DENK AAN HET PETITIONNEMENT INTERNATIONALE ONTWAPENING! VüASnclacü wat, Wils. Leger en Vloot, Radio Nieuws. KAPITEIN KLAKKEBOS OP DE LEEUWENJACHT WOENSDAG 15 JULI 1931 N.C.S.V. ZOMERCONFERENTIE TE NUNSPEET Begunstigd door een stralende zomerzon, heeft de groote zomerconferentie der N.C.R.V te Nunspeet een aanvang genomen. In do loop van Maandagmiddag zijn de deel nemers, in grootere öf kleinere groepen binnengestroomd om met elkaar een week lang van gedachten te wisselen over hetgeen hen allen in de eerste plaats hierheen drijft; Tot de behandeling van dit onderwerp gaf reeds eenige jaren geleden de Wereld federatie, geleid door haar vooratter, Fran cis Miller, den eersten stoot; voorts werd bepaaldelijk in N.C.S.Y.-kringen dit onder werp op den jongsten Federatiedag in den Haag besproken. De Boodschap der Christenstudentenbe weging, zooals zij die thans te brengen heeft is echter voor de C. S. V, van ieder land I van zoo essentieel belang, dat het niet an- I ders dan een gelukkige gedachte van het I Hoofdbestuur der N.C. S. V. kan heeten, dit vraagstuk op haar zomerconferentie in het piidden te plaatsen. Ieder N.C.S.V.-lid individueel dient zich ,Van deze vraag rekenschap te geven. Hij heeft niet het recht haar zonder meer naast zich neer te leggen. Zij vraagt van hem, dat hij zich bezint op de taak, die hij persoonlijk heeft in het collectieve uitdragen van he't I Evangelie, onder studenten en daarbuiten Hij dient zich voorts rekenschap te geven van den tijd, waarin hij zich ziet geplaatst, 'de tijd met al zijn verwikkelingen en com plicaties, nationaal en internationaal, zoo wel in oeconomischen als in politieken en ireligicusen zin. Na het avondeten begaven de bijna 300 (deelnemers, waaronder afgevaardigden van de C. S. V. vap Engeland en Noorwegen, zich naar de groote vergadertent, waar de voorzitter Drs. E. Jansen Schoonho ven op het punt stond, de conferentie te openen, toen hem dit volkomen onmogelijk ,werd gemaakt door het losbarsten van een zwaar onweer, waanmiede een ontzettende slagregen gepaard ging, welke het hem ten eenenmale ondoenlijk maakte, zich verstaan baar te maken. Toen heim clit eindelijk ge lukt was, gaf hij, na een woord van welkom aan de buitenlandsche gasten en. een uit eenzetting van hetgeen deze zomerconferen tie wil geven, het woord aan Ds. G. Bos, yan Eindhoven, die tot ons sprak over: Bekeering. 1 Het valt mij, aldus spr., volstrekt niet ge makkelijk, over het mij opgedragen onder- *verk te spreken. Ik voel mij als de groote Spelbreker. Immers het is niet zoo heel een voudig, op een conferentie van Christen studenten openlijk te zeggen dat het met hiemand van ons in orde is. Ieder van ons is op den weg naar den ondergang, tenzij i.36 hij een nieuw mensch wordt. Gods eisch: >■00 „Bekeert u!" is. ontzaglijk in haar draag wijdte. Hier helpt geen discussie; wij hebben slechts eerbiedig te zwijgen. Het „Bekeert ul" heeft van den hemel geklonken. Alle Bteunsels vallen weg en als nietige schep selen staan wij voor God, den Heilagen, den Ontastbaren. Men kan eenvoudig niet psy chologisch of dogmatisch over bekeering spre ken; 'n objectieve uiteenzetting over „Belcee- Iring" is er niet. Wij hebben dat ten diepste te beseffen. Tegenover 'n onderwerp als dit anoeten wij alle intellectualisme en getheolo- gdseer opzij zetten. De intellectueele mensch Van thans is zoo VOOR Teeken spoedig Wek Uw kennissen op hetzelfde te doen moeilijk ootmoedig, en stil luisterend naar Gods machtig woord. Laten wij alles, wat ons aan dit leven bindt, voor dezen avond van ons afzetten en het voor een oogenblik beseffen: God is in ons midden, en eischt van elk van ons niets meer of minder dan een ander mensct te worden. Wij vinden dit woord in onze verwatenheid licht slechts toepasselijk op het uitvaagsel der maatschappij, op misda digers en prostituees. Maar het woord Be- keering wordt door God tot'n elk onzer gericht ieder van ons moet een nieuw mensch worden. Beseffen wij dit, dan voelen wij ons klein en nietig. Wee ons, wanneer wij niet luisteren naar God! Wee ons, wanneer wij blijven, die wij zijn. Bekeert u!: dat betee- kent: „Sterf en wordt een nieuw mensch!" Dat sluit in, dat? wij ons ontdoen van alle omhullingen en, zij het slechts een oogen blik, naakt staan voor God. Bekeert u! Hebben wij aan dezen roep nog geen ge volg gegeven, dan zijn wij ten ondergang gedoemd. Wij verwaten menschen zijn ten opzichte van God zoo vreeselijk vergeeft u mij het woord onbeschoft. Wij laten hem geen baas, en willigen niet in de eisch, die hij aan ons stelt. Maar zoo wij het ge weldige, het verplettenrende van het: „Be keert U!" tot ons laten doordringen, dan wordt alle onrust, die steeds op de bodem van ons hart woelt, weggevaagd, en dan voelen wij ons slechts nietige menschen- kinderen. De slag zou te hevig zijn geweest, zoo Jezus Christus dien niet had opgevan gen. Jezus Christus is het geweest, die al onze zonden en tekortkomingen op zich nam Wij hebben schuld te belijden, ons hoofd te buigen; al wie dat doet, wie zich bekeert,, over dien zondaar verheugt zich de hemel. Jezus Christus is het, die ons gewasschen heeft in zijn bloed, die al onze schulden op zich heeft genomen. Hem zij 5e lof in alle eeuwigheid. Het was ook Ds. Bos, die deze eerste conferentiedag sloot. HILVERSUMS NIEUWE RAADHUIS Gisteren werd het nieuwe raadhuis van den gemeente-architect Dudok, officieel in gebruik genomen. Een groot gezelschap van genoodigden, waaronder de burgemeesters der omliggende plaatsen en vele oud-wethou ders en oud-raadsleden van Hilversum, was hierbij aanwezig. De openingsrede werd uit gesproken door burgemeester Lambooy, die een uitvoerig overzicht gaf van de geschie denis vain den raadibuisbouw. Vervolgens verrichtte Jhr. Roëll, commissaris der Ko-, ningin in de provincie Noord-Holland de of- ficieelo openingsplechtigheid. Vervolgens werd nog het woord gevoerd door den oud-burgemeester van Hilversum, minister P. J. Reymer, den heer de Bordes, burgemeester van Bussum, den heer Wi- baut, loco-burgemeester van Amsterdam, den heer Luden, voorzitter van Stad en Lande, Dr. Niemeyer namens de oud-raadsleden en vele anderen. JP' MASSA-DUIKOEFENINGEN ï)e leerlingen van een zwemschool oefenen zich 'in het gelijktijdige duiken. Deze kiek ftelt zwemlustigen in de gelegenheid om te beoordeelen of de uitvoering in alle opzich ten voorbeeldig is of niet DE HELD VAN DEN EERSTEN APRIL! Ook Coppelstock was een van die mannen, waarvan de Engelsche geschiedschrijver Macanly zegt, dat ze kropen in het stof voor den Almachtige, maar den voet zet ten op den nek der koningen! Niettegenstaande dat alles, hielden de Briellenaars wel van Coppelstock en niet lang daarna werd hij tot ouderling ver kozen. Vandaag is er voor dezen rondborstigen en openhartigen man, door zijne Excellentie Jhr. Mr. Dr. H. A. van Kamebeek, tegelijk met de officieele opening van de nieuwe gebouwen voor de Vakschool voor meisjes en de Ambachtsschool te Brielle een ge- denkteeken onthuld. Weet u wat mij nu zoo machtig veel plezier doet! Dat dit een daad is van het Jonge Nederland! Het oprichten van standbeelden en mo numenten is in onzen tijd niet direct aan te bevelen. Om ons heen vallen zij bij hoopen. Maar ik ben er vast van overtuigd, dat, welke revolutie-storm ons land ook moge teisteren, dit zoo juist onthulde ge- denkteeken zal worden ontzien, als een diep gevoelde hulde van het. Jonge Neder land aan den grooten Nederlander Jan Pieterszoon Coppelstock. De heer Joh. Don schrijft ons: En welk rechtgeaard Nederlander denkt .u niet terstond aan den Brielschen veer man Jan Pieterszoon Coppelstock, de baas van de oneindige vrijheid met z'n echte Hol- landsche zeemansnatuurde held van de sohoolbanken, die ons zóó wist te prikkelen juist omdat het hem allemaal niks kon sche len en hij vast niets deed, waar hij geen zin in had Natuurlijk, Rochus Meeuwiszoon behoorde ook tot onze Brielsche vrijheidshelden en vol spanning zagen we hem den vijfden April van het jaar 1572 het stoute stukje ten uitvoer brengen, door naar het sluisje aan dén Nieuwlandschen polder, waarin de strijd met de Spaansche troepen plaats had, te zwemmen, het open te hakken en zoo het water in den polder en de Spanjaarden daaruit te drijven En dan dat sombere en armoedige einde van dezen nederigen en eenvoudigen stadstimmerman! We leefden zoo geheel mede, als we hoorden van zijn verzoek aan de Staten van Holland, op 71- jarigen leeftijd, om onderstand, daarbij wij zend op wat hij in het jaar 1572 gedaan had. hoe hij „in het openen der sluysen zeer ge- quest" was geworden, waardoor hij niet meer zijn brood kon verdienen. En helden waren ook die ruwe vrijbuiters, die de Prinsenvlag, het wit-blauw der Nas sau's, vereenigd met het oranje van zijn vor stendom, tot een kapervlag maakten. Maar diezelfde, kapervlag wisten deze bannelin gen dan toch op den Brielschen Catharijnen- toren te plaatsen! Waarmede zij den Prins wel eenigszins in moeilijkheden brachten, maar tocb de Nederlanders geen grooter dienst hadden kunnen bewijzen. Ja, we hadden heusch wel alle waardee ring voor die moedige mannen en hun groot- sche daden, maar dat alles nam niet weg, dat we ons den eersten April van het jaar 1572 niet anders konden indenken, dan met een Jan Pietersz. Coppelstock. Och, dat onze veerman zich voor de hoe ren van de stad in zijn becijfering vergiste, is niet zoo kwalijk te nemen, daar hij geen man van berekenen was; maar die ééne nul heeft hem dan toch warempel oog geen windeieren gelegd! De stadsbaantjes vloeiden hem van alle kanten toe en dergelijke baantjes waren zijn tijd al even gewild als in onzen tijd. 1-Iet sobere bestaan van veerschipper ver wisselde hij al spoedig met dat van stads- keurmeester van de haring, die toenmaals in Den Briel héél wat verhandeld werd. Hij wordt hoofdman van het Vischkoopersgilde en zelfs Dekenmeester van het Schippers gilde, dat was hoofdman over 56 schippers en 54 schuitenvoerders met 30 knechts. Natuurlijk bleven, bij al dien welstand, de eerebaantjes niet uitl In het jaar 1587 wordt hij zelfs door de Gereformeerde Gemeente tot diaken verko zen. Coppelstock zal wel met de beste voorne mens bezield, zijn plaats in het voorgestoelte ingenomen hebben, maar hij ondervond al spoedig, dat het „eerweerdige ampt" van diaken zijn zin voor de vrijheid wel wat aan banden legde. Hij werd nu teveel op de gers gekeken en dat was niets voor hem! En wat kon Coppelstock er nu toch aan doen, dat er op de bruiloft van zijn dochter in stilte was gedanst! Zijn buurvrouw Japgen Dirx had deze lichtveerichheit" afgeloert en was er mee bij den kerkeraad gekomen. Ja, de kerkeraad vond ook, dat er op deze verschrikkelijke zonde nauw gelet dien de te worden en Coppelstock moest er maar eens over vermaand worden. Daar kwam alles wat Coppelstock tegen op! Die danspartij was in zijn oog ook een verschrikkelijke zonde en hij ver klaarde er dan ook niets van af te weten, maar dat afloeren en verklikken vond hij zóó in-gemeen, dat hij den kerkeraad bij hoog en bij laag verzekerde, zijn buurvrouw dat gebabbel wel te zullen afleeren. Heel den Briel was er vol van en het babbelzieke vrouwtje had rust noch duur, want als Coppelstock zoo iets zeide, gebeur de het ook! De kerkeraad was er ook wel wat mede verlegen en wist niet goed op welke ma nier de natuur van Coppelstock het best te kalmeeren. De oplossing kwam met het avondmaal! Als Coppelstock zich niets verzoende met zijn buurvrouw ,zou hij ditmaal van hét Avondmaal uitgesloten worden. De uitwer king op dezen krassen maatregel van den Brielschen kerkeraad is licht te begrijpen. REMBRANDT'S 325e GEBOORTEDAG DE HISTORIE VAN DE STADHOUDERSPOORT Onze groote Nederlandsche schilder Rem brandt van Rhijn werd 15 Juli 1606, dus vandaag 325 jaar geleden, te Leiden als zoon van een molenaar geboren. Zijn werk is een hoogtepunt in de geschiedenis der schilderkunst. DLt is een van de vele zelf portretten die de schilder heeft gemaakt, bij gebrek aan. genoegzaam modellen voor zijn arbeidsdrang. In allerlei kleeding en uit rusting heeft Rembrandt zichzelf en zijn huisgenooten uitgebeeld. Beroemd is hij vooral geworden door zijn „Nachtwacht" en door zijn talrijke Bijbel-illustraties in tee- kening, ets en olieverf. De Staten van Holland hebben zich altijd geducht gevoeld, maar inzonderheid toch in de vervalperiode, toen hier de vergulde nul uithing met een „rijmpie" van Jan Salie eronder. En zoo oordeelden dan de hee-ren „konin gen van Holland" in 1786 het overeenkom stig hun souvereine waardigheid de perio dieke rijtoer ter vergaderzaal en terug niet langer te nemen langs den gewonen weg over den -Korten Vijverberg, maar door de Stadhouders poort, tot nu privaat-bezit en -doorgang der Oranjefamilie. Maar dit besluit was dan al bijster slecht naar den zin van de Haagsche burgerij, en dat niet eoozeer uit Oranjeliefde alswel uit gehechtheid aan een oud voorrecht, dat haar iederen len Mei die poort openstelde voor een smakelijke tractatie door den Stad houder in eigen persoon. Vanzelf dat met de bewuste resolutie, die de poort tot gemeenscbapfpelijken doorgang degradeerde, dit voorrecht, dat den Hage naars nu eenmaal lief was, verviel. De burgerij beschouwde dan ook dit staaltje van Staatsoh „zelfrespect" als een grove beleediging dè stad aangedaan. En ieder voelde zich persoonlijk gekrenkt. Een en ander bracht een groep prinsge- zinclen, waaronder Bilderdijk, ertoe zich met elkander te vei-binden tot keering, des noods met geweld, der uitvoering van het gehaie Statenbesluit. Een Oranjecorps van met de wapenen vertrouwde burgers, onder aanvoering van winkeier Hess, zou saamwerken met de wachthebbende dragondera, die mede in 't complot waren. Enkele corporisten zouden de sfatemkoets bij 't inrijden tegenhouden j en met behulp van anderen de inzittenden met koets en al in 't water smijten. Gelijktijdig zou uit 'n kist met geweren, op 't iimnenhof verborgen, voor den dag ge bracht, ieder der ongewapend verschenen Oranje,mannen oen geweer met bajonet gri) Den ex. daarna zou men gezamelijlc de Sta tenvergadering insluiten en om hais brengen. Met bleekbenauwdie gezichten stapten de heeren Statenleden, onbestemd vermoedend, dat er iets broeide, op den dag der uitvoe- ing van hun besluit in de koets. Corpo- .■isten en dragonders stonden klaar en Hess posteerde zich op de brug voor 't geven van 't afgesproken teeken. Maar den kistbewaarder, een jongmensch, ontzinkt- als 't er op aan zal komen de LEGEROEFENINGEN Op 7 Augustus a.s., zal door de afdeelin- gen Noord-Brabant en Zeeland van het Vrijw. Landstorm Korps Motordienst op een terrein tusschen Breda en Tilburg, met medewerking van vliegtuigen van de lucht- vaartafdeeling, een oefening worden gehou den. Als leider van deze oefening zal optreden de eerste luitenant J. C. Persant Snoep. De Minister van Defensie brengt ter ken nis van belanghebbenden dat de gelegenheid is opengesteld voor studenten in de Ge neeskunde die het volledig Candidaats- examen in de medicijnen hebben afgelegd om opgeleid te worden tot Officier van Ge zondheid bij het leger hier te lande, ter wijl er voorts voor eenige afgestudeerde artsen gelegenheid bestaat om onder toe kenning van een premie van 5000 benoemd te worden tot officier van gezondheid der tweede klasse bij het leger hier te lande. Inlichtingen kunnen worden ingewonnen bij den Inspecteur van den Geneeskundigen Dienst der landmacht en bij het Departe ment van Defensie (Hie afd. B.) DE „VAN NES" NAAR WEST-INDIE Het ligt in het voornemen van den Min. van Defensie om Hms. „Van Nes" aanvang October naar West Indië te doen vertrekken ter aflossing van Hms. „Banckert", welke laatste daarna rechtstreeks via de Middel- landsohe zee en het Suezkanaal naar Oost Indië zal vertrekken. Het ligt in de bedoe ling Hms. „Van Nes"' gedurende het ge- heele jaar 1932 en aanvang 1933 in West- Indië te doen verblijven. DE „GELDERLAND" Hms. pantserschip „Gelderland' 'is 13 Juli van Aarhuus vertrokken met bestemming Nieuwediep. DE „AREND" Hms. flottielje vaartuig „Arend" op thuis reis naar Nederland, is 12 Juli te San Juan (op Portorico) aangekomen. moed. Hij laat de kist in allerijl door een sleeper te zijnent transporteeren en verstopt haar onder z'n bedstee. Meteen bezorgt hij Hess een briefje, be helzende dat hij de kist heeft weggewerkt dat ieder nu maar gauw naar huis moet gaan. Hess, op 't punt het sein te geven, leest 't beriohtje en verbleekt. „Toe, toe", stooten hem de dragonders aan, ,,'t is tijd". Maar Hess slaat met een radeloos gebaar de han den in de lucht en roept: „Mis, mis, alles mis!" Den pruikmaker Mourant, met zijn rug naar de biug gekeerd, ontgaat dit tooneel. Hij grijpt, volgens afspraak. ,de paarden in den teugel, maar vindt geen bijval. Hij wordt door den Drost van 't Hof, daar met wat volk ter bescherming der Statenleden geplaatst, gearresteerd en de koets kan ver der onderhinderd doorrijden. Niemand echter, behalve Hess, begrijpt de toedracht der zaak en vloekend en schel dend op den winkelier, dien men van ver raad verdenkt, gaat ieder zijns weegs. Bij dien stand van zaken waagde 't Hess natuurlijk niet naar huis te gaan. Hij spoedde zich, totaal van streek, naar Bil derdijk, die, door Item ingelicht, het briefje voor zijn oogen verbrandde en hem zelf aan een goed heenkomen hielp. En Mourant? De pruikmaker kwam er met den schrik af. Hij hield zich kranig, verklapte geen van z'n medestanders en probeerde er each met een Franschen slag uit te werken. Hij gaf voor bij 't terugwij ken voor de paarden gestruikeld te zijn en zich nu uit vrees voor vallen aan de teu gels te helblben vastgeklemd. Daar had me z'n wederhelft bijna het heele spel bedorven, door indiening van een smeekschrift te zijnen behoeve, waarin ze zijn schuld erkende. Voor vrijspraak be rokkende hem dit eem doodvonnis, spoedig echter door volkomen kwijtschelding ge volgd. Misschien wel omdat de waardigheid der heeren voor een deel in hun pruik nes telde en ze die dus zonder Mourant niot op konden houden. Dit is de historie van de Stadhouders poort. Ik heb me wel eens afgevraagd, of de be naming „gevaarlijk sujet" later op Bilder dijk toegepast ook verband kan houden met deze historie. Hoe dit zij, vast staat, dat hier een bloedtooneel als in 1672 door Gods besfel gelukkig werd voorkomen. DONDERDAG 16 JULI HUIZEN 298.8 M. '(NCRV.). 10 Tijdsein: 10— 10.15 Zang NCRV.-Dameskoor10.15—10.45 Kor Zlekendienst, leider Ds. N. Geref. pred. Chr. 10.45—11 Zang NC RV.-Dameskoor; 2 Tijdsein; 2—2.15 Gram.-i houdschool. te Hilversum; 3.15—3.45 Vrouwen- halfuurtje, döor mevr. J. C. v. Amstel-v. Löbon Seis; spreekster: mevr dr. P. M. Franken-van Driel, te A'dam. Onderwerp: De huisvrouw en haar financieele verantwoordelijkheid: 3.46-6 Ver zorging Zender: 4 Tijdsein; 4—5 Zlekenuurtje, Ds. J. B. G. Croes. Chr. Geref. pred. te Gouda; 5 Tijdsein; 55.45 Cursus Handenarbeid voor onze jeugd, door den heer H, J. Steinvoort, te Hilversum. Onderwerp: Een foto-album; 5.46—6 Gram.-muziek; 6—6.35 Piano-recital, te geven door mej. Aga&th Tolk, Bussum; 6.356.46 Gram.-muziek; 6.457 Cursus Knippen en Stof versleren, door Instituut ENSAID., Utrecht; 7 Tijdsein: 77.S0 VragenhalfuuTtje: 7.80 Con cert vanuit Nwe Concertzaal Musis Sacrum te Arnhem, door Gem. Zangver. Kunst Veredelt. Oosterbeek, versterkt met leden van Toonkunst uit Zutphen; Arnhemsche Orkestvereeniging. Mevr. Jo Vincent, sopraan, A'dam: mevr Meta Reldel. alt, Arnhem; Louis Rijswijk: Thom Denijs, barit ild Wagenaar, organist, Arnhei Co lek. Den Haag; Ar- HKtHBT dirigent: Na afloop Persber. HUIZEN 298.8 M. (KRO). 8—9.15 Morgencon- eevt: 11—11.30 Gram.-muziek: 11.30—12 Gods dienstig halfuurtje; 121.30 Lunchconcert; 1.30 —2 Gram.-muziek. HILVERSUM 1876 M. (AVRO.)'. 8 Tijdsein; 8.01—10 Gram.-muziek; 10—10.15 Morgenwijding 10.16—10.30 Gram.-muziek; 10.30—12 Concert: .30 Gram.-muziek; 4.305.30 Ziekenuur: 5.30—6 Concert; 66.80 Sportpraatje: 6.30—7 Concert; 77.30 Lezing; 7.468 Spreker; 8 8.15 Gram.-muziek; 8.15—10.20 Concert: 10,20 27. Kapitein Klakkebos stuurde regelrecht op het topje van den Eiffeltoren aan, om te vragen, of ze naar zijn zuster Ophelia wil den seinen, dat hij in Parijs aangekomen was. Maar per ongeluk vloog hij 'n beetje te ver, zoodat de heele schroef tegen het ijze ren gevaarte verbrijzeld werd. 28. „Help! Help!" schreeuwde kapitein Klakkebos; de vliegmachine schoot schuins omlaag en zat even later boven op de obe lisk, die midden op de „Place de la Con corde" staat. „Deze obelisk", zei de kapitein plechtig, „is afkomstig van een dier eeuwen oude Egyptische tempels, en in 1836 hier heen vervoerd!" (Wordt Vrijdag vervolgd.) FEUILLETON DE STER VAN HALALAT Een verhaal uit den tijd der Babylonische ballingschap Toen Ahiu'd ge&flnidüigid bad, stond Zeruïr babal op en liep de kamer op en neer; ©enigen tijd later zette hij aidh weer naast zijm zoon meer, ddie hem met bezoirgclfh-iid gadegeslagen had. „Ik verwachtte het, dat, MosoRUaim met meer terug zou keeren, reeds op het oogen blik, dat hij afscheid mam en maar bet land d,er vaderen trok. Toen hij mij zoo iminilg bad, liaan te laten gaam, was het, of een in- wendiiigie stern mij zulke afiniiad; iik gaf hem dam ook mijn vrees te kennen. Dodh toen sprak hij vo<l heiige geestdrift: „En ais ik Babylon's muren niiet mee zie en eteirf, na dat 'iik Siion en den heng Moria im hun ver woesting aanschouwd© en op die heilige plaats gestaa/n heb, waar éénmaal Juda'< zonen in prachtige vooiriboven hum offera brachten, o, wefllk een echoome dood ware zulfk6 in mijm oogen! Neem uw woord niet meer terug, vader, en laat mij dien tooht ondernemen!" Met een bang hart liet ilk beam gaan, nadat ook Daniël!, wien ilk om raad vroeg, had toegestemd, En nu heeft de He ere zijm we noch vervuild. Hij zag het lleilig Svon en wamideHidie im het HealHigdiom 'des Heeren!" Ontroerd zweeg de vader een wijle. Toen Sprak hij: „Wie was de Jood, die hem ver gezelde?." Harma&a aarael)die ©en ootgenbQlik; toen antwoordde hij: „Het was een jomgeliiing, dliie mij zonde, dat hij en zijm zuster kinde ren weren vam den broeden' Abimoëms, den koopman," Ails door den bliksem getroffen, staarde de sterke mam zijm zoon geruimen tijd aam. A'biud had wel verwacht, dat deze woor den zijm vader zouden doen eohrikken. Daarom had het hem moeite gekost, de vraag naar waarheid te beantwoorden. „Een broeden- Abinoëms, zegt gij? Afci- noëm had maar één broeiden-, en dat was die onzalige Jacob." Ein wederom zweeg hij, stond op, liep het vertrek op en meer en gimg naast zijm zoon zitten. „Het is, of deze dag bestemd is om het ongeluk vam mijm geslacht te herdenken. Gij hebt gezegds Abiud, diat de jonge Beth- Miemiet met een meisje, zijm zuster, naar Babylon vertrok." Abiud bevestigde zulks. Zeiutobabél dacht eien oogehblik na; toen sprak hij bij zich zélf: „De mam liad geen dochtertje. Indien het Salomiitih6 kimid eens was! De jomge mam moet hier uitkomst geven!" Harmeiza bad de laatste woon-den verno men en vroeg ommAdldellllijk: „Waarover, vader?" „Komaan, laat ik ze u verhalen, diie droe ve geschiedenis, welke ik tot heden ver zweeg. Luister dus, Mijn zoom Jo cobs vrouw was gestorven en liiet hem een zoon ma. Een twist, wegens het vaderiijk erfdeel, dot de andere broeder, de gierige Abimoëm, hem nooit voluit betaald heeft, biadht hem dikiiwijils im mijm huis. Ik moest hem recht .verschaffen bij de rechtszitting der Oud©n. Hij Wam ook vaak, wanneer ik afwezig was. Uw en Moeoüllame moeder, SaHomdth, was niog zeer jong en zeer schoon en Jacob vond welgevallen in haar. Zij dreigde hem mij zijm herhaalde bezoeken bekend te ma ken. Hij stoorde zich daaraan niiet en kwam telkens weder. Toen ik op zekeren dag weer thuis kwam, zag ik tranen im haar oogen en begreep, dat Jacob haar weder om lastig gevallen was. In mijm woede klaagde ik hem aam voor de Oudsten des Volks. „Jacob verdween; AJbinoëm moest diens zoontje tot zich nemen. Ik herademde, wamt ik gelioofde, diat de schuik dieze streken ver laten had, en was opgeruimder dam ooiit. Maar ik had mij vergist „De slag, welke mij nu trof, wa6 de zwaarst©, weüke de H-eere toeliet; wamt hij wondde mij im de diepste diepte mijner ziel Toen ik op zekeren avond huiswaarts keer de, zocht ik uw moeder tevergeefs. Ik ver onderstelde, dat zij dienzelfden avomid neg thuis kwam en riep de dienstmaagd. Ook zij was nergens te vinden. D© nacht brak aam; het een© uurr verliep na het andere. Ik was alleen met u en Mo- solllamgij waart nog niet een half ja ad oud en MoeoOlam ongeveer twee jaar. Ook den volgenden dag verwachtte ik nog al tijd haar te zien. Nooit bracht men mij eohter tijding vam SaQiomnith en de dienst maagd, hoewel wij niets onbeproefd lieten. Had Jacob beiden im het ongeluk gelokt en gedood? Had hij ze ontvoerd? Dat Jacob zijm hond daarbij in het spel had, was zeker; wamt ook zijm zoontje werd vam dien dag af niet meer bij Abi- noëm gezien." Met traman in de oogan had Harmaza dit treurig nieuws aangehoord. Toen zijm vader zweeg, sprak hij troostend: „Wees niet be zorgd, vader! Gadidls zal mij zeker niets verbergen, wanneer hem een en ander be loend ei Em dan Abirnoëm kam er ook over 6praken. Ik ga ©r heen." „Ga hean, im dan naam das Heeren! Je hova open© zoowel Gaddis als Abinoëms lippen!" Da tudm achter Abinoëms woning, welke er eerst, zoo vervallen uitzag, was lang zamerhand in een lustoord herschapen. D© struiken en bloemen tierden welig onclea de verhittende stralen van Mesopotamia's zom en gaven een welriekende geur. Het helder blauw vam den wolkemloozen hemel werd weerkaatst im het loiein© bekken d'er fontein, terwijl im verschdilland© perkjes bloem en blad met de schitterendste kleu ren getooid waren. Resplia stond bij de fontein en blikte langen tijd im het koel© nat. „Net of een oog tusschen het omringende groen mij aanziet. En altijd dank ik dam aam dan jongefling, wiens oog mij even hel der tegenhlorak." Respha hoard© voetstappen in bet zand van het tuinpad. Zij keerde zich cwn. Het wa6 de oud© dienstmaagd. „Meesteres, een jonge man wacht in huis en veiflangt Gaddis t.e spreken. Ik zei- d© hem, dat uw broeder afwezig was. Toen vroeg hij mij, of de zuster hem dam even zou willen aanihooreri!" Resplia schrok. „Adlidramu," zei.de zij' halfluid op treurl- gen toom. „Ik begrijp wat hij verlangt; ik heb medelijden met hem; maar hij kon niet weten, wien dat, wat hij Tan mij begeer!, behoort. Ik kam hem niet ontvangen.' En luid© sprak zij tot d© dl© nog altijd op een antwoord wachtte; „Zeg den vreemdeling nogmaals, Gadldis en oom Abirnoëm zijn niiet thuis en ik ik ken hem niet ontvangen." De dienstmaagd gimg, dodh keeird© spoe diig terug. „De vreemde jongeling wil ndet gaan, en zegt, dat zijn boodschap dringend ie en geen uitstel Lijdt." „Zeg tegen Aohiramu, dat ik hem ndet ontvang!" „Meesteres, het is Adhdramu niet." Dat verwonderde Resplia. „Wie zou het zijm?" Dam, zich beeiiinmende, zeid© zij: „Ga nogmaals en waag den bezoeker zijn naaim te willen noemen!" „Dat heeft hij zooeven gedaan: Harma&a." Een zeldzame verandering im d© oogen vam liet. zwaarmoedige kinid. Plotseling schitterden zij als karbonkels en een don ker rood verfde d© wangen. Een eiddeiing voer door haar leden en de zwoegend© bonst verried duidelijk, wat d© mond verzweeg. „Hebt gij wel goed veistaam?" bracht zij met moeite over haar lippen. „Hij zal al licht iiets andiers gezegd hébben!" „Ik heb dien naam nooit tevoren gehooid; maar toch geloof ik den jongeling goed ver 6taam te hebben!" Respha bleef nog enkel© oogenblikken etaam, aieof zij bij zich zelve overlegde, hoe te liamdelieneindelijk ging zij op de deur toe, welke tot het huis toegang gaf. Maar de voeten konden haar nauwelijks dragen; een gloeiende hitte drong haar naar het lioofd en haar hand 6oheen van zwakte onmachtig het voorhangsel op zij te schuiven. Zij stond oven- stil en trachtte kalmei' te wordeL' maar nauwelijks deed zij ©en schrede, of het heftig kloppen van het. hart begon opnieuw. Onwillekeurig zij wist bijna niet wat zij deed wierp zij den sluier, wélken zij tot op dat oogenblik im de hond Méld, over het gelaat, greep sidderend naar het zware tapijt, hetwelk den ingang afsloot en trad binnen. Een haastige, vurige blik vloog uit haar oogen naar den jongeling, di© zidh bij haar komst van den zetel ophief. Hij naderd'e Respha, die geen en/ked woord over haar lippen bracht. Het slanke meiisjo im het rijke gewaad trok voor een oogen blik zijn opmeifczaamheid. Hij wierp een vludhtdgen blik op (haar en sprak toen: „Ik meende Gaddis hier te zullen aantreffen, wien ik omtrent belangrijke zaken iets te vragen had." „Kan zijn zuster u deze vragen ook be antwoorden?" sprak Respha aarzelend cn met veel moeite. Ja, waf zou hij zeggen! Hij kon en wilde het meisje niet met d© gamsohe zaak be kend maken. De schande des vaders moest voor altijd een geheim blijven voor de dochter. Hij overwoog dan eeist bij zioh zélf, wat en hoe hij moest antwoorden. Ein delijk begon hij: „Men verhaalt, dat met Jöcob, den bloe der Abinoëms, behalve een knaap, uw broeder, ook twee vrouwen naar don vreeni de trokken; de eene was een slavin, die haar jonge meesteres volgde. Eonig bericht te vernemen omtrent het lot dier beide vrouwen, ziedaar, wat de reden van mijn komst ie. Wellicht, dat de dochter Jacobs een en ander weet mede te deelen omtrent beider lot." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 3