BOND VAN CHR. GEREF, J.V.
W. A. HOUTMAN Co's PIANO- en
ORGELHANDEL SCHIEDAM Bekende merken in alle prijsklassen w.o. Groot» Kenso
DONDERDAG 13 AUGUSTUS 1931 TWEEDE BLAD PAG. 5
DE 27e BONDSDAG
Gisteren werd te Groningen in de Chr. 1
Geref. Kerk aan de W. A. Scholtenst-raat
de 27e Bondsdag gehouden van bovenge- j
noemden Bond.
Plet was de eerste maal dat niet te
Utrecht vergaderd.werd. Reeds vroeg inden
mortgen bleek, dat er veel belangstelling
voor dezen toogdag bestond en toen te 11 u.
de bondsvoorzitter D s. H. Janssen de
vergadering opende, was het een groote
schare van honderden jongelingen en vele
belangstellenden die aanhieven Ps. 84 vers
3 en 5.
Na gebed en Schriftlezing verkreeg de
heer H. Korringa, voor"''ter der J. V.
te Groningen, het woord. 11 namens de
ontvangende vereeniging aanwezigen
hartelijk welkom te heet' I-Iij sprak den
wensch uit, dat de bond in deze oude stad
een rijk gezegenden dag zou hebben. In
Augustus wordt telken jare het beleg en
ontzet van Gruno's veste herdacht. Bele
geringen in dien zin kent onzen tijd niet
meer, maar strijd is, er in onze dagen meer
dan ooit, omdat de oude vijand woelt en
werkt met alle macht, om e'lke veste, waar
in het volk des Heeren week, te overweldi
gen. Als bewoners van deze oude vesting
roepen wij u toe sterkte in dien strijd en
spreken wij den wensch uit, dat God u he
den door deze bondsvergadering moge be
zielen t.ot den heiligen kamp in Zijn dienst.
De voorzitter bracht hem dank voor de
goede woorden, waarna hij zijn openings
rede uitsprak.
Openingsrede Ds. H. Janssen.
We waren door historische banden aan
Utrecht gebonden, aldus Spr. Op ons zil
veren jubileum had
den we niet aan ver
huizen gedacht. De
vraag is op meaiige
vereeniging gedaan:
Was het besluit om
den Bondsdag in de
centra der afdeelin-
gen te houden wel
goed? Ja, zelfs hier
en daar werd critiek
vernomen. Doch deze
critiek was niet juist
Het is de natuurlijke
ontwikkeling van
ons bondsleven.
Wat is bondsleven? Vaak rijst hier en
daar twijfel, wait we aan den bond hebben.
Deze vragen liggen voor de hand in dezen
tijd, waarin we in de behoefte aan organi
satie van gelijksoortige eenheden het be
wijs zden, dat het individualisme sterker
is dan ooit. Het is hetzelfde egoïsme, dat
Kaïn deed spreken: Ben ik mijns broeders
hoeder, dat zich in dezen tijd zoo sterk
openbaart. Individualisme is een wijdsche
naam, maai* het ligt ten grondslag aan den
geestelijken en stoffeilijken nood van onzen
tijd, die ook tot uiting komt in ons honds-
leven. Het individualisme behoort niet tot
onze schepping. God schiep/ den mensch
als een levend organisme, als een veelheid,
waaraan een onverbrekelijke eenheid ten
grondslag ligt Hij schiep dien mensch uit
éénen bloede. Men hoopte dat de wereld
oorlog de menschheid van het individua
lisme eenezen zou, doch men is hierin te
leurgesteld. De oorlog versterkte het. Onze
ellendige toestanden zijn hieraan te danken.
De internationale vergaderingen dienen ter
behartiging van eigen belangen. Daarom
hebben ze zoo bitter weinig vrucht. Plot zal
niet anders worden, tenzij men terugkeert
en erkent de bloeds-, dat is de levenseen
heid van het mensch dom zooals de men
sch en-elkander moeten helpen en dienen,
zoo ook de volken. We staan met de mensch
heid in een crisis. Stelde men zich op de
onverbrekelijke eenheid van ons geslacht,
de Christenvolken zouden de leiders wor
den van de niet Christenvolken. Dan waren
vele problemen binnen enkele jaren opge
lost. Dan zou men in samenwerking der
verschillende eenheden elkander verheffen.
Dat individualisme openbaart zich ook
in het Christendom. Het scheidt en verhin
dert ook daar samenwerking van de ver
schillende eenheden. We zien het op ker
kelijk terrein. Naar de oorzaken wil spre
ker thans geen onderzoek instellen, doch
waarschuwen tegen het individualisme in
ons bondsleven
De oorsprong van het individualisme is
gelegen in het menschelijk egoïsme, ook bü
vereenigingen en organisaties. Iedere ver.
eeniging heeft een eigen doel, dat alleen
door samenwerking, van alle loden kan be
reikt worden. Dan profiteert men geestelijk
van elkander en wordt „verecnigingsleven"
geboren. Gaat echter bij de leden het indi
vidualisme hoogtij vieren, dan is het met
den bloei der vereeniging gedaan. Roei dat
kwaad uit uw vereenigingen uit, met wor
tel en tak!
Nog erger wordt het als het bondsleven
er door wordt aangetast. De bond beoogt
een gemeenschappelijk doel en heeft een
gemeenschappelijke taak te vervullen, de
behartiging van onze vereenigingsbelangen.
Onze stoffelijke, tijdelijke, en eeuwige ho
langen zijn mede in zijn doel begrepen
Wij zijn bovendien een kerkelijke bond.
we willen onzen arbeid dienstbaar maker-
aan het a ank weeken van kerkelijk besel.
Daarom betreuren wij het weinige contact
tusschen de kerk en ons. De pastorale zorg
moet zich allereerst en allermeest uitstrek
ken tot ons opkomend geslacht.
Brengen wij deze theorie mi ook in prac-
tijk. Als er onder ons een ijver was als on
der de A. J. C.'ers, was er voor de toekomst
van Nederland geen gevaar. Zij vechten
voor een verloren zaak, maar wij ijveren
voor een zaak, die door onzen Koning ge
wonnen is, dopr Hem, die kon spreken: Ik
heb de wereld overwonnen.
Het is een kenmerkend versohijnsel van
onzen tijd, dat men wil ontvangen zonder
te geven. Zoo ook in den bond. We hebben
slapende vereenigingen. Zegt het individua
listisch standpunt vaarwel! Neemt het
bondsstandpunt aan. De bond is er voor de
vereenigingen en deze zijn er voor den bond.
Spr. bracht vervolgens dank aan de
Utrechtsche vereeniging, voor wat ze
durende 26 jaren voor den bond deed.
Zal onze bondsdag zijn beteekenis behou
den, dan zullen wij ons geregeld moeten
verplaatsen. Dat zal voor onze ringen, af
deel ingen en vereenigingen van het grootste
belang zijn.
Met de beste wensohen voor het welsla
gen van de vergadering verklaarde hij den
27en, bondsdag voor geopend, (daverend ap
plaus).
Ingekomen waren telegrammen van den
bond van Herv. J.V. op G.G. en van den
bond van J. V. op G.G. en beriohten van
verhindering van de vereenigingen te Schie
dam en Haarlem.
De notulen van den vorigen bondsdag
werden onveranderd vastgesteld.
Naar aanleiding van het jaarverslag en
het financieel overzicht van het bondsorgaan
werden enkele vragen gesteld. Het jaaiVer
slag van den Penningmeester werd onveran
derd vastgesteld.
Onder daverend applaus en spontaan
staande zingen van het Wilhelmus, werd be
sloten een telegram van verknochtheid en
hulde te zenden aan H.M. de Koningin.
Besloten werd voortaan bij de financieele
verslagen de rapporten der controle-commis
sie te behandelen.
De vereeniging Groningen werd aangewe
zen voor het nazien der financieele beschei
den.
D:e bestuursleden Ds. A. M.Berkhoff, 2e
vooi-zitter, Ds. L. H. van der Meiden, redac
teur van „Luctor et Emergo" en K. van Don
gen, Penningmeester, werden met bijna al-
gemeene stemmen herkozen.
De voorzitter bracht hen en allen die arbei
den in het bondsleven daarvoor hartelijk
dank (luid applaus).
Besloten werd den volgenden
otterdam te houden.
Namens den bond van Chr. Geref. Meisjes-
vereenigingen bracht diens adviseur Ds. L.
II. van der Meiden de hartelijke gelukwen-
schen over, terwijl namens den Bond van
Knapenvereenigingen Cand'. D. Henstra van
Harlingen sprak.
Een voorstel der vereeniging Zaandam,
om de bondsdagen niet verder te houden dan
1 Zwolle werd verworpen.
De morgenvergadering werd hierop geslo
DE MIDDAGVERGADERING
ving te kwart voor drie aan.
Na het zingen van Psalm 43 3 werd be
handeld het voorstel der vereeniging te 's-
venzande om jaarlijks een onder
zoek in te stellen omtrent de tevredenheid
over inhoud en uitgaaf van het bondsor
gaan en den uitslag daarvan te publiceeren.
Dit voorstel werd door het bestuur zoodanig
geamendeerd, dat jaarlijks voor de nieuwe
jaargang aanvangt de gelegenheid te geven
wenschen en verlangens aan de redactie
kenbaar te maken. Dit voorstel werd aan
genomen.
Verworpen werd een voorstel van de ver
eeniging te Nieuwendam om de bonds
dagen t houden op Hemelvaartsdag, 2en
Pinksterdag of 31 Augustus.
Aan de orde was vervolgens het rapport
radio-commissie,
ingesteld krachtens besluit van den bonds
dag 1929 naar aanleiding van een voorstel
om de bondsdagen per radio uit te zenden.
De conclusies van dit rapport luidden:
A. Dat wij niet tegen de radio als zoo
danig kunnen zijn. aangezien daarin als in
een schoone gave Gods in Zijn schepping
geen' verkeerds wordt gevonden;
B. Dat er nochtans een groot gevaar in de
radio ligt door het misbruik dat de wereld
maakt, ook van deze gave Gods;
C. Dat wij met groote waakzaamheid1 ver
vuld zullen zijn, vooral met het oog op ons
opkomend geslacht, dat de wereld hierdoor
niet in onze gezinnen binnenkome;
D. Dat echter door dit misbruik
radio het gebruik niet behoeft te worden
Dat wij zelfs mede zullen arbeiden dat
er van„ dit zoo velen bereikend middel e.en ze-
genrijkn invloed moge uitgaan.
De commissie bestond uit de heeren Ds. H.
Jansen; Ds. A. M. Berkhoff, rapporteurs èn
de heer J. H. Zeldenrijk van Haarlem.
Besloten werd dit rapport aan alle ver
eenigingen toe te zend'en ter overweging der
conclusies.
Hierna refereerde de heer B. A. Schotel
van Dordrecht over:
De mensch van het einde der 19e en het
begin der 20e eeuw, aldus spr., is naar
Spengler's woord d'e faustische mensch, die
geleid door den „Geist der stets verneint"
zijn gang door de wereld gaat, zoekend den
weg terug tot God. In literatuur en wijsbe
geerte wordt wel gewezen een weg tot een
god, maar het is de god van het pantheïsme,
van d'e schoonheid, het aangebeden Ik. Ag
nosticisme en pessimisme rooven alle vreug
de, de twijfel kwelt, materialisme en natuur
wetenschappen brengen de groote ontgooche
ling, de cultuür blijkt decadente civilisatie,
de eeuw van de vooruitgang wordt de eeuw
van de neurasthenie, van de psychische en
sexueele verdorvenheden. Eindelijk breekt
de spanning in den wereldoorlog en nu staat
een nieuwe generatie teleurgesteld, geeste
lijk ontredderd in een verwarring van pro
blemen. De mensch is die van Gods geslacht
is, wordt gekweld door herinnering aan een
verloren paradijs en gedreven door heim
wee naar het „derde rijk". Hij wordt ster
ker dan ooit de mensch der romantiek, van
het onvervulbaar verlangen naar bevrij
ding. Deze romantiek blijkt ook thans het
onchristelijk godsverlangen. De literatuur is
vol religiositeit, maar het is een religie
zonder Christus, pantheïstisch, Boeddhistisch
pessimistisch, agnostisch. Valsche mystiek
en Diesseitsreligion is de grondtoon van
FOTO VAN DE VERGADERING
menig gedicht. Spreker citeert uit de nieuw
ste literatuur: v. Collem, Van Schagen, Dei-
Mouw, Den Doolaard e.a. Tegen al deze
stroomen, die hun bronnen hebben in 't
zelfde godlooze land, wordt gewezen op den
eenen stroom des Geestes, die de Christelijke
kunst doorvloeit Ook hier is wel het rust-
'erlangen, de vermoeidheid, het lijden, doch
hier is ook de optimistische levensaanvaar
ding, hier is de persoonlijkheidsmystiek,
waarin het myein, het „sluiten der oogen"
niet doet verzinken in het Al of in het Niet,
maar waarin de nauwere verbinding is van
het kind met den Vader door den Zoon.
Ook het modern próza is vergiftigd. Uit
den romancyclus „De gedachte der tijden",
van Van Moerkerken, toont spr. aan, hoe
ook hier het agnosticisme, pantheïsme, pes
simisme, anti-militarisme gehuldigd wordt
De huwelijksmoraal als gevolg van Freud's
theorieën over psycho-analyse en sexueele-
driften wordt belicht uit „Tantalus" van Jo
van AmmersKüller en andere werken,
waarnaast als tegenhanger gewezen wordt
op „De lange weg". Nadat Spr. nog het pes
simisme en determinisme in „De klop op de
Deur" had besproken, sloot hij zijn rede
met een aanhaling uit Seerp Anema'
derne Kunst en Ontaarding".
Des avonds hield Ds. A. M. Berkhoff
van Sneek een opwekkende rede over het
onderwerp:
„Mystieke" Jongeren.
Welk verwijt men aan „de wereld on'es
tijds" ook moge doen, zeker kan men haar
niet met reden beschuldigen van gebrek
aan mystiek. Eer lijdt ze aan een teveel
daarvan.
Actie werkt reactie. En de actie van het
intellectualisme was groot Om dit intellec
tualisme te verst" an,
moet men de geschie
denis van Kerk en
dogmatiek, zoo nauw
aan elkander ver
bonden, nagaan. In
de Apostolische
eeuw leefde de Kerk
in „het geloof der
Apostelen en Profe
ten, waarvan Jezus
Christus de uiterste
hoeksteen is" en d'at
geloof behaalde de
overwinning op Jo
den- en heidendom.
Maar spoedig is dit
„fijne goud verdonkerd". Reeds in de 2de
eeuw vertoonden zich verschijnselen van
het euvel om de Kerk in de plaats van den
Christus der Schriften te stellen. En, na een
reeks van eeuwen heeft het Concilie van
Trente, het gebouw dezer kerkelijke hiërar
chie, hoewel bij wankelende fundeeringen
en scheurende muren, als den eenig waren
tempel van den Drieëenigen God durven
verklaren. Gode zij dank kwam de Hervor
ming. Een tijdlang heeft de Kerk der Refor
matie getuige onze Geref. belijdenis en
liturgie op het zuivere standpunt gestaan.
Maar helaas! het Romanisme bleek in de
Kerken der Hervorming nog sterk te wer
ken: toen kwam de periode van het dog
matisme. Daarop moest wel een ander vol
gen: die van het piëtisme. En daarbij kon
men ook niet blijven leven: het gemoeds
leven geeft op den duur te weinig hechten
grondslag. Jammer keerde men in een vol
gende periode niet terug naar Schrift en
belijdenis, om op dien grondslag dan ge
zond geestelijk leven te zoeken, maar men
wendde zich tot de menschelijke rede: het
rationalisme kwam; en hoe sterk zijn heer
schappij was, kwam wel het duidelijkst
hierin uit, dat ze zich wist te handhaven
ondanks den wannen adem van het Reveil
gelijk zelfs de geschiedenis van Afschei
ding en Doleantie kan getuigen, die beiden
te veel op de paden van 't intellectualisme
gingen wandelen.
Maar juist daardoor is ook de reactie
zoo geweldig. We behoeven maar een dag
blad of tijdschrift, vooral een Jeugdblad, ter
hand te nemen, of we zien alom' de ver
schijnselen der nieuwe geestesrichting, de
behoefte naar de uiting van zelfs de harts
tochtelijke zwelging in de „mystiek".
Zelfs hoe tegenstrijdig het schijne
op het terrein der techniek. Welk een
nieuwe stroomingen! Hoe wonderlijker, hoe
mooier! Als het maar „mystiek" is. Geen
wonder, dat ook de Jeugdbeweging in dit
teelten staat. Men beluistere slechts de zan
gen der moderne A.J.C.-ers.
En het aantal dezer „mystieke" jongeren
groeit bij den dag en zal in de toekomst
worden als „het zand, dat aan den oever
der zee is". Dit is naar 't Profetisch Woord
(1 Thess. 2 en Openb. 13). Déze mystiek
loopt uit bij den valschen profeet, wiens
invloed universeel zal wezen. Gelukkig, dat
zijn dag kort maar duurt en gevolgd zal
worden door den grooten Dag van Jezus
Christus, waarnaar do eeu" en smachten.
Maar toch kqmt uit dit tijdsteeken, vooral
in betrekking tot den Jeugdarbeid, een ern
stige vraag: Welke houding moeten wij aan
nemen tegenover deze nieuwe mystiek?
In hoofdzaak past men tweeërlei methode
toe: die van het Christelijk humanisme, dat
zich laat meevoeren met de zuigkracht van
den nieuwen tijd en meent, door zoover
DE GEVAREN VAN HET
STRAND
Niemand zal er ongevoelig voor blijven,
wanneer hy leest de tallooze offers, meestal
jonge levens, die de zee ieder jaar opeischt.
Ook dit jaar zyn weer vele jonge menscben
verdronken en de zomer is nog niet ten einde.
Is daar niets aan te doen Kan er niets ge
daan worden, om hen. die zich willen verfris-
schen door een bad aan onze stranden, te
waarschuwen en van goeden raad te dienen'
Ik kan twee namen noemen van bekende per-
onen, die een speciale studie maakten van de
getijden en stroomingen aan onze kust.
Ten eerste Ir. Felix Ortt. die ruim 30 jaar
geleden de grondlegger was van de berekening
onzer getijden. De door hem gelegde grond
slagen worden thans nog nagenoeg ongewij
zigd benut bij de samenstelling der getij
tafels. En ten tweede de thans overleden
badarts van Zandvoort Dr. Varekamp.
Eerstgenoemde heeft in het tijdschrift „De
Wandelaar" van Juni 1930 een zeer lezens
waardig artikel geschreven over het baden
Hij heeft erop gewezen, dat aan onze Noord
zeekust de vloedstroom van Zuid naar Noord
en de ebstroom in omgekeerde richting
dat de eerste sterker is dan de laatste, dat
beide stroomen evenwijdig aan de kust loopen,
zcodat er geen sprake van is (zooals meestal
wordt gedacht) dat de vloedstroom van uit
zee naar land gaat en de ebstroom omge
keerd, waardoor dan de ebstroom de baders
naar zee zou trekken.
Voorts, dat ebstroom en eb (laag water;
evenmin als vloedstroom en vloed (hoog
water) samengaan. De vloedstroom gaat
ongeveer van 3 uur vóór het uur van hoog
water tot 3 uur daarna Noordwaarts en de
ebstroom van 3 uur na hoogwater tot 3 uur
n& laagwater Zuidwaarts. Met deze stroomen
heeft de bader, die vlak bij de kust blijft,
niets en de zwemmer weinig te maken.
Het gevaarlijkst zijn de „muien'. Dit zijn
de trekgaten, dwars door de banken heen,
waardoor bij eb het water van het zwin (dat
de lange strook water tusschen de banken
1 het strand) naar zee trekt.
Daar ontstaat dan een sterke stroom en een
geul in het zand. Komt nu een zwemmer in
eer mui, dan zal hij pogen om naar het strand
te komen, doch hij kan niet tegen den stroom
op, hoezeer hy zich ook inspant. Hij wordt
zenuwachtig, verdubbelt zyn pogingen
vruchteloos. Hij kan niet meer en verdrinkt.
Dat kan den besten zwemmer overkomen.
Kent hij daarentegen het gevaar, dan laat
hy zich kalm afdrijven. De stroom verliest ii
het zwin voor de tweede zandbank zijn kracht
de zwemmer kan, rustig zwemmende
buiten de mui om het strand bereiken.
Bij wassend water is er geen trek naar zee
door de mui, dus bestaat het gevaar niet. Toch
is dit geen bewijs, dat het zwemmen bij was
send water altyd veilig is. By N.W. wind
wordt het water tegen het strand opgestuwd
de vloed wordt dus hooger dan zonder
wind. Die opstuwing heeft haar grens; want
door de eigen zwaarte trekt het water weer
naar zee terug.
Er ontstaat zoodoende een bovenstroom in
de richting Van zee naar land en een onder
stroom naar zee toe. Men kan dit voelen, als
men zich met N.W. wind laat dryven;
drijft dan op den bovenstroom naar land toe.
doch gaat men staan, dan voelt men den ster
ken druk zeewaarts.
By landwind, Oostenwind, is het precies
omgekeerd. Dan voert de wind het bovenwa
ter naar zee en is de onderstroom landwaarts
gericht. Daarom is het bij Oostenwind niet
zoo prettig baden. De onderstroom gaat dan
over het zand, is troebel, doet kwallen enz.
aandrijven, wier aanraking zeer onaangenaam
kan zyn.
Het zwemmen is bij een flinken N.-W.
wind dus het minst gevaailyk, omdat
door wind en bovenstroom naar den
wordt gedreven.
Alleen voor baders en voor hen die niet
zwemmen kunnen is er gevaar, dat de golven
hen omverwerpen en zy door de onderstroom
die naar zee voert, van de been worden
trokken.
die by landwind en by val-
mui komt, is er het ergst
lend water in
toe.
Dit is in het kort, wat Felix Ortt in zyn
artikei mededeelt. Hij dringt er sterk op
aan, dat het boekje van Dr. Varekamp „Vei
lig baden en zwemmen in zee" op ruime
schaal zal worden verspreid. De tweede druk
is by S. W. Melchior te Amersfoort versche
nen en kost 50 cents.
Hoe het ook zy, laten de gemeentebestu
ren of andere liohamen aan onze Noordzee
kust toch zorgen, dat overal duidelijk
noodige wenken voor het zwemmen en
den in zee worden bekend gemaakt, opdat er
niet telkenjare zooveel jonge menscben als
slachtoffers van de zee het ïeven laten.
mogelijk mede te gaan de jongeren te kun
nen behouden; en die van 't gereformeerd
intellectualisme, dat gevaar loopt, de
standelijke wetenschap van Schrift, Kerk
belijdenis te gaan houden voor het geloof
terwijl de verborgen gemeenschap met den
Heere, door Christus, in den H. Geest, niet
wordt gekend. Wij meenen, en onze Bond
wil d i t onder de jongeren blijven bena
drukken, dat alleen heil te verwachten is
van de beoefening der Bijbelsche mystiek,
onder de leiding van den H. Geest. Daar
ligt ook d'e eenige voorwaarde voor het be
leven van ons geloof op alle terrein
levens.
ROFFEL-RIJMEN.
AAN ZEELAND
1
Zeeland, met je Zeeuwsche meisjes
En je middeleeuwsch antiek, j
Met je plat-gehoede boertjes
En je zachte zeemuziek,
'k Heb genoten van je vrouwtjes
In hun witgekopte dracht
Van de ouwelijke kijk, die
In de kinderoogen lacht.
'k Ben de statelijke zalen
Der Abdijen doorgegaan,
Waar geschilderde godinnen
Gadeloos je gadeslaan;
'k Zag de veelbezeten zetels,
Onverslijtbaar gestoffeerd,
En de kuische kruisgewelven,
Machtig mooi, gerestaureerd.
Veere, met z'n stille straten
En zin eeuwenoud stadhuis,
Trouw bewaakt door geele graven
Grijs van ouderdom en gruis
't Schotsche huis, de scheeve gevels
En de schuiten met gomaet,
En de kerk, waaraan „de Keizer
Onbetaalbaar schuldig staat
Zeeland, met je vast karakter
En je eilandencultuur.
Even hier mijn beste dank voor
Menig fijn' vacantie-uur.
(Nadruk verboden). LEO LENS,
Radio Nieuws.
Vrijdag 14 Augustus.
HUIZEN (298.8 M.) KRO. 8—9.16 Morgan-
oncert 10—11.30 Gramofoon. 11.3012 Half-
urtje voor zieken en ouden van dagen. 12 TtJd-
ein. 12.01—12.15 Politieberichten. 2.151.45
■unchconcert. 1.452.30 Gramofoon. 2.303
'erzorging van den zender. 35.15 Mtddagcon-
ert. 5.155.45 Gramofoon. 5.456 Spreker. 6
.15 Gramofoon. 7.157.45 Spreker. 7.458 Po-
itieberichten. S11 Populair concert. Plm. 9
ieuwsberichten van Vaz Dias. 1L Muziek. 11--
"hiLVERSUM (1875 M.) VARA. £.45—7 en 7.30
—7.45 Ochtendgymnastiek. 8 TUdsein. 8.01 Gra-
on. VPRO. 10 Morgenwijding. VARA. 10.15
3racht. 10.30 Voor de zieken. 11.30 Gra-
on. AVRO. 12 Tijdsein. 12.012 Kwartet.
2—2.-30 Gramofoon. 2 301 Orkest 4 Sluiting.
"'ARA. 4 Tjjd-sein. 4.01 Orgelspel. 4.30 Na school
tijd. 5.15 Concert. 6.45 Actueel allerlei it de
beldersbeweging. 7 Vervolg Concert 7.20
lespraak. 7.40 Vervolg en slot Concert 11
araofoon. i2 Sluiting. VPRO. 8 Weekultxen-
ding. 8 Tijdsein. 8.01 Lezing. Op reis meer con-
raet de natuur II. In de bergen. Spreker:
d. Lyn (Amersfoort). 8.30 Concert. 9 Reis-
ial Onderwerp: Graubunderland, Zwitser-
s grootste kanton. Spreeksters: MeJ. Dr.
Bruining (Den Haag). 9.30 Concert 10
jerlchten van het Vrijzinnig Godsdiengtlg
Dureau. 10.05 Vaz Dias. 10.15 Concert VARA
ll Gramofoon.
Kunst en Letteren»
C. JOH. KIEVIET
De te Wassenaar overleden Kinderschrij
ver C. Joh. Kievit heeft zich vooral naam ge
maakt met „Dik Trom",, de held van een
vijftal boeken, die in ri'uizender en duizen
den exemplaren gedrukt en herdrukt zijn
bij Kluitman te Alkmaar. Andere boeken
ran hem zijn o.a.: Een badreisje van Cor
Slung, JaepieJaepie, De club van zessen
klaar. Wilde Bob, Ab en z'n vrienden, Okke
Tannema, In den Otter, Pension Zonneduin,
I* Duinheks en Het geheim van den Cana
dees (uitgegeven bij Ten Have).
Zaterdag half 12 zal Johan Kieviet te Wa*
senaar begraven worden.
LICHAMELIJKE OEFENING
RUITERSPORT
□lglngen uit Zoo werd dezer dagen
rüclub opgericht te Woudenberg ln de provin
cie Utrecht. Do vereeniging voert den nanm
ran „de Vallei Ruiters" en heeft zich bü de fe
deratie van landelüko rüvereenigingen aange-
.1 6.50 M. etond. en vorig Jaar te Han-
no>er werd behaald is nu weer verbeterd on
wel door twee paarden. Het Dultsche breedte-
sprong-record is dus nu officieel vastgesteld op
6.75. Êen poging om 7 M. te halen moest we-
il lende duisternis wordon opgegeven
Het
reldrecord t
op 7.50 M.
Vacanfieliid
Propaganda lijd!
Gelegenheid hebt U volop.
Tijd hebt U ook.
Doet U Uw best eens?
T
V
singel ui-lig, TeieL 68871 Grotrian-Sieinweg - Schiedmaijer - Mannborg e.a. Vb*o°ntVa*naSi!
DESTERVANHALALAT
Een verhaal uit den tijd der Babylonische
ballingschap
1(45
cleelte vtam die mevelachtiiige strook met zich
voeirds. Deze ebrook wend langen- en langer;
eiimdelijlk echbetr maiakbe die eter zich van
dien bamd los en zweefde vrij in het lucht
rudim.
„Dat ie een der sterren, welke naai
de ouide berichten meiden steeds daar
omhead brachten, waan- zij verschenen,"
Abiil-Istar was huiswaarts gekeerd, vodsprak Abdl-Istair langzaam. „Wat te deu-
blij dscliap over 's komiimgs goedheid. Mid- j ken, waanneer zij den volgenden nacht an-
diemacüit was reeds laing voorbij; maar de 1 diemmaiail verschijnt? En ais Nabunahiid om-
astroiloiog dacht aam geen slaaip; hij zou verwachte met de komst vaai de niii
toch die oogen mdiet gesloten hébben. Daar
om liet hij zich zijn instrumenten brengen
en betrad het kleine observatorium op het
dak zijner waning. De nacht was ails ge
schapen vor het doen vaai waarnemingen;
heider en klaar blonken de duizende etea--
ren aan het firmament
AM-Ietar keek naar cle groote blauwe
schijf daarboven. Plotseling beving hern
een siddering; strak ©taanden de oogen
haar een en hetzelfde punt aan den noord-
bostefrijken hemel. Boren een nevelachtige
Wolk, ginds aan den horizon, werd een
langzamerhand zichtbaar. En ndmmer
kennis gesteld wordt? Wat moet ik
antwoorden, om hem te kalmeeren? '6 Ko-
ndngs toorn is vreeseilijk, ails men zijn ver
langen niiet bevredigt. De oorlog tegen de
Perzen kan ons de overwinning brengen,
maar eveneens bestaat er gevaar, dat de
vijand machtiger blijkt Overall, in en bui
ten Babyion onrust En nu deze eter nog!"
Ddenzelfdien naciht, doch meer tegen het
aanbreken van den komenden dageraad,
verliet de opperpriester Nabu's, Martimu,
de pooit zijner woning en beklom het plat
vorm van d'e tempeilpyramiide. De jonge
ails magiër gekleed, naast hem
te voren had de opmerkzame toeschouwer I loep, vestigde zijn oogen op een bepaalde
daar een lioht bemerkt. De astroloog traid plek aan d*m hemel. Hij scheen daar
echter niet te vimdien, wat hij zocht; want
hij greep den arm des opperpriesters en
trok hem een eind voorwaarts, tot het ge
bouw voor hem het uitzicht naar het No rd
Oosten niet meer belemmerde. Nieuwsgie
rig volgde Martinu den jongeling en toen
deze, zoorder een woord te zeggen, naar den
aan de tinne van het observatorium, alsof
hij daar beter den loop der 6ter kon na
gaan. In dien tijd was het nieuwe licht al
reeds een handbreed hooger geklommen.
Het scheen wel, dat de ster zich niet ge
heel van het wazige omhulsel wilde ont
doen, ja, men bon gelooven, dat zij een ge-
horiizin wees, wendde Martinu het oog even
eens naar de richting, door den vinger
aangeduid.
Langen tijd staalde hij naar de wonder
baar eter, welke daar tusschen het gewe
mel der overige hemelbollen majestueus
haar weg volgde; eindelijk schudde hij het
grijsgelokte hoofcl en blikte dien jongeling
„Verlangt Abil-Istar dozen ncaht nog be
richt omtrent die ster?"
„Heer, ik heb zijn beste paard bijna dood
gereden; tusschen het oogenblik van het
ertirek en mijn komst lahier, kan hoog
stens een uur verstreken zijn. Ik bid u, geef
mij antwoord; want hij zal oogenhlikke-
lijk voor Nabunalhiiid moeten verschijnen,
als deze van de eter hoort."
„Keer dan terug tot Abil-Istar, breng
hem mijn groet en zeg, dat hij niet moet
trachten te verklaren, wat dit verschijnsel
beteekent, voor het. college der priesters
van Boreippa gesproken heeft. Want de
zaak clit mag hij den koning zeggen
is te gewichtig, om, zonder in overleg te
treden met andere astrologen, een bepaald
besluit te kunnen vormen. Nog op dit uur
will ik die geleerdsten onder de wijzen van
Borsippa bijeenroepen."
De haast, waarmee de jongeling zich
verwijderde, duidde aan, van hoeveel ge-
I wicht in zijn oogen althans deze ver
schijning was. De opperpriester deelde zijn
j ondergeschikten de noodige bevelen mede
en deze verlieten in verschillende richtin
gen den tempel.
Martiimiu begaf zich met een lamp naar
de bibliotheek Lange rijen gewelven, aan
den voet de6 tempels, beagden de verzame
ling schrijftabletten, op welke de elkander
volgende geslachten van priesters hun na-
eporingen en de vrucht van langdurige
studie vermeldden.
Het duurde lang, zeer long, voor de opper
priester weer in de poort verscheen, die
boegv ïg tot de bibliotheek verleende.
„Nabu, ditmaal staat gij uw bescherme
ling niet bij. Ik zoek en zoek en denk oa
zonder tot een resultaat te komen," sprak
Martinu. Hij liep langzaam, het hoofd ge
bogen en de uitgedoofde lamp in de hand,
naar buiten. Bij de woning bleef hij staan
op de plek, waa hij voor de eerste maal
de ster gezien had.
„De ster! De ster! Haar komst baairt mij
verdriet."
Plotseling hoorde hij voetstappen achter
zich en draaide het hoofd om.
't Was Achiramu.
De Siipparaner vertoefde reeds enkele
weken bij zijn vroegeren leermeester.
„Wat wilt gij Achiramu? Waarom hebt
«ij uw legerstede verlaten?"
„Wegens de drukte daarbinnenWat :s
er te doen?"
„Bekommer u nergens om!"
„Ik moet het weten!"
„Nu dan, kijk eens naar die ster!"
Achiramu keek. Toen sprak hij haastte:
„Staat zii niet boren de stad der r reem
„Ja, zij zal tamelijk wel in de richting
van Halalat staan!"
„Nu dat verheugt mij. Dan is de tijd ge
komen!"
„Wat? Wat bedoelt ge? Voor wie?"
„Voor de goden!"
„Ik begrijp u niet, Achiramu!"
„Thans zullen de goden zich op Nabuna-
hid wraken."
Martinu schudde het hoofd.
Maar Achiramu vervolgde driftig: „Weet
gij niet meer, dat gij met Achiramu dia ar
boven op den teanpel de sterren onder
vraagd heb? Zij voorspelden Immers een
gelukkige toekomst voor Achiramu! Wie
wilde Achiramu daarin hinderen? Nabu-
nahi'd. Nu staat op dezelfde plaats, waai
de andere ster gezien werd, dit licht, ie
roede, waarmee de koning getuchtigd
wordt. Begrijpt gij mij nu nog niet?"
Martinu knikte bevestigend.
„Tracht te slapen Achiramu!" s< hij
op vriendelijken t on.
„Hoe? Dezen nacht? Neen, nu slaapt
Achiramu ruiet"
„Tooh, leg u neder, 't Is beter voor uw
gestel, mijn zoon! Ga!"
Hij nam den jongeling bij de hand en
ging met hem de woning binnen. Toen
riep hij een slaaf, die den gast naar diens
slaapvertrek moest brengen. De opper
priester trok zich terug in zijn studeercel.
De zonderlinge antwoorden van zijn leer
ling hadden hem onwillekeurig getroffen
zij zeiden, wat hij vreesde, maar waartegen
zijn gemoed zich verzette. Hij herinnerde
zich nog een gesprek, jaren geleden, met
Daniël, den Joodschcn wijze, gevoerd. Die
had van een ster gesproken, welke helder
en sterk glanzend aan het firmament zou
verschijnen. Dan zou tegelijk de groote
Koning der Joden zijn heeaschappij uit
oefenen en al de vijanden zijns volks met
de scherpte zijns zwaards slaan.
Martinu stond op en keek naar buiten
cn zijn oog schitterde, toen hij nogmaals
de 6tor beschouwde, wier glans reeds door
de meer heldere morgenschemering ver
doofd werd. Maar, als het toch eens die
eter was, van welke Daniël sprak? Als de
IKoning uit zijn volk thans reeds onder de
vreemdelingen verwijlde? Waarom zou het
niet zoo kunnen zijn? Kan de roede, welke
deze onheimelijke bode draagt, ook voor die
lieden geen onheil beteekenen? Neen!
Onheil voor Babylon, geluk voor de Joden!
Wee, als deze Koning der Joden ons ver
geldt, wat zijn volk hier geleden heeft, hier
on in Judea. Wee, als hij hier stad en tem
pel. gelijk in dat verre land gebeurde, ver
woest, als hij Bobite vorst biind wegvoert
nanr zijn hoofdstad daar in het Westen."
Zoo denkend, trad de priester in zijn cel
terug. 7.ijn oogen schitterden niet meer;
het werd doffer.
„Nu denk en zoek ik en waarlijk, als
\abuna hid laat vragen, weet ik niet, wat
te zeggen"
«(Woedt vervolgd) J