BOND VAN CHR. GEREF, J.V. W. A. HOUTMAN Co's PIANO- en ORGELHANDEL SCHIEDAM Bekende merken in alle prijsklassen w.o. Groot» Kenso DONDERDAG 13 AUGUSTUS 1931 TWEEDE BLAD PAG. 5 DE 27e BONDSDAG Gisteren werd te Groningen in de Chr. 1 Geref. Kerk aan de W. A. Scholtenst-raat de 27e Bondsdag gehouden van bovenge- j noemden Bond. Plet was de eerste maal dat niet te Utrecht vergaderd.werd. Reeds vroeg inden mortgen bleek, dat er veel belangstelling voor dezen toogdag bestond en toen te 11 u. de bondsvoorzitter D s. H. Janssen de vergadering opende, was het een groote schare van honderden jongelingen en vele belangstellenden die aanhieven Ps. 84 vers 3 en 5. Na gebed en Schriftlezing verkreeg de heer H. Korringa, voor"''ter der J. V. te Groningen, het woord. 11 namens de ontvangende vereeniging aanwezigen hartelijk welkom te heet' I-Iij sprak den wensch uit, dat de bond in deze oude stad een rijk gezegenden dag zou hebben. In Augustus wordt telken jare het beleg en ontzet van Gruno's veste herdacht. Bele geringen in dien zin kent onzen tijd niet meer, maar strijd is, er in onze dagen meer dan ooit, omdat de oude vijand woelt en werkt met alle macht, om e'lke veste, waar in het volk des Heeren week, te overweldi gen. Als bewoners van deze oude vesting roepen wij u toe sterkte in dien strijd en spreken wij den wensch uit, dat God u he den door deze bondsvergadering moge be zielen t.ot den heiligen kamp in Zijn dienst. De voorzitter bracht hem dank voor de goede woorden, waarna hij zijn openings rede uitsprak. Openingsrede Ds. H. Janssen. We waren door historische banden aan Utrecht gebonden, aldus Spr. Op ons zil veren jubileum had den we niet aan ver huizen gedacht. De vraag is op meaiige vereeniging gedaan: Was het besluit om den Bondsdag in de centra der afdeelin- gen te houden wel goed? Ja, zelfs hier en daar werd critiek vernomen. Doch deze critiek was niet juist Het is de natuurlijke ontwikkeling van ons bondsleven. Wat is bondsleven? Vaak rijst hier en daar twijfel, wait we aan den bond hebben. Deze vragen liggen voor de hand in dezen tijd, waarin we in de behoefte aan organi satie van gelijksoortige eenheden het be wijs zden, dat het individualisme sterker is dan ooit. Het is hetzelfde egoïsme, dat Kaïn deed spreken: Ben ik mijns broeders hoeder, dat zich in dezen tijd zoo sterk openbaart. Individualisme is een wijdsche naam, maai* het ligt ten grondslag aan den geestelijken en stoffeilijken nood van onzen tijd, die ook tot uiting komt in ons honds- leven. Het individualisme behoort niet tot onze schepping. God schiep/ den mensch als een levend organisme, als een veelheid, waaraan een onverbrekelijke eenheid ten grondslag ligt Hij schiep dien mensch uit éénen bloede. Men hoopte dat de wereld oorlog de menschheid van het individua lisme eenezen zou, doch men is hierin te leurgesteld. De oorlog versterkte het. Onze ellendige toestanden zijn hieraan te danken. De internationale vergaderingen dienen ter behartiging van eigen belangen. Daarom hebben ze zoo bitter weinig vrucht. Plot zal niet anders worden, tenzij men terugkeert en erkent de bloeds-, dat is de levenseen heid van het mensch dom zooals de men sch en-elkander moeten helpen en dienen, zoo ook de volken. We staan met de mensch heid in een crisis. Stelde men zich op de onverbrekelijke eenheid van ons geslacht, de Christenvolken zouden de leiders wor den van de niet Christenvolken. Dan waren vele problemen binnen enkele jaren opge lost. Dan zou men in samenwerking der verschillende eenheden elkander verheffen. Dat individualisme openbaart zich ook in het Christendom. Het scheidt en verhin dert ook daar samenwerking van de ver schillende eenheden. We zien het op ker kelijk terrein. Naar de oorzaken wil spre ker thans geen onderzoek instellen, doch waarschuwen tegen het individualisme in ons bondsleven De oorsprong van het individualisme is gelegen in het menschelijk egoïsme, ook bü vereenigingen en organisaties. Iedere ver. eeniging heeft een eigen doel, dat alleen door samenwerking, van alle loden kan be reikt worden. Dan profiteert men geestelijk van elkander en wordt „verecnigingsleven" geboren. Gaat echter bij de leden het indi vidualisme hoogtij vieren, dan is het met den bloei der vereeniging gedaan. Roei dat kwaad uit uw vereenigingen uit, met wor tel en tak! Nog erger wordt het als het bondsleven er door wordt aangetast. De bond beoogt een gemeenschappelijk doel en heeft een gemeenschappelijke taak te vervullen, de behartiging van onze vereenigingsbelangen. Onze stoffelijke, tijdelijke, en eeuwige ho langen zijn mede in zijn doel begrepen Wij zijn bovendien een kerkelijke bond. we willen onzen arbeid dienstbaar maker- aan het a ank weeken van kerkelijk besel. Daarom betreuren wij het weinige contact tusschen de kerk en ons. De pastorale zorg moet zich allereerst en allermeest uitstrek ken tot ons opkomend geslacht. Brengen wij deze theorie mi ook in prac- tijk. Als er onder ons een ijver was als on der de A. J. C.'ers, was er voor de toekomst van Nederland geen gevaar. Zij vechten voor een verloren zaak, maar wij ijveren voor een zaak, die door onzen Koning ge wonnen is, dopr Hem, die kon spreken: Ik heb de wereld overwonnen. Het is een kenmerkend versohijnsel van onzen tijd, dat men wil ontvangen zonder te geven. Zoo ook in den bond. We hebben slapende vereenigingen. Zegt het individua listisch standpunt vaarwel! Neemt het bondsstandpunt aan. De bond is er voor de vereenigingen en deze zijn er voor den bond. Spr. bracht vervolgens dank aan de Utrechtsche vereeniging, voor wat ze durende 26 jaren voor den bond deed. Zal onze bondsdag zijn beteekenis behou den, dan zullen wij ons geregeld moeten verplaatsen. Dat zal voor onze ringen, af deel ingen en vereenigingen van het grootste belang zijn. Met de beste wensohen voor het welsla gen van de vergadering verklaarde hij den 27en, bondsdag voor geopend, (daverend ap plaus). Ingekomen waren telegrammen van den bond van Herv. J.V. op G.G. en van den bond van J. V. op G.G. en beriohten van verhindering van de vereenigingen te Schie dam en Haarlem. De notulen van den vorigen bondsdag werden onveranderd vastgesteld. Naar aanleiding van het jaarverslag en het financieel overzicht van het bondsorgaan werden enkele vragen gesteld. Het jaaiVer slag van den Penningmeester werd onveran derd vastgesteld. Onder daverend applaus en spontaan staande zingen van het Wilhelmus, werd be sloten een telegram van verknochtheid en hulde te zenden aan H.M. de Koningin. Besloten werd voortaan bij de financieele verslagen de rapporten der controle-commis sie te behandelen. De vereeniging Groningen werd aangewe zen voor het nazien der financieele beschei den. D:e bestuursleden Ds. A. M.Berkhoff, 2e vooi-zitter, Ds. L. H. van der Meiden, redac teur van „Luctor et Emergo" en K. van Don gen, Penningmeester, werden met bijna al- gemeene stemmen herkozen. De voorzitter bracht hen en allen die arbei den in het bondsleven daarvoor hartelijk dank (luid applaus). Besloten werd den volgenden otterdam te houden. Namens den bond van Chr. Geref. Meisjes- vereenigingen bracht diens adviseur Ds. L. II. van der Meiden de hartelijke gelukwen- schen over, terwijl namens den Bond van Knapenvereenigingen Cand'. D. Henstra van Harlingen sprak. Een voorstel der vereeniging Zaandam, om de bondsdagen niet verder te houden dan 1 Zwolle werd verworpen. De morgenvergadering werd hierop geslo DE MIDDAGVERGADERING ving te kwart voor drie aan. Na het zingen van Psalm 43 3 werd be handeld het voorstel der vereeniging te 's- venzande om jaarlijks een onder zoek in te stellen omtrent de tevredenheid over inhoud en uitgaaf van het bondsor gaan en den uitslag daarvan te publiceeren. Dit voorstel werd door het bestuur zoodanig geamendeerd, dat jaarlijks voor de nieuwe jaargang aanvangt de gelegenheid te geven wenschen en verlangens aan de redactie kenbaar te maken. Dit voorstel werd aan genomen. Verworpen werd een voorstel van de ver eeniging te Nieuwendam om de bonds dagen t houden op Hemelvaartsdag, 2en Pinksterdag of 31 Augustus. Aan de orde was vervolgens het rapport radio-commissie, ingesteld krachtens besluit van den bonds dag 1929 naar aanleiding van een voorstel om de bondsdagen per radio uit te zenden. De conclusies van dit rapport luidden: A. Dat wij niet tegen de radio als zoo danig kunnen zijn. aangezien daarin als in een schoone gave Gods in Zijn schepping geen' verkeerds wordt gevonden; B. Dat er nochtans een groot gevaar in de radio ligt door het misbruik dat de wereld maakt, ook van deze gave Gods; C. Dat wij met groote waakzaamheid1 ver vuld zullen zijn, vooral met het oog op ons opkomend geslacht, dat de wereld hierdoor niet in onze gezinnen binnenkome; D. Dat echter door dit misbruik radio het gebruik niet behoeft te worden Dat wij zelfs mede zullen arbeiden dat er van„ dit zoo velen bereikend middel e.en ze- genrijkn invloed moge uitgaan. De commissie bestond uit de heeren Ds. H. Jansen; Ds. A. M. Berkhoff, rapporteurs èn de heer J. H. Zeldenrijk van Haarlem. Besloten werd dit rapport aan alle ver eenigingen toe te zend'en ter overweging der conclusies. Hierna refereerde de heer B. A. Schotel van Dordrecht over: De mensch van het einde der 19e en het begin der 20e eeuw, aldus spr., is naar Spengler's woord d'e faustische mensch, die geleid door den „Geist der stets verneint" zijn gang door de wereld gaat, zoekend den weg terug tot God. In literatuur en wijsbe geerte wordt wel gewezen een weg tot een god, maar het is de god van het pantheïsme, van d'e schoonheid, het aangebeden Ik. Ag nosticisme en pessimisme rooven alle vreug de, de twijfel kwelt, materialisme en natuur wetenschappen brengen de groote ontgooche ling, de cultuür blijkt decadente civilisatie, de eeuw van de vooruitgang wordt de eeuw van de neurasthenie, van de psychische en sexueele verdorvenheden. Eindelijk breekt de spanning in den wereldoorlog en nu staat een nieuwe generatie teleurgesteld, geeste lijk ontredderd in een verwarring van pro blemen. De mensch is die van Gods geslacht is, wordt gekweld door herinnering aan een verloren paradijs en gedreven door heim wee naar het „derde rijk". Hij wordt ster ker dan ooit de mensch der romantiek, van het onvervulbaar verlangen naar bevrij ding. Deze romantiek blijkt ook thans het onchristelijk godsverlangen. De literatuur is vol religiositeit, maar het is een religie zonder Christus, pantheïstisch, Boeddhistisch pessimistisch, agnostisch. Valsche mystiek en Diesseitsreligion is de grondtoon van FOTO VAN DE VERGADERING menig gedicht. Spreker citeert uit de nieuw ste literatuur: v. Collem, Van Schagen, Dei- Mouw, Den Doolaard e.a. Tegen al deze stroomen, die hun bronnen hebben in 't zelfde godlooze land, wordt gewezen op den eenen stroom des Geestes, die de Christelijke kunst doorvloeit Ook hier is wel het rust- 'erlangen, de vermoeidheid, het lijden, doch hier is ook de optimistische levensaanvaar ding, hier is de persoonlijkheidsmystiek, waarin het myein, het „sluiten der oogen" niet doet verzinken in het Al of in het Niet, maar waarin de nauwere verbinding is van het kind met den Vader door den Zoon. Ook het modern próza is vergiftigd. Uit den romancyclus „De gedachte der tijden", van Van Moerkerken, toont spr. aan, hoe ook hier het agnosticisme, pantheïsme, pes simisme, anti-militarisme gehuldigd wordt De huwelijksmoraal als gevolg van Freud's theorieën over psycho-analyse en sexueele- driften wordt belicht uit „Tantalus" van Jo van AmmersKüller en andere werken, waarnaast als tegenhanger gewezen wordt op „De lange weg". Nadat Spr. nog het pes simisme en determinisme in „De klop op de Deur" had besproken, sloot hij zijn rede met een aanhaling uit Seerp Anema' derne Kunst en Ontaarding". Des avonds hield Ds. A. M. Berkhoff van Sneek een opwekkende rede over het onderwerp: „Mystieke" Jongeren. Welk verwijt men aan „de wereld on'es tijds" ook moge doen, zeker kan men haar niet met reden beschuldigen van gebrek aan mystiek. Eer lijdt ze aan een teveel daarvan. Actie werkt reactie. En de actie van het intellectualisme was groot Om dit intellec tualisme te verst" an, moet men de geschie denis van Kerk en dogmatiek, zoo nauw aan elkander ver bonden, nagaan. In de Apostolische eeuw leefde de Kerk in „het geloof der Apostelen en Profe ten, waarvan Jezus Christus de uiterste hoeksteen is" en d'at geloof behaalde de overwinning op Jo den- en heidendom. Maar spoedig is dit „fijne goud verdonkerd". Reeds in de 2de eeuw vertoonden zich verschijnselen van het euvel om de Kerk in de plaats van den Christus der Schriften te stellen. En, na een reeks van eeuwen heeft het Concilie van Trente, het gebouw dezer kerkelijke hiërar chie, hoewel bij wankelende fundeeringen en scheurende muren, als den eenig waren tempel van den Drieëenigen God durven verklaren. Gode zij dank kwam de Hervor ming. Een tijdlang heeft de Kerk der Refor matie getuige onze Geref. belijdenis en liturgie op het zuivere standpunt gestaan. Maar helaas! het Romanisme bleek in de Kerken der Hervorming nog sterk te wer ken: toen kwam de periode van het dog matisme. Daarop moest wel een ander vol gen: die van het piëtisme. En daarbij kon men ook niet blijven leven: het gemoeds leven geeft op den duur te weinig hechten grondslag. Jammer keerde men in een vol gende periode niet terug naar Schrift en belijdenis, om op dien grondslag dan ge zond geestelijk leven te zoeken, maar men wendde zich tot de menschelijke rede: het rationalisme kwam; en hoe sterk zijn heer schappij was, kwam wel het duidelijkst hierin uit, dat ze zich wist te handhaven ondanks den wannen adem van het Reveil gelijk zelfs de geschiedenis van Afschei ding en Doleantie kan getuigen, die beiden te veel op de paden van 't intellectualisme gingen wandelen. Maar juist daardoor is ook de reactie zoo geweldig. We behoeven maar een dag blad of tijdschrift, vooral een Jeugdblad, ter hand te nemen, of we zien alom' de ver schijnselen der nieuwe geestesrichting, de behoefte naar de uiting van zelfs de harts tochtelijke zwelging in de „mystiek". Zelfs hoe tegenstrijdig het schijne op het terrein der techniek. Welk een nieuwe stroomingen! Hoe wonderlijker, hoe mooier! Als het maar „mystiek" is. Geen wonder, dat ook de Jeugdbeweging in dit teelten staat. Men beluistere slechts de zan gen der moderne A.J.C.-ers. En het aantal dezer „mystieke" jongeren groeit bij den dag en zal in de toekomst worden als „het zand, dat aan den oever der zee is". Dit is naar 't Profetisch Woord (1 Thess. 2 en Openb. 13). Déze mystiek loopt uit bij den valschen profeet, wiens invloed universeel zal wezen. Gelukkig, dat zijn dag kort maar duurt en gevolgd zal worden door den grooten Dag van Jezus Christus, waarnaar do eeu" en smachten. Maar toch kqmt uit dit tijdsteeken, vooral in betrekking tot den Jeugdarbeid, een ern stige vraag: Welke houding moeten wij aan nemen tegenover deze nieuwe mystiek? In hoofdzaak past men tweeërlei methode toe: die van het Christelijk humanisme, dat zich laat meevoeren met de zuigkracht van den nieuwen tijd en meent, door zoover DE GEVAREN VAN HET STRAND Niemand zal er ongevoelig voor blijven, wanneer hy leest de tallooze offers, meestal jonge levens, die de zee ieder jaar opeischt. Ook dit jaar zyn weer vele jonge menscben verdronken en de zomer is nog niet ten einde. Is daar niets aan te doen Kan er niets ge daan worden, om hen. die zich willen verfris- schen door een bad aan onze stranden, te waarschuwen en van goeden raad te dienen' Ik kan twee namen noemen van bekende per- onen, die een speciale studie maakten van de getijden en stroomingen aan onze kust. Ten eerste Ir. Felix Ortt. die ruim 30 jaar geleden de grondlegger was van de berekening onzer getijden. De door hem gelegde grond slagen worden thans nog nagenoeg ongewij zigd benut bij de samenstelling der getij tafels. En ten tweede de thans overleden badarts van Zandvoort Dr. Varekamp. Eerstgenoemde heeft in het tijdschrift „De Wandelaar" van Juni 1930 een zeer lezens waardig artikel geschreven over het baden Hij heeft erop gewezen, dat aan onze Noord zeekust de vloedstroom van Zuid naar Noord en de ebstroom in omgekeerde richting dat de eerste sterker is dan de laatste, dat beide stroomen evenwijdig aan de kust loopen, zcodat er geen sprake van is (zooals meestal wordt gedacht) dat de vloedstroom van uit zee naar land gaat en de ebstroom omge keerd, waardoor dan de ebstroom de baders naar zee zou trekken. Voorts, dat ebstroom en eb (laag water; evenmin als vloedstroom en vloed (hoog water) samengaan. De vloedstroom gaat ongeveer van 3 uur vóór het uur van hoog water tot 3 uur daarna Noordwaarts en de ebstroom van 3 uur na hoogwater tot 3 uur n& laagwater Zuidwaarts. Met deze stroomen heeft de bader, die vlak bij de kust blijft, niets en de zwemmer weinig te maken. Het gevaarlijkst zijn de „muien'. Dit zijn de trekgaten, dwars door de banken heen, waardoor bij eb het water van het zwin (dat de lange strook water tusschen de banken 1 het strand) naar zee trekt. Daar ontstaat dan een sterke stroom en een geul in het zand. Komt nu een zwemmer in eer mui, dan zal hij pogen om naar het strand te komen, doch hij kan niet tegen den stroom op, hoezeer hy zich ook inspant. Hij wordt zenuwachtig, verdubbelt zyn pogingen vruchteloos. Hij kan niet meer en verdrinkt. Dat kan den besten zwemmer overkomen. Kent hij daarentegen het gevaar, dan laat hy zich kalm afdrijven. De stroom verliest ii het zwin voor de tweede zandbank zijn kracht de zwemmer kan, rustig zwemmende buiten de mui om het strand bereiken. Bij wassend water is er geen trek naar zee door de mui, dus bestaat het gevaar niet. Toch is dit geen bewijs, dat het zwemmen bij was send water altyd veilig is. By N.W. wind wordt het water tegen het strand opgestuwd de vloed wordt dus hooger dan zonder wind. Die opstuwing heeft haar grens; want door de eigen zwaarte trekt het water weer naar zee terug. Er ontstaat zoodoende een bovenstroom in de richting Van zee naar land en een onder stroom naar zee toe. Men kan dit voelen, als men zich met N.W. wind laat dryven; drijft dan op den bovenstroom naar land toe. doch gaat men staan, dan voelt men den ster ken druk zeewaarts. By landwind, Oostenwind, is het precies omgekeerd. Dan voert de wind het bovenwa ter naar zee en is de onderstroom landwaarts gericht. Daarom is het bij Oostenwind niet zoo prettig baden. De onderstroom gaat dan over het zand, is troebel, doet kwallen enz. aandrijven, wier aanraking zeer onaangenaam kan zyn. Het zwemmen is bij een flinken N.-W. wind dus het minst gevaailyk, omdat door wind en bovenstroom naar den wordt gedreven. Alleen voor baders en voor hen die niet zwemmen kunnen is er gevaar, dat de golven hen omverwerpen en zy door de onderstroom die naar zee voert, van de been worden trokken. die by landwind en by val- mui komt, is er het ergst lend water in toe. Dit is in het kort, wat Felix Ortt in zyn artikei mededeelt. Hij dringt er sterk op aan, dat het boekje van Dr. Varekamp „Vei lig baden en zwemmen in zee" op ruime schaal zal worden verspreid. De tweede druk is by S. W. Melchior te Amersfoort versche nen en kost 50 cents. Hoe het ook zy, laten de gemeentebestu ren of andere liohamen aan onze Noordzee kust toch zorgen, dat overal duidelijk noodige wenken voor het zwemmen en den in zee worden bekend gemaakt, opdat er niet telkenjare zooveel jonge menscben als slachtoffers van de zee het ïeven laten. mogelijk mede te gaan de jongeren te kun nen behouden; en die van 't gereformeerd intellectualisme, dat gevaar loopt, de standelijke wetenschap van Schrift, Kerk belijdenis te gaan houden voor het geloof terwijl de verborgen gemeenschap met den Heere, door Christus, in den H. Geest, niet wordt gekend. Wij meenen, en onze Bond wil d i t onder de jongeren blijven bena drukken, dat alleen heil te verwachten is van de beoefening der Bijbelsche mystiek, onder de leiding van den H. Geest. Daar ligt ook d'e eenige voorwaarde voor het be leven van ons geloof op alle terrein levens. ROFFEL-RIJMEN. AAN ZEELAND 1 Zeeland, met je Zeeuwsche meisjes En je middeleeuwsch antiek, j Met je plat-gehoede boertjes En je zachte zeemuziek, 'k Heb genoten van je vrouwtjes In hun witgekopte dracht Van de ouwelijke kijk, die In de kinderoogen lacht. 'k Ben de statelijke zalen Der Abdijen doorgegaan, Waar geschilderde godinnen Gadeloos je gadeslaan; 'k Zag de veelbezeten zetels, Onverslijtbaar gestoffeerd, En de kuische kruisgewelven, Machtig mooi, gerestaureerd. Veere, met z'n stille straten En zin eeuwenoud stadhuis, Trouw bewaakt door geele graven Grijs van ouderdom en gruis 't Schotsche huis, de scheeve gevels En de schuiten met gomaet, En de kerk, waaraan „de Keizer Onbetaalbaar schuldig staat Zeeland, met je vast karakter En je eilandencultuur. Even hier mijn beste dank voor Menig fijn' vacantie-uur. (Nadruk verboden). LEO LENS, Radio Nieuws. Vrijdag 14 Augustus. HUIZEN (298.8 M.) KRO. 8—9.16 Morgan- oncert 10—11.30 Gramofoon. 11.3012 Half- urtje voor zieken en ouden van dagen. 12 TtJd- ein. 12.01—12.15 Politieberichten. 2.151.45 ■unchconcert. 1.452.30 Gramofoon. 2.303 'erzorging van den zender. 35.15 Mtddagcon- ert. 5.155.45 Gramofoon. 5.456 Spreker. 6 .15 Gramofoon. 7.157.45 Spreker. 7.458 Po- itieberichten. S11 Populair concert. Plm. 9 ieuwsberichten van Vaz Dias. 1L Muziek. 11-- "hiLVERSUM (1875 M.) VARA. £.45—7 en 7.30 —7.45 Ochtendgymnastiek. 8 TUdsein. 8.01 Gra- on. VPRO. 10 Morgenwijding. VARA. 10.15 3racht. 10.30 Voor de zieken. 11.30 Gra- on. AVRO. 12 Tijdsein. 12.012 Kwartet. 2—2.-30 Gramofoon. 2 301 Orkest 4 Sluiting. "'ARA. 4 Tjjd-sein. 4.01 Orgelspel. 4.30 Na school tijd. 5.15 Concert. 6.45 Actueel allerlei it de beldersbeweging. 7 Vervolg Concert 7.20 lespraak. 7.40 Vervolg en slot Concert 11 araofoon. i2 Sluiting. VPRO. 8 Weekultxen- ding. 8 Tijdsein. 8.01 Lezing. Op reis meer con- raet de natuur II. In de bergen. Spreker: d. Lyn (Amersfoort). 8.30 Concert. 9 Reis- ial Onderwerp: Graubunderland, Zwitser- s grootste kanton. Spreeksters: MeJ. Dr. Bruining (Den Haag). 9.30 Concert 10 jerlchten van het Vrijzinnig Godsdiengtlg Dureau. 10.05 Vaz Dias. 10.15 Concert VARA ll Gramofoon. Kunst en Letteren» C. JOH. KIEVIET De te Wassenaar overleden Kinderschrij ver C. Joh. Kievit heeft zich vooral naam ge maakt met „Dik Trom",, de held van een vijftal boeken, die in ri'uizender en duizen den exemplaren gedrukt en herdrukt zijn bij Kluitman te Alkmaar. Andere boeken ran hem zijn o.a.: Een badreisje van Cor Slung, JaepieJaepie, De club van zessen klaar. Wilde Bob, Ab en z'n vrienden, Okke Tannema, In den Otter, Pension Zonneduin, I* Duinheks en Het geheim van den Cana dees (uitgegeven bij Ten Have). Zaterdag half 12 zal Johan Kieviet te Wa* senaar begraven worden. LICHAMELIJKE OEFENING RUITERSPORT □lglngen uit Zoo werd dezer dagen rüclub opgericht te Woudenberg ln de provin cie Utrecht. Do vereeniging voert den nanm ran „de Vallei Ruiters" en heeft zich bü de fe deratie van landelüko rüvereenigingen aange- .1 6.50 M. etond. en vorig Jaar te Han- no>er werd behaald is nu weer verbeterd on wel door twee paarden. Het Dultsche breedte- sprong-record is dus nu officieel vastgesteld op 6.75. Êen poging om 7 M. te halen moest we- il lende duisternis wordon opgegeven Het reldrecord t op 7.50 M. Vacanfieliid Propaganda lijd! Gelegenheid hebt U volop. Tijd hebt U ook. Doet U Uw best eens? T V singel ui-lig, TeieL 68871 Grotrian-Sieinweg - Schiedmaijer - Mannborg e.a. Vb*o°ntVa*naSi! DESTERVANHALALAT Een verhaal uit den tijd der Babylonische ballingschap 1(45 cleelte vtam die mevelachtiiige strook met zich voeirds. Deze ebrook wend langen- en langer; eiimdelijlk echbetr maiakbe die eter zich van dien bamd los en zweefde vrij in het lucht rudim. „Dat ie een der sterren, welke naai de ouide berichten meiden steeds daar omhead brachten, waan- zij verschenen," Abiil-Istar was huiswaarts gekeerd, vodsprak Abdl-Istair langzaam. „Wat te deu- blij dscliap over 's komiimgs goedheid. Mid- j ken, waanneer zij den volgenden nacht an- diemacüit was reeds laing voorbij; maar de 1 diemmaiail verschijnt? En ais Nabunahiid om- astroiloiog dacht aam geen slaaip; hij zou verwachte met de komst vaai de niii toch die oogen mdiet gesloten hébben. Daar om liet hij zich zijn instrumenten brengen en betrad het kleine observatorium op het dak zijner waning. De nacht was ails ge schapen vor het doen vaai waarnemingen; heider en klaar blonken de duizende etea-- ren aan het firmament AM-Ietar keek naar cle groote blauwe schijf daarboven. Plotseling beving hern een siddering; strak ©taanden de oogen haar een en hetzelfde punt aan den noord- bostefrijken hemel. Boren een nevelachtige Wolk, ginds aan den horizon, werd een langzamerhand zichtbaar. En ndmmer kennis gesteld wordt? Wat moet ik antwoorden, om hem te kalmeeren? '6 Ko- ndngs toorn is vreeseilijk, ails men zijn ver langen niiet bevredigt. De oorlog tegen de Perzen kan ons de overwinning brengen, maar eveneens bestaat er gevaar, dat de vijand machtiger blijkt Overall, in en bui ten Babyion onrust En nu deze eter nog!" Ddenzelfdien naciht, doch meer tegen het aanbreken van den komenden dageraad, verliet de opperpriester Nabu's, Martimu, de pooit zijner woning en beklom het plat vorm van d'e tempeilpyramiide. De jonge ails magiër gekleed, naast hem te voren had de opmerkzame toeschouwer I loep, vestigde zijn oogen op een bepaalde daar een lioht bemerkt. De astroloog traid plek aan d*m hemel. Hij scheen daar echter niet te vimdien, wat hij zocht; want hij greep den arm des opperpriesters en trok hem een eind voorwaarts, tot het ge bouw voor hem het uitzicht naar het No rd Oosten niet meer belemmerde. Nieuwsgie rig volgde Martinu den jongeling en toen deze, zoorder een woord te zeggen, naar den aan de tinne van het observatorium, alsof hij daar beter den loop der 6ter kon na gaan. In dien tijd was het nieuwe licht al reeds een handbreed hooger geklommen. Het scheen wel, dat de ster zich niet ge heel van het wazige omhulsel wilde ont doen, ja, men bon gelooven, dat zij een ge- horiizin wees, wendde Martinu het oog even eens naar de richting, door den vinger aangeduid. Langen tijd staalde hij naar de wonder baar eter, welke daar tusschen het gewe mel der overige hemelbollen majestueus haar weg volgde; eindelijk schudde hij het grijsgelokte hoofcl en blikte dien jongeling „Verlangt Abil-Istar dozen ncaht nog be richt omtrent die ster?" „Heer, ik heb zijn beste paard bijna dood gereden; tusschen het oogenblik van het ertirek en mijn komst lahier, kan hoog stens een uur verstreken zijn. Ik bid u, geef mij antwoord; want hij zal oogenhlikke- lijk voor Nabunalhiiid moeten verschijnen, als deze van de eter hoort." „Keer dan terug tot Abil-Istar, breng hem mijn groet en zeg, dat hij niet moet trachten te verklaren, wat dit verschijnsel beteekent, voor het. college der priesters van Boreippa gesproken heeft. Want de zaak clit mag hij den koning zeggen is te gewichtig, om, zonder in overleg te treden met andere astrologen, een bepaald besluit te kunnen vormen. Nog op dit uur will ik die geleerdsten onder de wijzen van Borsippa bijeenroepen." De haast, waarmee de jongeling zich verwijderde, duidde aan, van hoeveel ge- I wicht in zijn oogen althans deze ver schijning was. De opperpriester deelde zijn j ondergeschikten de noodige bevelen mede en deze verlieten in verschillende richtin gen den tempel. Martiimiu begaf zich met een lamp naar de bibliotheek Lange rijen gewelven, aan den voet de6 tempels, beagden de verzame ling schrijftabletten, op welke de elkander volgende geslachten van priesters hun na- eporingen en de vrucht van langdurige studie vermeldden. Het duurde lang, zeer long, voor de opper priester weer in de poort verscheen, die boegv ïg tot de bibliotheek verleende. „Nabu, ditmaal staat gij uw bescherme ling niet bij. Ik zoek en zoek en denk oa zonder tot een resultaat te komen," sprak Martinu. Hij liep langzaam, het hoofd ge bogen en de uitgedoofde lamp in de hand, naar buiten. Bij de woning bleef hij staan op de plek, waa hij voor de eerste maal de ster gezien had. „De ster! De ster! Haar komst baairt mij verdriet." Plotseling hoorde hij voetstappen achter zich en draaide het hoofd om. 't Was Achiramu. De Siipparaner vertoefde reeds enkele weken bij zijn vroegeren leermeester. „Wat wilt gij Achiramu? Waarom hebt «ij uw legerstede verlaten?" „Wegens de drukte daarbinnenWat :s er te doen?" „Bekommer u nergens om!" „Ik moet het weten!" „Nu dan, kijk eens naar die ster!" Achiramu keek. Toen sprak hij haastte: „Staat zii niet boren de stad der r reem „Ja, zij zal tamelijk wel in de richting van Halalat staan!" „Nu dat verheugt mij. Dan is de tijd ge komen!" „Wat? Wat bedoelt ge? Voor wie?" „Voor de goden!" „Ik begrijp u niet, Achiramu!" „Thans zullen de goden zich op Nabuna- hid wraken." Martinu schudde het hoofd. Maar Achiramu vervolgde driftig: „Weet gij niet meer, dat gij met Achiramu dia ar boven op den teanpel de sterren onder vraagd heb? Zij voorspelden Immers een gelukkige toekomst voor Achiramu! Wie wilde Achiramu daarin hinderen? Nabu- nahi'd. Nu staat op dezelfde plaats, waai de andere ster gezien werd, dit licht, ie roede, waarmee de koning getuchtigd wordt. Begrijpt gij mij nu nog niet?" Martinu knikte bevestigend. „Tracht te slapen Achiramu!" s< hij op vriendelijken t on. „Hoe? Dezen nacht? Neen, nu slaapt Achiramu ruiet" „Tooh, leg u neder, 't Is beter voor uw gestel, mijn zoon! Ga!" Hij nam den jongeling bij de hand en ging met hem de woning binnen. Toen riep hij een slaaf, die den gast naar diens slaapvertrek moest brengen. De opper priester trok zich terug in zijn studeercel. De zonderlinge antwoorden van zijn leer ling hadden hem onwillekeurig getroffen zij zeiden, wat hij vreesde, maar waartegen zijn gemoed zich verzette. Hij herinnerde zich nog een gesprek, jaren geleden, met Daniël, den Joodschcn wijze, gevoerd. Die had van een ster gesproken, welke helder en sterk glanzend aan het firmament zou verschijnen. Dan zou tegelijk de groote Koning der Joden zijn heeaschappij uit oefenen en al de vijanden zijns volks met de scherpte zijns zwaards slaan. Martinu stond op en keek naar buiten cn zijn oog schitterde, toen hij nogmaals de 6tor beschouwde, wier glans reeds door de meer heldere morgenschemering ver doofd werd. Maar, als het toch eens die eter was, van welke Daniël sprak? Als de IKoning uit zijn volk thans reeds onder de vreemdelingen verwijlde? Waarom zou het niet zoo kunnen zijn? Kan de roede, welke deze onheimelijke bode draagt, ook voor die lieden geen onheil beteekenen? Neen! Onheil voor Babylon, geluk voor de Joden! Wee, als deze Koning der Joden ons ver geldt, wat zijn volk hier geleden heeft, hier on in Judea. Wee, als hij hier stad en tem pel. gelijk in dat verre land gebeurde, ver woest, als hij Bobite vorst biind wegvoert nanr zijn hoofdstad daar in het Westen." Zoo denkend, trad de priester in zijn cel terug. 7.ijn oogen schitterden niet meer; het werd doffer. „Nu denk en zoek ik en waarlijk, als \abuna hid laat vragen, weet ik niet, wat te zeggen" «(Woedt vervolgd) J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 5