DINSDAG 16 JUNI 1931 De oude vioolbouwer TWEE MANIEREN S' om de Koloniale Tentoonst elling te Parijs te bezichtigen, nj, per kam per taai, n, VIJFDE ALGEMEENE VERGADERING In aansluiting aan -wat we gister reeds mee deelden, thans nog het volgende: Het jaarver slag van den secretaris, den heer G. Kolenbran der werd goedgekeurd; er bleek uit, dat de bond 12 afdeelingen en 21 corespondentschap- pen telt en het orgaan 1100 exemplaren oplaag heeft. Het verslag van den penningmeester, den heer G. J. van Riet van Utrecht, vermeld de dat het bondsbezit steeg van f 923 tot f 1686 Ook dit verslag werd goedgekeurd. De heer K. Kruithof, voorzitter van het C.N.V., sprak namens dit vakverbond woorden van geluk- wensch en bemoediging, wees erop, dat er veel perspectief nog zit in dezen bond en hoopte, dat bestuur en leden in hun bondswerk geze gend zullen worden. Nadat het beleid van het hoofdbestuur en het Orgaan waren besproken vond de bestuurs verkiezing plaats. De heer de Bie werd herko zen als voorzitter en de heeren Kolenbrander en Schumacher werden herkozen als bestuurs lid. Tot eindredacteur van het orgaan werd be noemd de heer de Bie. Den Haag had een voorstel ingediend dat de Bond een pensioenfonds zal stichten voor z'n leden, maa rdit werd ingetrokken. Rotterdam had een voorstel ingediend om op Hemelvaarts dag te vergaderen; de afd. trok dit voorstel echter in. Inzake het voorstel Rotterdam be treffende de uitkeeringsduur werd opgemerkt, dat wat Rotterdam wenschte niet vervuld kan worden. Wat betreft de hoogere uitkeering werd door de vergadering aan het hoofdbe stuur opdracht gegeven om in deze richting stappen te doen. Verworpen werd een voorstel-Zaandam om een uitkeering naar de Ziekte- of Ongevallen wet voor leden aan te vullen tot het bedrag dat in de laatste weekperiode werd verdiend. Aangenomen werden twee voorstellen van het hoofdbestuur, nl. art 9 van het huishoude lijk reglement aan te vullen met: „Art 9a. Een lid, dat krachtens art. 3 van het reglement voor de werkloozenkas lid dezer kas is, door staking of uitsluiting genoodzaakt wordt den arbeid te onderbreken, zal, (voor zoover de bondskas dit toelaat), een uitkeering worden verstrekt gelijkstaande met het bedrag, dat hij zou hebben te ontvangen volgens art. 25 van de werkloozenkas en voldoet aan art. 23 van dit fonds" en dat de bond zich aansluit bjj het fonds tot uitkeering bij werkstaking en uit sluiting. Het volgende Program van Actie werd aan- De N.C.W.B. heeft in zijn algemeene verga dering van 15 Juni 1931 zich uitgesproken 1. Een goede vacantieregeling voor werk meesters, bazen en ander opzichthoudend per soneel van minstens 14 dagen. 2. Regeling van werktijden, herziening der halve van het z.g. Bazenbesluit in de Arbeids wet 1919, in dezen zin, dat overwerk zooveel mogelijk wordt beperkt. 3. Erkenning van de werkmeestersorganisatie bij afsluiting van collectieve contracten. 4. Erkenning van werkmeestersorganisaties bij het in het leven roepen van bedrijfsraden. 5. Het streven naar een deugdelijke regeling ter voorziening in de positie van zijn leden, die door rationalisatie overcompleet geacht 6. Het streven naar het verkrijgen van een behoorlijke pensioenregeling. In de middagvergadering sprak Mr. Dr. A. A. van Rhijn. Van diens referaat deden we gis ter reeds verslag. DE NIEUWE GOUVERNEUR- GENERAAL De nieuwbenoemde gouverneur-generaal van Ned.-Indië Jhr. Mr. B. C. de Jonge is ten paleize Het Loo door Prins Hendrik in audiëntie ontvangen. Economie en Financiën. Naderö bijzonderheden. Dunr van het faillissement waar schijnlijk 3 jaar. Te Alblasserdam had Maandagavond een vergadering plaats van Commissarissen en Aandeelhouders van de N.V. Middenstands- crediet- en Spaarbank voor Alblasserdam en Omstreken. In deze vergadering heeft Mr. van Tricht Jr., advocaat te Dordrecht eenige nadere uitvoerige inlichtingen verstrekt, welke hij even van te voren van den cu rator ontvangen had. Deze zijn: Vorderingen van de Bank bedragen 311.183.26. De ver plichtingen aan spaarders rond 300.000 Het getaxeerde bedrag, hetwelk verwacht wordt, dat binnen zal komen, is 125.000. Van de kleine credietnemers alleen komt binnen SQ pCt., zoodat het groote tekort is wijten aan de drie groote credietnemers. Verwacht wordt dat het faillissement 3 jaar zal duren. Wij komen op deze zeer belang rijke vergadering nog nader terug. Het jaarverslag- -schillende post cikk-eling der Fransche -maal verloop; de Belgische belangdn de op 2 Juni 1930 betaalbax litkeering op 15 April 1931. Voor i 1930 bestemd. In totaal werd 1 deelen betaalbaar middelen per i toe dus 65 op aan- 1929 bedraagt BUITENLAND gaarsche Nationale Bank eveneens overgegaan tot een verhooging van het bankdlsconto van 5% op 7 procent. Ion, jvaar hun rijke oom moest wonem NIEUWE DISCONTO-VERHOOGING IN OOSTENRIJK Van 6 op 7Vi pCt. Uit Weenen wordt gemeld, dat de Oostenrijk» sche Nationale Bank de rentevoet heeft ver hoogd van 6 tot 7% (Naar men weet werd Zaterdag 6 Juni het disconto van 5 tot 6 %I verhoogd. In do vergadering van gister van den Algemeenen Raad der Oostenröksche Nat. Bruins, rapport uitgebracht over het gunstige verloop van de besprekingen, welke ten doel hebben Oostenrijk de noodige middelen ter be* schikking te stellen. DIVIDENDUITKERINGEN OVER 1930 Huur MM. Soerowlnangoen 6 (v* J. 19), ut. Caoutchouc Cie. nihil (v. 3. 7). It. MM. Prndjeknn Tnngarnug 5 (V.'J. 20)1, chtersbewijzen nihil (v. j. 315). iloninle Bank nihil (v. j. 10). iltuur MM. Telegra Patcngan 12 (v. J. 27J1 aandeelen nos. 140 (als vorig jaar) op de overige gewone aandeelen. Java Rubber MM. nihil (onv.) FEUILLETON DE STER VAN HALALAT KORTE INHOUD VOOR NIEUWE LEZERS Moaollam, een nakomeling van David, die een tijd lang in Babel vertoefde, bracht een bezoek aan het land der vademen Mot eronte droefheid zag hij vooral 't ver Op zijn tocht door Bethlehi kennis met Gadd maakte hU Respha, die naar Baby- De jongeling was vol weet zou ook hU 't in i brengen. Zfln oom was worden. Maar^ Respha 3 duizenden Joden, die door Nebukad- i-ankelijk waren weggevoerd naai oorde ook de profeet Daniël. HU wa.s Jeruzalem had Ver Toen schudde hij deze beelden met een machtige beweging van zich af, greep di harp, liet de snaren ruischen en weemoe dig klonk het over den zacht golvenden stroom: „Aan Babylon's vloeden weent Juda'sstam. Gedachtig de dierbare hoogten, Waar het stof van Jerusalems heilig Door vervallen paleizen ronddwarrelt, De ellende heeft Juda de harpe reeds lang Uit vermagerde vingeren gewrongen Stom hangt ze aan de takken langs Babylons stroom, Die in Sion zoo blij heeft weerklonken. En zij, ovenvinnaars, zij vragen zoo vaak En zeggien: „Komt, zing toch de liederen. Die in dagen van glorie, van vrede en geluk, In uw Tempel te Salem weergalmden",, Rampzaligen hoe? Zou ooit Juda's geslacht In den vreemde zijn zangen aanheffen? Waar verdrukkers, gewapend met geesel en Sions kinderen reeds jaren kastijden? U, heilig Sion, U blijf ik steeds trouw, U -wijd ik mijn doen en mijn streven. Heer, ik simeek U, geef Juda zijn Tempel, zijn stad, Schenk den ballingen 't vaderland weder!1. Zoo eindigde hij zijn zang: tranen rolden over de wangen en biddend hief hij de han den hemelwaarts. En weer stond de harp aan de voeten des zangers. Plotseling richtte de profeet zijn oogen naar den stroom. Een prachtige boot, waar in een aantal roeiers, gleed pijlsnel over het heldere water. Het was een slank vaartuig. De boeg eindigde in een zwanenhals, terwij) ook de zijkanten met snijwerk versierd wa ren. Wijl de stroom om den heuvel een bocht vormde, kwam de boot dicht langs den oever, waar de zanger stond, zoodat deze duidelijk zien kon wat het vaartuig be- Behalve de roeiers telde de boot vele ko ninklijke kamerdienaars of eunuchen in hun eigenaardige kleeding. Twee hunner zaten heel vooraan en waren in een leven dig gesprek gewikkeld; anderen stonden te gen den rand der boot en staarden naar den oever. Midden in het vaartuig was een tent met purperkleurig doek behangen en zoowel aan de voor- als achterzijde geslo ten. De zanger begreep terstond, dat deze boot bestemd was een der ongelukkige Oda lisken naar Babyion te voeren, die in het koninklijk paleis sohijnbaar en schitterend, in werkelijkheid echter een diep-treurig, el lendig leven tegemoet gingen en bijna ze ker den harem niet levend zouden veriaten- De man aan den oever had zich bij de nadering van het vaartuig een weinig ach ter de tamariskenstruiken teruggetrokken Toen het koninklijk vaartuig1 .voorbijgesneld was, vexTiet hij die plek weder en zag het weemoedig verder glijden. Spoedig was het uit het gezicht verdwenen. „Is dat wederom een dier ongelukkigen, welke den oveimoedigen vorst gezonden werden, om hem, nieuwe vreugde te schen ken? Mijn God! Hoe treurig! Hoezeer her inneren zij mij aan Juda, dat men ook uit zijn vaderland wegvoerde om het een vreemd volk ter knechtschap te overleve- ren! Hoe gelukk' ware Juda, ook wanneer het arm en bev I van alles, weer in do voorhovon des iligdoms stond, in stee van hier als sla. te midden der Oostei'- sche pracht eener hcidenschc koningsstad te .verkwijnen!" De zon daalde aan dep westelijken oever achter bosch en heuvel, en nog leunde de zanger tegen den palmboom. De snel aan brekende duisternis vond hem, toen hij, op de knieën liggende, met pitgestrekte ar men zijn gebed ten hemel zond. HOOFDSTUK VI. BIJ NABUNAHID. De koninklijke boot bereikte spoedig den reusaohitig prooten boog, welke de beide zij den der rivier verbond en dreef enkele oogcnjblikk.eu later ook onder den tweeden stadsmuur duor. Maar nog altijd had men geen vrij gezicht op de s!ad, want hooge muren waren weer achter de kaai gebouwd. Na den winterregen toch, in November cn December, en niet minder tengevolge van 't smelten der sneeuw in de gebergten van Armenië, steeg het water in de Euphraat gewoonlijk vier tot zes meter boven het ge wone peil. Op een breeden stroom, destijds de voor- naapiste rivier van geheel Azië, wiens naam in den volksmond eenvoudig Barut „do stroom" luidde, werd het levendiger naar mate de boot verder stadswaarts gleed. Tusschen de transportschepen der gi'oote kooplieden door zeilden de kleine bootjes, uit takken gevlochten en met asphalt over trokken, gelijk eierschalen, die door der. wind van links naar rechts vliegen, meestal gebruikt om enkele personen over te zetten, Hier en daar zag men een houtvlot den stroom afdrijven. De eigenaar had op en kele palen een tejit geplaatst, waaronder hij droomerig den blik liet glijden over de woelige stedelingen. Aax\ den oever was het eveneens druk. Zooara men den stadsmuur achter zich had en naar het Zuiden een vrij uitzicht bekwam, werd het oog getroffen door een complex van gebouwen, waarvan het ge deelte links aan een zeldzaam gevormden. berg, een vereeniging van architectuur en tuinbouw, grensde. Dat wanen de konings burg van Nebukadnezar en de „hangende tuinen", welke genoemde vorst had laten oplichten. Hoe meer van dichtbij men deze wonderwerken beschouwde, des te geweldi ger was de indruk, welige zij op den .vreem deling maakten. Eindelijk was het schip met de purper kleurige tent den berg^uin of tum-berg voorbij, toen van een marmeren trap, de verbinding uitmakende tusschen tuin en oever, haastig een kleinere boot, waarin twee personen gezeten waren, naar het eerste vaartuig zeilde. Een der beide man nen gaf een teeken en na enkele riemslagen waren groote en kleine boot in elkanders nabijheid. Kort 'daarop lagen ze vastgemeerd bij den steenen trap. Hij, die in de kleine boot het teeken ge geven had en de bevelhebber der groote boot naderden de tent, lichtten het voor hangsel op en bleven onder den ingang „Moge het u behagen, mijne meesteres", begon de eerste der twee mannen, „het schip te verlaten! Het doel is bereikt! Na- bunahid, wien Marduk een lang leven schenke, bevindt zich daar boven in zijn lusthof. Hij zag het schip komen en wenscht u dadelijk te ontvangen". Verschrikt sprong de aangesproken^ van den zetel, welke achter in de tent stond. Wanhoop sprak uit de donkere oogen, toen zij naar de beide mannen zag, die haar uit- noodigden hen te volgen. Geen enkel woord kwam over hare lippen. Zij reikte een meis< je, dat naast haar op den grond gezeten had, de hand, wierp een sluier over het gelaat en verliet langzaam, eerst de tent en eindelijk het vaartuig. Een oogenblik hief zij het hoofd op en haar blikken rustten vol verbazing op den wonderschoonenberg; maar even spoedig wendde zij 't gelaat af. Aarzelend betrad zij de breede, marmeren trap, waarvan de treden met verglaasde te gels mozaïekvormig bedekt waren. Daarj wachtte haar een draagstoel, welker stan gen schitterden van goud en waarvan het bedeksel uit de fijnste, met bloemen door werkte stof bestond. Een echt koninklijk vervoermiddel! Haar gezellin hielp haar in stijgen. De slaven hieven de stangen op hun schouders en droegen haar vlug en zonder dat de koets ook maar eenigszins schommelde, naar boven. De „hangende tuinen" behoorden, evenals een aantal andere grootsche werken te Ba byion, tot de beroemdste van de toenmaals bekende wereld. De geschiedschrijver Beros- sus verhaalt, dat de gemalin van Nebucad- nezar, een kind uit het bergachtig Medië, in het vlakke Babylonië een onweerstaan baar verlangen naar de bergen welde ont waken en dat de koning, wiens werken alts het stempel der grootheid droegen, besloot oip deze wijze haar het gemis te vergoeden. r(Wordt vervolgd}

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 8