ZONDAIGSBLAD
DAMRUBRIEK.
r-;
160
O
Redacteur: W. HOEKSTRA, Tulpeboomstraat 6, Den Haag.
Alle inzendingen betreffende deze rubriek te zenden aan bovenstaand adres.
Voor alle vraagstukken geldt: ,,WIT BEGINT EN WINT".
Oplossingen worden binnen 8 dagen ingewacht en over 14 dagen met de narnen der oplossers gepubliceerd
PARTIJ-ANALYSE
T ai tij gespeeld om het persoonlijk kampioenschap
uk Den Haag 1927.
Wit: J. F. KUIJER Zwart: W. HOEKSTRA
Wit:
1. 3228
2. 33—29
3. 37X28
4. 39—34
5. 41—37
6. 4439
7. 31—2G
8. 28X19
9. 26X17
23X32
20—25
12—18
17—21
7—12
19—23
14X23
11X22
Ju dit genre van partijen hebben beiden zoo..
gïtüle vrijheid van spelen, dat er gewoonlijk eerst
tokening komt in het eindspel.
10. 46—41 1—7
Eerste plicht voor wit is nu wel zoo spoedig mo
gelijk veld 28 te bezetten.
11. 37—32 6—11
12. 42—37 11—17
13. 36—31
Wit belet zoo lang mogelijk, dat de tegenstander
aan den rechtervleugel speelt.
1310—14
14. 50—14 14—19
15. 32—28 23 X 32
16. 37X28 19—23
17. 28X19
18. 29—20
19. 34—29
20. 35—30
13X24
25X14
9—13
14-20
niet 30—25 spelen, wegens 7—11 of
21. 31—26
22. 30—24
23. 24X13
24. 40—35
25. 29X20
26. 44—40
27. 40—34
28. 34—29
29. 41—37
30. 29—24
31. 33X13
32. 39—33
33. 37—32
34. 45—40
35. 32—28
36. 43—39
37. 26X17
13-10
8X19
19—24
25X14
5—10
14—19
10—14
14—20
20X29
18X9
12—18
7—12
2-8
22-27
17—21
12X21
Daar wit niet 28—22 kan spelen wegens 27—32
38. 40—34
39. 3429
>0. 49—44
27-31
21—26
i6—21
Stand na den 40sten zet
3 4 ft
sa
""il
ssF
f§
m
m
3
T..t
m
M
wy<
HÉ
41. 41—40
42. 22X17
43. 33—28
44. 40—34
49. 29X40
50. 40—34
51. 33 29
18—22
21X12
12—17
8—13
15—20
17—21
20- 25
Stand na 52. 4S—42
4. 40 4.i au
Hier was ons plan als volgt indien wit 3-430
had gespeeld:
34—30 26—31
Wit heeft nu een schitterend antwoord in 3833,
waarop wit altijd doorloopt naar dam oogenschijn-
lijk; en zou echter gevolgd zijn:
38—32? 13—18
23X12 3—8
12X3 20—25
3X37 25X41
Gewonnen. Door 4237 ging deze manoeuvre niet
moer op. W. H.
52. 4842 4—10
53. 42—37
Dit heeft tengevolge, dat wit een zet te laat komt
met 34—30.
5310—14
wit's
54. 34—30
55. 23X12
56. 12X3
57. 3X20
20—25
25X43
Remise
Ook 25X41 heeft dit resultaat.
Wit 3832, zwart 26—31, wit 20—42, zwart 2126,
vit 42—33 enz.
uit „De Telegraaf'.
Analyse van A. K. W. Damme,
Vraagstuk no. 379
Auteur: I. WEISS, Parijs
Z.vart: 8, 14, 15, 17, 18, 20, 24, 25, 41
Wit: 28, 29, 33—36, 38, 40, 45, 47, 48
Wit wint een schijf of de partij.
Uit .Clubs et Cafés"
Vraagstuk
380
I' In §§|f
n n' n m
m m my m 'm
m m a
r1
e
Avir JCCJs
ff if m
H 3 m
Z.vart: 8- 6, 8, 11—16, 18—20, 23, 24, 26
Wit: 25, 27. 28, 31—33, 35—40, 42, 43, 45, 48, 49
Wit speelt on lokt een fout-zet uit.
Dit vraagstuk is van zéér veel practische waarde.
In de partij komen soortgelijke posities veelvul-
CORRESPONDENTIE.
A. v. D. Zal het gevraagde toezenden.
B. L. Alleen meerslag.
Aan de prijswinnaars: Even geduld met do prijzen
s.v.p.I De medailles kwamen tot nu toe niet in ons
bezit. Na ontvangst zullen wij ze direct toezenden.
WIST U DAT?
Het oude eiland waaop New-York is gebouwd,
werd in 1G68 door de Indianen aan de Europeanen
verkocht voor 10 hemden, 30 paar kousen, 10 gewe
ren, 30 kogels, 30 pond kruit, 30 bijlen, 30 ketels cn
een koperen braadpan.
Nu is het voor dezen prijs niet meer te koop!
slechts 5.510.229 men*
Bij de Chineezen zijn lange nagels aan do vingers
een toeken van achtbaarheid: zij bewijzen dat de per
soon met de lange nagels zijn brood niet verdiont
door gewonen hanuarbeid.
De eerste vuurtoren was. voor zoover bekend, die
welke omstreeks het jaar 280 v. Chr. gebouwd werd
door Ptolemaeus, heerscher over Egypte. Deze vuur
toren bestond uit wit marmer cn bevond zich aaa
den ingang der haven van Alexandrië.
Als da warmste oorden der aarde gelden de Mid-
deu-Sahara, Centraal Azië en de Arabische woestijn.
Volgens de laatste onderzoekingen van het metereo-
logisch bureau to New-York, worden die streken in
warmte overtroffen door Zuid-Californiö. Tachtig
mijlen ton noordon van de Sierra Nevada ligt een
dal, dat vijf maanden lang een gemiddelde tempe
ratuur heeft van 25 graden celsius. In dit dal rogent
hot zeer zelden. Daarentegen waait er dikwijls een
hevige, warme wind, die als een woestijnwind het
zand doet opstuiven. De plantengroei is schaansch,
ja ontbreekt op sommige plaatsen geheel. Wel een
uitzondering In het overigens vruchtbare California,
Boerentype uit Lówiez bij War>
Boerenmeisje uit Lowiez in nationale kleederdracbt.
MAAR WIJ ZIEN JEZUS
Maar wij zien Jezus met heerlijkheid en
eere gekroond, die een weinig minder
hot lijdon des doods, opdat hij door de
genade Gods voor allen don dood smake
zoude. Hebreen 2 9.
Vreemd. Do cene maal vernedert de Schrift den
mensch op het diepst, en een ander maal verheft ze
hem schier tot den hemel toe.
Dit vindt zijn oorzaak hierin, dat de mensch hier
op aarde in een soort tusschentoestand verkeert Aan
den hemel is hij ontzonken, maar hij is nog niet in
de hel verzonken.
Als nu die mensch zich verheft, of door anderen
verheven wordt alsof hem eigenlijk niets ontbrak,
alsof hij was die hij in heerlijkheid zijn kon cn zijn
moest, dan gaat Gods Woord daartegen in. Dan
wordt hem zijn luister ontnomen. Dan wordt duide
lijk aangetoond wie hij in zichzelf toch eigenlijk is.
Maar als nu de mensch of zijn medemenschen hier
uit aanleiding nemen om Gods bemoeienis met hem
te ontkennen, en daarmede van een andere zijde God
in zijn oere te na komen, dan teekent. do Schrift
ook daartegen protest aan door aan te toonen hoe
veel eer God hem zelfs in zijn val nog laat.
Dit laatste gaf David aanleiding om in den 8stÖn
psalm, waar hij do heerlijkheid van Gods naam over
de gansclie aarde prijst, d.w.z. van Gods algomeene
openbaring, ook to wijzen op den mensoh, dien God
een weinig minder gemaakt heeft dan de engelen en
met eere cn heerlijkheid heeft gekroond, onder wiens
voeten God alle dingen onderworpen heeft.
Zoo was eens Gods bestel bij de schepping. En al
ïs daarin door 's menschcn val verstoring gekomen,
Gods genade houdt clat einddoel vast. Hij legt het
erop toe in zijn welbehagen den mensoh weer te
brengen tot dien staat waartoe Hij hem eens bestemd
had.
Daarom is de mensch zelfs in zijn gezonken staal
nog met eere bekleed. En zelfs nu mag en moet ge
zegd worden: Wat is de mensch, dat Gij, o God, hem
gedenkt! Hij is die eere niet waardig, waarmede Gij
hem nochtans wilt sieren.
Tooh neen, niet alles wat in dien psalm van den
mensoh wordt gezegd is nu reeds ten volle werke
lijkheid.
Want het gaat niet om deze, maar om de toeko
mende wereld. Die heeft God aan den mensch onder
worpen. Aan den mensoh en niet aan de engelen.
Do mensch is wel een weinig minder gemaakt dan
do engelen. Maar nochtans is niet aan de heerlijke
engelen rfiaar aan den mensch de toekomende wereld
onderworpen.
Daarom moet, met deze werkelijkheid voor oogen,
gezegd worden: Nu zien wij nog niet dat aan den
mensch alle dingen onderworpen zijn. Slechts wor
stelend kan de mensoh in deze wereld het hoofd
boven houden. Met vreeze des doods is hij door al
zijn loven dei- dienstbaarheid onderworjfcn, zooals
verderop in dit hoofdstuk gezegd wordt (va. 15).
Daarom heeft de mensch zich niet te verhoovaar-
digen op zijn heerschappij over de natuur. Het moge,
met name in onze twintigste eeuw veelmeer nog dan
in de eerste eeuw, schijnen, dat de mensch de natuur
krachten aan zich dienstbaar maakt. Telkens ont
snappen zc aan zijn beheorsohing, en hij wordt er
zelf het slachtoffer van.
En nu klinkt dit woord van den Hobreëiubrief in
uw eigen tijd, waarin gij thans leeft, met bijzonderen
nadruk: Doch nu zien wij nog niet dat den mensch
alle dingen onderworpen zijn.
Ook in den tijd, waarin deze blief werd geschreven,
had het wel het aanzien, alsof de mensch heer van
de schepping was. Het was de lijd van het machtige
itMTioinsche wereldrijk. Alle macht en heerschappij
was in één hand gekomen. De organisatie van dit
rijk was voor di en tijd geperfectionneerd tot het
uiterste.
Daarbij was in dit rijk saamgebracht al wat de
cultuur oplcveixle. Wetenschap, kunst, arbeid handel,
het bloeide alles.
Maar aan die rijkdom der wereld, die den mensch
ten dienste stond, ontbrak het voornaamste. De
mensch van die gouden eeuw, gelijk ze wol genoemd
werd, was mot al dien rijkdom niet waarlijk geluk
kig. Er knaagde een worm aan heel dat grootsch en
heerlijk bestaan.
Want die mensch was zijn God kwijt en doolde
al verder van Hem af. Zelfs de overblijfselen van
de kennis en de vreeze Gods raakten al moor verloren.
Zoo was heel die gouden eeuw tot verarming
gedoemd.
Is het in onze twintigste eeuw wel anders?
Een rijkdom van schatten zijn uit do natuur te
voorschijn gehaald, Er is een cultuur gaan bloeien,
waarbij de cultuur van het romeinsche rijk uit de
eerst eeeuw in het niet verdwijnt.
Schier niets is voor den mensch verborgen. Hij
onderwerpt deze wereld aan zijn doorzoekenden geest.
Hij dwingt haar, haar schatten voor hom te ont
sluiten. Tot in het kleinste dringt hij door. En het
grootste schijnt voor hem niet meer onbereikbaar.
En toch, neen, wij zien niet, dat aan den mensch
alle dingen onderworpen zijn. De gevaren, die zijn
bestaan bedreigen, nemen toe in gelijke mate als de
onderwerping der natuur aan zijn macht.
Maar niet alleen dit. De levensproblemen vermenig
vuldigen zich. Vragen, waarvan het mcnschclijk den
ken in vroeger eeuwen het bestaan zelfs niet ver
moedde, dringen zich op en folteren den geest der
denkers van onze dagen.
En het leven, ook het economische leven, waarin
de mensch als handelende persoon optreedt, waarin
hij alles ln zijn hand scheen te hebben, dat leven
zelf wankelt'. En ieder oogenblik wordt de débaclc
gevreesd.
Neen, ook nu zich wij niet, nu allerminst zien wij,
dat aan den mensch alle dingen onderworpen zijn.
Maar hier opent nu het evangelie een ander ver
gezicht.
Wij zien Jezus met eere en heerlijkheid gekroond.
Hem, die een weinig minder dan do engelen gewor
den was. Hom, die zich op het diepst vernederd
heeft tot den dood toe. Hem, die voor allen den doud
heeft gesmaakt
Hij is door God verhoogd en verheven. Hij is met
eere en heerlijkheid gekroond. Hem is gegeven allo
macht in hemel en op aarde. Hij heeft getriomfeerd.
En hij draagt een andere kroon dan die waarmede
de menschheid haar vorsten op het gebied van weten
schap en kunst, en welk gebied van mensclielijk leven
ge meer wilt bedenken, siert.
Hij heeft do onvergankelijke kroon van eere ca
heerlijkheid verworven. Hij blinkt in het eeuwigo
leven. Hij schittert in de heerlijkheid des hemels.
ITem is de kroon van oere en heerlijkheid op het
hoofd gezet niet door menschen, maar door God dea
Vader zeiven.
Hier is het geheim ontsloten, dat voor alle wijsheid
der wereld verzegeld blijft, hoe de mensch tot die
bestemming geraken zal, waartoe God hem eens ge
schapen had, en waarnaar hij ook na zijn val nog
hunkert met een niet te stillen verlangen, zonder ec
nochtans ooit toe te kunnen geraken.
Voor die eere en heerlijkheid van Jezus heeft dn
wereld geen oog. Alleen zoo de Heilige Geest uw hart
verlicht, ziet go duidelijk en klaar die heerlijkheid
van Jezus. Ze spreekt u dan toe uit het Woord Gods,
uit die rijke historie van zijn vernedering cn ver-
Ge ziet die heerlijkheid van Jezus dan afdalen op
zijn Kerk, zelfs ln druk en vervolging en lijden., Ge
ziet die heerlijkheid van Jezus in heel den voortgang
van Gods Koninkrijk. Ge ziet die heerlijkheid van
Jezus lichten in uw eigen toekomst on in de laatste
toekomst der wereld.
En tot die heerlijkheid, die ge in het geloof ziet,
wordt gij door dat geloof dan ook geleld van stap
tot stap.
I-Iier blinkt u dc heerlijke toekomst tegen van eens
met hem over allo schepselen te triomfecren. Niet
zooals de mensch van deze wereld in deze wereld
triomfeert, om ten slotte de nederlaag to lijden, al»
hij moet gaan tot den koning der verschrikkingen.
Maar zooals Jezus zelf getriumfeerd heeft. In uwi
verzoening met God. In het eeuwige leven, dat
Christus voor u verwierf. In zijn heerlijkheid, waariui
hij u opneemt.
Hi
ONZE HOOGEPRIESTER
Do Heiland stierf voor ons aan 't kruis,
Ja maar llij is verrezen!
Hij ging ons voor naar 't Vaderhuis
Z ij ii Naam zij lofgeprezen!
Ais Ilooge,)triester doet IIij nu,
Naar Mclcnizedcks orde,
Het hoil'gend Midd'laarswork voor u,
Opdat ge rein zeudt worden.
Als Iloogepriester heeft ook Hij
Verzoekingen geleden,
En heeft behoorlijk medelij,
Als gij soms wordt bestreden.
Dat geeft den zwakken heldenmoed,
En wil ons tevens loeren,
Dat wij slechts door dc kracht van 't bloed
Den Sutan kunnen weren.
Als Iloogepriestcr zond ook Hij -
De zalving op Zijn kind'ren,
Opdat geen zondeslavcrnij
Hun heirging meer zou hind'rcn.
Die Geest getuigt vnn Jezus' werk,
Leidt ons in alle waarheid;
Maakt ons tot overwinnen sterk,
Verlicht tot volle klaarheid.
ut
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
ZATERDAG 16 MEI
No. 20 JAARGANG 1931!
benooifcndfeA^^rx bü l