SCHAAKRUBRIEK. fl:-È m Si H m ,'I m i 1 m B m 8 m m H m i m a a i m m m m n 1 sp X a X Süf A i 4 m Pp i i §s a A m Sfl a R3 m m sft A m i 200 O Redacteur: W J. H. CARON. Haarlemmermeerstraat 168. Men word> verzocht correspondentie over deze rubriek aan bovenstaand adres te richten. Probleem no. 260 Van: Ph. J. VAN DER LINDEN, Leiden i 18 '1 Hl 4S i a 6 '1 fl Éi li a IS if gzs a CORRESFONDENTIE H. C. J. S. te D. H. Dank voor uw schrijven. IIoop het te beantwoorden. A. v. D. te R. Welkom! INDISCH Gespeeld op 20 April 1931 te Nizza Wit: AL.TECHIN en MONOSSON Zwart.: FLOHR en REILLY 1. <12—dl 2. c2c4 3. Pbl—c3 4. a2a3 PR8f6 o7eö Lf8b4 Wit begint en geeft mat in t w c o zetten Probleem no. 261 Van: B G. LAWS mm .64 Wit begint on geeft in d-r 1 o zetten mat Oplossing van probleem no. 259 Van: K. A. K. LARSEN Mat in twee zetten Slcutelzet: L Pb7-d8 Wit begint cfl wint I. Tc2—h2 Tillfl 2. Tb2-d2 3. Td2-e2t 4. Ke3f2 en Do variant: 1TXIi2 2. TXIi2 Kill S. Tlilt leidt slechts tot remise wegens 3Kc2 4. Tx.al Kb2 5. Tdl a2 en wit moet zijn toren voor den pion gevon, of ecuwig scbaakgevcn. Goede oplossingen ontvangen van: Adr. Baljcu (259, eindspel) Delft; A. van Dommelen (259) Rotterdam; Ph. J. van der Linden 2T»DLeiden; I_ Mol (259, eindspel). Loosduinen; 11. T. Nieuwhtiis (259. eindsp. ged Amersfoort: M. Opbrock (250, eindspel), II. C.. J. Spier (259 eindspel) Den Haag; C. 1). Poortman (259) Munssluia. Deze voortzetting, eenigo jaren goleden vooral door Siimisch met vooriiefdo gespoeld, is wat op den ach tergrond geraakt door sterkere voortzettingen als 4. Db3 en 4. e3. Een voordeel is het looperpaar, dat wit overhoudt, een nadeel do dubbelo c-pion. 4. Lb4Xc3f wel gedwongen; 4. Le7 bctockcnt tempoverlies 5. b2Xc3 G. Ddlc2 7. Pgl—f3 c7c5 P1.8—cG d7—<15! 9ef»Xtl5 10. d4Xc5 Dd8a5 11. Lfld3 PfGe4? Hierdoor krijgt wit het beste spel. Lc8 komt niet neer tot ontwikkeling on Ta8 ovonmin. Beter 11. Lgl Dreigt Lo3 en kwaliteitswinst 13Tf8c8 14. Lel—a3 Dc5a5 15. Tal-bil Da5Xc3 10. Ld3Xe4 Dc3Xa3 Stand na 18. g7—g0 t BS 1 "'6 es 19. Lh7XgOI Dit looperoffer beslist do purtij snel. Ook na 18. Te7 in plaats van 18g6 moest zwart crliezcn nl. door 19. Lg8! Zeer interessant is de voortzetting dor partij nn 18De7, gelijk Hans Konocli iieeft nugfgaanj er volgt 19 ft fG 20. Lg8 g6 21. DXgÖ fXg 22. Lf7 Lf5 23. DhGf Lh7 24. Txb7 en nu moet wit winnen, daar Dxb7 onmogelijk is wegens DfG mat. 19f7XpG 20. Dc2Xg0 "'c8-e7 2L c3c4l Hier verloor zwart door tijdoverschrijding. Dc partij was evenwel niet meer te houden. Na 21dXo volgt Tb5, Pf7+ en Th5f. Wil zwart dit verhinderen door 22Lgt, dan speelt wit eenvoudig 23. PXci en de looper kan op gt niet blijven; wit wint ook dan spoedig. VARIA IETS OVER JAPAN Japan is een rijk van 2880 eilandcW on gebieden, waarvan er 519 op rekening komen van het eigenlijk® Japan, 1G15 op de koloniën: Korea, Formosa, de Pes cadores of Visscherseilnndcn enz., en 7iG op do man daten en de bezette gebieden. Hot economisch en staatkundig leven berust op do vier hoofdeilanden: Ilonde, Hokkaido, Kioeshoo en Shikokoe. Het eigenlijke Japan heeft een oppervlakte van 388.000 vierkante kilometers, dat is zooveel als Fin land of ais Polen; maar terwijl er in Finland maar 31/} en in Polen 30 millioon op die oppervlakte leven, telt Japan G3 millioen inwoners. Met zijn andere go- bieden heeft liet Japanschc rijk een oppervlakte van 075.000 vierkante kilometer en een bevolking van 90 millioen. Vrij algemeen wordt Japan voor een sprookjesland van rozen en crysanten gehouden, dat oen lvocrlijk klimaat geniet. Dat is eclitcr heoleinaal niet waar. Wel vormen de bloemen (die mooi zijn. docli niet ruiken) een onafscheidbaar bestanddeel vaji liet Ja panschc leven, maar het klimaat is niet overal ideaal. In liet Noorden, op hot groot boschrijk eiland Hok kaido is het klimaat gezond enaangenaam. De zomer gelijkt op dien van midden Europa en des winters kent men er schaatsenrijden en skiloopcn. In Januari kan de thermometer 25 graden onder nul aanwijzen. Het leger komt daar wintermanouvres maken, om zich tot don oorlog voor te bereiden. Verder naar liet Zuiden is het klimaat heel anders. Te Tokio en to Osaka bijv. is do winter heel aange naam; het sneeuwt er zelden en de thermometer daalt nooit onder liet vriespunt. De bloemen bloeien en men kan er vuak in zomcrkleoding uitgaan. Maar in den zomer klaagt m cnovcr ononderbrokon stortregens, div3 ten minste vijf weken aanhouden, dio beken lot stroomen doet zwellen en stroomen en moren uit hun. bedding drijven. Na den regen beginnen de heoto en vochtige zomermaanden, en het is vooral dc vochtig© hitte (40 tot 50 graden) die voor den Europeaan on draaglijk is, te meer daar uit dc natte aarde een blijken uit dit ecne voorbeeld, dat schoenen, die men in een zomernacht onder het bed stelt, 'e morgens be schimmeld staan. Met het aankomen van het voor jaar borgt men de wintorklceren in metalen kisten, omdat men die anders heel „ontnaaid" zou terug vinden. Zelfs de nachten brengen geen verandering. En dat duurt, zoo tot October. TABAK Hier volgen cenigc mccningcu van tabaksvijanden: Buffon viel in 1780 het gebruik van snuiftabak aan. „Het mish.-uik van dit poeder, zei hij, verzwakt het rcukzintuir» en hot geheugen." Proust, schreef in 1882: „De zwakke cn ziekelijk© man, valt gomakkolijk ten prooi ami de vergiftige wer king van de tabak". Littró (1898): „Het gebruik van tabak beantwoordt aan geen enkele natuurlijke behoefto. Het is een gi- woonte, oen denkbeeldig genot, dat zich dikwijls ver vormt tot een bron van kwelling, smart en lijden." Dr. Siobcl (18G3): ,.Ik ben ervan overtuigd, dat er slechts zeer weinig tabaksgebruikers zijn. die een lan gen tijd 20 gram tabak per dag kunnen i-ookon, zonder dat hun oogen, cn zelfs heel dikwijls, hun geheugen te verzwakken." Claude Bernard: „Tabak is een zeker vergift voor de zenuwen". ABRAHAM LINCOLN EN DE ADEL. Een Pruisisch luitenant, die wegens schulden zijn vaderland had moeten verlaten, wist audiëntie bij den President te verkrijgen cn ontving van hem do belofte, dat hij, daar hij overigens een verstandig en geschikt mensch scheen te zijn, hem oen luitc- nantsplaats bij do ruiterij zou bezorgen. Hierover zeer voldaan, meende hij ook niet t© moeten verzwijgen, dat hij tot een der oudste adel lijke geslachten van Pruisen behoorde. „O", zei de oude Abruham. „o, dat zal geen beletsel voor u zijn, om vooruit to komen." ONS RUILBUREAU TE SOEST. De lezers van ons blad zijn In de gelegenheid ovctf- toltigo bonnet plaatjes enz. in te ruilen aan Ona Ruilbureau te Soes.. Geruild worden: Verkade-plaatjea. Klaverblad plaatjes, Bussin '-plnntles. Tielenaan en Dros-plnat- jos. v. Delft Vogel-plaatjes, enz. Voorwaarden: 3o Wanneer u aan Ons Ruilbureau wilt rullen, la het noodijr als mi.ilmiim-bodrag 20 cL aan postzegels bij elke zending in te stuiten ter tegemoetkoming ln onkosten. Z ZATERDAG 20 JUNI No. 25 JAARGANG 1931' UIT DEN MOND DER KINDERKENS Uit den mond der kinderkous en der zui gelingen hebt Gij storktc gegrondvest, om uwer tegenpartij wil, om den vijand cn wraakgierige te doen ophouden. Psalm 8: 3. - De Tlocro onze God is groot in alles. In don hemel cn op aarde. In het grootc en in het kleine. Hij werkt door grooto en door kleine middelen. Groot of klein dan naar onze schattiug. Wat is groot en wat is klein? De keisteen is groot, de diamant is k)?in; maur ge kunt het evengoed andersom zeggen: Indien ge namelijk de waarde als maatstaf aanlegt. Wat naar onze wijze van zien klein is, is meer dan 'eens zooals God het ons in Zijn Woord laat zien groot. En wat groot schijnt laat Hij ons soms zien ftÏ9 eon niet, een ijdel ding. David verstond dit. In den achtsten psalm zegt hij eerst: O Ilcorc, onze Heere, hoe heerlijk is Uw naam op do gansche aarde, Gij die uw majesteit gestold hebt boven de hemelen. En dan laat hij er ter stond op volgen: Uit don mond der kindorkens cn der zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest. Wel vaak is dit woord misduid. Bij den mond dacht men dan uitsluitend aan woor den, die uit den mond gehoord werden. Dat kwam Tan do onjuisto opvatting die men had van de aan- Vungs- en slotwoorden van den psalm. Iloe hoerlijk is Uw naam op de gansche aardo, kon niet anders be- tcekenen zoo meende men dan dat die naam over de geheole aarde door menschen geprezen word. Men vindt dit weer in dc slotregels van onze berij ming: „Iloe heerlijk rolt uit aller vromen mond die grooto naam op 't gansche wereldrond." Daar moeten wc van af, want het miskent de strek king van den psalm. Er wordt juist niet gesproken Dan wat do mensch doet, maar van wat God doet, 'doet zoifs mot den nietigen mensch. Trouwens, David kon niet zeggen, dat Gods naam Over hot rond der aarde door menschen werd gepre zen. Want de rechte kennisse Gods was in zijn dagen beperkt binnen do grenzen van Israël. Zoodra go echter ziet, dat hier sprake Is van Gods algemecno openbaring, wordt uw gezichtskring ver wijd. Uw oog gaat dan uit naar Gods machtige wer ken in do natuur. Daarop wijst ook het 4o vers uitdrukkelijk: „Als ik uwen hemel aanzie, het werk uwer vingeren, de maan cn do sterren die Gij bereid hebt" Die pracht .van den nachtelijken hemel, dio vooral in het oosten zoo verrukkelijk kan zijn, is een prediking van Gods grootheid, die uitgaat over do ganscho aarde, zooals David dio kende. En midden in dat grooto werk Gods plaatst nu „dc koninklijko hnrpcnnnr" dat andere: „Uit don mond der kindorkens cn der zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest". Dat moet go dus niet uitbreiden tot kinderen die beeds kunnen spreken. Want „kinderkens" wordt hier juist beperkt door do bijvoeging van „zuigolin- gen". Het zijn juist kinderkens dio nog niet kunnen Spreken. Danimeo vervalt de gcdachto aan vroege vroom heid, die soms bij kinderen zoo treffend kan blijken. Vraag u nu af, wat go uit dort mond van kinderen en zuigelingen opvangt Immers, nog geen woorden. Alleen klanken. Soms lieflijke klunkon. Muar zo kunnen ook vervaarlijk huilen. Dat is hun 'conig verweer tegen wat hun pijn doet. Het is hun benig middel om aan hun honger uiting te geven. Maar wal een kracht zit er in zoo'n kinderstem. Als zoo'n kind schreeuwt is alle conversatie tusschen do grooto menschen die erbij zitten onmogelijk. Ilot is van zoo doordringende kracht, dut go ten slotto u genood -aki ziet iets to doen om dat krijten te doon ophouden. Zoo heeft bet geween van het kindeken van Amratn cn Jochcbod ln het biezen kistje het hart van Farao's dochter vermurwd, hoewol ze het als een kindje van do I-Ici,ftf6n herkende. Zoo '-eeft zelfs. God naar Ismacls stem gehoord, toen hij bozweok van dorst en zijn moodor Hagar hem had necrgei'.gd onder een woestijn-struik. Die kracht tot verweer heeft God in dio kinderstem gelegd. En hoe dan niet ook dc bekoring die uit den mond onzer zuigelingen ons oor cn hart bereikt? Wat is er liefelijker dan die ongekunstoldo kindergeluiden, waai in hot echt menschelijko toch al is te onder scheiden? Welk oon wondere schopping Gods is die kinderziel! Welk een wonderwerk van zijn iiand, die nog onbe redeneerde uitingen ervan in stamelende klanken. Hier is nog niets aanwezig van wat wij menschen van onzo kinderen later maken. Hier is nog niets van wat ze door hun eigen zonden bij zichzelf zullen ver- De erfzonde is er wel, maar schuilt nog voor onzo waarneming. En wat er menschel ij ks aan dio kleinen is, is van God en toont zij het ook in gevallen staat hot beeld Gods. Daarheen wijst ook het gebruik dat onze Ilcero 011 Zaligmaker van dit psalmwoord gemaakt heoft in de laatste week van zijn aardscho leven. Het was do dag van zijn intocht binnen Jeruzalem, toen do schare hem zoo spontaan had gehuldigd als don gezogendo, die komt in den naam des Hoeren. Op het spijtige: „meester, bestraf uw discipelen", bad Jezus geantwoord: „Ik zeg u dat, zoo dezen zwijgen, de steencn haast roepen zullen". In de voorhoven van den tempel nemen de kindo ren over wat ze van do grootc menschen gehoord Lebben, en ze-roepen nu ook op hun beurt: „Hosanna rlcn Zono Davids"! Echt zooals kinderen grooto men schen kunnen nadoen zondor to woton wat het bc- teekent. Dan zeggen de pvcrpricstcrs en schriftgeleerden: Hoort gij wel wat dezen zoggen? Maar Jezus ant woordt hun: Ja, hebt gij nooit gelezen: Uit den momt der jongo kinderen en dor zuigelingen hebt Gij u lof toebereid? Het is ook hier weer dat spontaue van kinderen dat naar voren treedt Ge moet daar niet in zoeken oon lxilijdcnis van vroegrijp geloof. Ook niet een bewijs, dat God soms reeds vroeg met zijn genudo in kinderharten werkt Neen, de beteckenis van dit psalmwoord en van de aanhaling ervan door Jezus ligt juist hierin, dut jonge kinderen en zuigelingen, die nog niets van ons, grooto menschen, bobben ovorgenomen, zoo onbevan gen getuigenis geven aan Gods grooto doden cn aan Jezus' heerlijkheid. God heeft daarin een sterkte, een bolwerk opgewor pen tegen zijn wederpartijders. Eon bolwerk, dat ben stuit in hun vaart en waartegen zo hot hoofd to plet ter loopon. Zoo gebruikt Hij in don strijd, dio om zijn naam cn eer gestreden wordt, zelfs do stem der kinderkens en der zuigelingen als een kracht dio niet is te ver broken. Daar moot zich de opvoeding bij aansluiten. Wat God in die kinderkens gelegd heoft moeten wij niet willen begraven onder onzo leeringen, maar we moe ten het behouden en in zijn ontwikkeling leiden. liet genadewerk Gods verstikt deze natuurlijke aanleg niet, maar heiligt en vernieuwt ze. En do krachtigste belijders zijn dan ook juist die, bij welko die innerlijke drang in hun goloof is weer te vindon. Ook in dit opzicht moeten wij meer en meer woi* den uls do kinderkens, cn niet omgekeerd. Zoo is er samenhung tusschen de natuurlijke aan leg en aundrift, dio ons van kindshcon af door onzcit God is ingeschapen, en het wonderwerk zijner ge nade, dat Hij'door zijn Heiligen Geest in on9 begon. Waar dio beide harmonisch samengaan, ls groei in geostclijko kracht. Tot lof en uoro van onzon God. LEVENSERVARING 'k Ben jong geweest Ik greep van 't leven Dun beker moedig aan, Met rozen was do rand omgeven En trissche wingorilblaan. 'k Heb menig zoeto teug gedronken Niet altijd enkel zoet Die haar gemengd had en geschonken, Mijn God, was altijd goed. 'k Ren oud geworden, 'k Heb do doornon, liet deel van Adams kroost, Als alle van oen vrouw geboornen Gekend, maar ook den troost; Het zweet des nangezichts, do smarten En zorgen, hun bereid; Maar ook den stillen vree des harten; En nooit vertwijfeldheid. Ik zng rechtvaardigen cn vromon, Door leed op leed gedrukt. Het water tot de lippen komen, Het dierbaarst hun ontrukt; Beklaagd, gekweld door die hen haatten, Gelasterd en bespot. Van hun voornuuinsten vriend verlaten, Maar nimmer van hun God. Ik zag hun kroost, niet smart'lijk trcuron, Beroofd van steun en staf, 't Bekreten oog ten hemel beuren Bij 't ouderlijke graf; Maar zegen aan hun lot verlamden, Ook hij den lioogslen nood: Altijd den Buiscm bij hun wouden, En zeker van hun brood.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 9