naa WOENSDAG 17 JUNI 1931 DERDE BLAD PAG. 9 GEREF. MANNENBOND NEGENDE BONDSDAG TE ARNHEM REDEVOERINGEN VAN Ds: C. J. v. d. BOOM, Dr. K. DIJK en Ds. J. SMELÏK In „Musis Sacrum" te Arnhem werd van daag gehouden de negende Bondsdag van den Bond van Geref. Mannenvereenigmgen i/n Nederland. Te 10 uur werd de morge nvergaideniin>g aangevangen. Gezongen werd Psailim 150 1 daarna gebeden en gelezen Job. 17 919. Openingsrede. I. De Kerk van Chris geopenbaarde waarheid Gods te belijd» de roeping de inderwerpen, vastgel et religieuse lei 'el als de betrekking t het eigenlijke De Reformatie wil geer stonden het beginsel voor. dat d< andere moet doordringen me: en heiliging van het zoogenaamde d.i. de in den mensch gelegde kier snkkeld, d>at het n. itelijke moet word. Is onze taak. zegt t door de gedach- leven door het den verlicht en bezield. over de cultuur worden meegesleept dooi de ontkerstening der cul- renhouden, maar hoewel we toch alle krachten hebben wij zijn met onze t Mannenvereenlgln piëtistische lijn, shrlkkelljke de: tijd. Wij wille- coi daarbij niet consen den ouden tijd willei niet naast of bov< msohji dat God bekwaa :nden Bondsdag |opend. (Applaus). Jaarverslagen. Hierna kwaim in beeprefkiinjg bei jaarver- jelag vaal dan eeoretarie-peninlingmeeeter, den (beer R. Coulander, vwn Den Haag. Hieruit bleek o.m., dat de Bond op 1 Mei '1931 beetond uit 111 aangesloten veaeeni- igingen met bijna 2S00 leden. I Uit een ingestedd onderzoeik blijkt, dat het gemiddeld ledental! der vereendigingen 25 ie, Ivarieerenide vam 7S tot 8, en diat de venga- daringen meestal door 50 k 75% van bet aan tal leden wordt bezodht, weflik bezoek bij i kleinere vereenigiingen doorgaans beter is dan bij giroote, ja bij sommige kiLeine zelfs |de 100% nadert. I Het Bondsorgaan, liet „Gereformeerd Man 'ineniblad" verschijnt alike maand in ongeveer '3500 exemplaren; tevens werden verschil lende propagandageschriften uitgegeven. De ontvangsten over 1930 bedroegen f 1752.48, er is een sa.Ldo in kas van f 7.69. De morgen vergadering werd verder in be slag genomen door die behandeling van ver schillende huishoudelijke zaken. Referaat Dr. K. Dijk. j In de middagvergadering refereerde Dr. K. D ij k, van Den Haag, over bet onder werp „Belijdenis cn Beleving". Spo\ deed Iddt aan de band van de volgende punten: irherid Gods Is de als het Lichaam van Christus, dat dit fetisch ambt in de wereld heeft te vervul- Deze taak hebben wij vast te houden te latische en subjectivistisch» stroominax.-JM(_- IV. De kerkelijke belijdenis heeft gezag, omdat zij is de vertolking van Gods waarheid; echter een gezag, dat onder het gezag dei Schrift staat en aan deze autoriteit onderwor pen is: gezag over de consciëntie bezit de ker kelijke belijdenis niet: dit heeft alleen het Woord Gods. i daarom moet de Confessie Schrift getoetst ter aan hot gezag reedt de Kerk met gezag op naar binnen i laar bulten; in haar eigen kring en tegenov. V. Met die belijdenis moet de beleving - overeenstemming de religieuse reflexie de. dc praktijk der godzaligheid is het ,n den Geest Gods, Die niets ten halve doet, ook hier de harmonie van Zijn arbeid tot enbaring brengt. i beleving i dit laatste die de beleving beleving kan de belijdenis >rredn blijft altijd klein. ir beleven w lijdenis is primair. de Mannenvereenlging 1 i Gods Woord steeds diep belijdenis, ln te dringen in de sohattei daardoor het beleven èn persoonlijk leven der gemeente versterken. Op dit referaat volgde een geanimeerde bespreking. Opwekkende rede Ds. J. Smelik. De Bondsdag werd besloten met een op wekkende rede van Ds. J. Smelik, van Loosd'uimen, die hiiertoe als onderwerp koos „Wereldiberoaring en Weneld-overwiininiing". ligt, aldus spr., Koninkrijk Gods, en pretentie komen, om dat het de pretentie van het Woord, van den Naam Gods, van Christus- Kruis is. Het gaat ook in onzen arbeid om Gods eer, en om de inning van Zijn Koninkrijk, dit de pretentie der Schrift is. toont spr. uitvoerig aan mot het voorbeeld van den pro- - Ella, den beroerder Israëls. wiens taak is. de wereld uiit de Kerk te halen. De geestelijke worsteling tusschen Elia en Achab, isschen de aanhangers van Ba&l-Astarte, en 2 profetische dienst van Jehovah, is een on- ardeel en symbool van den strijd, die alle ;uwen door gevoerd wordt tusschen God en en Satan, Christus en den zoon-des-vetrderfs. Dit toont apr. weer aan met het visioen der vee getuigen uit Openb. II, dat ons de wor- eling sohildert tusschen de gemeente van achten van geloof (Mozes) en de koalitie der vijanden van bed (Ella), God. t gaat steeds tot wereldov» zijn wij bei wereldberoering ook overwin UIT DE ANTI-REV. PARTIJ DE RAADSVERKIEZING Uit Giessendam schrijft men ons: Voor de a-s. verkiezing van leden voor c emeenteraad zullen de kiezers hun keuze het en te doen uit 5 lijsten: 1 Antirev., 2 Gemeen! belangen. 3 Groen van Prlnsterer, 4 S.G.I ïen tot oprichting vat er en leem" zich niet laat mengen b vraagstukken niet mogelijk hebben opgarici •an Prinstrer". Ev. verscheiden le r het loopt zijn blj- tijd zal zijn. scheiding ndet voc NED. CHR. BOUWARBEIDERSBOND BONDSRAADSVERGADERING TE HILVERSUM De heer J. A. Schaafsma hield gister morgen allereerst zijn referaat over „De werkloosheid, baar oorzaken en bestrijding", waarvan we gisteren reeds de korte stel lingen gaven. Spr. ging eerst na de historie, wees erop dat in de vorige eeuw 't ver schijnsel der -werkloosheid ernstiger zich be gon af te teekenen en ging na hoe door de toenemende mechaniseering en rationalisee- ring der bedrijven de werkloosheid grooter was geworden, doch dat de machines op zichzelf een uitvinding mochten worden ge noemd, welke veel zegen met zioh bracht, omdat erdoor kwamen nieuwe behoeften, die weer vervuld moesten worden, waartoo weer arbeidskracht noodig was. Er is ech ter een leger van werkloozen en heit huidig maatschappelijk bestel heeft dit noodig om de arbeidskrachten te kunnen aanvullen, als dit noodig is. Maar toch moeten de ar beidersorganisaties tweeërlei doen: eerstens dit resenveleger zoo klein mogelijk maken, ten tweede de loondrukkende tendenz zoo veel mogelijk eraan ontnemeoi. Dit laatste geschiedt door de werkloos heidsverzekering, welke daarop zeer uitvoe rig door inl. behandeld werd. Nagegaan werd hoe eerst bet Gentscbe stelsel gevolgd werd, maar dit in 1917 werd verlaten voor het Deensdhe stelsel. Cijfers werden gege ven welke aantoonden van hoe groote be teekenis het werk der werkloozenkassen is geweest in den loop der jaren en hoeveel zegen reeds door de werkloosheidsverzeke ring werd verspreid. Het moet zoo worden geregeld, dat de werkloozenkassen in crisis jaren aan hun verplichtingen kunnen vol doen. De werkloosheid is een normaal ver schijnsel en moet dan ook met normale af weermiddelen worden bestreden. De werkloosheid, welke we thans zien, is eahter abnormaal en ref. ging uitvoerig de oorzaken daarvan na; de Vredesverdragen van 1919 zijn er voor een groot deel schul dig aan; de regeling der oorlogsschulden de stagnatie in het wereldhandelsverkeei (China en Rusland zijn zoo goed als afge sloten en Britsch-Indië boycot zooveel mo gelijk Engelsche goederen). Tegenover die oorzaken staan we machteloos. Economen, en sociologen van naam weten geen oplos sing aan te geven; de arbeidersorganisaties staan dan toch zeker machteloos. Voor be de groepen van industrieën zijn aparte oorzaken aan te wijzen, b.v. voor de sigaren industrie, welke het grootste deel van haar exportgebied verloor en dit nog niet herwon; de metaalindustrie, welke lijdt, doordat er bijna geen schepen meer gebouwd -worden, enz. Er is reden tot klacht over de gebrek kige organisatie van het maatschappelijk leven en medelijden past met millioenen onzer medemenschen, die lijden onderwerk loomheid en die naast hun stoffelijke ellen gevaar loopen van geestelijken nood to lijden, door het oor te leenen aan extremis tische invloeden. Het peil van de arbeidersklasse is hoogei gebracht. De actie der vakorganisaties voor verbetering der arbeidsvoorwaarden etn voor behoud van het verkregene heeft, mede door het middel der werkloosheidsverzeke ring, goede gevolgen gehad. Dit nu is be reikt niet door -Wieoretiseeren, maar dooi moeizamen detailarbeid. En zoo past ook de opwekking om getrouw te zijn in ons werk. Het gebod Gods zegt God lief te heb ben boven alles en den naaste als onszei En voor ons geldt het, ook in ons bondswerk: wat uw hand vindt om te doen, doet dat met uw macht. Bij de bespreking vond de heer Dekker, dat inl. te weinig de nadruk gelegd had op de zonde als oorzaak der maatschappe lijke ellende. De wachtdagen hij werkloos heid zijn verkeerd; de uitkeoringen zijn te laag. Verkorting van arbeidstijd'is noodza kelijk. De heer Z a aim an zei, dat er geen overproductie, doch onderconsumptie is. Ais er korter gewerkt moet worden, moet het voor hetzelfde loon of voor minder? Als het voor hetzelfde loon moet worden de producten duurder (kostprijs gaat om hoog) en komen we toch niet verder. De heer De Jong vond de geestelijke zijde van 't vraagstuk te weinig belicht. De ge meentebesturen moeten worden aange spoord om meer dan tot dusver ln de werk loosheidsverzekering deel te nemen. De heer Bruyn wees erop, dat bij de mecha niseering minder vakkennis noodig was; daardoor zijn er groote groepen ontstaan, die het eerst in aanmerking komen te wor den ontslagen, want bij tijden van werk loosheid vinden de vakbekwamen toch nog de meeste kans om werk te houden. De heer kevisser vond verplichtendverkla- ring der collectieve arbeidscontracten noo dig en goed toezicht op naleving van den wettelijk vastgestelden arbeidstijd. De heer *^od zei, dat vele arbeiders, voordat ze den pensioen-leeftijd bereiken, uit het bcdrijl ges-tooten worden; die leeftijdsgrens voor pensionneering moest verlaagd worden. De heer Schaafsma wees er in zijD antwoord op, dat onder Christenen altijd vaststaan moet, dat de zonde oorzaak is van de ellende, en dat het ideaal dat we willen bereiken is de gerechtigheid Gods. Verkor ting van arbeidstijd is in behandeling bij het Chr. Nat Vakverbond; dit vraagstuk is veel te omvangrijk om er nu een oordeel over uit te spreken. Inderdaad ls het zoo, dat diegenen, die vakkennis hebben de beste en vaste betrekkingen hebben. De menschen, die het minste werkloos zijn zijn de goede kern der werklieden, dat mag 2 Constructie-details, die U alléén bij de allerkostbaarste machines zult aantreffen, 'n Ritsema type R.R. biedt U thans deze vootdeelen voor een uiterst voordeeligen prijs. Zuiver Nederlandsch fabri kaat. Uw verouderden of defecten stofzuiger kannen wij deigtwenscht repareeren. Ook willen wij Uw oude machine van U koopen, indien U zich één der moderne Rilsema's gaat aanschaffen. gezegd worden, zonder de anderen tekort te doen. De Chr. arbeidersbeweging werkt voor bindendverklaring der C. A. O., even als voor handhaving van den wettelijk vast gestelden arbeidstijd. Als men vroegere pen sionneering van arbeiders noemt als een middel tot bestrijding der werkloosheid, dan moet men ook noemen beter onderwijs voor de kinderen, daardoor zijn dan wee< onderwijzers noodig en meer scholen, dan moeten we ook noemen verbetering der so ciale verzekering, maar al die dingen moe ten geleidelijk worden ingevoerd, al naar de maatschappij het dragen kan. En om dienaangaande het evenwicht te zoeken: financieel moeten economen en sociale or ganisaties saamwerken. In de eerste plaats hebben wij eenvoudig onzen plicht te doen. De dingen zullen steeds moeilijker worden; we gaan aan op de wederkomst van Chris tus. Maar dan moeten we zien de ellende door de zonde teweeggebracht, uitzien op de gerechtigheid Gods, blikkend op de we derkomst van Christus. De heer K. Kruithof sprak daarna na mens 't C.N.V. Hij wees erop dat de verga dering Maandag verworpen had een voor stel om verplichtend te stellen deelname aan het Lb.c. fonds „Draagt Elkanders Las ten". Toch zal de bond daaraan moeten te eeniger tijd, omdat zulks is in 't. be'lang der Ghr. Vakbeweging. Er is een mooi besluit genomen met de instelling van het regle ment inzake uitkeering bij ziekte. De bond kon dit doen, doordat hij er financieel goed voorstaat Spr. wenscht daarmee geluk. Maar we mogen er ons niet op verhiren, want dan is een deel van den zegen reeds weg. Het gaat goed met de Chr. arbeiders beweging; God wil zegenen. Spr. wenschte ook^dezen bond Gods zegen toe ln 't bonds- In de middagvergadering werden nog ver schillende voorstellen behandeld. Verwor pen werd om in voorstellen aan den Dienst der Werkloosheidsverzekering op te nemen verhooging der uitkeering. Aangenomen werd het voorstel van het Centraal Bestuur om den duur der uitkeering te verlengen tot 54 dagen. Verworpen werd een voorstel Groningen om den uitkeeringsduur te bren gen op 60 dagen. Verworpen werden voor stellen van de afdeelingen Katwijk, Mid delburg en Groningen betreffende de wacnt- dagen. Aangenomen werd een redactiewij ziging van art. 21, inhoudend, dat leden, die gedurende een volle kalenderweek door ziekte verhinderd zijn hun gewonen beroeps arbeid te verrichten en geen steun, uit wel ken hoofde ook, ontvangen, vrijgesteld zijn van betaling der bondscontributie. Nadat nog eenige andere voorstellen van anderen aard waren verworpen, kwam aan de orde een motie der bondsraadsleden Dekker, Zaaiman en Brouwer om het sa laris der centraal bestuursleden le brengen op het peil van de salarisregeling van het C. N. V. en de salarissen van 't administra tief personeel van den bond in verhouding tot die nieuwe salarissen te brengen. Na discussie werd dit voorstel met 16 togen 14 stemmen aangenomen. Na rondvraag werd de vergadering ge sloten. ch wat W115 -11I HET REDDEND PLAGIAAT Gemengd Nieuws. EEN AKELIGE VONDST. In het Weerdingerveen bjj Nieuw-Weerdinge (Dr.) is een skelet gevonden op ongeveer 1.80 M. diepte. Het hoofd is nog duidelijk zichtbaar Het geheele geraamte is nog gaaf en aange kocht voor het archaeologisch-biologisch in stituut te Groningen. Nu moet ik je toch' even vertellen, wat m'n vriend Max Ravers overkomen is. Ravers is een origineele vent, heeft een mooie kruidenierswinkel, dito vrouw en dochter en een keurig bibliotheekje. Ook schrijft hij en houdt winterlezingen. Ravers danmaar laat ik hem zelf 't woord geven. .Sjonge, jonge, Bram", liet hij zich bij me in een fauteuil vallen, „wat heb ik me daar verleden Woensdagavond een historie door gemaakt. Ik moest lezen in Kroosdrecht voor de Saraviaclub, waarvan m'n vriend Monté, Gerard Monté, in ijzerwaren, het secretariaat bekleedt Nu was 't dien dag, je ziet zooiets meer, juist verbazend druk, doorloopend winkelbezoek, aankomst van nieuwe voorraden en nog een paar onge lukjes op den koop toe. Kortom ik had nog net tijd m'n opstel: „Da-Costa's tijd zangen" mét een Da-Costa-deeltje in m'n tasch te klappen, toen de bus, die vlak voor m'n woning stopt, toette en ik instapte. Met een waaiend vaartje naar 't station ge- tufd, trof ik daar den juisten trein en zat ik kwart over 6 in de Microniusstraat tegen over m'n vriend Monté, wiens vrouw en beide dochtertjes uit winkelen waren en wiens drie jongens avondlessen bijwoonden We hadden dus 't huis ruim. Juist stak ik een sigaar op, toen de bel overging en er iemand was, om den huisheer te spreken. Dit intermezzo wilde ik benutten voor 't aanbrengen van een kleine kanttoekening in m'n opstel, maar stel u mijn schrik voor bij de ontdekking, dat ik een verkeerd cahier in mijn tasch gestopt had en het rechte dus nog thuis lag. Een oogenblik raakte ik totaal van streek, vermande mij echter, besloot 't dan maar voor de vuist te wagen en Gerard, die. met een krantju in zijn hand weer binnenkwam, niets te laten merken. „Zeg, Max", verzocht m'n gastheer, „kijk dit krantje 's even in onder „Plaatselijk Nieuws", Mét lei hij een weekblaadje uit een dorp in verwijderde omgeving voor, waarin ik tot mijn verbazing een verslagvan mijn lezing voor dien avond, miat hier en daar letterlijke citaten, vond. Ik keek m'n vrind met groote oogen aan en„weet jij", kwam ik los, „wie die K. M. is, die mijn werk daar in Janskerke heeft staan af draaien en hoe kwam de vent eraan?" „Tja, dat laatste snap ik oók niet", schok schouderde Monté, maar de misdadiger kan ik je wel noemen, dat is m'n neef Karei Monté 20-jarig onderwijzer te Janskerke. Reken 't hem niet te zwaar aan Max, het is een beste jongen. „Nee", gaf ik toe, onderwijl een subliem idee mijn brein doorflitste, „maar ik wil toch op staanden voet weten, hoe diü schelm van een schoolmeester aan mijn referaat gekomen is. Zeg, Geer in hoeveel tijd tuffen we in jouw auto naar Janskerke?" „Nou als je niet opziet tegen een 45-K.M. vaartje in 40 minuten, uit-en-terug, Max". „Prachtig, Geer, om 8 uur begint de ver gadering, we kunnen dat zaakje net nog even opknappen. „Je bent en je blijft een type, Max", lachte Monté, „maar vooruit, Jans, onze oude ge trouwe, kan wel zoolang op 't huis passen, ik licht ze wel even in. Ik kan dan meteen nog naar de dorpssmid met wie ik óók een appeltje te schillen heb." Ruim 20 minuten later stapte Gerard bij den smid en in 't kosthuis van Karei Monté binnen. Toen ik m'n naam noemde, verbleekte hij Ah, dacht ik, 't geweten spreekt. Ik moet maar recht op den man af gaan. „Zeg, meneer Monté, ben ik wèl ingelicht dat u onlangs een referaat van mij voor 't uwe hebt laten doorgaan?" „Ja, mijnheer", kwam het ronduit, „dat is zoo! Ik wil er niet om liegen. Ik heb heel uw referaat overgeschreven (geluk kig, dacht ik) en daarna in een open bare vergadering van onze J.V. voorgelezen omdat ik 't zoo eenig mooi vond. Wil u 't mij vergeven?" „Maai*", drong ik aan, „hoe ter wereld ben je toch in 't bezit van mijn werk ge raakt?" „M'nheer", klonk 't nu vastberaden, „dat mag ik u niet zeggen, dat 's 't geheim van iemand, die ik nooit verraden zal." „Ei, zoo", meesmuilde ik lont ruikend. „Nu", deed ik streng, „onder één voor waarde wil ik je je letterdieverij vergeven dat je me onmiddellijk het schrift afstaat, waarin je 't bewuste opstel overgekalkt hebt". „Hier is het m'nheer Ravers", bewilligde hij „en ik zou mij heel gelukkig rekenen, als u niet al te slecht over me dacht". Ik bromde zoo wat, maar net trad Gerard binnen, groette z'n neef en nam mij haastig mee naar de auto. Nu eerst vertelde ik hem 't eigenlijke doel van onzen tocht. Hij schaterde het uit en plaagde: „Zeg jij mag Karei wel meer dan dankbaar zijn voor zijn indiscretie. Zijn plagiaat is jouw redding voor van avond". „Zeg er is Gerard", vroeg ik zoo langs mijn neus weg. ..heb jij er heusch geen hoogte van. hoe dat ding in Kareis handen gekomen is?" „Nou Max", en er lichtte iets ondeugends in zijn oogen. ,,'t is mc opgcvall«H, dat als Toos van jouw zoo is een 14 dagen bij ons logeert, Karei véél meer naar hier komt dan andere en dat Toos pas vroolijk wordt als Karei er is. Maar zwijg nou even, want we zijn hier net aan een paar gevaarlijke bochten". DE BENZINE EN DE SIGARET. Te Amsterdam heeft een bewaker van de A.G.P.N.V. Zaterdagnacht om half vier in de Reguliersdwarsstraat een man aangetroffen wiens kleeding in brand stond. De bewaker trok zijn jas uit en sloeg deze om den man heen. De oorzaak was, dat de man zjjn kleeding met benzine had schoongemaakt en een sigaret heeft aangestoken. man is met eenige brandwonden naar huis vervoerd. DOOR HET HEMELVUUR GEDOOD. Zondag zijn bij den landbouwer A. v. d. Ree te Strijen (Z.H.) twee koeien door den bliksem gedood. DOODE1JJKE RIT. De motorrijder v. d. Beek, die een auto-kara vaan met ouden van dagen uit Barneveld be geleide, reed op den Dolrierschen weg te Zeist door een eigen verke?vsfc.it tegen een boom. Hij overleed na eenige cocenblikken. TWEE NIEUWE LILANDJES. Volgens den correspondent van de Associated Press te Rio de Janeiro koersen een Britsche en een Braziliaansehe kruiser met vollen stoom naar twee eilandjes, gelegen bij de rots St. Paul op 27 gr. 20 min. W.L. en 0.0 gr. 50 min. N.B. Deze eilandjes zijn Zaterdag j.l. ontdekt door den kapitein van een Britsch stoomschip. De wedloop betreft de afkondiging van de sou- vereiniteit over de eilandjes. KAPITEIN KLAKKEBOS OP DE LEEUWENJACHT 3. Op zekeren middag vloog de kapitein m z'n stoel op. „Ophelia!" riep hij uit, „ik ga op de leeuwenjacht!" „Op de Lééuwen- jacht? Jij?", riep juffrouw Ophelia. „Man, die gekke boeken hebben je 't hoofd op hol gebracht!" Maar de kapitein keek haar ver achtelijk aan en zweeg. 4. Den volgenden morgen vroeg vertrok hij naar de hoofdstad en liet zich per auto naar het vliegveld brengen. Hij klampte den eersten den besten piloot aan. maakte een diepe buiging, en zei: „Mijn naam is Klak- kebos, en ik wil zoo gauw mogelijk vliegen leeren". (Wordt Vrijdag vervolgd.) FEUILLETON DESTERVANHALALAT Een verhaal uit den tijd der Babylonische ballingschap In vier terrassen stegen zij op ongeveer zeven meter dikke en twinitig meter van elkander verwijderde steencn pijlers tot 'een hoogte van acht-en-zeventig meter. jHet bovenste terras was nog honderd en Itien meter lang en breed en droeg behalve de machines, benoodigd voor de besproeiing der planten, een prachtig zomerverblijf. Elk terras vormde een onvergelijkelijk schoonen lusthof. Aan drie ziiden kon men do ver schillende tuinen beklimmen, terwijl deze aan de Oostzijde door een nog hoogeren muur afgesloten werden. Tegenwoordig ziet men alleen een puinhoop, welke echter nog een betrekkelijk kolossalen omvang heeft en een hoogte van veertig meter be reikt, de „Maklubeh" geheeten. De jonge Sipparanerin want deze was de schoone vrouw in de koets, wier gezellin de slavin Lislima ook naar het verre Baby- Ion de meesteres niet verliet zag van al die heerlijkheid der kunst en der natuur bitter weinig. Een onverklaarbare angst voor den koning vermengd met de wilde smart der scheiding van Achiramu maakte haar onverschillig voor pracht en rijkdom. Zij liet zich als een slapende naar boven dragen en toen de koets stilhield en Tana verzocht werd af te stijgen moest men haar dit tweemaal zeggen. .Op deze hoogte stond een allerliefst pavil joen, met beeldhouwwerk uit albast ver sierd. Hadden de beide meisjes op dat oogenblik een open oog voor het schoon'3 gehad, dan zouden zij met verbazing om zich heen gezien hebben. Want waar men ook den blik richtte, overal had men het heerlijkste vergezicht over de stad en de omringende vlakte, doorsneden door den kronkelenden, zilverkleurigen stroom. 't Was of Tana het slot, eener tooverfee binnen gegaan was, toen zij door de poort van het kleine gebouw schreed. Maar zij zag niets, wijl angst en onrust geest en hart omklemden. Zij hoorde nau welijks de halfluide stem, welke haar toe fluisterde: „Werp u neder!" Instinctmatig liet zij zich op de knieën vallen. Maar een andere, welluidende spraak klonk in haar ooren, vriendelijk, vleiend zelfs: „Richt u op en nader!" Nu zag zij eerst den koning, die in een half liggende, half zittende houding op een prachtige ottomane rustte. De vorst zou schoon genoemd kunnen worden, indien een al te abnormale corpu lentie zulks niet weersprak. Zijn gelaat, waarvan de plooien zoowel het werken d-er hartstochten als een leven van groote daden verrieden, werd verleven digd door oogen, welke vroeger bepaald van levenslust en ondernemingsgeest moesten geschitterd hebben, die thans echter mat en moe ronddwaalden. Hij wierp een blik op de jonge Sippara nerin en sprak toen, bevredigd door hetgeen hij zag: „Gij zijt schoon, Tavat-Hasina, schooner, dan ik volgens de gezegden der bericht gevers geloofde. Met welgevallen rust mijn oog op u. Gij zult in mijn paleis bekomen wat gij verlangt en uwe bevelen zullen met met denzelfden spoed opgevolgd worden als de mijne. Wee hem, over wien gij onte vreden mocht zijn!" 't Meisje antwoordde niets, maar staarde somber, treurig voor zich uit. De koning geloofde, dat zijn aanwezigheid haar zoo zeer imponeerde en sprak daarom vrien- „Ga thans, Tavat! De reis zal u vermoeid hebben! Ik zal u spoedig weerzien." Toen gaf hij den eunuchen een wenk. haar weg te leiden, en dezen maakten Tana, die nog altijd als in een droom bleef staan, begrijpelijk, dat het onderhoud met den koning geëindigd was. In denzelfden draagstoel werd zij naar den Koningsburg gevoerd en de zalen en tuinen van het bidruti, de harem des Baby- lonischen vorsten, werden geopend voor de nieuwe odaliske, die hoogstwaarschijnlijk nimmermeer door een der poorten naar Sippara zou-, terugkeeren. Nauwelijks was het schip, dat het meisje naar Babyion bracht, weer van den steenen trap bij den tuin stroomafwaarts gezeild naar de haven, waar de koninklijke vaar tuigen bewaard werden, toen een kleine boot naderde. Op enkele meters afstands legden de roeiers de riemen neer. Behalve de slaven bevond zich in de boot een jonge man, tot den aanzienlijken stand behoorende Met somberen blik keek hij naar de plek, waar Tavat-Hasina aan wal gezet was. Een hartstochtelijk, onheilspellend vuur gloeide I in zijn oogen om spoedig plaats te maken 1 voor een zwaarmoedige wanhoop. Achiramu 1 de Sippar&ner had zijn bruid van verre ge volgd, toen haar vader, i.a een hevigen I tweestrijd, eindelijk besloot aan het verlan gen des konings te voldoen, door het meisje aan 's vorsten gezant ter verdere begelei ding toe te vertrouwen. Langen tijd zag de ongelukkige jonge man naar de hangende tuinen om te ontdekken waar men haar heengevoerd had. Daar zag hij plotseling de draagkoets boven een trap zweven. „Helaas!" riep hij wanhopig uit, „daar draagt men mijn bruid heen. Men sluit haar in deze gouden gevangenis op. Achi ramu, ge hebt weinig hoop, haar ooit uit dit verblijf te redden." Het was donker geworden en de jongeling kon niet langer, hoe scherp hij ook zag, met zijn oog de grauwe schemering door boren. Een pijnlijke zucht ontsnapte hem. Langer blijven baatte niet. Hij begreep dit en gaf daarom aan de slaven een vrenk naar den anderen oever van den stroom te In de nabijheid van de plek, waar de roeiers aanlandden, was het paleis van den stadhouder van Babyion. Het was een mooi gebouw, van binnen smaakvol versierd. De slaaf aan de poort lachte, toen hij den Sip- paraner zag, want hij herkende hem tei'- stond. „Geron", sprak Achiramu, „dien mij oogen blikkelijk bij uw meester aan!" „Bij Sukkel of z'n vader, den stadhouder?" „Ik wil Sukkal zien. Maar haastig, in dien hij nog hier is!" „Ga maar binnen, heer! Gij zult hem bij het avondmaal aantreffen." Zij liepen door verschillende gangen, tot Geron eindelijk bleef staan en een kostbaar voorhangsel op zij sloeg. Vele lampen ston den op hooge kandelaars tc branden §n verspreidden een hel licht Tapijten van kostbaar weefsel bedekten wanden en vloer De Babyloniër zag vreemd op, toen hij zijn vriend zoo onverwacht de eetzaal zag binnenkomen. Hij stond op en liep op den bezoeker toe; maar trad verschrikt achter uit toen hij diens wanhopig gelaat aan schouwde. „Uw gelaat voorspelt mij niets goeds, Achiramu," .sprak hij. „Tana is verloren." „Hoe? Dus moest ik, ongelukkige, bij mijn laatste bezoek werkelijk een juisten blik in de t ekomst geworpen hebben?" „Ja, Sukkal; maar ook zonder uw profetie was het ongeluk geschied. Doch wat kunnen wij nu doen?" „Is het meisje werkelijk in het bidruti van Nabunahid?" „Ik volgde haar tot aan de trap naar de langende tuinen. Men droeg haar naar 't paviljoen van den vorst" „Vriend, verlies de hoop niet; als Tana u maar trouw blijft en den koning dag in dag uit weerstaat! Ik zal u natuurlijk helpen, zooveel ik kan en ook den bijstand van mijn vader inroepen. Maar kom aan, zet u neer en gebruik iets! Geron zorg, dat onze gast binnen enkele oogenblikken een bad kan nemen en breng dan nieuwe kleeren!" Spoedig zat Achiramu naast zijn vriend aan den welvoorzienen disch. Maar hij raakte geen enkele spijs aan. Alleen dronk hij haastig enkele bekers vurigen Syri- schen wijn. .Morgen zullen wij beraadslagen, vriend, wat er gedaan moet worden. Blijf hopen! Alle* zal goed gaan!" HOOFDSTUK VII IN DE WONING DER VROUWEN De koningsburg was een bouwwerk van groote afmetingen. Wat onder dien naam verstaan werd was een verzameling van ge bouwen, opgericht door koning Nebukad- nezar, op den linkeroever van den Euphraat Het oorspronkelijk paleis was op den rech- ter-oever gebouwd, wellicht dat paleis, waar van Oppert de fundamenten aan den voet van den „toren der zeven lichten" te Bor- sippa, in het zuid-westen der stad vond. Een dubbele muur omringde deze gebou- en, welke, zooals men thans met zeker heid weet, gedeeltelijk op een terras ge bouwd waren, dat aan den voornaamsten erkeersweg, den Euphraat, liggende, dus de geschikste plaats aanbood voor 'n sterkte die aldus de gansche stad bcheerschte. Duitsche onderzoekers hebben het Zuide lijk paleis blootgelegd. Vergeleken met de Assyrische koningspaleizen, waarvan de in deeling uit de opgravingen te Dur-Sargon zeer wel bekend zijn, moest dit ook uit drie gedeelten bestaan hebben: het serail, of de woning des voreten, bestaande uit da private vertrekken en een aantal pronk zalen, dan het bidruti of de harem, de woning der vele vrouwen en bijzitten des konings, en eindelijk de uitgestrekte ge bouwen voor het dienstpersoneel met de stallen. '(Wordt vervolgdj

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 9