DENK AAN HET
PETITIONNEMENT
INTERNATIONALE ONTWAPENING!
VüASnclacü
wat, Wils.
Leger en Vloot,
Radio Nieuws.
KAPITEIN KLAKKEBOS OP DE LEEUWENJACHT
WOENSDAG 15 JULI 1931
N.C.S.V.
ZOMERCONFERENTIE
TE NUNSPEET
Begunstigd door een stralende zomerzon,
heeft de groote zomerconferentie der N.C.R.V
te Nunspeet een aanvang genomen. In do
loop van Maandagmiddag zijn de deel
nemers, in grootere öf kleinere groepen
binnengestroomd om met elkaar een week
lang van gedachten te wisselen over hetgeen
hen allen in de eerste plaats hierheen
drijft;
Tot de behandeling van dit onderwerp
gaf reeds eenige jaren geleden de Wereld
federatie, geleid door haar vooratter, Fran
cis Miller, den eersten stoot; voorts werd
bepaaldelijk in N.C.S.Y.-kringen dit onder
werp op den jongsten Federatiedag in den
Haag besproken.
De Boodschap der Christenstudentenbe
weging, zooals zij die thans te brengen heeft
is echter voor de C. S. V, van ieder land
I van zoo essentieel belang, dat het niet an-
I ders dan een gelukkige gedachte van het
I Hoofdbestuur der N.C. S. V. kan heeten, dit
vraagstuk op haar zomerconferentie in het
piidden te plaatsen.
Ieder N.C.S.V.-lid individueel dient zich
,Van deze vraag rekenschap te geven. Hij
heeft niet het recht haar zonder meer naast
zich neer te leggen. Zij vraagt van hem, dat
hij zich bezint op de taak, die hij persoonlijk
heeft in het collectieve uitdragen van he't
I Evangelie, onder studenten en daarbuiten
Hij dient zich voorts rekenschap te geven
van den tijd, waarin hij zich ziet geplaatst,
'de tijd met al zijn verwikkelingen en com
plicaties, nationaal en internationaal, zoo
wel in oeconomischen als in politieken en
ireligicusen zin.
Na het avondeten begaven de bijna 300
(deelnemers, waaronder afgevaardigden van
de C. S. V. vap Engeland en Noorwegen,
zich naar de groote vergadertent, waar de
voorzitter Drs. E. Jansen Schoonho
ven op het punt stond, de conferentie te
openen, toen hem dit volkomen onmogelijk
,werd gemaakt door het losbarsten van een
zwaar onweer, waanmiede een ontzettende
slagregen gepaard ging, welke het hem ten
eenenmale ondoenlijk maakte, zich verstaan
baar te maken. Toen heim clit eindelijk ge
lukt was, gaf hij, na een woord van welkom
aan de buitenlandsche gasten en. een uit
eenzetting van hetgeen deze zomerconferen
tie wil geven, het woord aan Ds. G. Bos,
yan Eindhoven, die tot ons sprak over:
Bekeering.
1 Het valt mij, aldus spr., volstrekt niet ge
makkelijk, over het mij opgedragen onder-
*verk te spreken. Ik voel mij als de groote
Spelbreker. Immers het is niet zoo heel een
voudig, op een conferentie van Christen
studenten openlijk te zeggen dat het met
hiemand van ons in orde is. Ieder van ons
is op den weg naar den ondergang, tenzij
i.36 hij een nieuw mensch wordt. Gods eisch:
>■00 „Bekeert u!" is. ontzaglijk in haar draag
wijdte. Hier helpt geen discussie; wij hebben
slechts eerbiedig te zwijgen. Het „Bekeert
ul" heeft van den hemel geklonken. Alle
Bteunsels vallen weg en als nietige schep
selen staan wij voor God, den Heilagen, den
Ontastbaren. Men kan eenvoudig niet psy
chologisch of dogmatisch over bekeering spre
ken; 'n objectieve uiteenzetting over „Belcee-
Iring" is er niet. Wij hebben dat ten diepste
te beseffen. Tegenover 'n onderwerp als dit
anoeten wij alle intellectualisme en getheolo-
gdseer opzij zetten.
De intellectueele mensch Van thans is zoo
VOOR
Teeken spoedig
Wek Uw kennissen op hetzelfde te doen
moeilijk ootmoedig, en stil luisterend naar
Gods machtig woord.
Laten wij alles, wat ons aan dit leven
bindt, voor dezen avond van ons afzetten en
het voor een oogenblik beseffen: God is in
ons midden, en eischt van elk van ons niets
meer of minder dan een ander mensct
te worden. Wij vinden dit woord in onze
verwatenheid licht slechts toepasselijk op
het uitvaagsel der maatschappij, op misda
digers en prostituees. Maar het woord Be-
keering wordt door God tot'n elk onzer gericht
ieder van ons moet een nieuw mensch
worden. Beseffen wij dit, dan voelen wij ons
klein en nietig. Wee ons, wanneer wij niet
luisteren naar God! Wee ons, wanneer wij
blijven, die wij zijn. Bekeert u!: dat betee-
kent: „Sterf en wordt een nieuw mensch!"
Dat sluit in, dat? wij ons ontdoen van alle
omhullingen en, zij het slechts een oogen
blik, naakt staan voor God. Bekeert u!
Hebben wij aan dezen roep nog geen ge
volg gegeven, dan zijn wij ten ondergang
gedoemd. Wij verwaten menschen zijn ten
opzichte van God zoo vreeselijk vergeeft
u mij het woord onbeschoft. Wij laten
hem geen baas, en willigen niet in de eisch,
die hij aan ons stelt. Maar zoo wij het ge
weldige, het verplettenrende van het: „Be
keert U!" tot ons laten doordringen, dan
wordt alle onrust, die steeds op de bodem
van ons hart woelt, weggevaagd, en dan
voelen wij ons slechts nietige menschen-
kinderen. De slag zou te hevig zijn geweest,
zoo Jezus Christus dien niet had opgevan
gen. Jezus Christus is het geweest, die al
onze zonden en tekortkomingen op zich nam
Wij hebben schuld te belijden, ons hoofd te
buigen; al wie dat doet, wie zich bekeert,,
over dien zondaar verheugt zich de hemel.
Jezus Christus is het, die ons gewasschen
heeft in zijn bloed, die al onze schulden op
zich heeft genomen. Hem zij 5e lof in alle
eeuwigheid.
Het was ook Ds. Bos, die deze eerste
conferentiedag sloot.
HILVERSUMS NIEUWE RAADHUIS
Gisteren werd het nieuwe raadhuis van
den gemeente-architect Dudok, officieel in
gebruik genomen. Een groot gezelschap van
genoodigden, waaronder de burgemeesters
der omliggende plaatsen en vele oud-wethou
ders en oud-raadsleden van Hilversum, was
hierbij aanwezig. De openingsrede werd uit
gesproken door burgemeester Lambooy, die
een uitvoerig overzicht gaf van de geschie
denis vain den raadibuisbouw. Vervolgens
verrichtte Jhr. Roëll, commissaris der Ko-,
ningin in de provincie Noord-Holland de of-
ficieelo openingsplechtigheid.
Vervolgens werd nog het woord gevoerd
door den oud-burgemeester van Hilversum,
minister P. J. Reymer, den heer de Bordes,
burgemeester van Bussum, den heer Wi-
baut, loco-burgemeester van Amsterdam, den
heer Luden, voorzitter van Stad en Lande,
Dr. Niemeyer namens de oud-raadsleden en
vele anderen.
JP' MASSA-DUIKOEFENINGEN
ï)e leerlingen van een zwemschool oefenen zich 'in het gelijktijdige duiken. Deze kiek
ftelt zwemlustigen in de gelegenheid om te beoordeelen of de uitvoering in alle opzich
ten voorbeeldig is of niet
DE HELD VAN DEN EERSTEN APRIL!
Ook Coppelstock was een van die mannen,
waarvan de Engelsche geschiedschrijver
Macanly zegt, dat ze kropen in het stof
voor den Almachtige, maar den voet zet
ten op den nek der koningen!
Niettegenstaande dat alles, hielden de
Briellenaars wel van Coppelstock en niet
lang daarna werd hij tot ouderling ver
kozen.
Vandaag is er voor dezen rondborstigen
en openhartigen man, door zijne Excellentie
Jhr. Mr. Dr. H. A. van Kamebeek, tegelijk
met de officieele opening van de nieuwe
gebouwen voor de Vakschool voor meisjes
en de Ambachtsschool te Brielle een ge-
denkteeken onthuld.
Weet u wat mij nu zoo machtig veel
plezier doet! Dat dit een daad is van het
Jonge Nederland!
Het oprichten van standbeelden en mo
numenten is in onzen tijd niet direct aan
te bevelen. Om ons heen vallen zij bij
hoopen. Maar ik ben er vast van overtuigd,
dat, welke revolutie-storm ons land ook
moge teisteren, dit zoo juist onthulde ge-
denkteeken zal worden ontzien, als een
diep gevoelde hulde van het. Jonge Neder
land aan den grooten Nederlander Jan
Pieterszoon Coppelstock.
De heer Joh. Don schrijft ons:
En welk rechtgeaard Nederlander denkt
.u niet terstond aan den Brielschen veer
man Jan Pieterszoon Coppelstock, de baas
van de oneindige vrijheid met z'n echte Hol-
landsche zeemansnatuurde held van de
sohoolbanken, die ons zóó wist te prikkelen
juist omdat het hem allemaal niks kon sche
len en hij vast niets deed, waar hij geen
zin in had
Natuurlijk, Rochus Meeuwiszoon behoorde
ook tot onze Brielsche vrijheidshelden en
vol spanning zagen we hem den vijfden
April van het jaar 1572 het stoute stukje
ten uitvoer brengen, door naar het sluisje
aan dén Nieuwlandschen polder, waarin de
strijd met de Spaansche troepen plaats had,
te zwemmen, het open te hakken en zoo het
water in den polder en de Spanjaarden
daaruit te drijven En dan dat sombere en
armoedige einde van dezen nederigen en
eenvoudigen stadstimmerman! We leefden
zoo geheel mede, als we hoorden van zijn
verzoek aan de Staten van Holland, op 71-
jarigen leeftijd, om onderstand, daarbij wij
zend op wat hij in het jaar 1572 gedaan had.
hoe hij „in het openen der sluysen zeer ge-
quest" was geworden, waardoor hij niet
meer zijn brood kon verdienen.
En helden waren ook die ruwe vrijbuiters,
die de Prinsenvlag, het wit-blauw der Nas
sau's, vereenigd met het oranje van zijn vor
stendom, tot een kapervlag maakten. Maar
diezelfde, kapervlag wisten deze bannelin
gen dan toch op den Brielschen Catharijnen-
toren te plaatsen! Waarmede zij den Prins
wel eenigszins in moeilijkheden brachten,
maar tocb de Nederlanders geen grooter
dienst hadden kunnen bewijzen.
Ja, we hadden heusch wel alle waardee
ring voor die moedige mannen en hun groot-
sche daden, maar dat alles nam niet weg,
dat we ons den eersten April van het jaar
1572 niet anders konden indenken, dan met
een Jan Pietersz. Coppelstock.
Och, dat onze veerman zich voor de hoe
ren van de stad in zijn becijfering vergiste,
is niet zoo kwalijk te nemen, daar hij geen
man van berekenen was; maar die ééne
nul heeft hem dan toch warempel oog geen
windeieren gelegd!
De stadsbaantjes vloeiden hem van alle
kanten toe en dergelijke baantjes waren
zijn tijd al even gewild als in onzen tijd.
1-Iet sobere bestaan van veerschipper ver
wisselde hij al spoedig met dat van stads-
keurmeester van de haring, die toenmaals
in Den Briel héél wat verhandeld werd. Hij
wordt hoofdman van het Vischkoopersgilde
en zelfs Dekenmeester van het Schippers
gilde, dat was hoofdman over 56 schippers
en 54 schuitenvoerders met 30 knechts.
Natuurlijk bleven, bij al dien welstand, de
eerebaantjes niet uitl
In het jaar 1587 wordt hij zelfs door de
Gereformeerde Gemeente tot diaken verko
zen.
Coppelstock zal wel met de beste voorne
mens bezield, zijn plaats in het voorgestoelte
ingenomen hebben, maar hij ondervond al
spoedig, dat het „eerweerdige ampt" van
diaken zijn zin voor de vrijheid wel wat aan
banden legde. Hij werd nu teveel op de
gers gekeken en dat was niets voor hem!
En wat kon Coppelstock er nu toch aan
doen, dat er op de bruiloft van zijn dochter
in stilte was gedanst!
Zijn buurvrouw Japgen Dirx had deze
lichtveerichheit" afgeloert en was er mee
bij den kerkeraad gekomen.
Ja, de kerkeraad vond ook, dat er op
deze verschrikkelijke zonde nauw gelet dien
de te worden en Coppelstock moest er maar
eens over vermaand worden.
Daar kwam alles wat Coppelstock
tegen op! Die danspartij was in zijn oog
ook een verschrikkelijke zonde en hij ver
klaarde er dan ook niets van af te weten,
maar dat afloeren en verklikken vond hij
zóó in-gemeen, dat hij den kerkeraad bij
hoog en bij laag verzekerde, zijn buurvrouw
dat gebabbel wel te zullen afleeren.
Heel den Briel was er vol van en het
babbelzieke vrouwtje had rust noch duur,
want als Coppelstock zoo iets zeide, gebeur
de het ook!
De kerkeraad was er ook wel wat mede
verlegen en wist niet goed op welke ma
nier de natuur van Coppelstock het best te
kalmeeren.
De oplossing kwam met het avondmaal!
Als Coppelstock zich niets verzoende met
zijn buurvrouw ,zou hij ditmaal van hét
Avondmaal uitgesloten worden. De uitwer
king op dezen krassen maatregel van den
Brielschen kerkeraad is licht te begrijpen.
REMBRANDT'S 325e GEBOORTEDAG
DE HISTORIE VAN DE STADHOUDERSPOORT
Onze groote Nederlandsche schilder Rem
brandt van Rhijn werd 15 Juli 1606, dus
vandaag 325 jaar geleden, te Leiden als
zoon van een molenaar geboren. Zijn werk
is een hoogtepunt in de geschiedenis der
schilderkunst. DLt is een van de vele zelf
portretten die de schilder heeft gemaakt, bij
gebrek aan. genoegzaam modellen voor zijn
arbeidsdrang. In allerlei kleeding en uit
rusting heeft Rembrandt zichzelf en zijn
huisgenooten uitgebeeld. Beroemd is hij
vooral geworden door zijn „Nachtwacht" en
door zijn talrijke Bijbel-illustraties in tee-
kening, ets en olieverf.
De Staten van Holland hebben zich altijd
geducht gevoeld, maar inzonderheid toch
in de vervalperiode, toen hier de vergulde
nul uithing met een „rijmpie" van Jan
Salie eronder.
En zoo oordeelden dan de hee-ren „konin
gen van Holland" in 1786 het overeenkom
stig hun souvereine waardigheid de perio
dieke rijtoer ter vergaderzaal en terug niet
langer te nemen langs den gewonen weg
over den -Korten Vijverberg, maar door de
Stadhouders poort, tot nu privaat-bezit en
-doorgang der Oranjefamilie.
Maar dit besluit was dan al bijster slecht
naar den zin van de Haagsche burgerij, en
dat niet eoozeer uit Oranjeliefde alswel uit
gehechtheid aan een oud voorrecht, dat
haar iederen len Mei die poort openstelde
voor een smakelijke tractatie door den Stad
houder in eigen persoon.
Vanzelf dat met de bewuste resolutie, die
de poort tot gemeenscbapfpelijken doorgang
degradeerde, dit voorrecht, dat den Hage
naars nu eenmaal lief was, verviel.
De burgerij beschouwde dan ook dit
staaltje van Staatsoh „zelfrespect" als een
grove beleediging dè stad aangedaan. En
ieder voelde zich persoonlijk gekrenkt.
Een en ander bracht een groep prinsge-
zinclen, waaronder Bilderdijk, ertoe zich
met elkander te vei-binden tot keering, des
noods met geweld, der uitvoering van het
gehaie Statenbesluit.
Een Oranjecorps van met de wapenen
vertrouwde burgers, onder aanvoering van
winkeier Hess, zou saamwerken met de
wachthebbende dragondera, die mede in 't
complot waren. Enkele corporisten zouden
de sfatemkoets bij 't inrijden tegenhouden
j en met behulp van anderen de inzittenden
met koets en al in 't water smijten.
Gelijktijdig zou uit 'n kist met geweren, op
't iimnenhof verborgen, voor den dag ge
bracht, ieder der ongewapend verschenen
Oranje,mannen oen geweer met bajonet gri)
Den ex. daarna zou men gezamelijlc de Sta
tenvergadering insluiten en om hais
brengen.
Met bleekbenauwdie gezichten stapten de
heeren Statenleden, onbestemd vermoedend,
dat er iets broeide, op den dag der uitvoe-
ing van hun besluit in de koets. Corpo-
.■isten en dragonders stonden klaar en Hess
posteerde zich op de brug voor 't geven
van 't afgesproken teeken.
Maar den kistbewaarder, een jongmensch,
ontzinkt- als 't er op aan zal komen de
LEGEROEFENINGEN
Op 7 Augustus a.s., zal door de afdeelin-
gen Noord-Brabant en Zeeland van het
Vrijw. Landstorm Korps Motordienst op een
terrein tusschen Breda en Tilburg, met
medewerking van vliegtuigen van de lucht-
vaartafdeeling, een oefening worden gehou
den.
Als leider van deze oefening zal optreden
de eerste luitenant J. C. Persant Snoep.
De Minister van Defensie brengt ter ken
nis van belanghebbenden dat de gelegenheid
is opengesteld voor studenten in de Ge
neeskunde die het volledig Candidaats-
examen in de medicijnen hebben afgelegd
om opgeleid te worden tot Officier van Ge
zondheid bij het leger hier te lande, ter
wijl er voorts voor eenige afgestudeerde
artsen gelegenheid bestaat om onder toe
kenning van een premie van 5000 benoemd
te worden tot officier van gezondheid der
tweede klasse bij het leger hier te lande.
Inlichtingen kunnen worden ingewonnen
bij den Inspecteur van den Geneeskundigen
Dienst der landmacht en bij het Departe
ment van Defensie (Hie afd. B.)
DE „VAN NES" NAAR WEST-INDIE
Het ligt in het voornemen van den Min.
van Defensie om Hms. „Van Nes" aanvang
October naar West Indië te doen vertrekken
ter aflossing van Hms. „Banckert", welke
laatste daarna rechtstreeks via de Middel-
landsohe zee en het Suezkanaal naar Oost
Indië zal vertrekken. Het ligt in de bedoe
ling Hms. „Van Nes"' gedurende het ge-
heele jaar 1932 en aanvang 1933 in West-
Indië te doen verblijven.
DE „GELDERLAND"
Hms. pantserschip „Gelderland' 'is 13 Juli
van Aarhuus vertrokken met bestemming
Nieuwediep.
DE „AREND"
Hms. flottielje vaartuig „Arend" op thuis
reis naar Nederland, is 12 Juli te San Juan
(op Portorico) aangekomen.
moed. Hij laat de kist in allerijl door een
sleeper te zijnent transporteeren en verstopt
haar onder z'n bedstee.
Meteen bezorgt hij Hess een briefje, be
helzende dat hij de kist heeft weggewerkt
dat ieder nu maar gauw naar huis moet
gaan.
Hess, op 't punt het sein te geven, leest 't
beriohtje en verbleekt. „Toe, toe", stooten
hem de dragonders aan, ,,'t is tijd". Maar
Hess slaat met een radeloos gebaar de han
den in de lucht en roept: „Mis, mis, alles
mis!"
Den pruikmaker Mourant, met zijn rug
naar de biug gekeerd, ontgaat dit tooneel.
Hij grijpt, volgens afspraak. ,de paarden in
den teugel, maar vindt geen bijval. Hij
wordt door den Drost van 't Hof, daar met
wat volk ter bescherming der Statenleden
geplaatst, gearresteerd en de koets kan ver
der onderhinderd doorrijden.
Niemand echter, behalve Hess, begrijpt
de toedracht der zaak en vloekend en schel
dend op den winkelier, dien men van ver
raad verdenkt, gaat ieder zijns weegs.
Bij dien stand van zaken waagde 't Hess
natuurlijk niet naar huis te gaan. Hij
spoedde zich, totaal van streek, naar Bil
derdijk, die, door Item ingelicht, het briefje
voor zijn oogen verbrandde en hem zelf aan
een goed heenkomen hielp.
En Mourant? De pruikmaker kwam er
met den schrik af. Hij hield zich kranig,
verklapte geen van z'n medestanders en
probeerde er each met een Franschen slag
uit te werken. Hij gaf voor bij 't terugwij
ken voor de paarden gestruikeld te zijn en
zich nu uit vrees voor vallen aan de teu
gels te helblben vastgeklemd.
Daar had me z'n wederhelft bijna het
heele spel bedorven, door indiening van
een smeekschrift te zijnen behoeve, waarin
ze zijn schuld erkende. Voor vrijspraak be
rokkende hem dit eem doodvonnis, spoedig
echter door volkomen kwijtschelding ge
volgd. Misschien wel omdat de waardigheid
der heeren voor een deel in hun pruik nes
telde en ze die dus zonder Mourant niot op
konden houden.
Dit is de historie van de Stadhouders
poort.
Ik heb me wel eens afgevraagd, of de be
naming „gevaarlijk sujet" later op Bilder
dijk toegepast ook verband kan houden met
deze historie. Hoe dit zij, vast staat, dat
hier een bloedtooneel als in 1672 door Gods
besfel gelukkig werd voorkomen.
DONDERDAG 16 JULI
HUIZEN 298.8 M. '(NCRV.). 10 Tijdsein: 10—
10.15 Zang NCRV.-Dameskoor10.15—10.45 Kor
Zlekendienst, leider Ds. N.
Geref. pred.
Chr.
10.45—11 Zang NC
RV.-Dameskoor; 2 Tijdsein; 2—2.15 Gram.-i
houdschool. te Hilversum; 3.15—3.45 Vrouwen-
halfuurtje, döor mevr. J. C. v. Amstel-v. Löbon
Seis; spreekster: mevr dr. P. M. Franken-van
Driel, te A'dam. Onderwerp: De huisvrouw en
haar financieele verantwoordelijkheid: 3.46-6 Ver
zorging Zender: 4 Tijdsein; 4—5 Zlekenuurtje,
Ds. J. B. G. Croes. Chr. Geref. pred. te Gouda;
5 Tijdsein; 55.45 Cursus Handenarbeid voor
onze jeugd, door den heer H, J. Steinvoort, te
Hilversum. Onderwerp: Een foto-album; 5.46—6
Gram.-muziek; 6—6.35 Piano-recital, te geven
door mej. Aga&th Tolk, Bussum; 6.356.46
Gram.-muziek; 6.457 Cursus Knippen en Stof
versleren, door Instituut ENSAID., Utrecht;
7 Tijdsein: 77.S0 VragenhalfuuTtje: 7.80 Con
cert vanuit Nwe Concertzaal Musis Sacrum te
Arnhem, door Gem. Zangver. Kunst Veredelt.
Oosterbeek, versterkt met leden van Toonkunst
uit Zutphen; Arnhemsche Orkestvereeniging.
Mevr. Jo Vincent, sopraan, A'dam: mevr Meta
Reldel. alt, Arnhem; Louis
Rijswijk: Thom Denijs, barit
ild Wagenaar, organist, Arnhei
Co
lek.
Den Haag; Ar-
HKtHBT dirigent:
Na afloop Persber.
HUIZEN 298.8 M. (KRO). 8—9.15 Morgencon-
eevt: 11—11.30 Gram.-muziek: 11.30—12 Gods
dienstig halfuurtje; 121.30 Lunchconcert; 1.30
—2 Gram.-muziek.
HILVERSUM 1876 M. (AVRO.)'. 8 Tijdsein;
8.01—10 Gram.-muziek; 10—10.15 Morgenwijding
10.16—10.30 Gram.-muziek; 10.30—12 Concert:
.30 Gram.-muziek; 4.305.30 Ziekenuur:
5.30—6 Concert; 66.80 Sportpraatje: 6.30—7
Concert; 77.30 Lezing; 7.468 Spreker; 8
8.15 Gram.-muziek; 8.15—10.20 Concert: 10,20
27. Kapitein Klakkebos stuurde regelrecht
op het topje van den Eiffeltoren aan, om te
vragen, of ze naar zijn zuster Ophelia wil
den seinen, dat hij in Parijs aangekomen
was. Maar per ongeluk vloog hij 'n beetje te
ver, zoodat de heele schroef tegen het ijze
ren gevaarte verbrijzeld werd.
28. „Help! Help!" schreeuwde kapitein
Klakkebos; de vliegmachine schoot schuins
omlaag en zat even later boven op de obe
lisk, die midden op de „Place de la Con
corde" staat. „Deze obelisk", zei de kapitein
plechtig, „is afkomstig van een dier eeuwen
oude Egyptische tempels, en in 1836 hier
heen vervoerd!"
(Wordt Vrijdag vervolgd.)
FEUILLETON
DE STER VAN HALALAT
Een verhaal uit den tijd der Babylonische
ballingschap
Toen Ahiu'd ge&flnidüigid bad, stond Zeruïr
babal op en liep de kamer op en neer;
©enigen tijd later zette hij aidh weer naast
zijm zoon meer, ddie hem met bezoirgclfh-iid
gadegeslagen had.
„Ik verwachtte het, dat, MosoRUaim met
meer terug zou keeren, reeds op het oogen
blik, dat hij afscheid mam en maar bet land
d,er vaderen trok. Toen hij mij zoo iminilg
bad, liaan te laten gaam, was het, of een in-
wendiiigie stern mij zulke afiniiad; iik gaf hem
dam ook mijn vrees te kennen. Dodh toen
sprak hij vo<l heiige geestdrift: „En ais ik
Babylon's muren niiet mee zie en eteirf, na
dat 'iik Siion en den heng Moria im hun ver
woesting aanschouwd© en op die heilige
plaats gestaa/n heb, waar éénmaal Juda'<
zonen in prachtige vooiriboven hum offera
brachten, o, wefllk een echoome dood ware
zulfk6 in mijm oogen! Neem uw woord niet
meer terug, vader, en laat mij dien tooht
ondernemen!" Met een bang hart liet ilk
beam gaan, nadat ook Daniël!, wien ilk om
raad vroeg, had toegestemd, En nu heeft
de He ere zijm we noch vervuild. Hij zag het
lleilig Svon en wamideHidie im het HealHigdiom
'des Heeren!"
Ontroerd zweeg de vader een wijle. Toen
Sprak hij: „Wie was de Jood, die hem ver
gezelde?."
Harma&a aarael)die ©en ootgenbQlik; toen
antwoordde hij: „Het was een jomgeliiing,
dliie mij zonde, dat hij en zijm zuster kinde
ren weren vam den broeden' Abimoëms, den
koopman,"
Ails door den bliksem getroffen, staarde
de sterke mam zijm zoon geruimen tijd aam.
A'biud had wel verwacht, dat deze woor
den zijm vader zouden doen eohrikken.
Daarom had het hem moeite gekost, de
vraag naar waarheid te beantwoorden.
„Een broeden- Abinoëms, zegt gij? Afci-
noëm had maar één broeiden-, en dat was
die onzalige Jacob."
Ein wederom zweeg hij, stond op, liep het
vertrek op en meer en gimg naast zijm zoon
zitten.
„Het is, of deze dag bestemd is om het
ongeluk vam mijm geslacht te herdenken.
Gij hebt gezegds Abiud, diat de jonge Beth-
Miemiet met een meisje, zijm zuster, naar
Babylon vertrok."
Abiud bevestigde zulks.
Zeiutobabél dacht eien oogehblik na; toen
sprak hij bij zich zélf: „De mam liad geen
dochtertje. Indien het Salomiitih6 kimid eens
was! De jomge mam moet hier uitkomst
geven!"
Harmeiza bad de laatste woon-den verno
men en vroeg ommAdldellllijk: „Waarover,
vader?"
„Komaan, laat ik ze u verhalen, diie droe
ve geschiedenis, welke ik tot heden ver
zweeg. Luister dus, Mijn zoom Jo cobs
vrouw was gestorven en liiet hem een zoon
ma. Een twist, wegens het vaderiijk erfdeel,
dot de andere broeder, de gierige Abimoëm,
hem nooit voluit betaald heeft, biadht hem
dikiiwijils im mijm huis. Ik moest hem recht
.verschaffen bij de rechtszitting der Oud©n.
Hij Wam ook vaak, wanneer ik afwezig
was. Uw en Moeoüllame moeder, SaHomdth,
was niog zeer jong en zeer schoon en Jacob
vond welgevallen in haar. Zij dreigde hem
mij zijm herhaalde bezoeken bekend te ma
ken. Hij stoorde zich daaraan niiet en kwam
telkens weder. Toen ik op zekeren dag
weer thuis kwam, zag ik tranen im haar
oogen en begreep, dat Jacob haar weder
om lastig gevallen was. In mijm woede
klaagde ik hem aam voor de Oudsten des
Volks.
„Jacob verdween; AJbinoëm moest diens
zoontje tot zich nemen. Ik herademde, wamt
ik gelioofde, diat de schuik dieze streken ver
laten had, en was opgeruimder dam ooiit.
Maar ik had mij vergist
„De slag, welke mij nu trof, wa6 de
zwaarst©, weüke de H-eere toeliet; wamt hij
wondde mij im de diepste diepte mijner ziel
Toen ik op zekeren avond huiswaarts keer
de, zocht ik uw moeder tevergeefs. Ik ver
onderstelde, dat zij dienzelfden avomid neg
thuis kwam en riep de dienstmaagd. Ook
zij was nergens te vinden.
D© nacht brak aam; het een© uurr verliep
na het andere. Ik was alleen met u en Mo-
solllamgij waart nog niet een half ja ad
oud en MoeoOlam ongeveer twee jaar. Ook
den volgenden dag verwachtte ik nog al
tijd haar te zien. Nooit bracht men mij
eohter tijding vam SaQiomnith en de dienst
maagd, hoewel wij niets onbeproefd lieten.
Had Jacob beiden im het ongeluk gelokt
en gedood? Had hij ze ontvoerd?
Dat Jacob zijm hond daarbij in het spel
had, was zeker; wamt ook zijm zoontje
werd vam dien dag af niet meer bij Abi-
noëm gezien."
Met traman in de oogan had Harmaza dit
treurig nieuws aangehoord. Toen zijm vader
zweeg, sprak hij troostend: „Wees niet be
zorgd, vader! Gadidls zal mij zeker niets
verbergen, wanneer hem een en ander be
loend ei Em dan Abirnoëm kam er ook
over 6praken. Ik ga ©r heen."
„Ga hean, im dan naam das Heeren! Je
hova open© zoowel Gaddis als Abinoëms
lippen!"
Da tudm achter Abinoëms woning, welke
er eerst, zoo vervallen uitzag, was lang
zamerhand in een lustoord herschapen. D©
struiken en bloemen tierden welig onclea
de verhittende stralen van Mesopotamia's
zom en gaven een welriekende geur. Het
helder blauw vam den wolkemloozen hemel
werd weerkaatst im het loiein© bekken d'er
fontein, terwijl im verschdilland© perkjes
bloem en blad met de schitterendste kleu
ren getooid waren.
Resplia stond bij de fontein en blikte
langen tijd im het koel© nat.
„Net of een oog tusschen het omringende
groen mij aanziet. En altijd dank ik dam
aam dan jongefling, wiens oog mij even hel
der tegenhlorak."
Respha hoard© voetstappen in bet zand
van het tuinpad. Zij keerde zich cwn. Het
wa6 de oud© dienstmaagd.
„Meesteres, een jonge man wacht in
huis en veiflangt Gaddis t.e spreken. Ik zei-
d© hem, dat uw broeder afwezig was. Toen
vroeg hij mij, of de zuster hem dam even
zou willen aanihooreri!"
Resplia schrok.
„Adlidramu," zei.de zij' halfluid op treurl-
gen toom. „Ik begrijp wat hij verlangt; ik
heb medelijden met hem; maar hij kon niet
weten, wien dat, wat hij Tan mij begeer!,
behoort. Ik kam hem niet ontvangen.'
En luid© sprak zij tot d©
dl© nog altijd op een antwoord wachtte;
„Zeg den vreemdeling nogmaals, Gadldis
en oom Abirnoëm zijn niiet thuis en ik ik
ken hem niet ontvangen."
De dienstmaagd gimg, dodh keeird© spoe
diig terug. „De vreemde jongeling wil ndet
gaan, en zegt, dat zijn boodschap dringend
ie en geen uitstel Lijdt."
„Zeg tegen Aohiramu, dat ik hem ndet
ontvang!"
„Meesteres, het is Adhdramu niet."
Dat verwonderde Resplia. „Wie zou het
zijm?" Dam, zich beeiiinmende, zeid© zij: „Ga
nogmaals en waag den bezoeker zijn naaim
te willen noemen!"
„Dat heeft hij zooeven gedaan: Harma&a."
Een zeldzame verandering im d© oogen
vam liet. zwaarmoedige kinid. Plotseling
schitterden zij als karbonkels en een don
ker rood verfde d© wangen. Een eiddeiing
voer door haar leden en de zwoegend© bonst
verried duidelijk, wat d© mond verzweeg.
„Hebt gij wel goed veistaam?" bracht zij
met moeite over haar lippen. „Hij zal al
licht iiets andiers gezegd hébben!"
„Ik heb dien naam nooit tevoren gehooid;
maar toch geloof ik den jongeling goed ver
6taam te hebben!"
Respha bleef nog enkel© oogenblikken
etaam, aieof zij bij zich zelve overlegde, hoe
te liamdelieneindelijk ging zij op de deur
toe, welke tot het huis toegang gaf.
Maar de voeten konden haar nauwelijks
dragen; een gloeiende hitte drong haar
naar het lioofd en haar hand 6oheen van
zwakte onmachtig het voorhangsel op zij
te schuiven. Zij stond oven- stil en trachtte
kalmei' te wordeL' maar nauwelijks deed
zij ©en schrede, of het heftig kloppen van
het. hart begon opnieuw. Onwillekeurig
zij wist bijna niet wat zij deed wierp zij
den sluier, wélken zij tot op dat oogenblik
im de hond Méld, over het gelaat, greep
sidderend naar het zware tapijt, hetwelk
den ingang afsloot en trad binnen.
Een haastige, vurige blik vloog uit haar
oogen naar den jongeling, di© zidh bij haar
komst van den zetel ophief.
Hij naderd'e Respha, die geen en/ked woord
over haar lippen bracht. Het slanke meiisjo
im het rijke gewaad trok voor een oogen
blik zijn opmeifczaamheid. Hij wierp een
vludhtdgen blik op (haar en sprak toen: „Ik
meende Gaddis hier te zullen aantreffen,
wien ik omtrent belangrijke zaken iets te
vragen had."
„Kan zijn zuster u deze vragen ook be
antwoorden?" sprak Respha aarzelend cn
met veel moeite.
Ja, waf zou hij zeggen! Hij kon en wilde
het meisje niet met d© gamsohe zaak be
kend maken. De schande des vaders moest
voor altijd een geheim blijven voor de
dochter. Hij overwoog dan eeist bij zioh
zélf, wat en hoe hij moest antwoorden. Ein
delijk begon hij:
„Men verhaalt, dat met Jöcob, den bloe
der Abinoëms, behalve een knaap, uw
broeder, ook twee vrouwen naar don vreeni
de trokken; de eene was een slavin, die
haar jonge meesteres volgde. Eonig bericht
te vernemen omtrent het lot dier beide
vrouwen, ziedaar, wat de reden van mijn
komst ie. Wellicht, dat de dochter Jacobs
een en ander weet mede te deelen omtrent
beider lot."
(Wordt vervolgd).