RALHON* HET VERRASSENDE NIEUWE WASCHMIDDEL - REINIGT ALS ZON EN FRISSCHE BUITENLUCHT. WOENSDAG 3 JUNI 1931 -*S VEREENIGING TOT CHR. VERZORGING VAN ZENUWLIJDERS IN NEDERLAND JAARVERGADERING TE UTRECHT DE KERKISTISCHE SPLIJTZWAM BEGINT TE WERKEN J)r J. SEVERIJN VAN DORDRECHT HOUDT EEN REDE OVER: „DE DROOM ALS OPENBARINGSINSTRUMENT' In het gebouw voor K. en W- te Utrecht beeft gieter plaats gevonden de jaarverga dering van de Vereeniging tot Chr. Verzor ging vam Zenuwlijders in Neder'and. Om ruiim e'lif tuur heelt de voorzitter der Ver eeniging, Prof. Dr. H. Viescher. van Huis ter Heiide, de vergadering geopend met bet lezen van Jeeaja 63 vanat vers 7 en voor te gaan 'in gebed. Daarna sprak hij de openingsrede ■uit, waaraan we liet volgend'e ontleonen: Het 'ligt voor de hamd, dat de bijzondere omstandigiheden, die zich in het achter liggend jaar in betrekkelijk snel tempo ontwikkelden, ook voor den arbeid onzer vereeniging, met name ook voor de exploi tatie van ons Sanatorium, beteekenis ver krijgen. Deze exploitatie todh heeft aan de hooge eischen te voldoen, die de Regeering in haar yerpleging©beel<uiit opl egde. De splijtzwam woekert in dit vochtig klimaat op schier elk gebied. Op kerkelijk en schoolgebied en politiek terrein zien wij dit euvel de doorwerking der Christelijke levensbeginselen belemmeren. Op phi'ian- t'iopiech gebied was het tot ivoor kort nau welijks merkbaar. Maar ook dit vvera an- ders sinds vereeniigingen geboren werden met 'n specifiek kerkietisoh merkteeken op bet voorhoofd- Men zou daarmede nog rede kunnen hebben, indien er met zulk en keaikistisch drijven een levensbeginsel verbonden was. Maar dit is allerminst het geval. Eigenlijk kan spr. zulk een ache dan ook slechts als een verkwisting vam pbiilan- tropische kracht beschouwen, die ons volk zioh veroorloven kan, zoolang de weelde stand houdt. AJs de crisisdruk doorwerikt, kon het blijken, dat zulk een actie een groot nadeel betcekent voor het Christelijk pu bliek zelf en voor de actie der barmhartig heid tevens. Spr. zal daarop thans niet dieper ingaan, maar mag toch niet verzwij gen, dat de vereeniging, die immens een interkerkelijk karakter draagt en vin den beginne niet slechts van Gereformeerde, maar speciaal ook van Hervormde zijde, gesteund werd, nadoelen werden toege bracht door een kerkistisoh gekleurdo pro paganda, die moeilijk kan wordlon aanbe volen met het motto ontleend aan de eer- pte Christenen, waarop de heidenen wezen met het woord: „Zie, hoe lief zjj elkander hebben". Gewoonlijk toch i6 er niets, waar aan kerkisme meer gespeend is, dan aan de liefde. Spr. betreurt het zeer, dat deze klacht moet wonden geuit, omdat juist in tijden aüs wij nu doorleven, samenwerking voor alles nooedig is en wij den steun van alle Piotestamtsche Ohrdstenen behoeven. Spr meent, dat daarop aanspraak raag worden gemaakt, daar wij geheel weTken zonder eteun vam rijk, provincie of gemeente, en de patiënten, die bij ons verpleegd worden, du6 zelf den kostenden prijs moeten betalen •Spr. brengt dan een woord van dank aan allen, die zich met zoo grooten ijver en trouw aan dozen arbeid hebben gegeven. De plaats, die het Sanatorium inneemt in ons volksleven, is een eervolle. Er gaat een goede reuk uit van het Zeister Sanatorium. Wij zijn er zelfs toe moeten overgaan het getal onzer medici op te voeren tot drie( opdat de zorg voor de patiënten eii huin wetenschappelijke behandeling zoo inteii6 mogelijk eou worden doorgevoerd'. Zoo 6taan wij dus met een arbe-d, die zelfs ook dn dezen tijd ons met dankbaar heid moge vervullen jegens -dien God, w iens hand ook dit jaar zegenend over otns open ie geweest Huishoudelijke zaken. Na dit openingswoord wonden de notulen tier voortgaande 'j a ar Vergadering qngewij- zisgd goedgekeurd. Vervolgens werd beslo ten een telegram van hulde te zenden aan H. M. de Koningin-Moeder, de Bescherm vrouwe der Vereeniging. Vervolgens bracht de eeoiefairie dier ver eniging, Ds. L. van Loon, van Solierpen- zeel (Gl'd.) het dertigste jaarverslag uit Hieruit bleek, dat het jaar 1930 behoord heeft tot de normale jaren, waarin voor de vereeniging geen schokkende gebeurtenis sen plaats grepen. Het sanatorium bleek ook mu weer in een behoefte te voorzien. Ovetr fliet algemeen geeft de toestand der, vereeniging reden tot tevredenheid, al ligt het voor de haard, dat de economische de pressie ook door de vereeniging niet zonder zorg wordt aangezien, daar zij ook op de explditatiie van het sanatorium bedenke lijke gevolgen hebben kan. Echter werd in 1930 daarvan nog weinig ondervonden. Uit het jaarverslag van den penning- toeester, Mr. A. Ph. iWi A Ut a, van Zeist, bleek o.m., dat de exploitatie van het sana torium iets aohteruitging als gevolg van de crisis. De verpleeggelden beliepen dn 1930 f 159.671.35 (v. j. f 163.213.73). Er werd een legaat ontvangen van f500. Het aantal contributie liep terug van f8200 tot f7300. Desondanks een gunstig eindcijfer, zoodat ook ditmaal f 10-000 aan het pensioenfonds kan worden toegevoegd. Het jaarverslag van den geneesheer-di recteur, Dr. C. W. Sc heffer, van Zeist, deelde mede, dat het aantal opgenomen patiënten 233 bedroeg. Het aantal verpleeg- dagen toont een stijgende lijm. De jeaim-eislagcn werden behoudens een enkele opmerking goedgekeurd en vastge steld. In de thans volgende bestuursverkiezing werden de aftredende leden Mr. A. Ph. \V. Alfa ivan Zeist en Mr. H. J. H- van Boetze- laier van Utrecht, herkozen. Er wordt dam gepauzeerd. Om half drie werd de vergadering her opend. Thans verkreeg het woord Dr. J. Se ver ij n, van Dordrecht, om een rede uit te spreken over: Spr. wijst er op, dat de H. S. pns niet in het onzekere laat omtrent den droom als openbaringsinstrument. Drieërlei droomen kunnen worden onderscheiden: 1. De profe tische droom, 2. de pseudo-profetische ■droom, 3. de profane droom. Uit biologisch oogpunt beschouwd is er geen aanleiding om een absolute tegenstel- lmg^te maken tusschen slaap- en waaktoe- De droom-<toe$tand oefent een eigenaardi- gen invloed uit op de droom-symboliek. Freud's interpretatie is eenzijdig. Het sexu- ecle leven oefent wel veel meer invloed uit dan velen vermoeden, doch er zijn ook nog andere drijfkrachten in het leven werk zaam. Zoo kan het niet anders, of een func tie van zoo centrale beteekenis en invloed als het religieus grondgevoel moet ook in het droombewustzijn op een óf anderp wijze zijn medewerking doen gelden. Verschillen de symbolen aan welke men sexueele be teekenis wil hechten, hebben jirimair reli gieuzen zin, b.v. de symbolen van God, Kerk, Gebed etc. In het iwezen der symboliek is een ver borgenheid, doch er moet een spontaan ver band zijn tusschen een gewaarwording of gevoelen en zijn vertolking. In den droom van de gestorvenen mani festeert zich de onsterfelijkheid der ziel, het bewustzijn der onsterfelijkheid is in de menschlieid gegrond. Op deze wijze be schouwd kan men ook bij den profanen droom van een openbaringskarakter spre ken. De profane droom manifesteert wat er in de verborgen diepten der ziel woont, de profetische droom openbaart verborgen heden uit den Raad Gods. Bij den openba- ringsdroom wordt de droomtoestand be- heerscht door den geest der profetie Dit komt tot uitdrukking in de symbo liek en structuur van een droom, de be wustzijnstoestand draagt de kenmerken van het normale. Een afzonderlijke plaats nemen de droo men in, waarin God verschijnt vooreerst om die verschijning, doch ook omdat de man, aan wien God verscheen, zich ver heugt in een zoodanig leven, dat hij zich bewust is van een gemeenschapsoefening met God en geen uitlegger noodig heeft. Tot die groep behooren de droomen van Abimelech, Jacob, Salomo, Daniël, Jozef, de man van Maria. Een andere groep vormen die, waarbij een goddelijke openbaring wordt gedaan aan iemand die den zin daarvan niet ver staal De droomen van den bakker, de schen ker ivan Farao, van Nebukadnezar. Een derde groep vormen de droomen van Jozef, van Paulus (de Macedonische man), van den Midianniet in Richteren 6. De be teekenis wordt door den droomer of door een ander verstaan en in een besluit vervat In de tweede groep komt de symboliek meestal meer op den voorgrond. Gewoonlijk DE ECONOMISCHE VOORLICHTINGSDIENST Zooals bekend is een wetsontwerp inge diend, dat beoogt een aanvang te maken met de organisatie van een econoniischcn voorlichtingsdienst. Deze dienst zal ressorteeren onder een nieuwe economische afdeeling, welke de te genwoordige afdeeling Handel en Nijverheid van het Departement van Arbeid, Handel en Nijverheid zal vervangen. De dienst wordt dus zuiver ambtelijk georganiseerd en bet bedrijfsleven als zoodanig heeft geen dlrec- ten invloed op de leiding. Wel indirect; uit de memorie van toelichting blijkt, dat men samenwerking met talrijke organen en ver schillende krachten als bijv. Kamers van Koophandel en Fabrieken" als vanzelfspre kend beschouwt en bovendien zal een Eco nomische Raad worden ingesteld, waarin het bedrijfsleven zoo veelzijdig mogelijk zal zijn vertegenwoordigd en die de Regeering over economische onderwerpen van advies zal moeten dienen en ongevraagd advies mag geven. Hierdoor komt de Regeering o. m. eenigs- zins tegemoet aan de wenschen van de com missie Posthuma, een commissie die zooals men zich herinneren zal de Regeering van advies diende bij rapport van 14 November 1929 omtrent de meest wenschelijke organi satie en inrichting van den economischen voorlichtingsdienst. Deze commissie, waarin zoowel hoogere ambtenaren als vooraan staande personen uit het bedrijfsleven had den plaats genomen, adviseerde tot instel ling van een Centraal Bureau voor Econo mische Voorlichting, een semi-officieele in stelling met regeerings-subsidie, waarin naast de Regeering ook het bedrijfsleven een stem had. De Regeering is op dit voorstel zooals bo ven blijkt, niet ingegaan; zij wilde dien dienst niet uit handen geven en achtte con centratie van het werk bij één enkele, daar voor bijzonder ingerichte afdeeling van een enkel Departement gewcnschter met uitzon dering dan van landbouw en koloniën. Zij lijk ontleent ze haar symbool aan de te- vende natuur. Kenmerkend is, dat al deze droomen tot Heidenen komen en aansluiten aan de z.g. natuurlijke Godskenners: d* heerlijkheid en goddelijke kracht, welke in de schepping gezien worden. Zoo de wijn stok, die haar trossen biedt aan den schen ker, de vogels, die liet brood wegnemen van den bakker, het vee en de korenaren, die opkomen uit de rivier en ook de boom in Nebukadnezars droom. Dit heeft alles een centrale beteekenis: God is de Schepper en heerscher van hemel en aarde. Hij open baart, wat Hij is doende. Het beeld in den droom van Nebukadnezar is een technisch symbool. Dit komt overeen, met wat het uitbeeldt, n.l. menschenwerk, het rijk dat de mensch zoekt op te richten, een structuur van zijn geest. De materie: goud, zilver enz. symboliseert de goddelijke gaven en krach ten waarvan de mensch zich bedient bij zijn eigen werk. Hij staat op leemen voet, d. i. in vergankelijkheid. De droomsymboliek bij Daniël vraagt eenl- ge nadere aandacht. De diersymbolen gelij ken in eenlge mate op wat in de profane droombeelden en in de mythologie wordt aangetroffen. Deze laatsten echter zijn als een caricatuur van wat de Apocalyptische beelden geven. De overeenkomst tusschen de diersymbolen in den profanen droom en ln deze profetische droomen moet gezocht in het feit, dat aandriften en hartstochten een zekere verwantschap toonen met het dier symbool in den droom. De Apocalyptische beelden malen plastisch af, wat er in hot hart der volken bruist en hoe de satanische machten die in de diepte woeden, zich op maken tegen God en Zijn getuigen. Als in een geweldig drama teekenen Daniëls droo men het wereldgericht en de overwinning van het Koninkrijk Gods. Op dit referaat volgde 'n breede discussie, waarna de vergadering op de gebruikelijke wijze werd beëindigd. wil dit ook, omdat zij anders nooit zou kun nen beslissen, wat op dat bureau gedaan en niet gedaan zou moeten worden, terwijl uiteraard ook de uitvoering der wetten cn dergelijke daden nimmer aan een particu lier lichaam, niet onder ministerieele vei- antwoordelijkheid werkende, zou kunnen worden overgelaten. Uit een ambtelijk standpunt bekeken is dit volkomen logisch. Het is nu alleen de vraag, wat het bedrijfsleven hiervan denkt. Zal zijn verwachtingen vervuld worden of komt er een dienst, die in de eerste plaats de voor de Regeering gewenschte gegevens verzamelt, met den aankleve van dien, een dienst waarbij het ambtelijke op den voor grond treedt? (In dit verband bedoelen wij ambtelijk niet in de ongunstige beteekenis, die er dikwijls vanuit ondernemersstand- punt aan gehecht wordt). Dit is één mogelijkheid en vermoedelijk ook de meest waarschijnlijke. De andere mogelijkheid is een bureau of organisatie, die in de eerste plaats is ingesteld op de behoeften van het bedrijfsleven, een bureau, dat dus geen wetten uitvoert, maar zooveel mogelijk gegevens verzamelt en verstrekt op de wijze, zooals die door het bedrijfsleven te gebruiken is. De bedoeling van de Regee ring is nu dat de nieuwe dienst beide doet; of dit mogelijk zal zijn, wanneer het inge diende ontwerp wet wordt, zal de tijd eerst leeren. Wij willen er echter eens de aandacht op vestigen, dat er in ons land een instituut bestaat, dat in den loop der jaren het ver trouwen van iederen Nederlander heeft ge wonnen en op economisch gebied is inge steld, zooals allicht geen enkel ander. Wij bedoelen de Nederlandsche Bank. Haar taak is in den loop der jaren belang rijk vergroot en uitgebouwd. Oorspronkelijk was zij slechts belast met de verzorging van de fiduciaire circulatie en beperkte credict- verlccning volgens de oudere octrooien; ge leidelijk is zij door haar goudpolitiek meer en meer met het buitenland in aanraking gekomen, terwijl de gold-exchange-stan- daard, welke door Mr. Vissering in toene mende mate is toegepast, de verbindingen met de buitenlandsche geldcentra heeft ver sterkt De algemeene wereldpolitiek beinvloedt de daden der Nederlandsche Bank hoe langer hoe meer en sinds Mr. Vissering een leiden de positie in de Bank of International Settlements heeft verkregen, is het contact der Nederlandsche Bank met de internatio nale financieele politiek opnieuw verbeterd. Wanneer men daarbij bedenkt, dat de Bank of International Settlements tot voor naamste doel heeft om de financieel zwak kere landen te steunen en te versterken, ter wijl de leiders der grootere circulatiebanken steeds voeling met elkander houden, dan be grijpt men, dat de Nederlandsche Bank een veel verdere werkingssfeer heeft dan alleen het geldwezen in de uitgebreide zin van het woord. Practische credielverleening aan de economische achterlijke landen beteekent toenemenden invoer, stimuleering van den handel en hoe meer de Nederlandsche Bank hetzij direct, hetzij indirect haar steun iu die richting verleent, hoe bevruchtender haar geste voor ons bedrijfsleven zal zijn. Is het dan zoo absurd om bij de instelling van een economische voorlichting aan haar te denken? Tevens bezit zij in eigen land een goed georganiseerd en wijdvertakt ap paraathet contact tusschen Regeering en circulatiebank is innig, terwijl ook het contact tusschen bank en bedrijfsleven goed functionneert; men behoeft niet bevreesd te .zijn voor ambtelijke dan wel niet-ambtelijke overheersching, daar de Nederlandsche Bank ambtelijk is zonder practische han delsgeest uit het oog te verliezen. „Maar het beheeren van een economischen voorlichtingsdienst is toch niet de taak en het gebied van de Nederlandsche Bank" zal men ons ongetwijfeld toewerpen. Deze be merking is natuurlijk gedeeltelijk juist...... bovendien zal het octrooi veranderd moeten worden, hetgeen echter nimmer een hoofd bezwaar zal kunnen zijn. Maar wij vragen ons af: „Wat gebeurde er in oorlogstijd, zoowel bij de Nederland sche Bank als bij de Javasche Bank?" Wa ren beide instellingen toen niet in het be drijfsleven behulpzaam op een wijze, waar van zij in normale tijden nimmer zouden hebben gedroomd? Wij denken aan de N. O. T;aan de rijstvoorzleningkortom aan tallooze groote feiten, waardoor Neder land als Indië voor tallooze evenwichtsver- storingen werden behoed. Docli nu is er weer een abnormale tijd een tijd van verwoeden economischen w-e- reldstrijd, die o. i. nog lang niet uitgewoed is en waarin Nederland paraat zal dienen te staan om niet omver te worden geworpen. Zal de Nederlandsche Bank in deze zorge lijke periode, waarin alle hens aan dek moe- ton worden geroepen niet opnieuw gaarne in het belang van het Nederlandsche be drijfsleven de hanii aan de ploeg willen slaande leiding willen nemen in de eco nomische voorlichting, waarover zij bij uit stek kundig, goed-geoutiJleerd is en waar voor zij over gegevens, inlichtingsdiensten en vooraanstaande mannen beschikt, die de pogingen ongetwijfeld zullen doen slagen, zoowel in het belang van het ambtelijke Nederland als van de verschil lende bedrijfs takken? Wij hebben gemeend deze praemisse, die ons interessant genoeg lijkt, naar voren te moeten brengen en wij hopen, dat ter wille van dc goede zaak, het probleem ook eens door anderen zal worden bekeken, opdat ook tegen-argumenten tot hun recht zullen komen. De kwestie is te ernstig om te wor den verwaarloosd. Gemengd Nieuws* ERNSTIG ARBEIDSONGEVAL Gistermiddagis de li-jarige G. Snijders, wonende te Muntendam, met den linkerarm bekneld geraakt in het raderwerk van een machine van dc oliefabriek Bus. De arm werd bij den schouder afgesneden. In hope- loozen toestand is de jongen naar het zie kenhuis vervoerd. MENSCHEN-TENTOONSTELLING Hoe negerinnen haar kinderen beschermen De komst der lippennegerinnen, wat voor het uitgaand publiek van Amsterdam een welkome sensatie is, bepaalt ons bij het vreeselijke lot, dat de vrouwen van Kva-Bé te dragen hebben. Dc afbeeldingen der negerinnen toonen zeer sterk vooruitstekende lippen, lippen die feitelijk geen lippen meer zijn zooals wij dat verstaan. Het zijn als 't ware zeer groote uitsteeksels aan den mond. Die afbeelding is niet overdreven, want heden zijn deze wen te Amsterdam aangekomen. Men kan het op de „mensehententoonstelling" zien. Het is een zeiental vrouwen, diie vergezeld zijn van een viertal mannen. De mannen hebben gewone lippen, waaruit moet worden afgeleid, dat de lippen der vrouwen onna tuurlijk en gemaakt zijn. Inderdaad is dat ook het geval. Deze negerinnen komen uit het hartje van Afrika en gedurende zeer veel jaren heersch te daar de slavernij. De vrouwen werden weggevoerd naar de harems in Noord-Afri- ka, Arabië en Stamboul. Óm daar een eindi aan te maken gingen de mowders haar dochters verminken, door ze afzichtelijke lippen te geven. Reeds in de prilste jeugd werden de lippen, ook dikwijli alleen de onder- of de bovenlip, gerekt en worden er houten plaatjes in gezet. Na ver loop van tien jaar is het proces voleindigd. De Fransche regeerin, onder wier protec toraat dieze stammen thans staan, heeft se dert tien jaar dit „lippenrekken" verboden. Over een aantal jaren zullen er dus geen zoogenaamde lippen-negerinnen meer zijn, want dez evrouwen worden niet oud. Wi neer zij een vijftigjarigen leeftijd bereiken is dit zeer hoog. MOTOR-ONGELUK Gistermorgen had op den Kuipersdijk te Enschede een ernstig motor-ongeluk plaats. De 29-jarige ir. J. Eing uit Gescher (Duitsch land) die, vergezeld van zijn broer, den leeraar H. Eing, die op de duo zat. een za kenreis naar Holland maakte, kwam in he vige botsing met een vrachtauto. Beiden werden va,n de motor afgeslingerd tenge volge waarvan J. E. een schedelbreuk zware verwondingen bekwam en in zeer ernstigen toestand in het ziekenhuis is op genomen. H. E. is, minder ernstig verwond, eveneens ter verpleging opgenomen N.V. DE LEVER'S ZEEP MAAT5CHAPPIJ.VLAARDINGEN jUSTAAF ADOLF «EU Di OPAAf -«1ST- OAOmnötn-rtAnr (mij „Vóór alles kwaliteit" HET ONGELUK TE TETERINGEN Begrafenis der slachtoffers Gisteren zijn te Teteringen ter aarde be steld de heer Swols. mej. A. Jansen en raej. Metsaers die Zaterdag hij de aanrijding al daar het leven verloren. De belangstelling •as zeer groot en onder de aanwezigen wa ren o.a. burgemeester Sutorius, de wethou ders en de gemeentesecretaris en verscheide ne raadsleden van Teteringen. De baar van den heer Swols werd gedragen dor collega's de Holl. Kunstzijde Industrie, waar de thans overledene werkzaam was. die van de beide jonge meisjes begeleid door klas- genooten en vriendinnen. De plechtige uitvaarteeremoniën werden ?rricht door pastoor J. v. d. Muveonbergh. DE SMOKKELHANDEL Belangrijke aanhoudingen Een der laatste nachten kregen de be ambten contact met een uit vier personen besaande smokkelbende, in de omgeving an Aken. De smokkelaars poogden te vluchten. Tusschen beide partijen ontstond een vuurgevecht. De smokkelaars konden over de grens ontkomen met achterlating venwel van 00.000 sigaretten en kleeding- stukken waarin zich papieren, passen en geld bevonden. Tolbeambten uit Bildchen arresteerden smokkelaars uit Keulen en namen 15.000 si garetten in beslag; beambten uit Vaelser- quartier ontnamen smokkelaars uit Bochum 10.000 sigaretten. In het Achener Wald werd jacht gemaakt op «en smokkelbende, acht sterk, zes hunner werden gearresteerd. Uit 22.000 sigaretten bestond de buit. Be ambten uit Aken Forst arresteerden smok kelaars, op wie 10.000 sigaretten, 18 pond koffie en 10 pond tabak werden bevonden. Nabij Merkstein sloegen smokkelaars op de lucht met achterlating van 62 pond koffie n thee. In Aken werden talrijke huiszoe kingen verricht. 55.000 sigaretten werden naar het hoofdkantoor overgebracht. Een beambte uit Herzogenrath hield acht smok kelaars aan en ontnam bun 71 pond koffie en 6150 sigaretten. Met behulp van politiehonden werden nabij de grens te Kerkrade twee smokkelaars ge arresteerd die 9000 sigaretten, tabak, carao cn koffie vervoerden. Bij Horbach werden smokkelaars ontlast van-15.000 sigaretten en 80 pond koffie. Bij Lichtenbusch gingen smokkelaars aan den haal, nadat zij 15.000 sigaretten en 40 pond koffie hadden wegge worpen. Nabij Kuhscheidenhof werd een smokkelaar uit Essen aangehouden. Hij droeg pakken met 5500 sigaretten. (Msb.) VERDRONKEN IN DE REGENTON Te Mierlo is een 2-jarig kind van J. Tiele- mans in een regenton geraakt, en verdron ken. SCHIP IN NOOD GEWEEST Gisteravond is te Lemmer door de red dingsboot „Hilda", kapitein Kolk. binnen gesleept het motorschip Trios Fréres, schip per A. Luchthart, gedomicilieerd te Gronin gen. op reis met een lading stukgoederen van Groningen naar Amsterdam. Het schip had een motordefect en dien tengevolge de noodvlag geheschen. ONS NIEUWE FEUILLETON BEGINT HEDEN In ons blad van heden maken wij een aanvang met ons nieuwe feuilleton. De ondertitel zegt reeds genoegzaam wat onze lezers te wachten hebben. Met klimmende belangstelling hebben we zelf dit verhaal gelezen, 't Is boeiend ge schreven, maar alles legt getuigenis af van de grondige studie, die de auteur moet heb ben gemaakt eer hij met schrijven begon. Verschillende toestanden en gebruiken, die ons in den Bijbel met een enkel trekje worden getcekend, zullen onze lezers door dit verhaal ongetwijfeld duidelijker worden. Ook worden ons bijzonderheden verhaald uit 't leven van Nebukadnezar. Belsasar, Daniël en meerdere personen, die ons in de Heilige Schrift wonden genoemd. Doch hoe zeer de schrijver ook zijn fantasie liet wer ken, toch deed hij dat immer in gebonden heid aan de Schrift. Meermalen hoorden wij van de pracht en heerlijkheid van het oude trotsche Babylon. Dit verhaal laat ons daarvan iets zien. Na tuurlijk maakte de schrijver bij de teeke- ning daarvan een dankbaar gebruik van wat onderzoekingen en opgravingen aan 't licht brachten. Telkens werd ons de laatste dagen ge vraagd: waar blijft 't nieuwe feuilleton? Hier is 't dan. En we durven reeds nu voorspellen, dat het onzen lezers ongemeen zal boeien. DE STER VAN HALALAT Een verhaal uit den tijd der Babylonische ballingschap U HOOFDSTUK I Een stad ln ronw. Een jonge man, in een vreemdsoortig gewaad gestoken, trolc van Bethanië naar Jerusalem. Hij droeg een staf in de linker hand, terwijl de rechterhand het koord vast hield, waaraan zijn lastdier, een kameel, in regelmatigen tred den geleider volgde. In den dagen, omstreeks het jaar 539 voor de geboorte van Christus, was de streek eenzaam en bood weinig schoons aan; want de meeste Joden, waaronder vele rijke koop lieden, verwijlden nog altijd in Babyloniü. De vroeger zoo levendige, vroolijke steden en vlekken van het land Juda waren ont volkt en verarmd sinds het gedenkwaardige jaar 576, toen Nebukadnezar, de koning van Babylonië, den Israëlitischcn vorst to Jeru salem onttroonde en hem, wreedaardig ge marteld men had hem de oogen uitge stoken in ketenen naar zijne koningsstad Voerde. De jeugdige reiziger was een krachtig Ontwikkeld, innemend persoon. Het ge bruinde gelaat vertoonde vele edele trekken, eigen aan de nakomelingen van een voor haam geslacht, terwijl onder den doek uit een paar. heldere, .vriendelijke oogen Uonken. Onder den doek uit; want over het hoofd had de vreemdeling een breeden band han gen, welke voor tot aan de wenkbrauwen reikte, naar achteren over de schouders ge slagen werd en vastgebonden scheen met een koord, dat ter hoogte van de slapen om het hoofd gewonden was. Zijn kleed had hij een weinig opgenomen, zoodat de voeten, gestoken in hooge schoenen met uitsnijdin-l gen aan de voorzijde, gelijk de Assvriërs en Babyloniërs de sandalen droegen, zichtbaar De steile weg, hoewel moeilijk begaan baar, scheen den reiziger niet veel bezwaar op te leveren; hij was van den kameel af gestegen om het beest den gang gemakke lijk tc maken. I-Iij liep dus. Maar toch bleef hij nu cn dan een oogenblik staan om te Weer stond hij stil, hoewel de hoogte bijna bereikt was. Nadat hij het verhitte gelaat met een doek afgedroogd had, keerde hij zich om en wierp een blik op het land schap, dat hij doorreisd was. Voor hem, on middellijk aan zijne voeten, lag het eens zoo lieflijke, thans verwoeste, doodsche Be thanië. Verder, in dezelfde richting, het romantische bekken van de Doode Zee, be straald door dc verzengende licht- cn warm testralen der onbewolkte zon. Achter de zee de langgerekte hoogten van het Pissage- bergte, alles in die violette tinten scheme rende, welke aan de Oostersche landschap pen zulk een eigenaardigbetooverend aan zien verleenen. „Hoe prachtig, hoe heerlijk schoon is dit la,nd, hetwelk de Heere ons volk als erfdeel schonk", sprak de jongeling halfluid. „Baby Ion is wel schoon door 's menschen kunst, maar Juda's erfdeel is heerlijk, wonder schoon door de eigen hand des Allerhoog- sten. Ik heb nooit willen gelooven, wat de Ouden -te Babyion verhaalden, toen zij de bergen van Juda zoo roemden en zijne vlekken en dorpjes schilderden als parelen, welke de Hcere midden tusschen deze berg toppen strooide. Ach, waarom mag ik hier niet blijven wonen? Waarom moet ons volk verre, in het landschap Babylonië, met zijne eindelooze vlakten en slijkerige rivieren, een troosteloos leven leiden, in plaats van hier, in dit Land der Vaderen, een gelukkig bestaan te voeren? Hoe heerlijk, als Juda' bergen en heuvels getooid waren met den glans der Babylonische steden! Waarom, o Hecre, laat Gij Juda niet wederkeeren naar deze streken, om Uwen Tempel te herstellen en de steden uit de puinen weder te doen verrijzen?" Nadenkend bleef hij een wijle staan. Plotseling begonnen de oogen te flikke ren; hij wendde het gelaat en sprak: „Ik zie, dat ik den top bijna bereikt heb en daar ginds in dat dorpje zeide men mij, dat ik, hier boven staande, Jeruzalem zou kunnen zien. Vooruit dus! Het doel van mijn tocht moet heden het heilige Sion zijn, al bert ik ook nog zoo vermoeid. Een blik op de siad zal mij opnieuw kracht ver leenen om verder te trekken." En weer schreed hij naast zijn dier voor waarts. De weg boog iets naar rechts; aan de andere zijde van den -berg werd geber sten muurwerk" zichtbaar, nog enkele voet stappen cn de bouwvallen der heilige stad vertoonden zich daar in de verte, over het dal op de heuvels, in den roodachtigen glfeas 4ey avondzon. Puiuhoopen! En toch was de stad in deze verwoesting nog too- verachtig schoon. De jongeling viel bij di-t gezicht op zijn knieën en beschouwde langen tijd de hei lige stad. Wat lilj op jie lange reis zoo vurig ver langde, was nu werkelijkheid geworden. En zie, tranen blonken in zijn oogen, toen hij weder halfluid begon te spreken. „Dus, dnt is de stad, welke eens de trots van het volk Israël uitmaakte. Als een bedroefde weduwe ligt zij daar treurend voor mijn oogen, een zaam en atil op gindsche hoogten en in hare verlatenheid roept zii het medelijden in der voorbijtrekkende pelgrims. O, doch ter üion, al onze klachten en tranen zijn met voldoenrfe om uw ellende te beweenenl" Nog lang bleef de jonge Israëliet geknield liggen en staarde met zijn betraande oogen naar de ruinen aan zijn voeten. Toen stond hij op, greep den teugel van het lastdier en stapte langzaam verderhet dal tege moet. „O, nu gevoel ik eerst in al hare zwaarte de vermoeidheid mijner voeten", zeide hij treurig; „voorheen had de vreugde ze be vleugeld; thans verlamt hen de droefheid!" Toch bereikte hij betrekkelijk spoedig het dal van den Kedron; liep langs de bedding een wijle noordwaarts tot aan de brug, welke aan het riviertje lag, en begon, aan de andere zijde gekomen, langzaam den weg te beklimmen, welke vroeger naar de Schaapspoort leidde. Op dat oogenblik gaf een vervallen poort, waarnaast de ruïnen van twee torens zich verhieven, toegang tot het plein. Maar eerst moest hij zich een weg banen langs en over groote brokken steen. Eindelijk was zijn doel bereikt. Hij zag een straat. Maar welk eene! Gebarsten, zwartberookte muren zonder dak; de ven sters verweerd en de weg tusschen de hui zen bedekt met. hoopen steenen waartus- schen een weelderig groeiende plantenwe reld, welke de ellende met een bedriegelijk tooisel bekleedde. „Veertig jaren geleden is het leven uit deze oorden henengesneld! Arm Sion!" riep de jongeling klagend uit „Zal ik te midden dezer verwoesting nog menschen vinden? Toch, ik ben ook bereid tusschen de steenen den nacht door te brengen, indien geen gastvrije herberg voor mij geopend wordt. Ik heb de laatste weken zoo dikwijls in eenzame streken vertoefd! Maar laat ik nog een weinig verder gaan!" En hij vervolgde zijn weg tot hij aan een straat kwam, welke naar rechts liep en minder moeilijk te begaan was. Daarheen begaf hij zich. Men had hem te Bethanië gezegd, dat enkele gedeelten der stad nog bewoners telden; sommige arme lieden had den zich dc omvergehaalde huizen van de vroeger aanzienlijke burgers toegeëigend en deze, zoo goed en zoo kwaad het ging. be woonbaar gemaakt. Maar nog altijd had hij geen spoor van eenig menschelijk wezen ontdekt. Eindelijk meende hij ergens leven te hooren! Net of iemand mais in een vat wierp. Hij volgde het geluid en vernam kont daarop het gedruiseh in zijn onmid dellijke nabijheid. Het was echter ook hoog tijd dat zijn zoeken gevolg had, want de nacht brak aan en de oude muren staarden hem links en rechts én overal grauw en somber en donker aan. Op een steen voor dc poort van een vri(j aanzienlijk huis zat een vrouw, in lompen gehuld, bezig zijnde, in een vat maïskorrels te kneuzen. Zij staakte oogenblikkelijk den arbeid, toen zij bemerkte, dat een vreemdeling op haar toetrad. „De God van Abraham. Isank en Jacob zegenc u, zoo gij eene dochter Juda's zijt," begon deze. De vrouw vond dadelijk geen antwoord; zij verstond den vreemdeling klaarblijkelijk niet. De Jongeling bemerkte dit en her baalde langzaam zijn groet Toen knikte zij met het hoofd, stond op en liep naar een deur, welke de tegenwoordige bewoner stel lig uit een paar ruwe planken gemaakt had opende en riep. Wat zij riep kon de vreem deling niet verstaan. Maar spoedig kwam een man aanloopen, eveneens armoedig ge kleed. Hij keek den reiziger wantrouwend De jonge man haastte zich, den eigenaar of bewoner eenigszins gerust te stellen, zeg gende: „Ik heb u met mijne komst verrast; niaar laat het n niet verwonderen, dat ik op zulk een vergevorderd uur hier ver schijn. Ik kom uit verre streken, waar Juda's kinderen onder vreemden wonen." „Uit Bal-el?" vroeg de man oogenblikke lijk. „Ik kon zien aan uwe kleeding, dat ge een vreemdeling zijt. Ook stemt uwe spraak niet volkomen overeen met de taal welke men in dit land hoort. Verlangt gij een nachtverblijf bij ons?" „Ik zou u gaarne daarom willen verzoe ken." ,,'t Is anders een armelijke woning." Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 3