naa
WOENSDAG 17 JUNI 1931 DERDE BLAD PAG. 9
GEREF. MANNENBOND
NEGENDE BONDSDAG TE
ARNHEM
REDEVOERINGEN
VAN Ds: C. J. v. d. BOOM, Dr. K. DIJK
en Ds. J. SMELÏK
In „Musis Sacrum" te Arnhem werd van
daag gehouden de negende Bondsdag van
den Bond van Geref. Mannenvereenigmgen
i/n Nederland.
Te 10 uur werd de morge nvergaideniin>g
aangevangen. Gezongen werd Psailim 150 1
daarna gebeden en gelezen Job. 17 919.
Openingsrede.
I. De Kerk van Chris
geopenbaarde waarheid Gods te belijd»
de roeping de
inderwerpen, vastgel
et religieuse lei
'el als de betrekking t
het eigenlijke
De Reformatie wil geer
stonden het beginsel voor. dat d<
andere moet doordringen me:
en heiliging van het zoogenaamde
d.i. de in den mensch gelegde kier
snkkeld, d>at het n.
itelijke moet word.
Is onze taak. zegt
t door de gedach-
leven door het
den verlicht en bezield.
over de cultuur
worden meegesleept dooi
de ontkerstening der cul-
renhouden, maar hoewel we
toch alle krachten hebben
wij zijn met onze
t Mannenvereenlgln
piëtistische lijn,
shrlkkelljke de:
tijd. Wij wille- coi
daarbij niet consen
den ouden tijd willei
niet naast of bov<
msohji dat God bekwaa
:nden Bondsdag
|opend. (Applaus).
Jaarverslagen.
Hierna kwaim in beeprefkiinjg bei jaarver-
jelag vaal dan eeoretarie-peninlingmeeeter, den
(beer R. Coulander, vwn Den Haag.
Hieruit bleek o.m., dat de Bond op 1 Mei
'1931 beetond uit 111 aangesloten veaeeni-
igingen met bijna 2S00 leden.
I Uit een ingestedd onderzoeik blijkt, dat het
gemiddeld ledental! der vereendigingen 25 ie,
Ivarieerenide vam 7S tot 8, en diat de venga-
daringen meestal door 50 k 75% van bet aan
tal leden wordt bezodht, weflik bezoek bij
i kleinere vereenigiingen doorgaans beter is
dan bij giroote, ja bij sommige kiLeine zelfs
|de 100% nadert.
I Het Bondsorgaan, liet „Gereformeerd Man
'ineniblad" verschijnt alike maand in ongeveer
'3500 exemplaren; tevens werden verschil
lende propagandageschriften uitgegeven.
De ontvangsten over 1930 bedroegen
f 1752.48, er is een sa.Ldo in kas van f 7.69.
De morgen vergadering werd verder in be
slag genomen door die behandeling van ver
schillende huishoudelijke zaken.
Referaat Dr. K. Dijk.
j In de middagvergadering refereerde Dr.
K. D ij k, van Den Haag, over bet onder
werp „Belijdenis cn Beleving". Spo\ deed
Iddt aan de band van de volgende punten:
irherid Gods Is de
als het Lichaam van Christus, dat dit
fetisch ambt in de wereld heeft te vervul-
Deze taak hebben wij vast te houden te
latische en subjectivistisch»
stroominax.-JM(_-
IV. De kerkelijke belijdenis heeft gezag,
omdat zij is de vertolking van Gods waarheid;
echter een gezag, dat onder het gezag dei
Schrift staat en aan deze autoriteit onderwor
pen is: gezag over de consciëntie bezit de ker
kelijke belijdenis niet: dit heeft alleen het
Woord Gods.
i daarom moet de Confessie
Schrift getoetst
ter aan hot gezag
reedt de Kerk met gezag op naar binnen i
laar bulten; in haar eigen kring en tegenov.
V. Met die belijdenis moet de beleving
- overeenstemming
de religieuse reflexie de.
dc praktijk der godzaligheid is het
,n den Geest Gods, Die niets ten halve doet,
ook hier de harmonie van Zijn arbeid tot
enbaring brengt.
i beleving i
dit laatste die
de beleving
beleving kan de belijdenis
>rredn blijft altijd klein.
ir beleven w
lijdenis is primair.
de Mannenvereenlging 1
i Gods Woord steeds diep
belijdenis,
ln te dringen in de sohattei
daardoor het beleven èn persoonlijk
leven der gemeente versterken.
Op dit referaat volgde een geanimeerde
bespreking.
Opwekkende rede Ds. J. Smelik.
De Bondsdag werd besloten met een op
wekkende rede van Ds. J. Smelik, van
Loosd'uimen, die hiiertoe als onderwerp koos
„Wereldiberoaring en Weneld-overwiininiing".
ligt, aldus spr.,
Koninkrijk Gods, en
pretentie komen, om
dat het de pretentie van het Woord, van den
Naam Gods, van Christus- Kruis is. Het gaat
ook in onzen arbeid om Gods eer, en om de
inning van Zijn Koninkrijk,
dit de pretentie der Schrift is. toont spr.
uitvoerig aan mot het voorbeeld van den pro-
- Ella, den beroerder Israëls. wiens taak
is. de wereld uiit de Kerk te halen. De
geestelijke worsteling tusschen Elia en Achab,
isschen de aanhangers van Ba&l-Astarte, en
2 profetische dienst van Jehovah, is een on-
ardeel en symbool van den strijd, die alle
;uwen door gevoerd wordt tusschen God en
en Satan, Christus en den zoon-des-vetrderfs.
Dit toont apr. weer aan met het visioen der
vee getuigen uit Openb. II, dat ons de wor-
eling sohildert tusschen de gemeente van
achten van geloof (Mozes) en
de koalitie der vijanden van
bed (Ella),
God.
t gaat steeds
tot wereldov»
zijn wij bei
wereldberoering
ook overwin
UIT DE ANTI-REV. PARTIJ
DE RAADSVERKIEZING
Uit Giessendam schrijft men ons:
Voor de a-s. verkiezing van leden voor c
emeenteraad zullen de kiezers hun keuze het
en te doen uit 5 lijsten: 1 Antirev., 2 Gemeen!
belangen. 3 Groen van Prlnsterer, 4 S.G.I
ïen tot oprichting vat
er en leem" zich niet laat mengen b
vraagstukken
niet mogelijk
hebben opgarici
•an Prinstrer". Ev.
verscheiden le
r het loopt zijn blj-
tijd zal zijn.
scheiding ndet voc
NED. CHR. BOUWARBEIDERSBOND
BONDSRAADSVERGADERING
TE HILVERSUM
De heer J. A. Schaafsma hield gister
morgen allereerst zijn referaat over „De
werkloosheid, baar oorzaken en bestrijding",
waarvan we gisteren reeds de korte stel
lingen gaven. Spr. ging eerst na de historie,
wees erop dat in de vorige eeuw 't ver
schijnsel der -werkloosheid ernstiger zich be
gon af te teekenen en ging na hoe door de
toenemende mechaniseering en rationalisee-
ring der bedrijven de werkloosheid grooter
was geworden, doch dat de machines op
zichzelf een uitvinding mochten worden ge
noemd, welke veel zegen met zioh bracht,
omdat erdoor kwamen nieuwe behoeften,
die weer vervuld moesten worden, waartoo
weer arbeidskracht noodig was. Er is ech
ter een leger van werkloozen en heit huidig
maatschappelijk bestel heeft dit noodig om
de arbeidskrachten te kunnen aanvullen,
als dit noodig is. Maar toch moeten de ar
beidersorganisaties tweeërlei doen: eerstens
dit resenveleger zoo klein mogelijk maken,
ten tweede de loondrukkende tendenz zoo
veel mogelijk eraan ontnemeoi.
Dit laatste geschiedt door de werkloos
heidsverzekering, welke daarop zeer uitvoe
rig door inl. behandeld werd. Nagegaan
werd hoe eerst bet Gentscbe stelsel gevolgd
werd, maar dit in 1917 werd verlaten voor
het Deensdhe stelsel. Cijfers werden gege
ven welke aantoonden van hoe groote be
teekenis het werk der werkloozenkassen
is geweest in den loop der jaren en hoeveel
zegen reeds door de werkloosheidsverzeke
ring werd verspreid. Het moet zoo worden
geregeld, dat de werkloozenkassen in crisis
jaren aan hun verplichtingen kunnen vol
doen. De werkloosheid is een normaal ver
schijnsel en moet dan ook met normale af
weermiddelen worden bestreden.
De werkloosheid, welke we thans zien, is
eahter abnormaal en ref. ging uitvoerig de
oorzaken daarvan na; de Vredesverdragen
van 1919 zijn er voor een groot deel schul
dig aan; de regeling der oorlogsschulden
de stagnatie in het wereldhandelsverkeei
(China en Rusland zijn zoo goed als afge
sloten en Britsch-Indië boycot zooveel mo
gelijk Engelsche goederen). Tegenover die
oorzaken staan we machteloos. Economen,
en sociologen van naam weten geen oplos
sing aan te geven; de arbeidersorganisaties
staan dan toch zeker machteloos. Voor be
de groepen van industrieën zijn aparte
oorzaken aan te wijzen, b.v. voor de sigaren
industrie, welke het grootste deel van haar
exportgebied verloor en dit nog niet herwon;
de metaalindustrie, welke lijdt, doordat er
bijna geen schepen meer gebouwd -worden,
enz. Er is reden tot klacht over de gebrek
kige organisatie van het maatschappelijk
leven en medelijden past met millioenen
onzer medemenschen, die lijden onderwerk
loomheid en die naast hun stoffelijke ellen
gevaar loopen van geestelijken nood to
lijden, door het oor te leenen aan extremis
tische invloeden.
Het peil van de arbeidersklasse is hoogei
gebracht. De actie der vakorganisaties voor
verbetering der arbeidsvoorwaarden etn voor
behoud van het verkregene heeft, mede
door het middel der werkloosheidsverzeke
ring, goede gevolgen gehad. Dit nu is be
reikt niet door -Wieoretiseeren, maar dooi
moeizamen detailarbeid. En zoo past ook
de opwekking om getrouw te zijn in ons
werk. Het gebod Gods zegt God lief te heb
ben boven alles en den naaste als onszei
En voor ons geldt het, ook in ons
bondswerk: wat uw hand vindt om te doen,
doet dat met uw macht.
Bij de bespreking vond de heer Dekker,
dat inl. te weinig de nadruk gelegd had
op de zonde als oorzaak der maatschappe
lijke ellende. De wachtdagen hij werkloos
heid zijn verkeerd; de uitkeoringen zijn te
laag. Verkorting van arbeidstijd'is noodza
kelijk. De heer Z a aim an zei, dat er geen
overproductie, doch onderconsumptie is. Ais
er korter gewerkt moet worden, moet het
voor hetzelfde loon of voor minder?
Als het voor hetzelfde loon moet worden
de producten duurder (kostprijs gaat om
hoog) en komen we toch niet verder. De
heer De Jong vond de geestelijke zijde
van 't vraagstuk te weinig belicht. De ge
meentebesturen moeten worden aange
spoord om meer dan tot dusver ln de werk
loosheidsverzekering deel te nemen. De heer
Bruyn wees erop, dat bij de mecha
niseering minder vakkennis noodig was;
daardoor zijn er groote groepen ontstaan,
die het eerst in aanmerking komen te wor
den ontslagen, want bij tijden van werk
loosheid vinden de vakbekwamen toch nog
de meeste kans om werk te houden. De heer
kevisser vond verplichtendverkla-
ring der collectieve arbeidscontracten noo
dig en goed toezicht op naleving van den
wettelijk vastgestelden arbeidstijd. De heer
*^od zei, dat vele arbeiders, voordat ze den
pensioen-leeftijd bereiken, uit het bcdrijl
ges-tooten worden; die leeftijdsgrens voor
pensionneering moest verlaagd worden.
De heer Schaafsma wees er in zijD
antwoord op, dat onder Christenen altijd
vaststaan moet, dat de zonde oorzaak is van
de ellende, en dat het ideaal dat we willen
bereiken is de gerechtigheid Gods. Verkor
ting van arbeidstijd is in behandeling bij
het Chr. Nat Vakverbond; dit vraagstuk is
veel te omvangrijk om er nu een oordeel
over uit te spreken. Inderdaad ls het zoo,
dat diegenen, die vakkennis hebben de
beste en vaste betrekkingen hebben. De
menschen, die het minste werkloos zijn
zijn de goede kern der werklieden, dat mag
2 Constructie-details, die U
alléén bij de allerkostbaarste
machines zult aantreffen,
'n Ritsema type R.R. biedt U
thans deze vootdeelen voor
een uiterst voordeeligen prijs.
Zuiver Nederlandsch fabri
kaat.
Uw verouderden of defecten stofzuiger kannen
wij deigtwenscht repareeren. Ook willen wij Uw
oude machine van U koopen, indien U zich
één der moderne Rilsema's gaat aanschaffen.
gezegd worden, zonder de anderen tekort
te doen. De Chr. arbeidersbeweging werkt
voor bindendverklaring der C. A. O., even
als voor handhaving van den wettelijk vast
gestelden arbeidstijd. Als men vroegere pen
sionneering van arbeiders noemt als een
middel tot bestrijding der werkloosheid,
dan moet men ook noemen beter onderwijs
voor de kinderen, daardoor zijn dan wee<
onderwijzers noodig en meer scholen, dan
moeten we ook noemen verbetering der so
ciale verzekering, maar al die dingen moe
ten geleidelijk worden ingevoerd, al naar
de maatschappij het dragen kan. En om
dienaangaande het evenwicht te zoeken:
financieel moeten economen en sociale or
ganisaties saamwerken. In de eerste plaats
hebben wij eenvoudig onzen plicht te doen.
De dingen zullen steeds moeilijker worden;
we gaan aan op de wederkomst van Chris
tus. Maar dan moeten we zien de ellende
door de zonde teweeggebracht, uitzien op
de gerechtigheid Gods, blikkend op de we
derkomst van Christus.
De heer K. Kruithof sprak daarna na
mens 't C.N.V. Hij wees erop dat de verga
dering Maandag verworpen had een voor
stel om verplichtend te stellen deelname
aan het Lb.c. fonds „Draagt Elkanders Las
ten". Toch zal de bond daaraan moeten te
eeniger tijd, omdat zulks is in 't. be'lang der
Ghr. Vakbeweging. Er is een mooi besluit
genomen met de instelling van het regle
ment inzake uitkeering bij ziekte. De bond
kon dit doen, doordat hij er financieel goed
voorstaat Spr. wenscht daarmee geluk.
Maar we mogen er ons niet op verhiren,
want dan is een deel van den zegen reeds
weg. Het gaat goed met de Chr. arbeiders
beweging; God wil zegenen. Spr. wenschte
ook^dezen bond Gods zegen toe ln 't bonds-
In de middagvergadering werden nog ver
schillende voorstellen behandeld. Verwor
pen werd om in voorstellen aan den Dienst
der Werkloosheidsverzekering op te nemen
verhooging der uitkeering. Aangenomen
werd het voorstel van het Centraal Bestuur
om den duur der uitkeering te verlengen
tot 54 dagen. Verworpen werd een voorstel
Groningen om den uitkeeringsduur te bren
gen op 60 dagen. Verworpen werden voor
stellen van de afdeelingen Katwijk, Mid
delburg en Groningen betreffende de wacnt-
dagen. Aangenomen werd een redactiewij
ziging van art. 21, inhoudend, dat leden, die
gedurende een volle kalenderweek door
ziekte verhinderd zijn hun gewonen beroeps
arbeid te verrichten en geen steun, uit wel
ken hoofde ook, ontvangen, vrijgesteld zijn
van betaling der bondscontributie.
Nadat nog eenige andere voorstellen van
anderen aard waren verworpen, kwam aan
de orde een motie der bondsraadsleden
Dekker, Zaaiman en Brouwer om het sa
laris der centraal bestuursleden le brengen
op het peil van de salarisregeling van het
C. N. V. en de salarissen van 't administra
tief personeel van den bond in verhouding
tot die nieuwe salarissen te brengen. Na
discussie werd dit voorstel met 16 togen 14
stemmen aangenomen.
Na rondvraag werd de vergadering ge
sloten.
ch wat W115 -11I
HET REDDEND PLAGIAAT
Gemengd Nieuws.
EEN AKELIGE VONDST.
In het Weerdingerveen bjj Nieuw-Weerdinge
(Dr.) is een skelet gevonden op ongeveer 1.80
M. diepte. Het hoofd is nog duidelijk zichtbaar
Het geheele geraamte is nog gaaf en aange
kocht voor het archaeologisch-biologisch in
stituut te Groningen.
Nu moet ik je toch' even vertellen, wat
m'n vriend Max Ravers overkomen is.
Ravers is een origineele vent, heeft een
mooie kruidenierswinkel, dito vrouw en
dochter en een keurig bibliotheekje. Ook
schrijft hij en houdt winterlezingen. Ravers
danmaar laat ik hem zelf 't woord
geven.
.Sjonge, jonge, Bram", liet hij zich bij me
in een fauteuil vallen, „wat heb ik me daar
verleden Woensdagavond een historie door
gemaakt. Ik moest lezen in Kroosdrecht
voor de Saraviaclub, waarvan m'n vriend
Monté, Gerard Monté, in ijzerwaren, het
secretariaat bekleedt Nu was 't dien dag,
je ziet zooiets meer, juist verbazend druk,
doorloopend winkelbezoek, aankomst van
nieuwe voorraden en nog een paar onge
lukjes op den koop toe. Kortom ik had
nog net tijd m'n opstel: „Da-Costa's tijd
zangen" mét een Da-Costa-deeltje in m'n
tasch te klappen, toen de bus, die vlak voor
m'n woning stopt, toette en ik instapte.
Met een waaiend vaartje naar 't station ge-
tufd, trof ik daar den juisten trein en zat
ik kwart over 6 in de Microniusstraat tegen
over m'n vriend Monté, wiens vrouw en
beide dochtertjes uit winkelen waren en
wiens drie jongens avondlessen bijwoonden
We hadden dus 't huis ruim. Juist stak ik
een sigaar op, toen de bel overging en er
iemand was, om den huisheer te spreken.
Dit intermezzo wilde ik benutten voor 't
aanbrengen van een kleine kanttoekening
in m'n opstel, maar stel u mijn schrik voor
bij de ontdekking, dat ik een verkeerd
cahier in mijn tasch gestopt had en het
rechte dus nog thuis lag. Een oogenblik
raakte ik totaal van streek, vermande mij
echter, besloot 't dan maar voor de vuist
te wagen en Gerard, die. met een krantju
in zijn hand weer binnenkwam, niets te
laten merken.
„Zeg, Max", verzocht m'n gastheer, „kijk
dit krantje 's even in onder „Plaatselijk
Nieuws", Mét lei hij een weekblaadje uit een
dorp in verwijderde omgeving voor, waarin
ik tot mijn verbazing een verslagvan
mijn lezing voor dien avond, miat hier en
daar letterlijke citaten, vond. Ik keek m'n
vrind met groote oogen aan en„weet
jij", kwam ik los, „wie die K. M. is, die mijn
werk daar in Janskerke heeft staan af
draaien en hoe kwam de vent eraan?"
„Tja, dat laatste snap ik oók niet", schok
schouderde Monté, maar de misdadiger kan
ik je wel noemen, dat is m'n neef Karei
Monté 20-jarig onderwijzer te Janskerke.
Reken 't hem niet te zwaar aan Max, het
is een beste jongen.
„Nee", gaf ik toe, onderwijl een subliem
idee mijn brein doorflitste, „maar ik wil
toch op staanden voet weten, hoe diü schelm
van een schoolmeester aan mijn referaat
gekomen is. Zeg, Geer in hoeveel tijd tuffen
we in jouw auto naar Janskerke?"
„Nou als je niet opziet tegen een 45-K.M.
vaartje in 40 minuten, uit-en-terug, Max".
„Prachtig, Geer, om 8 uur begint de ver
gadering, we kunnen dat zaakje net nog
even opknappen.
„Je bent en je blijft een type, Max", lachte
Monté, „maar vooruit, Jans, onze oude ge
trouwe, kan wel zoolang op 't huis passen,
ik licht ze wel even in. Ik kan dan meteen
nog naar de dorpssmid met wie ik óók een
appeltje te schillen heb."
Ruim 20 minuten later stapte Gerard bij
den smid en in 't kosthuis van Karei Monté
binnen.
Toen ik m'n naam noemde, verbleekte hij
Ah, dacht ik, 't geweten spreekt. Ik moet
maar recht op den man af gaan.
„Zeg, meneer Monté, ben ik wèl ingelicht
dat u onlangs een referaat van mij voor
't uwe hebt laten doorgaan?"
„Ja, mijnheer", kwam het ronduit, „dat
is zoo! Ik wil er niet om liegen. Ik heb
heel uw referaat overgeschreven (geluk
kig, dacht ik) en daarna in een open
bare vergadering van onze J.V. voorgelezen
omdat ik 't zoo eenig mooi vond. Wil u 't
mij vergeven?"
„Maai*", drong ik aan, „hoe ter wereld
ben je toch in 't bezit van mijn werk ge
raakt?"
„M'nheer", klonk 't nu vastberaden, „dat
mag ik u niet zeggen, dat 's 't geheim van
iemand, die ik nooit verraden zal."
„Ei, zoo", meesmuilde ik lont ruikend.
„Nu", deed ik streng, „onder één voor
waarde wil ik je je letterdieverij vergeven
dat je me onmiddellijk het schrift afstaat,
waarin je 't bewuste opstel overgekalkt
hebt".
„Hier is het m'nheer Ravers", bewilligde
hij „en ik zou mij heel gelukkig rekenen,
als u niet al te slecht over me dacht".
Ik bromde zoo wat, maar net trad Gerard
binnen, groette z'n neef en nam mij haastig
mee naar de auto.
Nu eerst vertelde ik hem 't eigenlijke
doel van onzen tocht. Hij schaterde het uit
en plaagde: „Zeg jij mag Karei wel meer
dan dankbaar zijn voor zijn indiscretie. Zijn
plagiaat is jouw redding voor van avond".
„Zeg er is Gerard", vroeg ik zoo langs
mijn neus weg. ..heb jij er heusch geen
hoogte van. hoe dat ding in Kareis handen
gekomen is?"
„Nou Max", en er lichtte iets ondeugends
in zijn oogen. ,,'t is mc opgcvall«H, dat als
Toos van jouw zoo is een 14 dagen bij ons
logeert, Karei véél meer naar hier komt
dan andere en dat Toos pas vroolijk wordt
als Karei er is. Maar zwijg nou even, want
we zijn hier net aan een paar gevaarlijke
bochten".
DE BENZINE EN DE SIGARET.
Te Amsterdam heeft een bewaker van de
A.G.P.N.V. Zaterdagnacht om half vier in de
Reguliersdwarsstraat een man aangetroffen
wiens kleeding in brand stond.
De bewaker trok zijn jas uit en sloeg deze
om den man heen.
De oorzaak was, dat de man zjjn kleeding
met benzine had schoongemaakt en een sigaret
heeft aangestoken.
man is met eenige brandwonden naar
huis vervoerd.
DOOR HET HEMELVUUR GEDOOD.
Zondag zijn bij den landbouwer A. v. d. Ree
te Strijen (Z.H.) twee koeien door den bliksem
gedood.
DOODE1JJKE RIT.
De motorrijder v. d. Beek, die een auto-kara
vaan met ouden van dagen uit Barneveld be
geleide, reed op den Dolrierschen weg te Zeist
door een eigen verke?vsfc.it tegen een boom.
Hij overleed na eenige cocenblikken.
TWEE NIEUWE LILANDJES.
Volgens den correspondent van de Associated
Press te Rio de Janeiro koersen een Britsche
en een Braziliaansehe kruiser met vollen stoom
naar twee eilandjes, gelegen bij de rots St.
Paul op 27 gr. 20 min. W.L. en 0.0 gr. 50 min.
N.B. Deze eilandjes zijn Zaterdag j.l. ontdekt
door den kapitein van een Britsch stoomschip.
De wedloop betreft de afkondiging van de sou-
vereiniteit over de eilandjes.
KAPITEIN KLAKKEBOS OP DE LEEUWENJACHT
3. Op zekeren middag vloog de kapitein
m z'n stoel op. „Ophelia!" riep hij uit, „ik
ga op de leeuwenjacht!" „Op de Lééuwen-
jacht? Jij?", riep juffrouw Ophelia. „Man,
die gekke boeken hebben je 't hoofd op hol
gebracht!" Maar de kapitein keek haar ver
achtelijk aan en zweeg.
4. Den volgenden morgen vroeg vertrok
hij naar de hoofdstad en liet zich per auto
naar het vliegveld brengen. Hij klampte den
eersten den besten piloot aan. maakte een
diepe buiging, en zei: „Mijn naam is Klak-
kebos, en ik wil zoo gauw mogelijk vliegen
leeren".
(Wordt Vrijdag vervolgd.)
FEUILLETON
DESTERVANHALALAT
Een verhaal uit den tijd der Babylonische
ballingschap
In vier terrassen stegen zij op ongeveer
zeven meter dikke en twinitig meter van
elkander verwijderde steencn pijlers tot
'een hoogte van acht-en-zeventig meter.
jHet bovenste terras was nog honderd en
Itien meter lang en breed en droeg behalve
de machines, benoodigd voor de besproeiing
der planten, een prachtig zomerverblijf. Elk
terras vormde een onvergelijkelijk schoonen
lusthof. Aan drie ziiden kon men do ver
schillende tuinen beklimmen, terwijl deze
aan de Oostzijde door een nog hoogeren
muur afgesloten werden. Tegenwoordig
ziet men alleen een puinhoop, welke echter
nog een betrekkelijk kolossalen omvang
heeft en een hoogte van veertig meter be
reikt, de „Maklubeh" geheeten.
De jonge Sipparanerin want deze was
de schoone vrouw in de koets, wier gezellin
de slavin Lislima ook naar het verre Baby-
Ion de meesteres niet verliet zag van al
die heerlijkheid der kunst en der natuur
bitter weinig. Een onverklaarbare angst
voor den koning vermengd met de wilde
smart der scheiding van Achiramu maakte
haar onverschillig voor pracht en rijkdom.
Zij liet zich als een slapende naar boven
dragen en toen de koets stilhield en Tana
verzocht werd af te stijgen moest men haar
dit tweemaal zeggen.
.Op deze hoogte stond een allerliefst pavil
joen, met beeldhouwwerk uit albast ver
sierd. Hadden de beide meisjes op dat
oogenblik een open oog voor het schoon'3
gehad, dan zouden zij met verbazing om
zich heen gezien hebben. Want waar men
ook den blik richtte, overal had men het
heerlijkste vergezicht over de stad en de
omringende vlakte, doorsneden door den
kronkelenden, zilverkleurigen stroom.
't Was of Tana het slot, eener tooverfee
binnen gegaan was, toen zij door de poort
van het kleine gebouw schreed.
Maar zij zag niets, wijl angst en onrust
geest en hart omklemden. Zij hoorde nau
welijks de halfluide stem, welke haar toe
fluisterde: „Werp u neder!" Instinctmatig
liet zij zich op de knieën vallen. Maar een
andere, welluidende spraak klonk in haar
ooren, vriendelijk, vleiend zelfs: „Richt u
op en nader!"
Nu zag zij eerst den koning, die in een
half liggende, half zittende houding op een
prachtige ottomane rustte.
De vorst zou schoon genoemd kunnen
worden, indien een al te abnormale corpu
lentie zulks niet weersprak.
Zijn gelaat, waarvan de plooien zoowel
het werken d-er hartstochten als een leven
van groote daden verrieden, werd verleven
digd door oogen, welke vroeger bepaald van
levenslust en ondernemingsgeest moesten
geschitterd hebben, die thans echter mat en
moe ronddwaalden.
Hij wierp een blik op de jonge Sippara
nerin en sprak toen, bevredigd door hetgeen
hij zag:
„Gij zijt schoon, Tavat-Hasina, schooner,
dan ik volgens de gezegden der bericht
gevers geloofde. Met welgevallen rust mijn
oog op u. Gij zult in mijn paleis bekomen
wat gij verlangt en uwe bevelen zullen met
met denzelfden spoed opgevolgd worden als
de mijne. Wee hem, over wien gij onte
vreden mocht zijn!"
't Meisje antwoordde niets, maar staarde
somber, treurig voor zich uit. De koning
geloofde, dat zijn aanwezigheid haar zoo
zeer imponeerde en sprak daarom vrien-
„Ga thans, Tavat! De reis zal u vermoeid
hebben! Ik zal u spoedig weerzien."
Toen gaf hij den eunuchen een wenk.
haar weg te leiden, en dezen maakten
Tana, die nog altijd als in een droom bleef
staan, begrijpelijk, dat het onderhoud met
den koning geëindigd was.
In denzelfden draagstoel werd zij naar
den Koningsburg gevoerd en de zalen en
tuinen van het bidruti, de harem des Baby-
lonischen vorsten, werden geopend voor de
nieuwe odaliske, die hoogstwaarschijnlijk
nimmermeer door een der poorten naar
Sippara zou-, terugkeeren.
Nauwelijks was het schip, dat het meisje
naar Babyion bracht, weer van den steenen
trap bij den tuin stroomafwaarts gezeild
naar de haven, waar de koninklijke vaar
tuigen bewaard werden, toen een kleine
boot naderde. Op enkele meters afstands
legden de roeiers de riemen neer. Behalve
de slaven bevond zich in de boot een jonge
man, tot den aanzienlijken stand behoorende
Met somberen blik keek hij naar de plek,
waar Tavat-Hasina aan wal gezet was. Een
hartstochtelijk, onheilspellend vuur gloeide I
in zijn oogen om spoedig plaats te maken 1
voor een zwaarmoedige wanhoop. Achiramu 1
de Sippar&ner had zijn bruid van verre ge
volgd, toen haar vader, i.a een hevigen I
tweestrijd, eindelijk besloot aan het verlan
gen des konings te voldoen, door het meisje
aan 's vorsten gezant ter verdere begelei
ding toe te vertrouwen.
Langen tijd zag de ongelukkige jonge man
naar de hangende tuinen om te ontdekken
waar men haar heengevoerd had.
Daar zag hij plotseling de draagkoets
boven een trap zweven.
„Helaas!" riep hij wanhopig uit, „daar
draagt men mijn bruid heen. Men sluit
haar in deze gouden gevangenis op. Achi
ramu, ge hebt weinig hoop, haar ooit uit
dit verblijf te redden."
Het was donker geworden en de jongeling
kon niet langer, hoe scherp hij ook zag,
met zijn oog de grauwe schemering door
boren. Een pijnlijke zucht ontsnapte hem.
Langer blijven baatte niet. Hij begreep dit
en gaf daarom aan de slaven een vrenk
naar den anderen oever van den stroom te
In de nabijheid van de plek, waar de
roeiers aanlandden, was het paleis van den
stadhouder van Babyion. Het was een mooi
gebouw, van binnen smaakvol versierd. De
slaaf aan de poort lachte, toen hij den Sip-
paraner zag, want hij herkende hem tei'-
stond.
„Geron", sprak Achiramu, „dien mij oogen
blikkelijk bij uw meester aan!"
„Bij Sukkel of z'n vader, den stadhouder?"
„Ik wil Sukkal zien. Maar haastig, in
dien hij nog hier is!"
„Ga maar binnen, heer! Gij zult hem bij
het avondmaal aantreffen."
Zij liepen door verschillende gangen, tot
Geron eindelijk bleef staan en een kostbaar
voorhangsel op zij sloeg. Vele lampen ston
den op hooge kandelaars tc branden §n
verspreidden een hel licht Tapijten van
kostbaar weefsel bedekten wanden en vloer
De Babyloniër zag vreemd op, toen hij
zijn vriend zoo onverwacht de eetzaal zag
binnenkomen. Hij stond op en liep op den
bezoeker toe; maar trad verschrikt achter
uit toen hij diens wanhopig gelaat aan
schouwde.
„Uw gelaat voorspelt mij niets goeds,
Achiramu," .sprak hij.
„Tana is verloren."
„Hoe? Dus moest ik, ongelukkige, bij
mijn laatste bezoek werkelijk een juisten
blik in de t ekomst geworpen hebben?"
„Ja, Sukkal; maar ook zonder uw profetie
was het ongeluk geschied. Doch wat kunnen
wij nu doen?"
„Is het meisje werkelijk in het bidruti
van Nabunahid?"
„Ik volgde haar tot aan de trap naar de
langende tuinen. Men droeg haar naar 't
paviljoen van den vorst"
„Vriend, verlies de hoop niet; als Tana
u maar trouw blijft en den koning dag in
dag uit weerstaat! Ik zal u natuurlijk
helpen, zooveel ik kan en ook den bijstand
van mijn vader inroepen. Maar kom aan,
zet u neer en gebruik iets! Geron zorg, dat
onze gast binnen enkele oogenblikken een
bad kan nemen en breng dan nieuwe
kleeren!"
Spoedig zat Achiramu naast zijn vriend
aan den welvoorzienen disch. Maar hij
raakte geen enkele spijs aan. Alleen dronk
hij haastig enkele bekers vurigen Syri-
schen wijn.
.Morgen zullen wij beraadslagen, vriend,
wat er gedaan moet worden. Blijf hopen!
Alle* zal goed gaan!"
HOOFDSTUK VII
IN DE WONING DER VROUWEN
De koningsburg was een bouwwerk van
groote afmetingen. Wat onder dien naam
verstaan werd was een verzameling van ge
bouwen, opgericht door koning Nebukad-
nezar, op den linkeroever van den Euphraat
Het oorspronkelijk paleis was op den rech-
ter-oever gebouwd, wellicht dat paleis, waar
van Oppert de fundamenten aan den voet
van den „toren der zeven lichten" te Bor-
sippa, in het zuid-westen der stad vond.
Een dubbele muur omringde deze gebou-
en, welke, zooals men thans met zeker
heid weet, gedeeltelijk op een terras ge
bouwd waren, dat aan den voornaamsten
erkeersweg, den Euphraat, liggende, dus
de geschikste plaats aanbood voor 'n sterkte
die aldus de gansche stad bcheerschte.
Duitsche onderzoekers hebben het Zuide
lijk paleis blootgelegd. Vergeleken met de
Assyrische koningspaleizen, waarvan de in
deeling uit de opgravingen te Dur-Sargon
zeer wel bekend zijn, moest dit ook uit
drie gedeelten bestaan hebben: het serail,
of de woning des voreten, bestaande uit da
private vertrekken en een aantal pronk
zalen, dan het bidruti of de harem, de
woning der vele vrouwen en bijzitten des
konings, en eindelijk de uitgestrekte ge
bouwen voor het dienstpersoneel met de
stallen.
'(Wordt vervolgdj