillatie van azijnzuurzouten. Acetexruiten springen niet of breken niet, ook niet als ze door kogels getroffen worden; geweer- en re volverkogels laten er alleen eenige sporen op na. De bevoegde Fransche minister, in wiens tegen woordigheid de proeven genomen werden, erkende, dat de weerstand van ecetex grooter is dan die van alle andere producten van dien aard. ONS RUILBUREAU TE SOEST. De lezers van ons blad zijn in de gelegenheid over tollige bonner plaatjes enz. in te ruilen aan Ons Ruilbureau te Soes. Geruild worden: Verkade-plaatjes. Klaverblad plaatjes, Bussin."-plaatjes, Tieleman en Dros-plaat- jes. v. Delft Vogel-plaatjes, enz. Voorwaarden: t. Wat u ons toezendt moet onbeschadigd, de bons geldig en alles voldoende gefrankeerd zijn. 2e. Wij bepalen de waarde van het toegezondene en he» -•Tmrw.-aagde. 3e. Wanneer u aan Ons Ruilbureau wilt ruilen, is het noodig als minimum-bedrag 20 et aan postzegels bij elke zending in te sluiten ter tegemoetkoming in de onkosten. 4e. Wanneer u Iets aanvraagt wat niet In voorraad is zullen wij u er iets anders voor in de plaats zenden. Maak gebruik van Ons Ruilbureau en lees s.v.p. eoed en nauwkeurig de voorwaarden. Correspondeer er over met 0o3 Ruilbureau té Soest S3 I fel a B j» .9, S II gyfl ie ZATERDAG 15 AUGUSTUS No. 33 JAARGANG 1931 IN VACANTIEGEWAAD Gedurende Augustus verschijnt ons Zondagsblad, oudergewoonte, in 4 pagina's. Zoodra September in 't land is, geven we weer het dubbele aantal bladzijden. Dan wordt dus ook deJeugdrubriek weer opgenomen. LEED NA HEIL seblei het geschiedde na dexe dirrge»,- dat oon: dezer vrouw, der waardin van het krank werd; en zflne krankheid werd totdat green adem in hem over- 1 Konineen 17 17. „Zijn rechterhand, vol sterkte en eere, zijn heilige arm wrocht heil na leed", zoo zingen we in onze berijming van Psalm 98. En onze God zorgt ervoor dat we keer op keer zoo kunnen zingen. Dan welt het loflied als vanzelf uit ons dankbaar hart op en vindt zijn weg naar de lippen. Vooral wanneer we het lied te zamen aanheffen. De een heeft het dan in ruimer mate ondervonden dan de ander. Maar we zien or de meest ge zegenden op aan en vinden in hun zegen stof voor ons eigen lied; want we hebben geleerd blijde te zijn met de blijden. Toch is het in Gods bestel niet altoos heil na leed. Onize psalmbundel kent in Psalm 40 ook de ang stige bede: „Dat mij uw guiist en trouw bcróaar, daar ik door ramp op ramp mij vind bestreen". En de ondervinding ook van degenen die den Heere vreeeen grijpt meer dan eens dit woord aan ais weerklank van hun innerlijke gesteldheid. Zelfs kan het nóg bitterder. Dat niet „heil na leed" komt, zelfs niet „ramp op ramp". Maar dat omge keerd het heil door het leed wordt gevolgd. En weer vinden we het woord, waarin deze onder vinding wordt weergegeven in de psalmen. Zoo bijv. in Psalm 30 waar van de blijde verwisseling: „des avonds vernacht het geween, maar des morgens is er gejuich", de herinnering boven komt van een ver leden, dat de dichter aldus herdenkt: „Gij Heere had mijnen berg door uwe goedgunstigheid vastgezet; maar toen Gij uw aangezicht verbergdet werd ik verschrikt," Dit is nog iets anders dan de gewo.no afwisseling van voorspoed en tegenspoed, die "iedereen in dit leven ondervindt De voorspoed is niet steeds besten dig. Maar banger wordt het als na een wondere Uitredding de verwoesting over ons levensgeluk komt. Dan schijnt het alsof God de Heere zijn eigen werk weer verstoort Do weduwe van Zarfat heeft dit op buitengewoon pijnlijke wijze moeten ondervinden. En de profeet Elia met haar. Na de wonderbare redding van den hongerdood komt een hevige ziekte haar zoon aantasten; het wordt al erger en erger en ten laatste bezwijkt het kind. Is het niet begrijpelijk als ze in haar verbijstering bitter uitvalt tegen den man Gods, dien zij in haar huis had genomen en wien zij al haar bitter leed verwijt? Maar ook Elia zelf wordt in deze vrouw getroffen. Hij voelt haar leed en brengt het voor het aange- eicht des Heeren. Het is voor hem in zekeren zin nog meer dan voor haar omdat hij den Heere beter kende dan zij een benauwend raadsel, waarom de Heere haar op deze wijze heeft getroffen. Vandaar dat hij het den Heere vraagt, zonder nochtans zijn hoog bestel te bedillen: Heere, mijn God, hebt Gij dan ook deze weduwe bij welke ik herberg, zoo kwalijk gedaan, dat Gij haar zoon ge dood hebt? Denk het u toch wel in hoe de gebeurtenissen elkaar waren opgevolgd. Eerst de ontmoeting met den profeet op dien dag dat zij was uitgegaan om wat hout te sprokkelen voor het vuur, waar boven zij haar broodkoek zou bakken tot de laatste sobere spijze voor zich cn haar kind. De profeet met zijn schijnbaar wreede vraag en zijn*schier ongelooflijke voorzegging. Toen had die vróuw het geloofswaagstuk bestaan, om haar laatste spijze met den man Gods te; dee- len, vertrouwend op zijn toezegging in den naam van .Israels God -gedaan, dat het meel uit. de kruik en de olie uit de flesch niet zouden ontbreken, tot op; don dag dat de Heere. regen op den aardbodem geven, 'zou. En haar geloof was öiet beschaamd: het onmoge lijke was gebeurd, naar het woord des Heeren. Een wonder, niet .maar bij manier van spreken^ maar een echt wonder geschiedde dagelijks in haar meelkruik en haar olieflesch. Ze is niet gestorven. Ook haar kind niet. Maar zij hebbep met den profeet veie dagen, door dit dage lij ksch wonder Gods geleefd. En nu opeens breekt de storm over haar los. Haar kind wordt ziek en na eenigen tijd bezwijkt het Waarom? Heeft zij Gods weldaden veronachtzaamd? Is zij er niet dankbaar voor geweest? Heeft zij er zich óp verhoovaardigd? Is ze er te veel aan gewoon geraakt? Zoo kunt ge blijven vragen. Er kunnen zooveel redenen zijn, die wij God geven, om zijn zegeningen weer weg te nemen en ze door kastijdingen en zeife straffen te vervangen. Maar hier wordt geen van die redenen genoemd. Integendeel, al wat van haar verhaald is, geeft blijk van een buitengewoon vertrouwen in dén Heere en zijn woord. In Israël is alles geknecht onder den Baalsdicnst, en zelüs des Heeren gericht in de lang durige droogte brengt volk noch koning tot inkeer. En hier in het land van Sidon, waaruit die Baals- dienst afkomstig is, schuilt een heidensche vrouw bij de ontferming en de macht van Israels God. Is dit niet een zeldzaam geloof? En hoe raadselach tig is het dan dat de Heere na het wonder van heil, waarmede Hij dit geloof kroonde, met zoo bitter leed haar komt bezoeken? Voor den profeet Elia kwam daar nog een andere vrees bij. Het geloof dat deze vrouw betoond had was wel groot Maar was het ook sterk? Het was nog maar zoo kort geleden ontloken en in de uitkomst bevestigd. Deze weduwe had hiermede eenige ondervinding op gedaan van de ontfermingen van Israëls God'. Maar die ondervinding was nog zoo kort van duur. Wat zou deze zwaar beproefde moeder hu van Israëls God gaan denken? De naam des Heeren was aanvankelijk heerlijk geworden niiddcn in dit hei- densfchè land. Maar zou die naam geön schade" lijden, nu de weg die aanvankelijk naar boven leidde op eens ongedacht haar bij een afgrond bracht waarin zij oederstortte? Het is zoo, deze weduwe maakt wel den profeet een verwijt van haar onheil en niet den Heere, Maar hoe licht kon het gevolg van baar wrange ervaring zijn, dat zij zich voor altijd van dén Heere afkeerde! Ge zoudt kunnen tegenwerpen, dat er toch spoe dig uitkomst kwam. Maar dit was op dat oogenblik zelf niet te zien. Achteraf bleek deze zware beproeving slechts de doorgang te zijn naar nog veel grooter wonder. Maar dit was thans nog verborgen. 1-Iet was metterdaad leed na heil. Leed, waardoor al het genoten heil' scheen vernietigd te worden. En dit is het wat ge bij het lezen van deze dingen u zelf diep hebt in te prenten. Want zoo kan hot ook in uw eigen leven u overkomen. Zoo kan Gods weg ook met u zijn. Vertrouw daarom nimmer op de uitreddingen zelve, die gij ondervindt. Maar blijf ook in die uitreddingen uw vertrouwen vestigen op den reddenden God zelf. Dan blijft, ook wanneer u leed na heil treft, voor u de weg naar Gods genadetroon open. Gelijk de profeet zelf daarvan blijk is. Dit gaat niet alleen voor uiterlijke reddingen door, maar geldt evenzeer voor uw geestelijk leven. Ook hier kan, nadat de Heere uitkomst gaf voor den nood uwer ziel, nadat Hij licht bracht in uw duisternis, plotseling de lucht zwart van wolkan worden en het licht van zijn genade schuil gaan achter beproevingen en aanvechtingen. Wel u, zoo ge dan tot Hem uw toevluoht neemt. Dan zult gij het ervaren wat we uit Psalm 116 zin gen: „Hij schenkt mij hulp, Hij redt mijkeer op keer". gaiamanE Uit de diepten. Hemelheer! Roept U mijn verbroken harte. Neig U in genade neêr, Stil mijn angsten, zalf mijn smartc! Zaagt ge, o Heer, de zonden aan, Heere HEER! wie zou bestaan? Niet ons onvolkomen doen. vlnar 't geloof in Uw genade Brengt den vrede, sluit den zoen! Bevend slaan we Uw liefde gade, En met heete dankgebecn Roemen wii in 't Kruis-alléén! Ik verbeid mijn Heer cn God; In aanbidding wacht mijn ziele. In Zijn handpalm rust mijn lot; En wanneer ik nederknicle Hopend toevende op Zijn woord, Opent zich de Hemelpoort. Dure 't ook tot middernacht, Dure 't tot den tragen morgen, 'k Twijfel niet aan 's Heeren macht 'k Zal niet buiten mate zorgen; God versterkt mijn zwak gezicht; In de wolken kiemt hot licht! Gaan mijn zonden hemelhoog, Iloogcr nog gaat Gods erbarmen! Hij vaart neder van omhoog. Om mijn ziele te beschermen. Goede Herder! met Uw staf Voert Ge Uw schapen óver 't graf. ■Ilillilllllllillllllllll III 'li IIIFl'l' 11 11111

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 9