PARIJSCHE HERINNERINGEN 142 De Au!eur van „Robinson Crusoe TER GELEGENHEID VAN ZIJN TWEE HONDERDSTE STERFDAG. »'erhalen van reizen zijn altijd in trek geweest bij dp menschheid. Dat is misschien wel een der recieuen, waarom reizigers dikwijls zulke groote leugenaars waren. Tegenwoordig gaat dat zoo ge makkelijk niet meer, omdat nu zoowat iedereen een of meer flinke tochten naar het buitenland heeft ge maakt, en voor de rest de kennis van wat buiten de grenzen van het eigen land ligt, zoo is toegenomen, ia 't zand voetstappea. 'dat er voor overdriiving en opschepperij niet veel gelegenheid overblijlt Maar in een tijd als bijv. de Middeleeuwen was er voor hen die in staat waren van een klein beetje ervaring een heele boel wijsheid te maken, een schuone kans. Iemand die naar het Heilige Land ge weest was, kon zooveel opdisschen als hij wou. hij .vond een grif gehoor. D. platvloersclie overdrijving van de pelgrims en andere reizigers in het buitenland is echter in de literatuur uitgegroeid tot een genre werken, die bij bet lezend publiek steeds een gretig onthaal hebben gevonden. De zucht tot het onbekende en net vreem de zullen wel de oorzaken zijn van de populariteit Van verhalen van dit slag. Toch is dit voor een kunstwerk niet voldoende. .Vandaar dat Robinson Crusoe nog altijd gelezen en gekend wordt, terwijl tientallen imitaties allang vergeten zijn. Robinson Crusoe bevredigt niet alleen de zucht tot nieuwsgierigheid, het geeft ook een in zicht in het karakter van de eenzame man op het onbewoonde eiland. De schrijver is erin geslaagd alles zoo natuurlijk voor te stellen, dat we het al lezende als zeer wel mogelijk accepteeren. En dat is iuist het geheim van een kunstenaar. Defoe, de auteur van de Robinson, kwam opeens torenhoogte uit boven z'n voorgangers in het schrijven van reis verhalen, door z'n dieüte van psychologisch inzicht Een minder bekende gebeurtenis uit "t verhaal van Robinson: de dood van Vrijdag. on z'n gomoedsontleding. Dat boeide de lezer, en dat blijft boeien. Daardoor is het boek nog altijd nieuw. Het combineert avontuur met mcnschelijk gemoeds leven. Het was Zondag 26 April j.l. tweehonderd jaar ge leden dat de schrijver van Robinson Crusoe, Daniël Defoe, is overleden. In de laatste jaren is men wat meer bekend geraakt met de bizonderheden van zijn leven, dat vol avonturen geweest is, als dat van de held van zijn boek. Hij werd geboren in 1660, als zoon van een Presbyteriaansche Londensche familie, die het een klein beetje beter hadden dan de hand werkslieden uit die tijd. Hij ontving een eenvoudige opleiding en deed reizen op het vasteland, die hem later bij het schrijven van zijn vele werken verba zend goed te pas kwamen. Als journalist heeft, hij heel wat politieke werken geschreven. Bekend is bijv. zijn brochure „De kortste weg met de Dissen ters". Dit is een. meesterwerk van meedoogenlooze analyse. Zooals men weet werden degenen die niet tot de Anglicaansche kerk behoorden langen tijd op allerlei wijze geplaagd. Defoe werd hierdoor geïn spireerd tot een sarcastisch geschrift tegen de on verdraagzaamheid: de kortste weg om een eind te maken aan de dwalingen van hen dia afweken van de Staatskerk was... ze doodeenvoudig allemaal op te hangen! Men voelt het bijtende sarcasme, en Defoe ondervond ook aan den lijve dat het een gevaarlijk experiment was geweest om tegen de heerscheinde kaste in te gaan. Defoe was een man van karakter, en zijn eere woord was voor z'n schuldeischers op zekeren keer genoeg om met gedeeltelijke betaling genoegen te nemen. Juist hierdoor is het zoo vreemd, dat er steeds een hardnekkig gerucht heeft gegaan dat De foe als spion is opgetreden voor de Whigpartij en de Tories aan de regeering zou hebben verraden. In de laatste jaren begint hier echter meer klaarheid over te komen en schijnt de rol die hij gespeeld heeft niet zoo vernederend te zijn als men aanvankelijk dacht. Dat hij voor zijn overtuiging wat over had blijkt wel uit het feit, dat hij in 1703 werd veroor deeld om in het publiek „op de kaak" te worden ge steld. In 1731 stierf Defoe, talrijke geschriften nalatend. Zooals gezegd, is het werk waardoor hij de meest bekend is gebleven de Robinson Crusoe. Het werd in 1719 geschreven. Minder bekend is het vervolg werk dat hij op de Robinson schreef, en waarin al de reizen beschreven worden die de held later nog gemaakt heeft in alle deelen der wereld en hoe hij Bijna al die imitaties echter zijn vergeten, of liggen nog terugkeerde om z'n oude eiland te bezoeken. Het is echter ook hier gegaan als meestal het ge val is: het eerste deel is een kunstwerk, het tweede is maakwerk. We reproduceeren bij dit artikel allereerst de tee- kening waar Robinson de afdruk van een inboorlin genvoet tot zijn groote schrik in het zand ontdekt, en vervolgens de dood van Vrijdag, die sneuvelt bij een gevecht met een zeeroover. Robinson Crusoe kan op een lange rij van imita ties bogen, in ons land zoowel als in andere landen. Bijna al die imisaties echter zijn vergeten, of liggen begraven onder het stof der 'bibliotheken: Defoe's werk staat er nog altijd in z'n onmiskenbare groot heid. HET OFFER Door D. A. K. Zwijgend aait. hij daar, z'n beide liandcn onder 't hoofd, dat door 't zware leunen in één rimpling was hervormd, van onder door de handen en 't voor hoofd door 't moeilijke denken z'n oogen staarden onafgebroken op 't groen antieke kannetje vóór hem op z'n werktafel, en schuin ter zijde lag als achteloos weggeworpen een briefachteloos, en toch, ól z'n gedachten waren bij 't geen in die brief stond; tel kens weer gingen die gedachten terug cn las hij weer die woorden, die hem nu zoo bezig hielden: Nu móét je gaan Reizer, 't kan niet meer wachten ,,'t Kan niet meer wachten" wat beteekende dat? O, hij wist het wel, dat beteekende, dat hij nu moest besluiten, dat hij nü moest zeggen, of hij ging, ja dan neen: of hij z'n betrekking zou aanvaarden, of hier blijven Hier blijven, dat zou evenveel zeggen, als „zijn wat liij nu was", en niets meer, gaan, dat was 't berei ken van z'n ideaal, 't vervullen van de betrekking waar hij al zoo lang op had gehoopt, de gelegenheid krijgen om vooruit te komen, zooals hij '4 zich al van z'n jeugd af had gedroomd...... Hij was nu ongeveer zes en twintig, en sinds z'n achttiende werkzaam bij Siemens' Bankzaken; hij was meestal in Rotterdam, waar hij zooveel als pro curatiehouder was. Alle zaken stonden onder zijn con trole, al was dit dan slechts in vorm, want de eigen lijke bedoeling van zijn verblijf hier in Rotterdam was, om te worden opgeleid voor zelfstandig werk, waarvoor hij reeds meer dan een jaar geleden do be voegdheid verwierf. Op het kantoor te Palembang, dMr was z'n plaats, dóór moest hij heen, al een jaar geleden; de chef die daar yvas, zou met groot verlof gaan, en diens werk zou hij overnemen; toen, nu anderhalf jaar gele den, was dat ongeluk gebeurd. Gerry's moeder had haar been gebroken, en sinds dien was ze niet meer de oude geworden; ze kon geen hulp missen, cn, Gerry als ccnige dochter, mocht haar niet alleen la ten; dit had uitstel veroorzaakt 't Kon niet anders, hij wilde 't ook niet, je kon dat oude mensch toch zoo niet achterlaten. O zeker, zo had nog twee zoons, ma$r die hadden een druk gezin, en daarvan mocht niets gevergd worden. Toen was er met Veilen over geschreven, en die had 't goed gevonden, om nog wat in Palembang te blijven, tod. de zaken in orde waren; maar 't was nog steeds niet in orde gekomen, do oude moeder fcing eer achter- dan vóóruit, cn 't uitstel was al aange groeid tot een jaar In 't eerst was er nooit een gedachte in hem opge komen. die aan *4 noodzakelijke van hun hierblijven twijfelde, maar toen 't zoo lang duurde, was er wijzi ging in z'n denken gekomen, en hij had zich afge vraagd, of 't nu niet anders kón, of er nu geen an dere oplossing mogelijk was, wie wist hoelang 't zoo zou doorblijven gaan, en hij kon toch z'n leven niet hier blijven verspillen; 't werk dót hij nog deed, was bijna geheel overbodig, en dan nog, hij had ook maar 't loon van een overbodige. Toen hij voor 't eerst z'n gedachten die"QQnga«inde tegenover Gerry had geuit, had ze gevraagd, of zo dan niet hier konden blijven; al hadden ze 't dan niet zoo ruim, ze konden 't toch probeeren; maar dat had hij afgewezen. Denk je dat hij zóó zou gaan trouwen, zonder vooruitzichten, en zonder kans op 't vervuld worden van zijn verlangen? Dat nóóit, dan nog liever En steeds meer haalden z'n gedachten gezocht naar een andere oplossing, en steeds meer had hij 't mo gelijk geacht, dat Gerry's moeder bij Wim zou ingaan. Die had 't zelf al meer voorgesteld, en 't was alleen Gerry's onverzettelijke wil geweest, dat 't nog niet was gebeurd; ze wilde niet hebben, dat haar moeder uit haar eigen huis zou gaan, ze moest en zou haar zelf oppassen en verzorgen; ze kón haar die eenigo wensch, om daar liaar te worden verpleegd, niet wei geren. Toen hij ze eens had gevraagd, of ze dan hun toe komst er aan mochten wagen, had ze gezegd: „Jan, weet je dan niet meer, wat we bij onze verloving als onze lijf- en levensspreuk hebben aangenomen? Weet jij dan niet meer, dat we samen daar bij dat kleine kerkje stonden, en jij las: „Als 't moet", en zei: „Gerry, dat zullen we onthouden?" Maar, toen had hij ze ook de noodzakelijkheid van 't blijven uit 't hoofd gepraat, hij had ze laten zien, dat 't ook nog anders kon, als ze maar wilde en 4och had hij niets bereikt, want toen had ze ge zegd: „En tóch durf ik niet Jan, ik kan, heusch ik kan moeder niet alleen laten; je weet dat ik o zoo graag met je mee ga, 't geeft niet waarheen, al zag ik nooit iemand hier terug, maar ik móg niet gaan, nu moeder ziek is, laat me dan nog liever ach ter.... „Laat me dan nog liever achter", dót was haar ant woord geweest,daarna had ze nog wel eens ge probeerd hem over te halen om niet naar Indië te gaan, en een andere positie te zoeken, maar dat had hij met alle beslistheid van de hand gewezen en nu, nu lag daar die brief van den Directeur, waar in hij schreef, dat mevrouw Veilen om gezondheids redenen naar Holland terug moest, en, Veilen dus niet langer kon blijven. „Nu móét je gaan, Reizer, 't kón niet meer wach tenNeen, dat begreep hij, 't kón nu niet meefl wachten, hij móést nu beslissen. Maar Gerry, hij kon ze toch moeilijk hier laten; dat had zelfs de Directeur hem afgeraden, hoe graag hij hem ook had zien vertrekken. Juist daarom was hem zoo lang uit stel gegeven, en had hij hier rondgeloopen, zon der nut. Neen, nu moest hij gaan, dat stond vast. Doch er was nog niets veranderd, moeder was nog dezelfde, en Gerry dacht nóg als een jaar te voren Eindelijk stond hij op, liep naar de telefoon en belde, een oogenblik later sprak hij met Amster-* dam, cn beloofde den Directeur zoo spoedig mogelijk te zullen komen om de zaak óf te spreken, dan schreef hij nog haastig eenige dingen op den dag kalender, pakte wat brieven bij elkaar en ging na gesloten te hebben naar z'n kamer; een uur latefl was hij op weg naar Gerry, voor 't 'tien uur was kon hij nog in Amersfoort zijn 't Was juist half tien, toen hij 't station verliet, nog een kleine tien minuten loopen, dan was hij er{ maar, zoo gehaast als hij gereisd had, zoo lang zaam ging hij nu, '4 was als wachtte hem iets onaan genaams, of verbeeldde hij zich 't maar? 't Kon ook' wel minder zijn met Gerry's moeder. Onwillekeurig ging hij niet regelrecht op 't doel af» maar liep wat rond, langs de spoorbaan heenhij dacht, en toch was er geen vasten vorm aan z'n den ken,nu was hij bij Gerry, dan in Amsterdam, bij den Directeur, dan in Utrech4, waar hij een laatste onderhoud had met den redacteur van het tijdschrift waar hij aan meewerkte; en dan weer gingen z'n ge dachten vèr vooruit, reeds zag hij zijn brieven uit In- sulinde gedrukt en veel gelezen cn geprezen; hij zag reeds schetsen, die me>t graagte werden opgenomen, waarin hij z'n herinneringen uit 't leven hiér had verwerkthè, als nu Gerry maar meeging, hij kon nu tooh niet meer aankomen met datzelfde, dat z'n aanstaande vrouw nog niet weg kon. Zou men ten slotte niet gaan denken, dat z'n werkplan en -ver* mogen geheel van z'n vrouw afhankelijk zouden zijn, en dat ze niet alleen hem maar ook z'n vrouw in dienstbetrekking zouden krijgen? „Laat me dan nog liever aahter"neen, dat toch ook niet, maar als ze nu tóch nog weigerde, als z© nü nóg niet wilde, was hij dan eigenlijk niet ver plicht om alvast alléén te gaan, en Gerry, als ze dan niet anders wilde, maar hier te laten tot 't in haaf oog wél zou kunnenze behoefden ook beiden niet te wachten, tot haar moeder weer hersteld zou zijnl Zijn plicht riep hem, mocht hij daarom nog wol langer weigeren? Hij had 't altijd in z'n gedachten en gesprekken afgewezen, om alleen te gaan, maar als 't nu „móést", (dat was toch ook hierin hun bei der spreuk) en wie weet, misschien was 't maar vooii een paar maanden, en die tijd zou hij alleen ook wel doorkomen; ja 't was wellicht nog beter, dan kon hjj zich eerst wat inwerken, en had hij 't niet zoo druk meer als zij kwam; dat was nog wèl zoo prettig, want Gorry zou 't vast niet leuk vinden, als hij geen tijd had om Uiuis te zijn, daar zou toch al niet ól te veel van komen, want hij had zich voorgeno men, om geen oogenblik verloren te laten gaan, voor al na 't goede rapport van den dokter, die hem had onderzocht en lachend had gezegd, „bij voldoende» warmte weinig slaap noodig"Wat kon hem ook slaap schelen, je moést ten slotte, maar je bereikt© er niets mée. Oom Henk zei altijd: „Als je slaapt dan ben je dood", en er was veel van waar. Hij wilde zoo véél mogelijk presteeren, dus slapen was voor hoert eigenlijk maar tijdverspilling. '(Siot volgl). O 139 Krullekopje, Rozenknopje, Oogjes blij, van pret half-toe, Wanklo voetjes, Stapjes zoetjes, Armpjes, uitgestrokt naar moe. Kinderhartc, Voor do smarte Veel te klein cn veel te leêr. Lief klein kindje, Ioder mint je Schoonst geschenk van God don lieer. ftvekt eoret medelijden op, tooh wordt dit gevoel ©enigszins opgeheven door het besef, dat velen van hen dit „vrije" leven niet voor een „werkend" teven fcoudien willen ruilen. Hun levensbehoeften zijn tot de allernoodzakelijkste teruggebracht. Sommigen helpen 's morgens vroeg met het sjouwen in de hallen of zoeken tusschen het afval iets van hun reeds in de 3de eeuw deed het Christendom er zijn intocht en in de 4de eeuw kreeg het den naam Pari- sia of Parijs. In 451 beschermde Ste Geneviève het tegen de Hun nen onder Attila; in 508 verhief Clovis het tot zijn residentie; in de 9de eeuw had het te lijden van de invallen der Noormannen en in 987 maakte Ilugo Capet het tot permanente hoofdstad van Frankrijk. Onder Philips II Augustus (11801223) werd met den bouw der Notre-Dame begonnen, het oude Lou vre verfraaid, die Universiteit (Sarbonne) gesticht en de stad door eon muur versterkt. Karei V (136480) ving aan met den bouw der Bastille; onder zijn opvolgors was 't bestuur der stad nu eens in handen der Bourgondiërs, dan weer in die der Armagnacs, totdat ze in 1420 werd overgegeven aan de Engelsahen. Na een vruchtelooze poging van Jeanne d'Arc in 1429 om ze stormenderhand te her nemen, geraakte ze in 1436 weer in 't bezit van den Franschen koning Karei VII. In 1572 had die beruchte „Bloedbruiloft" binnen haar muren plaats; in 1593 werd ze na een beleg van eenige jaren aan Hendrik IV overgegeven. Rijk aan gebeurtenissen was voor Parijs ook de tijd der Fransche Revolutie en van Napoleon I. Door don laatste werd ze in alle opzichten verfraaid en uit gebreid. In 1814 deden de Geallieerden er hun intocht en werd er de 1ste vrede van Parijs geteekend; na Na poleons nederlaag bij Waterloo gevolgd door den 2den vrede van Parijs. In 1830 cn 1848 was zij het tooneel van nieuwe revoluties. Van 10 Sept. 1870 tot 28 Jan. '71 werd Parijs door de Duitschers belegerd; eenige maanden later ge- DOOR ONZEN TEEKENAAR. Toen ik deze week toevallig eenige schetsen onder ©ogen kreeg, die ik verleden zomer in Parijs maakte kwamen mij tal van herinneringen bestormen. Ik sprak hierover met de redactie en dit had tot gevolg, dat zij mij in de gelegenheid stelde op deze pagina eenige Pa- rijsche schetsen te laten zien, waarvan ik tevens een en ander wil ver tellen Het is zeker genoeg bekend, dat Parijs voor schilders en teekenaars een bijzondere aan4relc- kingskracht heeft en dit heb ik dan ook zelf ondervonden. Toen ik in m'n eentje met mijn schetsboek on der den arm door Parijs dwaalde, was ik in mijn element en ik werd aan gegrepen door 'n onver- zadigbaren werklust! Hoe héb ik genoten, toen ik langs de Seine slenterde, telkens ver rast door heit zien van een schilderachtig ge val. Met tal van grillige kronkelingen baant zich de snelstroomende Sei ne een weg door het hartje van Parijs. Daar de Seine betrek kelijk smal is en niet door groote schepen be varen wordt, vindt men tegenover iedere straat Ivan eenige beteekenis een sierlijke boogbrug, welke door zijn beweeg lijke weerspiegeling in het water 't stadsbeeld zoo verlevendigt en ka rakteristiek maakt Langs de Seine loo pen twee kaden, een benedenlcade en een bovenkado. Langs do Krantenvtrkooper bovenkade raast het enorme verkeer en do rust op de benedenkade, uitsluitend gestoffeerd door hengelaars, zwervers en schilders, levert daardoor een groot contrast op. Hier is het verblijf van de Parijsche zwervers. Bij tientallen liggen zij daar den geheeten dag te slapen en te soezen. 't Zien van dieze verschoppelingen der maatschappij Jen dezen zomer vele duizenden naar de Fransche hoofdstad trekken. Zoo men weet organiseert ook do Ned. Chr. Reisvereeniging verschillende reizen naai' Parijs. I KINDJE. Lachjes, lonkjes, Oogen vonkjes, Blozekoontjes, rozig-teêr; Schatermondje, Kersrood rondje, Klankjes uit een andre sfeer. gading, en verder onttrekt de slaap hen aan besef van hun ellendig bestaan. Zij zijn onbeschrijfe lijk vuil en verwaarloosd, toch zag ik er een, die heel gemoedelijk in de Seine zijn hemd stond te was- schen, (het eenige kleedingstuk. dat hij onder zijn haveloos jasje aanhad)! Op de muren van de bovenkaden vindt men de traditioneel© boekenstalletjes. Ik klauterde erop en schetste een tweetal kibbelende zwervers. Zij hadden gemeenschappelijk een flesch wijn gekocht en op het etiket een streepje gemaakt, hoe ver ieder mocht drinken en nu had de eene een al te langen teug genomen! Daar zij volop tijd hebben dit conflict uit te knobbelen, veronderstel ik dat zij misschien nog niet uitgekibbeld zijn! De hierbij afgebeelde volkstypen ontstonden in Mont-Mart re. Twee rasechte Parijzenaara, de student, een Parisiènne met kersrood geschilderde lippen, de krantenverkooper, en last not least de lang niet ge makkelijk uitziende „Madame"! Ik zag later deze „Madame" weer, „in functie", zij was zooveel als opzichtster bij een bouwwerk. Inderdaad teek zij mij er „pootig" genoeg voor. Eenige werklieden hadden blijkbaar niet hard genoeg gewerkt en het echte, voor een buitenstaander totaal onverstaanbare vollcs-Fransch barstte over hun hoof den los! In Parijs ziet men veel vrouwen bij uitstek mannelijke functies bekleeden. Het was op een heeten middag, dat ik 'n schets (zie pag. 138) maakte van 'n steil straatje in Mont-Martre. In mijn omgeving zaten wel een vijftal schilders te werken, en het feit, dat geen der voorbijgangers bleef kijken, bewijst wel, dat de bewoners dergelijke tafereeltjes gewend zijn. Veel wordt er in Mont-Martre gesloopt Hoewel on getwijfeld noodzakelijk ter verbetering van woning toestanden, is het vanuit schildersoogpunt zeer te betreuren, dat zooveel mooie en karakteristieke plekjes verdwijnen. Tot zoover onze teekenaar. We laten hieronder nog eenige bijzonderheden vol gen over de Fransche hoofdstad. Parijs heette oudtijds Lutetia en was de hoofdstad van den Keltischen stam der Parisii op de Isle de la Citó. Onder Romeinsch bestuur nam '4 in aanzien toe; teisterd door den opstand der Communards, die ver scheiden mooie gebouwen verwoestten. Tijdens den Wereldoorlog werd Parijs herhaaldelijk van uit de lucht bestookt; in 1919 had hier de vredes conferentie plaats. Parijs telt 2.916.000 inwoners en is de grootste stad van 't Europeesch continent. Zij is een kruispunt van water- en spoorwegen en is beroemd om haar mooie straten, prachtige architectuur, standbeelden, kunstschatten, onderwijsinstellingen enz. Binnen de vestingmuur heeft Parijs een opper vlakte van 7802 H.A. en is concentrisch gebouwd om de Cité, een van de twee Seine-eilandjes. Van de 32 bruggen over de Seine zijn de bekendste: Pont Neuf, Pont Notre-Dame, Pont d'Austerlitz, Pont de la Con corde cn Pont Alexander III. Parijs heeft een kolossale industrie; 't fabriceert vooral weeldeartikelen: dameskleeren, meubelen, go belins, uurwerken, porcelein, wetenschappelijke in strumenten; verder zijden en katoenen stoffen, ma chines, papier, leer, chemicaliën, enz. 't Is een geweldig brandpunt van verkeer; kleine zeeschepen kunnen de stad bereiken. Het verkeer ge schiedt er door auto's, trams cn de ondergrondsche spoorwegen „Métro" en „Nord-Sud". De Gemeenteraad telt 80 leden; 't uitvoerend gezag berust bij den prefect der Seine, bijgestaan door den politieprefecl en rijksambtenaren. Vooral waar dit jaar de groote Internationale Kolo niale Tentoonstelling te Parijs wordt gehouden, zul- Lings de benedenknde van de Seint»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 13