RALHON*
HET VERRASSENDE NIEUWE
WASCHMIDDEL - REINIGT ALS
ZON EN FRISSCHE BUITENLUCHT.
WOENSDAG 3 JUNI 1931
-*S
VEREENIGING TOT CHR. VERZORGING VAN
ZENUWLIJDERS IN NEDERLAND
JAARVERGADERING TE UTRECHT
DE KERKISTISCHE SPLIJTZWAM
BEGINT TE WERKEN
J)r J. SEVERIJN VAN DORDRECHT HOUDT
EEN REDE OVER: „DE DROOM ALS
OPENBARINGSINSTRUMENT'
In het gebouw voor K. en W- te Utrecht
beeft gieter plaats gevonden de jaarverga
dering van de Vereeniging tot Chr. Verzor
ging vam Zenuwlijders in Neder'and. Om
ruiim e'lif tuur heelt de voorzitter der Ver
eeniging, Prof. Dr. H. Viescher. van
Huis ter Heiide, de vergadering geopend
met bet lezen van Jeeaja 63 vanat vers 7
en voor te gaan 'in gebed. Daarna sprak hij
de openingsrede
■uit, waaraan we liet volgend'e ontleonen:
Het 'ligt voor de hamd, dat de bijzondere
omstandigiheden, die zich in het achter
liggend jaar in betrekkelijk snel tempo
ontwikkelden, ook voor den arbeid onzer
vereeniging, met name ook voor de exploi
tatie van ons Sanatorium, beteekenis ver
krijgen.
Deze exploitatie todh heeft aan de hooge
eischen te voldoen, die de Regeering in haar
yerpleging©beel<uiit opl egde.
De splijtzwam woekert in dit vochtig
klimaat op schier elk gebied. Op kerkelijk
en schoolgebied en politiek terrein zien wij
dit euvel de doorwerking der Christelijke
levensbeginselen belemmeren. Op phi'ian-
t'iopiech gebied was het tot ivoor kort nau
welijks merkbaar. Maar ook dit vvera an-
ders sinds vereeniigingen geboren werden
met 'n specifiek kerkietisoh merkteeken op
bet voorhoofd- Men zou daarmede nog
rede kunnen hebben, indien er met zulk
en keaikistisch drijven een levensbeginsel
verbonden was. Maar dit is allerminst het
geval. Eigenlijk kan spr. zulk een ache dan
ook slechts als een verkwisting vam pbiilan-
tropische kracht beschouwen, die ons volk
zioh veroorloven kan, zoolang de weelde
stand houdt. AJs de crisisdruk doorwerikt,
kon het blijken, dat zulk een actie een groot
nadeel betcekent voor het Christelijk pu
bliek zelf en voor de actie der barmhartig
heid tevens. Spr. zal daarop thans niet
dieper ingaan, maar mag toch niet verzwij
gen, dat de vereeniging, die immens een
interkerkelijk karakter draagt en vin den
beginne niet slechts van Gereformeerde,
maar speciaal ook van Hervormde zijde,
gesteund werd, nadoelen werden toege
bracht door een kerkistisoh gekleurdo pro
paganda, die moeilijk kan wordlon aanbe
volen met het motto ontleend aan de eer-
pte Christenen, waarop de heidenen wezen
met het woord: „Zie, hoe lief zjj elkander
hebben". Gewoonlijk toch i6 er niets, waar
aan kerkisme meer gespeend is, dan aan
de liefde.
Spr. betreurt het zeer, dat deze klacht
moet wonden geuit, omdat juist in tijden
aüs wij nu doorleven, samenwerking voor
alles nooedig is en wij den steun van alle
Piotestamtsche Ohrdstenen behoeven. Spr
meent, dat daarop aanspraak raag worden
gemaakt, daar wij geheel weTken zonder
eteun vam rijk, provincie of gemeente, en
de patiënten, die bij ons verpleegd worden,
du6 zelf den kostenden prijs moeten betalen
•Spr. brengt dan een woord van dank aan
allen, die zich met zoo grooten ijver en
trouw aan dozen arbeid hebben gegeven.
De plaats, die het Sanatorium inneemt in
ons volksleven, is een eervolle. Er gaat een
goede reuk uit van het Zeister Sanatorium.
Wij zijn er zelfs toe moeten overgaan het
getal onzer medici op te voeren tot drie(
opdat de zorg voor de patiënten eii huin
wetenschappelijke behandeling zoo inteii6
mogelijk eou worden doorgevoerd'.
Zoo 6taan wij dus met een arbe-d, die
zelfs ook dn dezen tijd ons met dankbaar
heid moge vervullen jegens -dien God, w iens
hand ook dit jaar zegenend over otns open
ie geweest
Huishoudelijke zaken.
Na dit openingswoord wonden de notulen
tier voortgaande 'j a ar Vergadering qngewij-
zisgd goedgekeurd. Vervolgens werd beslo
ten een telegram van hulde te zenden aan
H. M. de Koningin-Moeder, de Bescherm
vrouwe der Vereeniging.
Vervolgens bracht de eeoiefairie dier ver
eniging, Ds. L. van Loon, van Solierpen-
zeel (Gl'd.) het dertigste jaarverslag uit
Hieruit bleek, dat het jaar 1930 behoord
heeft tot de normale jaren, waarin voor de
vereeniging geen schokkende gebeurtenis
sen plaats grepen. Het sanatorium bleek
ook mu weer in een behoefte te voorzien.
Ovetr fliet algemeen geeft de toestand der,
vereeniging reden tot tevredenheid, al ligt
het voor de haard, dat de economische de
pressie ook door de vereeniging niet zonder
zorg wordt aangezien, daar zij ook op de
explditatiie van het sanatorium bedenke
lijke gevolgen hebben kan. Echter werd in
1930 daarvan nog weinig ondervonden.
Uit het jaarverslag van den penning-
toeester, Mr. A. Ph. iWi A Ut a, van Zeist,
bleek o.m., dat de exploitatie van het sana
torium iets aohteruitging als gevolg van
de crisis. De verpleeggelden beliepen dn
1930 f 159.671.35 (v. j. f 163.213.73). Er werd
een legaat ontvangen van f500. Het aantal
contributie liep terug van f8200 tot f7300.
Desondanks een gunstig eindcijfer, zoodat
ook ditmaal f 10-000 aan het pensioenfonds
kan worden toegevoegd.
Het jaarverslag van den geneesheer-di
recteur, Dr. C. W. Sc heffer, van Zeist,
deelde mede, dat het aantal opgenomen
patiënten 233 bedroeg. Het aantal verpleeg-
dagen toont een stijgende lijm.
De jeaim-eislagcn werden behoudens een
enkele opmerking goedgekeurd en vastge
steld.
In de thans volgende bestuursverkiezing
werden de aftredende leden Mr. A. Ph. \V.
Alfa ivan Zeist en Mr. H. J. H- van Boetze-
laier van Utrecht, herkozen.
Er wordt dam gepauzeerd.
Om half drie werd de vergadering her
opend. Thans verkreeg het woord Dr. J.
Se ver ij n, van Dordrecht, om een rede
uit te spreken over:
Spr. wijst er op, dat de H. S. pns niet in
het onzekere laat omtrent den droom als
openbaringsinstrument. Drieërlei droomen
kunnen worden onderscheiden: 1. De profe
tische droom, 2. de pseudo-profetische
■droom, 3. de profane droom.
Uit biologisch oogpunt beschouwd is er
geen aanleiding om een absolute tegenstel-
lmg^te maken tusschen slaap- en waaktoe-
De droom-<toe$tand oefent een eigenaardi-
gen invloed uit op de droom-symboliek.
Freud's interpretatie is eenzijdig. Het sexu-
ecle leven oefent wel veel meer invloed uit
dan velen vermoeden, doch er zijn ook nog
andere drijfkrachten in het leven werk
zaam. Zoo kan het niet anders, of een func
tie van zoo centrale beteekenis en invloed
als het religieus grondgevoel moet ook in
het droombewustzijn op een óf anderp wijze
zijn medewerking doen gelden. Verschillen
de symbolen aan welke men sexueele be
teekenis wil hechten, hebben jirimair reli
gieuzen zin, b.v. de symbolen van God, Kerk,
Gebed etc.
In het iwezen der symboliek is een ver
borgenheid, doch er moet een spontaan ver
band zijn tusschen een gewaarwording of
gevoelen en zijn vertolking.
In den droom van de gestorvenen mani
festeert zich de onsterfelijkheid der ziel, het
bewustzijn der onsterfelijkheid is in de
menschlieid gegrond. Op deze wijze be
schouwd kan men ook bij den profanen
droom van een openbaringskarakter spre
ken. De profane droom manifesteert wat
er in de verborgen diepten der ziel woont,
de profetische droom openbaart verborgen
heden uit den Raad Gods. Bij den openba-
ringsdroom wordt de droomtoestand be-
heerscht door den geest der profetie
Dit komt tot uitdrukking in de symbo
liek en structuur van een droom, de be
wustzijnstoestand draagt de kenmerken van
het normale.
Een afzonderlijke plaats nemen de droo
men in, waarin God verschijnt vooreerst
om die verschijning, doch ook omdat de
man, aan wien God verscheen, zich ver
heugt in een zoodanig leven, dat hij zich
bewust is van een gemeenschapsoefening
met God en geen uitlegger noodig heeft.
Tot die groep behooren de droomen van
Abimelech, Jacob, Salomo, Daniël, Jozef, de
man van Maria.
Een andere groep vormen die, waarbij
een goddelijke openbaring wordt gedaan
aan iemand die den zin daarvan niet ver
staal De droomen van den bakker, de schen
ker ivan Farao, van Nebukadnezar.
Een derde groep vormen de droomen van
Jozef, van Paulus (de Macedonische man),
van den Midianniet in Richteren 6. De be
teekenis wordt door den droomer of door
een ander verstaan en in een besluit vervat
In de tweede groep komt de symboliek
meestal meer op den voorgrond. Gewoonlijk
DE ECONOMISCHE
VOORLICHTINGSDIENST
Zooals bekend is een wetsontwerp inge
diend, dat beoogt een aanvang te maken
met de organisatie van een econoniischcn
voorlichtingsdienst.
Deze dienst zal ressorteeren onder een
nieuwe economische afdeeling, welke de te
genwoordige afdeeling Handel en Nijverheid
van het Departement van Arbeid, Handel en
Nijverheid zal vervangen. De dienst wordt
dus zuiver ambtelijk georganiseerd en bet
bedrijfsleven als zoodanig heeft geen dlrec-
ten invloed op de leiding. Wel indirect; uit
de memorie van toelichting blijkt, dat men
samenwerking met talrijke organen en ver
schillende krachten als bijv. Kamers van
Koophandel en Fabrieken" als vanzelfspre
kend beschouwt en bovendien zal een Eco
nomische Raad worden ingesteld, waarin
het bedrijfsleven zoo veelzijdig mogelijk zal
zijn vertegenwoordigd en die de Regeering
over economische onderwerpen van advies
zal moeten dienen en ongevraagd advies
mag geven.
Hierdoor komt de Regeering o. m. eenigs-
zins tegemoet aan de wenschen van de com
missie Posthuma, een commissie die zooals
men zich herinneren zal de Regeering van
advies diende bij rapport van 14 November
1929 omtrent de meest wenschelijke organi
satie en inrichting van den economischen
voorlichtingsdienst. Deze commissie, waarin
zoowel hoogere ambtenaren als vooraan
staande personen uit het bedrijfsleven had
den plaats genomen, adviseerde tot instel
ling van een Centraal Bureau voor Econo
mische Voorlichting, een semi-officieele in
stelling met regeerings-subsidie, waarin
naast de Regeering ook het bedrijfsleven
een stem had.
De Regeering is op dit voorstel zooals bo
ven blijkt, niet ingegaan; zij wilde dien
dienst niet uit handen geven en achtte con
centratie van het werk bij één enkele, daar
voor bijzonder ingerichte afdeeling van een
enkel Departement gewcnschter met uitzon
dering dan van landbouw en koloniën. Zij
lijk ontleent ze haar symbool aan de te-
vende natuur. Kenmerkend is, dat al deze
droomen tot Heidenen komen en aansluiten
aan de z.g. natuurlijke Godskenners: d*
heerlijkheid en goddelijke kracht, welke in
de schepping gezien worden. Zoo de wijn
stok, die haar trossen biedt aan den schen
ker, de vogels, die liet brood wegnemen van
den bakker, het vee en de korenaren, die
opkomen uit de rivier en ook de boom in
Nebukadnezars droom. Dit heeft alles een
centrale beteekenis: God is de Schepper en
heerscher van hemel en aarde. Hij open
baart, wat Hij is doende. Het beeld in den
droom van Nebukadnezar is een technisch
symbool. Dit komt overeen, met wat het
uitbeeldt, n.l. menschenwerk, het rijk dat de
mensch zoekt op te richten, een structuur
van zijn geest. De materie: goud, zilver enz.
symboliseert de goddelijke gaven en krach
ten waarvan de mensch zich bedient bij zijn
eigen werk. Hij staat op leemen voet, d. i.
in vergankelijkheid.
De droomsymboliek bij Daniël vraagt eenl-
ge nadere aandacht. De diersymbolen gelij
ken in eenlge mate op wat in de profane
droombeelden en in de mythologie wordt
aangetroffen. Deze laatsten echter zijn als
een caricatuur van wat de Apocalyptische
beelden geven. De overeenkomst tusschen de
diersymbolen in den profanen droom en ln
deze profetische droomen moet gezocht in
het feit, dat aandriften en hartstochten een
zekere verwantschap toonen met het dier
symbool in den droom. De Apocalyptische
beelden malen plastisch af, wat er in hot
hart der volken bruist en hoe de satanische
machten die in de diepte woeden, zich op
maken tegen God en Zijn getuigen. Als in
een geweldig drama teekenen Daniëls droo
men het wereldgericht en de overwinning
van het Koninkrijk Gods.
Op dit referaat volgde 'n breede discussie,
waarna de vergadering op de gebruikelijke
wijze werd beëindigd.
wil dit ook, omdat zij anders nooit zou kun
nen beslissen, wat op dat bureau gedaan
en niet gedaan zou moeten worden, terwijl
uiteraard ook de uitvoering der wetten cn
dergelijke daden nimmer aan een particu
lier lichaam, niet onder ministerieele vei-
antwoordelijkheid werkende, zou kunnen
worden overgelaten.
Uit een ambtelijk standpunt bekeken is
dit volkomen logisch. Het is nu alleen de
vraag, wat het bedrijfsleven hiervan denkt.
Zal zijn verwachtingen vervuld worden of
komt er een dienst, die in de eerste plaats
de voor de Regeering gewenschte gegevens
verzamelt, met den aankleve van dien, een
dienst waarbij het ambtelijke op den voor
grond treedt? (In dit verband bedoelen wij
ambtelijk niet in de ongunstige beteekenis,
die er dikwijls vanuit ondernemersstand-
punt aan gehecht wordt).
Dit is één mogelijkheid en vermoedelijk
ook de meest waarschijnlijke. De andere
mogelijkheid is een bureau of organisatie,
die in de eerste plaats is ingesteld op de
behoeften van het bedrijfsleven, een bureau,
dat dus geen wetten uitvoert, maar zooveel
mogelijk gegevens verzamelt en verstrekt
op de wijze, zooals die door het bedrijfsleven
te gebruiken is. De bedoeling van de Regee
ring is nu dat de nieuwe dienst beide doet;
of dit mogelijk zal zijn, wanneer het inge
diende ontwerp wet wordt, zal de tijd eerst
leeren.
Wij willen er echter eens de aandacht op
vestigen, dat er in ons land een instituut
bestaat, dat in den loop der jaren het ver
trouwen van iederen Nederlander heeft ge
wonnen en op economisch gebied is inge
steld, zooals allicht geen enkel ander.
Wij bedoelen de Nederlandsche Bank.
Haar taak is in den loop der jaren belang
rijk vergroot en uitgebouwd. Oorspronkelijk
was zij slechts belast met de verzorging van
de fiduciaire circulatie en beperkte credict-
verlccning volgens de oudere octrooien; ge
leidelijk is zij door haar goudpolitiek meer
en meer met het buitenland in aanraking
gekomen, terwijl de gold-exchange-stan-
daard, welke door Mr. Vissering in toene
mende mate is toegepast, de verbindingen
met de buitenlandsche geldcentra heeft ver
sterkt
De algemeene wereldpolitiek beinvloedt de
daden der Nederlandsche Bank hoe langer
hoe meer en sinds Mr. Vissering een leiden
de positie in de Bank of International
Settlements heeft verkregen, is het contact
der Nederlandsche Bank met de internatio
nale financieele politiek opnieuw verbeterd.
Wanneer men daarbij bedenkt, dat de
Bank of International Settlements tot voor
naamste doel heeft om de financieel zwak
kere landen te steunen en te versterken, ter
wijl de leiders der grootere circulatiebanken
steeds voeling met elkander houden, dan be
grijpt men, dat de Nederlandsche Bank een
veel verdere werkingssfeer heeft dan alleen
het geldwezen in de uitgebreide zin van het
woord. Practische credielverleening aan de
economische achterlijke landen beteekent
toenemenden invoer, stimuleering van den
handel en hoe meer de Nederlandsche Bank
hetzij direct, hetzij indirect haar steun iu
die richting verleent, hoe bevruchtender
haar geste voor ons bedrijfsleven zal zijn.
Is het dan zoo absurd om bij de instelling
van een economische voorlichting aan haar
te denken? Tevens bezit zij in eigen land
een goed georganiseerd en wijdvertakt ap
paraathet contact tusschen Regeering
en circulatiebank is innig, terwijl ook het
contact tusschen bank en bedrijfsleven goed
functionneert; men behoeft niet bevreesd te
.zijn voor ambtelijke dan wel niet-ambtelijke
overheersching, daar de Nederlandsche
Bank ambtelijk is zonder practische han
delsgeest uit het oog te verliezen.
„Maar het beheeren van een economischen
voorlichtingsdienst is toch niet de taak en
het gebied van de Nederlandsche Bank" zal
men ons ongetwijfeld toewerpen. Deze be
merking is natuurlijk gedeeltelijk juist......
bovendien zal het octrooi veranderd moeten
worden, hetgeen echter nimmer een hoofd
bezwaar zal kunnen zijn.
Maar wij vragen ons af: „Wat gebeurde
er in oorlogstijd, zoowel bij de Nederland
sche Bank als bij de Javasche Bank?" Wa
ren beide instellingen toen niet in het be
drijfsleven behulpzaam op een wijze, waar
van zij in normale tijden nimmer zouden
hebben gedroomd? Wij denken aan de N.
O. T;aan de rijstvoorzleningkortom
aan tallooze groote feiten, waardoor Neder
land als Indië voor tallooze evenwichtsver-
storingen werden behoed.
Docli nu is er weer een abnormale tijd
een tijd van verwoeden economischen w-e-
reldstrijd, die o. i. nog lang niet uitgewoed
is en waarin Nederland paraat zal dienen
te staan om niet omver te worden geworpen.
Zal de Nederlandsche Bank in deze zorge
lijke periode, waarin alle hens aan dek moe-
ton worden geroepen niet opnieuw gaarne
in het belang van het Nederlandsche be
drijfsleven de hanii aan de ploeg willen
slaande leiding willen nemen in de eco
nomische voorlichting, waarover zij bij uit
stek kundig, goed-geoutiJleerd is en waar
voor zij over gegevens, inlichtingsdiensten
en vooraanstaande mannen beschikt, die de
pogingen ongetwijfeld zullen doen slagen,
zoowel in het belang van het ambtelijke
Nederland als van de verschil lende bedrijfs
takken?
Wij hebben gemeend deze praemisse, die
ons interessant genoeg lijkt, naar voren te
moeten brengen en wij hopen, dat ter wille
van dc goede zaak, het probleem ook eens
door anderen zal worden bekeken, opdat
ook tegen-argumenten tot hun recht zullen
komen. De kwestie is te ernstig om te wor
den verwaarloosd.
Gemengd Nieuws*
ERNSTIG ARBEIDSONGEVAL
Gistermiddagis de li-jarige G. Snijders,
wonende te Muntendam, met den linkerarm
bekneld geraakt in het raderwerk van een
machine van dc oliefabriek Bus. De arm
werd bij den schouder afgesneden. In hope-
loozen toestand is de jongen naar het zie
kenhuis vervoerd.
MENSCHEN-TENTOONSTELLING
Hoe negerinnen haar kinderen beschermen
De komst der lippennegerinnen, wat voor
het uitgaand publiek van Amsterdam een
welkome sensatie is, bepaalt ons bij het
vreeselijke lot, dat de vrouwen van Kva-Bé
te dragen hebben.
Dc afbeeldingen der negerinnen toonen
zeer sterk vooruitstekende lippen, lippen die
feitelijk geen lippen meer zijn zooals wij
dat verstaan. Het zijn als 't ware zeer groote
uitsteeksels aan den mond. Die afbeelding is
niet overdreven, want heden zijn deze
wen te Amsterdam aangekomen. Men kan
het op de „mensehententoonstelling" zien.
Het is een zeiental vrouwen, diie vergezeld
zijn van een viertal mannen. De mannen
hebben gewone lippen, waaruit moet worden
afgeleid, dat de lippen der vrouwen onna
tuurlijk en gemaakt zijn. Inderdaad is dat
ook het geval.
Deze negerinnen komen uit het hartje van
Afrika en gedurende zeer veel jaren heersch
te daar de slavernij. De vrouwen werden
weggevoerd naar de harems in Noord-Afri-
ka, Arabië en Stamboul.
Óm daar een eindi aan te maken gingen
de mowders haar dochters verminken, door
ze afzichtelijke lippen te geven. Reeds in de
prilste jeugd werden de lippen, ook dikwijli
alleen de onder- of de bovenlip, gerekt en
worden er houten plaatjes in gezet. Na ver
loop van tien jaar is het proces voleindigd.
De Fransche regeerin, onder wier protec
toraat dieze stammen thans staan, heeft se
dert tien jaar dit „lippenrekken" verboden.
Over een aantal jaren zullen er dus geen
zoogenaamde lippen-negerinnen meer zijn,
want dez evrouwen worden niet oud. Wi
neer zij een vijftigjarigen leeftijd bereiken is
dit zeer hoog.
MOTOR-ONGELUK
Gistermorgen had op den Kuipersdijk te
Enschede een ernstig motor-ongeluk plaats.
De 29-jarige ir. J. Eing uit Gescher (Duitsch
land) die, vergezeld van zijn broer, den
leeraar H. Eing, die op de duo zat. een za
kenreis naar Holland maakte, kwam in he
vige botsing met een vrachtauto. Beiden
werden va,n de motor afgeslingerd tenge
volge waarvan J. E. een schedelbreuk
zware verwondingen bekwam en in zeer
ernstigen toestand in het ziekenhuis is op
genomen. H. E. is, minder ernstig verwond,
eveneens ter verpleging opgenomen
N.V. DE LEVER'S ZEEP MAAT5CHAPPIJ.VLAARDINGEN
jUSTAAF
ADOLF
«EU Di OPAAf -«1ST- OAOmnötn-rtAnr (mij
„Vóór alles kwaliteit"
HET ONGELUK TE TETERINGEN
Begrafenis der slachtoffers
Gisteren zijn te Teteringen ter aarde be
steld de heer Swols. mej. A. Jansen en raej.
Metsaers die Zaterdag hij de aanrijding al
daar het leven verloren. De belangstelling
•as zeer groot en onder de aanwezigen wa
ren o.a. burgemeester Sutorius, de wethou
ders en de gemeentesecretaris en verscheide
ne raadsleden van Teteringen. De baar van
den heer Swols werd gedragen dor collega's
de Holl. Kunstzijde Industrie, waar de
thans overledene werkzaam was. die van
de beide jonge meisjes begeleid door klas-
genooten en vriendinnen.
De plechtige uitvaarteeremoniën werden
?rricht door pastoor J. v. d. Muveonbergh.
DE SMOKKELHANDEL
Belangrijke aanhoudingen
Een der laatste nachten kregen de be
ambten contact met een uit vier personen
besaande smokkelbende, in de omgeving
an Aken. De smokkelaars poogden te
vluchten. Tusschen beide partijen ontstond
een vuurgevecht. De smokkelaars konden
over de grens ontkomen met achterlating
venwel van 00.000 sigaretten en kleeding-
stukken waarin zich papieren, passen en
geld bevonden.
Tolbeambten uit Bildchen arresteerden
smokkelaars uit Keulen en namen 15.000 si
garetten in beslag; beambten uit Vaelser-
quartier ontnamen smokkelaars uit Bochum
10.000 sigaretten. In het Achener Wald werd
jacht gemaakt op «en smokkelbende, acht
sterk, zes hunner werden gearresteerd.
Uit 22.000 sigaretten bestond de buit. Be
ambten uit Aken Forst arresteerden smok
kelaars, op wie 10.000 sigaretten, 18 pond
koffie en 10 pond tabak werden bevonden.
Nabij Merkstein sloegen smokkelaars op de
lucht met achterlating van 62 pond koffie
n thee. In Aken werden talrijke huiszoe
kingen verricht. 55.000 sigaretten werden
naar het hoofdkantoor overgebracht. Een
beambte uit Herzogenrath hield acht smok
kelaars aan en ontnam bun 71 pond koffie
en 6150 sigaretten.
Met behulp van politiehonden werden nabij
de grens te Kerkrade twee smokkelaars ge
arresteerd die 9000 sigaretten, tabak, carao
cn koffie vervoerden. Bij Horbach werden
smokkelaars ontlast van-15.000 sigaretten en
80 pond koffie. Bij Lichtenbusch gingen
smokkelaars aan den haal, nadat zij 15.000
sigaretten en 40 pond koffie hadden wegge
worpen. Nabij Kuhscheidenhof werd een
smokkelaar uit Essen aangehouden. Hij
droeg pakken met 5500 sigaretten. (Msb.)
VERDRONKEN IN DE REGENTON
Te Mierlo is een 2-jarig kind van J. Tiele-
mans in een regenton geraakt, en verdron
ken.
SCHIP IN NOOD GEWEEST
Gisteravond is te Lemmer door de red
dingsboot „Hilda", kapitein Kolk. binnen
gesleept het motorschip Trios Fréres, schip
per A. Luchthart, gedomicilieerd te Gronin
gen. op reis met een lading stukgoederen
van Groningen naar Amsterdam.
Het schip had een motordefect en dien
tengevolge de noodvlag geheschen.
ONS NIEUWE FEUILLETON
BEGINT HEDEN
In ons blad van heden maken wij een
aanvang met ons nieuwe feuilleton.
De ondertitel zegt reeds genoegzaam wat
onze lezers te wachten hebben.
Met klimmende belangstelling hebben we
zelf dit verhaal gelezen, 't Is boeiend ge
schreven, maar alles legt getuigenis af van
de grondige studie, die de auteur moet heb
ben gemaakt eer hij met schrijven begon.
Verschillende toestanden en gebruiken,
die ons in den Bijbel met een enkel trekje
worden getcekend, zullen onze lezers door
dit verhaal ongetwijfeld duidelijker worden.
Ook worden ons bijzonderheden verhaald
uit 't leven van Nebukadnezar. Belsasar,
Daniël en meerdere personen, die ons in de
Heilige Schrift wonden genoemd. Doch hoe
zeer de schrijver ook zijn fantasie liet wer
ken, toch deed hij dat immer in gebonden
heid aan de Schrift.
Meermalen hoorden wij van de pracht en
heerlijkheid van het oude trotsche Babylon.
Dit verhaal laat ons daarvan iets zien. Na
tuurlijk maakte de schrijver bij de teeke-
ning daarvan een dankbaar gebruik van
wat onderzoekingen en opgravingen aan 't
licht brachten.
Telkens werd ons de laatste dagen ge
vraagd: waar blijft 't nieuwe feuilleton?
Hier is 't dan. En we durven reeds nu
voorspellen, dat het onzen lezers ongemeen
zal boeien.
DE STER VAN HALALAT
Een verhaal uit den tijd der Babylonische
ballingschap
U
HOOFDSTUK I
Een stad ln ronw.
Een jonge man, in een vreemdsoortig
gewaad gestoken, trolc van Bethanië naar
Jerusalem. Hij droeg een staf in de linker
hand, terwijl de rechterhand het koord vast
hield, waaraan zijn lastdier, een kameel, in
regelmatigen tred den geleider volgde.
In den dagen, omstreeks het jaar 539 voor
de geboorte van Christus, was de streek
eenzaam en bood weinig schoons aan; want
de meeste Joden, waaronder vele rijke koop
lieden, verwijlden nog altijd in Babyloniü.
De vroeger zoo levendige, vroolijke steden
en vlekken van het land Juda waren ont
volkt en verarmd sinds het gedenkwaardige
jaar 576, toen Nebukadnezar, de koning van
Babylonië, den Israëlitischcn vorst to Jeru
salem onttroonde en hem, wreedaardig ge
marteld men had hem de oogen uitge
stoken in ketenen naar zijne koningsstad
Voerde.
De jeugdige reiziger was een krachtig
Ontwikkeld, innemend persoon. Het ge
bruinde gelaat vertoonde vele edele trekken,
eigen aan de nakomelingen van een voor
haam geslacht, terwijl onder den doek uit
een paar. heldere, .vriendelijke oogen
Uonken.
Onder den doek uit; want over het hoofd
had de vreemdeling een breeden band han
gen, welke voor tot aan de wenkbrauwen
reikte, naar achteren over de schouders ge
slagen werd en vastgebonden scheen met
een koord, dat ter hoogte van de slapen
om het hoofd gewonden was. Zijn kleed had
hij een weinig opgenomen, zoodat de voeten,
gestoken in hooge schoenen met uitsnijdin-l
gen aan de voorzijde, gelijk de Assvriërs en
Babyloniërs de sandalen droegen, zichtbaar
De steile weg, hoewel moeilijk begaan
baar, scheen den reiziger niet veel bezwaar
op te leveren; hij was van den kameel af
gestegen om het beest den gang gemakke
lijk tc maken. I-Iij liep dus. Maar toch bleef
hij nu cn dan een oogenblik staan om te
Weer stond hij stil, hoewel de hoogte
bijna bereikt was. Nadat hij het verhitte
gelaat met een doek afgedroogd had, keerde
hij zich om en wierp een blik op het land
schap, dat hij doorreisd was. Voor hem, on
middellijk aan zijne voeten, lag het eens
zoo lieflijke, thans verwoeste, doodsche Be
thanië. Verder, in dezelfde richting, het
romantische bekken van de Doode Zee, be
straald door dc verzengende licht- cn warm
testralen der onbewolkte zon. Achter de zee
de langgerekte hoogten van het Pissage-
bergte, alles in die violette tinten scheme
rende, welke aan de Oostersche landschap
pen zulk een eigenaardigbetooverend aan
zien verleenen.
„Hoe prachtig, hoe heerlijk schoon is dit
la,nd, hetwelk de Heere ons volk als erfdeel
schonk", sprak de jongeling halfluid. „Baby
Ion is wel schoon door 's menschen kunst,
maar Juda's erfdeel is heerlijk, wonder
schoon door de eigen hand des Allerhoog-
sten. Ik heb nooit willen gelooven, wat de
Ouden -te Babyion verhaalden, toen zij de
bergen van Juda zoo roemden en zijne
vlekken en dorpjes schilderden als parelen,
welke de Hcere midden tusschen deze berg
toppen strooide. Ach, waarom mag ik hier
niet blijven wonen? Waarom moet ons volk
verre, in het landschap Babylonië, met zijne
eindelooze vlakten en slijkerige rivieren,
een troosteloos leven leiden, in plaats van
hier, in dit Land der Vaderen, een gelukkig
bestaan te voeren? Hoe heerlijk, als Juda'
bergen en heuvels getooid waren met den
glans der Babylonische steden! Waarom, o
Hecre, laat Gij Juda niet wederkeeren naar
deze streken, om Uwen Tempel te herstellen
en de steden uit de puinen weder te doen
verrijzen?"
Nadenkend bleef hij een wijle staan.
Plotseling begonnen de oogen te flikke
ren; hij wendde het gelaat en sprak: „Ik
zie, dat ik den top bijna bereikt heb en
daar ginds in dat dorpje zeide men mij,
dat ik, hier boven staande, Jeruzalem zou
kunnen zien. Vooruit dus! Het doel van
mijn tocht moet heden het heilige Sion
zijn, al bert ik ook nog zoo vermoeid. Een
blik op de siad zal mij opnieuw kracht ver
leenen om verder te trekken."
En weer schreed hij naast zijn dier voor
waarts. De weg boog iets naar rechts; aan
de andere zijde van den -berg werd geber
sten muurwerk" zichtbaar, nog enkele voet
stappen cn de bouwvallen der heilige stad
vertoonden zich daar in de verte, over het
dal op de heuvels, in den roodachtigen
glfeas 4ey avondzon. Puiuhoopen! En toch
was de stad in deze verwoesting nog too-
verachtig schoon.
De jongeling viel bij di-t gezicht op zijn
knieën en beschouwde langen tijd de hei
lige stad.
Wat lilj op jie lange reis zoo vurig ver
langde, was nu werkelijkheid geworden. En
zie, tranen blonken in zijn oogen, toen hij
weder halfluid begon te spreken. „Dus, dnt
is de stad, welke eens de trots van het volk
Israël uitmaakte. Als een bedroefde weduwe
ligt zij daar treurend voor mijn oogen, een
zaam en atil op gindsche hoogten en in
hare verlatenheid roept zii het medelijden
in der voorbijtrekkende pelgrims. O, doch
ter üion, al onze klachten en tranen zijn
met voldoenrfe om uw ellende te beweenenl"
Nog lang bleef de jonge Israëliet geknield
liggen en staarde met zijn betraande oogen
naar de ruinen aan zijn voeten. Toen stond
hij op, greep den teugel van het lastdier
en stapte langzaam verderhet dal tege
moet.
„O, nu gevoel ik eerst in al hare zwaarte
de vermoeidheid mijner voeten", zeide hij
treurig; „voorheen had de vreugde ze be
vleugeld; thans verlamt hen de droefheid!"
Toch bereikte hij betrekkelijk spoedig het
dal van den Kedron; liep langs de bedding
een wijle noordwaarts tot aan de brug,
welke aan het riviertje lag, en begon, aan
de andere zijde gekomen, langzaam den
weg te beklimmen, welke vroeger naar de
Schaapspoort leidde. Op dat oogenblik gaf
een vervallen poort, waarnaast de ruïnen
van twee torens zich verhieven, toegang tot
het plein. Maar eerst moest hij zich een
weg banen langs en over groote brokken
steen.
Eindelijk was zijn doel bereikt. Hij zag
een straat. Maar welk eene! Gebarsten,
zwartberookte muren zonder dak; de ven
sters verweerd en de weg tusschen de hui
zen bedekt met. hoopen steenen waartus-
schen een weelderig groeiende plantenwe
reld, welke de ellende met een bedriegelijk
tooisel bekleedde.
„Veertig jaren geleden is het leven uit
deze oorden henengesneld! Arm Sion!" riep
de jongeling klagend uit „Zal ik te midden
dezer verwoesting nog menschen vinden?
Toch, ik ben ook bereid tusschen de steenen
den nacht door te brengen, indien geen
gastvrije herberg voor mij geopend wordt.
Ik heb de laatste weken zoo dikwijls in
eenzame streken vertoefd! Maar laat ik nog
een weinig verder gaan!"
En hij vervolgde zijn weg tot hij aan een
straat kwam, welke naar rechts liep en
minder moeilijk te begaan was. Daarheen
begaf hij zich. Men had hem te Bethanië
gezegd, dat enkele gedeelten der stad nog
bewoners telden; sommige arme lieden had
den zich dc omvergehaalde huizen van de
vroeger aanzienlijke burgers toegeëigend en
deze, zoo goed en zoo kwaad het ging. be
woonbaar gemaakt. Maar nog altijd had
hij geen spoor van eenig menschelijk wezen
ontdekt. Eindelijk meende hij ergens leven
te hooren! Net of iemand mais in een vat
wierp. Hij volgde het geluid en vernam
kont daarop het gedruiseh in zijn onmid
dellijke nabijheid. Het was echter ook hoog
tijd dat zijn zoeken gevolg had, want de
nacht brak aan en de oude muren staarden
hem links en rechts én overal grauw en
somber en donker aan.
Op een steen voor dc poort van een vri(j
aanzienlijk huis zat een vrouw, in lompen
gehuld, bezig zijnde, in een vat maïskorrels
te kneuzen.
Zij staakte oogenblikkelijk den arbeid,
toen zij bemerkte, dat een vreemdeling op
haar toetrad.
„De God van Abraham. Isank en Jacob
zegenc u, zoo gij eene dochter Juda's zijt,"
begon deze.
De vrouw vond dadelijk geen antwoord;
zij verstond den vreemdeling klaarblijkelijk
niet. De Jongeling bemerkte dit en her
baalde langzaam zijn groet Toen knikte zij
met het hoofd, stond op en liep naar een
deur, welke de tegenwoordige bewoner stel
lig uit een paar ruwe planken gemaakt had
opende en riep. Wat zij riep kon de vreem
deling niet verstaan. Maar spoedig kwam
een man aanloopen, eveneens armoedig ge
kleed. Hij keek den reiziger wantrouwend
De jonge man haastte zich, den eigenaar
of bewoner eenigszins gerust te stellen, zeg
gende: „Ik heb u met mijne komst verrast;
niaar laat het n niet verwonderen, dat ik
op zulk een vergevorderd uur hier ver
schijn. Ik kom uit verre streken, waar
Juda's kinderen onder vreemden wonen."
„Uit Bal-el?" vroeg de man oogenblikke
lijk. „Ik kon zien aan uwe kleeding, dat ge
een vreemdeling zijt. Ook stemt uwe spraak
niet volkomen overeen met de taal welke
men in dit land hoort. Verlangt gij een
nachtverblijf bij ons?"
„Ik zou u gaarne daarom willen verzoe
ken."
,,'t Is anders een armelijke woning."
Wordt vervolgd).