PARIJSCHE HERINNERINGEN
142
De Au!eur van „Robinson Crusoe
TER GELEGENHEID VAN ZIJN TWEE
HONDERDSTE STERFDAG.
»'erhalen van reizen zijn altijd in trek geweest
bij dp menschheid. Dat is misschien wel een der
recieuen, waarom reizigers dikwijls zulke groote
leugenaars waren. Tegenwoordig gaat dat zoo ge
makkelijk niet meer, omdat nu zoowat iedereen een
of meer flinke tochten naar het buitenland heeft ge
maakt, en voor de rest de kennis van wat buiten de
grenzen van het eigen land ligt, zoo is toegenomen,
ia 't zand voetstappea.
'dat er voor overdriiving en opschepperij niet veel
gelegenheid overblijlt
Maar in een tijd als bijv. de Middeleeuwen was er
voor hen die in staat waren van een klein beetje
ervaring een heele boel wijsheid te maken, een
schuone kans. Iemand die naar het Heilige Land ge
weest was, kon zooveel opdisschen als hij wou. hij
.vond een grif gehoor.
D. platvloersclie overdrijving van de pelgrims en
andere reizigers in het buitenland is echter in de
literatuur uitgegroeid tot een genre werken, die bij
bet lezend publiek steeds een gretig onthaal hebben
gevonden. De zucht tot het onbekende en net vreem
de zullen wel de oorzaken zijn van de populariteit
Van verhalen van dit slag.
Toch is dit voor een kunstwerk niet voldoende.
.Vandaar dat Robinson Crusoe nog altijd gelezen en
gekend wordt, terwijl tientallen imitaties allang
vergeten zijn. Robinson Crusoe bevredigt niet alleen
de zucht tot nieuwsgierigheid, het geeft ook een in
zicht in het karakter van de eenzame man op het
onbewoonde eiland. De schrijver is erin geslaagd
alles zoo natuurlijk voor te stellen, dat we het al
lezende als zeer wel mogelijk accepteeren. En dat is
iuist het geheim van een kunstenaar. Defoe, de
auteur van de Robinson, kwam opeens torenhoogte
uit boven z'n voorgangers in het schrijven van reis
verhalen, door z'n dieüte van psychologisch inzicht
Een minder bekende gebeurtenis uit "t verhaal van
Robinson: de dood van Vrijdag.
on z'n gomoedsontleding. Dat boeide de lezer, en dat
blijft boeien. Daardoor is het boek nog altijd nieuw.
Het combineert avontuur met mcnschelijk gemoeds
leven.
Het was Zondag 26 April j.l. tweehonderd jaar ge
leden dat de schrijver van Robinson Crusoe, Daniël
Defoe, is overleden. In de laatste jaren is men wat
meer bekend geraakt met de bizonderheden van zijn
leven, dat vol avonturen geweest is, als dat van de
held van zijn boek. Hij werd geboren in 1660, als
zoon van een Presbyteriaansche Londensche familie,
die het een klein beetje beter hadden dan de hand
werkslieden uit die tijd. Hij ontving een eenvoudige
opleiding en deed reizen op het vasteland, die hem
later bij het schrijven van zijn vele werken verba
zend goed te pas kwamen. Als journalist heeft, hij
heel wat politieke werken geschreven. Bekend is
bijv. zijn brochure „De kortste weg met de Dissen
ters". Dit is een. meesterwerk van meedoogenlooze
analyse. Zooals men weet werden degenen die niet
tot de Anglicaansche kerk behoorden langen tijd op
allerlei wijze geplaagd. Defoe werd hierdoor geïn
spireerd tot een sarcastisch geschrift tegen de on
verdraagzaamheid: de kortste weg om een eind te
maken aan de dwalingen van hen dia afweken van
de Staatskerk was... ze doodeenvoudig allemaal op te
hangen! Men voelt het bijtende sarcasme, en Defoe
ondervond ook aan den lijve dat het een gevaarlijk
experiment was geweest om tegen de heerscheinde
kaste in te gaan.
Defoe was een man van karakter, en zijn eere
woord was voor z'n schuldeischers op zekeren keer
genoeg om met gedeeltelijke betaling genoegen te
nemen. Juist hierdoor is het zoo vreemd, dat er
steeds een hardnekkig gerucht heeft gegaan dat De
foe als spion is opgetreden voor de Whigpartij en
de Tories aan de regeering zou hebben verraden. In
de laatste jaren begint hier echter meer klaarheid
over te komen en schijnt de rol die hij gespeeld heeft
niet zoo vernederend te zijn als men aanvankelijk
dacht. Dat hij voor zijn overtuiging wat over had
blijkt wel uit het feit, dat hij in 1703 werd veroor
deeld om in het publiek „op de kaak" te worden ge
steld.
In 1731 stierf Defoe, talrijke geschriften nalatend.
Zooals gezegd, is het werk waardoor hij de meest
bekend is gebleven de Robinson Crusoe. Het werd
in 1719 geschreven. Minder bekend is het vervolg
werk dat hij op de Robinson schreef, en waarin al
de reizen beschreven worden die de held later nog
gemaakt heeft in alle deelen der wereld en hoe hij
Bijna al die imitaties echter zijn vergeten, of liggen
nog terugkeerde om z'n oude eiland te bezoeken.
Het is echter ook hier gegaan als meestal het ge
val is: het eerste deel is een kunstwerk, het tweede
is maakwerk.
We reproduceeren bij dit artikel allereerst de tee-
kening waar Robinson de afdruk van een inboorlin
genvoet tot zijn groote schrik in het zand ontdekt,
en vervolgens de dood van Vrijdag, die sneuvelt bij
een gevecht met een zeeroover.
Robinson Crusoe kan op een lange rij van imita
ties bogen, in ons land zoowel als in andere landen.
Bijna al die imisaties echter zijn vergeten, of liggen
begraven onder het stof der 'bibliotheken: Defoe's
werk staat er nog altijd in z'n onmiskenbare groot
heid.
HET OFFER
Door D. A. K.
Zwijgend aait. hij daar, z'n beide liandcn onder 't
hoofd, dat door 't zware leunen in één rimpling was
hervormd, van onder door de handen en 't voor
hoofd door 't moeilijke denken z'n oogen staarden
onafgebroken op 't groen antieke kannetje vóór hem
op z'n werktafel, en schuin ter zijde lag als achteloos
weggeworpen een briefachteloos, en toch, ól z'n
gedachten waren bij 't geen in die brief stond; tel
kens weer gingen die gedachten terug cn las hij weer
die woorden, die hem nu zoo bezig hielden: Nu móét
je gaan Reizer, 't kan niet meer wachten
,,'t Kan niet meer wachten" wat beteekende dat?
O, hij wist het wel, dat beteekende, dat hij nu moest
besluiten, dat hij nü moest zeggen, of hij ging, ja dan
neen: of hij z'n betrekking zou aanvaarden, of hier
blijven
Hier blijven, dat zou evenveel zeggen, als „zijn wat
liij nu was", en niets meer, gaan, dat was 't berei
ken van z'n ideaal, 't vervullen van de betrekking
waar hij al zoo lang op had gehoopt, de gelegenheid
krijgen om vooruit te komen, zooals hij '4 zich al van
z'n jeugd af had gedroomd......
Hij was nu ongeveer zes en twintig, en sinds z'n
achttiende werkzaam bij Siemens' Bankzaken; hij
was meestal in Rotterdam, waar hij zooveel als pro
curatiehouder was. Alle zaken stonden onder zijn con
trole, al was dit dan slechts in vorm, want de eigen
lijke bedoeling van zijn verblijf hier in Rotterdam
was, om te worden opgeleid voor zelfstandig werk,
waarvoor hij reeds meer dan een jaar geleden do be
voegdheid verwierf.
Op het kantoor te Palembang, dMr was z'n plaats,
dóór moest hij heen, al een jaar geleden; de chef die
daar yvas, zou met groot verlof gaan, en diens werk
zou hij overnemen; toen, nu anderhalf jaar gele
den, was dat ongeluk gebeurd. Gerry's moeder had
haar been gebroken, en sinds dien was ze niet meer
de oude geworden; ze kon geen hulp missen, cn,
Gerry als ccnige dochter, mocht haar niet alleen la
ten; dit had uitstel veroorzaakt 't Kon niet anders,
hij wilde 't ook niet, je kon dat oude mensch toch
zoo niet achterlaten. O zeker, zo had nog twee zoons,
ma$r die hadden een druk gezin, en daarvan mocht
niets gevergd worden.
Toen was er met Veilen over geschreven, en die
had 't goed gevonden, om nog wat in Palembang te
blijven, tod. de zaken in orde waren; maar 't was nog
steeds niet in orde gekomen, do oude moeder fcing
eer achter- dan vóóruit, cn 't uitstel was al aange
groeid tot een jaar
In 't eerst was er nooit een gedachte in hem opge
komen. die aan *4 noodzakelijke van hun hierblijven
twijfelde, maar toen 't zoo lang duurde, was er wijzi
ging in z'n denken gekomen, en hij had zich afge
vraagd, of 't nu niet anders kón, of er nu geen an
dere oplossing mogelijk was, wie wist hoelang 't zoo
zou doorblijven gaan, en hij kon toch z'n leven niet
hier blijven verspillen; 't werk dót hij nog deed, was
bijna geheel overbodig, en dan nog, hij had ook maar
't loon van een overbodige.
Toen hij voor 't eerst z'n gedachten die"QQnga«inde
tegenover Gerry had geuit, had ze gevraagd, of zo
dan niet hier konden blijven; al hadden ze 't dan
niet zoo ruim, ze konden 't toch probeeren; maar
dat had hij afgewezen. Denk je dat hij zóó zou gaan
trouwen, zonder vooruitzichten, en zonder kans op
't vervuld worden van zijn verlangen? Dat nóóit, dan
nog liever
En steeds meer haalden z'n gedachten gezocht naar
een andere oplossing, en steeds meer had hij 't mo
gelijk geacht, dat Gerry's moeder bij Wim zou ingaan.
Die had 't zelf al meer voorgesteld, en 't was alleen
Gerry's onverzettelijke wil geweest, dat 't nog niet
was gebeurd; ze wilde niet hebben, dat haar moeder
uit haar eigen huis zou gaan, ze moest en zou haar
zelf oppassen en verzorgen; ze kón haar die eenigo
wensch, om daar liaar te worden verpleegd, niet wei
geren.
Toen hij ze eens had gevraagd, of ze dan hun toe
komst er aan mochten wagen, had ze gezegd: „Jan,
weet je dan niet meer, wat we bij onze verloving als
onze lijf- en levensspreuk hebben aangenomen? Weet
jij dan niet meer, dat we samen daar bij dat kleine
kerkje stonden, en jij las: „Als 't moet", en zei:
„Gerry, dat zullen we onthouden?"
Maar, toen had hij ze ook de noodzakelijkheid van
't blijven uit 't hoofd gepraat, hij had ze laten zien,
dat 't ook nog anders kon, als ze maar wilde
en 4och had hij niets bereikt, want toen had ze ge
zegd: „En tóch durf ik niet Jan, ik kan, heusch ik
kan moeder niet alleen laten; je weet dat ik o zoo
graag met je mee ga, 't geeft niet waarheen, al zag
ik nooit iemand hier terug, maar ik móg niet gaan,
nu moeder ziek is, laat me dan nog liever ach
ter....
„Laat me dan nog liever achter", dót was haar ant
woord geweest,daarna had ze nog wel eens ge
probeerd hem over te halen om niet naar Indië te
gaan, en een andere positie te zoeken, maar dat had
hij met alle beslistheid van de hand gewezen
en nu, nu lag daar die brief van den Directeur, waar
in hij schreef, dat mevrouw Veilen om gezondheids
redenen naar Holland terug moest, en, Veilen dus
niet langer kon blijven.
„Nu móét je gaan, Reizer, 't kón niet meer wach
tenNeen, dat begreep hij, 't kón nu niet meefl
wachten, hij móést nu beslissen. Maar Gerry, hij
kon ze toch moeilijk hier laten; dat had zelfs de
Directeur hem afgeraden, hoe graag hij hem ook had
zien vertrekken. Juist daarom was hem zoo lang uit
stel gegeven, en had hij hier rondgeloopen, zon
der nut.
Neen, nu moest hij gaan, dat stond vast. Doch
er was nog niets veranderd, moeder was nog dezelfde,
en Gerry dacht nóg als een jaar te voren
Eindelijk stond hij op, liep naar de telefoon en
belde, een oogenblik later sprak hij met Amster-*
dam, cn beloofde den Directeur zoo spoedig mogelijk
te zullen komen om de zaak óf te spreken, dan
schreef hij nog haastig eenige dingen op den dag
kalender, pakte wat brieven bij elkaar en ging na
gesloten te hebben naar z'n kamer; een uur latefl
was hij op weg naar Gerry, voor 't 'tien uur was kon
hij nog in Amersfoort zijn
't Was juist half tien, toen hij 't station verliet,
nog een kleine tien minuten loopen, dan was hij er{
maar, zoo gehaast als hij gereisd had, zoo lang
zaam ging hij nu, '4 was als wachtte hem iets onaan
genaams, of verbeeldde hij zich 't maar? 't Kon ook'
wel minder zijn met Gerry's moeder.
Onwillekeurig ging hij niet regelrecht op 't doel af»
maar liep wat rond, langs de spoorbaan heenhij
dacht, en toch was er geen vasten vorm aan z'n den
ken,nu was hij bij Gerry, dan in Amsterdam, bij
den Directeur, dan in Utrech4, waar hij een laatste
onderhoud had met den redacteur van het tijdschrift
waar hij aan meewerkte; en dan weer gingen z'n ge
dachten vèr vooruit, reeds zag hij zijn brieven uit In-
sulinde gedrukt en veel gelezen cn geprezen; hij zag
reeds schetsen, die me>t graagte werden opgenomen,
waarin hij z'n herinneringen uit 't leven hiér had
verwerkthè, als nu Gerry maar meeging, hij kon
nu tooh niet meer aankomen met datzelfde, dat z'n
aanstaande vrouw nog niet weg kon. Zou men ten
slotte niet gaan denken, dat z'n werkplan en -ver*
mogen geheel van z'n vrouw afhankelijk zouden zijn,
en dat ze niet alleen hem maar ook z'n vrouw in
dienstbetrekking zouden krijgen?
„Laat me dan nog liever aahter"neen, dat toch
ook niet, maar als ze nu tóch nog weigerde, als z©
nü nóg niet wilde, was hij dan eigenlijk niet ver
plicht om alvast alléén te gaan, en Gerry, als ze dan
niet anders wilde, maar hier te laten tot 't in haaf
oog wél zou kunnenze behoefden ook beiden niet
te wachten, tot haar moeder weer hersteld zou zijnl
Zijn plicht riep hem, mocht hij daarom nog wol
langer weigeren? Hij had 't altijd in z'n gedachten
en gesprekken afgewezen, om alleen te gaan, maar
als 't nu „móést", (dat was toch ook hierin hun bei
der spreuk) en wie weet, misschien was 't maar vooii
een paar maanden, en die tijd zou hij alleen ook wel
doorkomen; ja 't was wellicht nog beter, dan kon hjj
zich eerst wat inwerken, en had hij 't niet zoo druk
meer als zij kwam; dat was nog wèl zoo prettig,
want Gorry zou 't vast niet leuk vinden, als hij geen
tijd had om Uiuis te zijn, daar zou toch al niet
ól te veel van komen, want hij had zich voorgeno
men, om geen oogenblik verloren te laten gaan, voor
al na 't goede rapport van den dokter, die hem had
onderzocht en lachend had gezegd, „bij voldoende»
warmte weinig slaap noodig"Wat kon hem ook
slaap schelen, je moést ten slotte, maar je bereikt©
er niets mée. Oom Henk zei altijd: „Als je slaapt dan
ben je dood", en er was veel van waar. Hij wilde zoo
véél mogelijk presteeren, dus slapen was voor hoert
eigenlijk maar tijdverspilling.
'(Siot volgl).
O
139
Krullekopje,
Rozenknopje,
Oogjes blij, van pret half-toe,
Wanklo voetjes,
Stapjes zoetjes,
Armpjes, uitgestrokt naar moe.
Kinderhartc,
Voor do smarte
Veel te klein cn veel te leêr.
Lief klein kindje,
Ioder mint je
Schoonst geschenk van God don lieer.
ftvekt eoret medelijden op, tooh wordt dit gevoel
©enigszins opgeheven door het besef, dat velen van
hen dit „vrije" leven niet voor een „werkend" teven
fcoudien willen ruilen. Hun levensbehoeften zijn tot
de allernoodzakelijkste teruggebracht. Sommigen
helpen 's morgens vroeg met het sjouwen in de
hallen of zoeken tusschen het afval iets van hun
reeds in de 3de eeuw deed het Christendom er zijn
intocht en in de 4de eeuw kreeg het den naam Pari-
sia of Parijs.
In 451 beschermde Ste Geneviève het tegen de Hun
nen onder Attila; in 508 verhief Clovis het tot zijn
residentie; in de 9de eeuw had het te lijden van de
invallen der Noormannen en in 987 maakte Ilugo
Capet het tot permanente hoofdstad van Frankrijk.
Onder Philips II Augustus (11801223) werd met
den bouw der Notre-Dame begonnen, het oude Lou
vre verfraaid, die Universiteit (Sarbonne) gesticht en
de stad door eon muur versterkt.
Karei V (136480) ving aan met den bouw der
Bastille; onder zijn opvolgors was 't bestuur der stad
nu eens in handen der Bourgondiërs, dan weer in die
der Armagnacs, totdat ze in 1420 werd overgegeven
aan de Engelsahen. Na een vruchtelooze poging van
Jeanne d'Arc in 1429 om ze stormenderhand te her
nemen, geraakte ze in 1436 weer in 't bezit van den
Franschen koning Karei VII.
In 1572 had die beruchte „Bloedbruiloft" binnen
haar muren plaats; in 1593 werd ze na een beleg van
eenige jaren aan Hendrik IV overgegeven.
Rijk aan gebeurtenissen was voor Parijs ook de tijd
der Fransche Revolutie en van Napoleon I. Door don
laatste werd ze in alle opzichten verfraaid en uit
gebreid.
In 1814 deden de Geallieerden er hun intocht en
werd er de 1ste vrede van Parijs geteekend; na Na
poleons nederlaag bij Waterloo gevolgd door den
2den vrede van Parijs. In 1830 cn 1848 was zij het
tooneel van nieuwe revoluties.
Van 10 Sept. 1870 tot 28 Jan. '71 werd Parijs door
de Duitschers belegerd; eenige maanden later ge-
DOOR ONZEN TEEKENAAR.
Toen ik deze week toevallig eenige schetsen onder
©ogen kreeg, die ik verleden zomer in Parijs maakte
kwamen mij tal van herinneringen bestormen.
Ik sprak hierover met de redactie en dit had tot
gevolg, dat zij mij in de
gelegenheid stelde op
deze pagina eenige Pa-
rijsche schetsen te laten
zien, waarvan ik tevens
een en ander wil ver
tellen
Het is zeker genoeg
bekend, dat Parijs voor
schilders en teekenaars
een bijzondere aan4relc-
kingskracht heeft en
dit heb ik dan ook zelf
ondervonden.
Toen ik in m'n eentje
met mijn schetsboek on
der den arm door Parijs
dwaalde, was ik in mijn
element en ik werd aan
gegrepen door 'n onver-
zadigbaren werklust!
Hoe héb ik genoten,
toen ik langs de Seine
slenterde, telkens ver
rast door heit zien van
een schilderachtig ge
val. Met tal van grillige
kronkelingen baant zich
de snelstroomende Sei
ne een weg door het
hartje van Parijs.
Daar de Seine betrek
kelijk smal is en niet
door groote schepen be
varen wordt, vindt men
tegenover iedere straat
Ivan eenige beteekenis
een sierlijke boogbrug,
welke door zijn beweeg
lijke weerspiegeling in
het water 't stadsbeeld
zoo verlevendigt en ka
rakteristiek maakt
Langs de Seine loo
pen twee kaden, een
benedenlcade en een
bovenkado. Langs do Krantenvtrkooper
bovenkade raast het
enorme verkeer en do
rust op de benedenkade,
uitsluitend gestoffeerd door hengelaars, zwervers en
schilders, levert daardoor een groot contrast op.
Hier is het verblijf van de Parijsche zwervers. Bij
tientallen liggen zij daar den geheeten dag te slapen
en te soezen.
't Zien van dieze verschoppelingen der maatschappij
Jen dezen zomer vele duizenden naar de Fransche
hoofdstad trekken. Zoo men weet organiseert ook do
Ned. Chr. Reisvereeniging verschillende reizen naai'
Parijs.
I
KINDJE.
Lachjes, lonkjes,
Oogen vonkjes,
Blozekoontjes, rozig-teêr;
Schatermondje,
Kersrood rondje,
Klankjes uit een andre sfeer.
gading, en verder onttrekt de slaap hen aan
besef van hun ellendig bestaan. Zij zijn onbeschrijfe
lijk vuil en verwaarloosd, toch zag ik er een, die heel
gemoedelijk in de Seine zijn hemd stond te was-
schen, (het eenige kleedingstuk. dat hij onder zijn
haveloos jasje aanhad)!
Op de muren van de bovenkaden vindt men de
traditioneel© boekenstalletjes. Ik klauterde erop en
schetste een tweetal kibbelende zwervers. Zij hadden
gemeenschappelijk een flesch wijn gekocht en op het
etiket een streepje gemaakt, hoe ver ieder mocht
drinken en nu had de eene een al te langen teug
genomen! Daar zij volop tijd hebben dit conflict uit
te knobbelen, veronderstel ik dat zij misschien nog
niet uitgekibbeld zijn!
De hierbij afgebeelde volkstypen ontstonden in
Mont-Mart re. Twee rasechte Parijzenaara, de student,
een Parisiènne met kersrood geschilderde lippen, de
krantenverkooper, en last not least de lang niet ge
makkelijk uitziende „Madame"!
Ik zag later deze „Madame" weer, „in functie",
zij was zooveel als opzichtster bij een bouwwerk.
Inderdaad teek zij mij er „pootig" genoeg voor.
Eenige werklieden hadden blijkbaar niet hard genoeg
gewerkt en het echte, voor een buitenstaander totaal
onverstaanbare vollcs-Fransch barstte over hun hoof
den los! In Parijs ziet men veel vrouwen bij uitstek
mannelijke functies bekleeden.
Het was op een heeten middag, dat ik 'n schets (zie
pag. 138) maakte van 'n steil straatje in Mont-Martre.
In mijn omgeving zaten wel een vijftal schilders te
werken, en het feit, dat geen der voorbijgangers
bleef kijken, bewijst wel, dat de bewoners dergelijke
tafereeltjes gewend zijn.
Veel wordt er in Mont-Martre gesloopt Hoewel on
getwijfeld noodzakelijk ter verbetering van woning
toestanden, is het vanuit schildersoogpunt zeer te
betreuren, dat zooveel mooie en karakteristieke
plekjes verdwijnen.
Tot zoover onze teekenaar.
We laten hieronder nog eenige bijzonderheden vol
gen over de Fransche hoofdstad.
Parijs heette oudtijds Lutetia en was de hoofdstad
van den Keltischen stam der Parisii op de Isle de la
Citó. Onder Romeinsch bestuur nam '4 in aanzien toe;
teisterd door den opstand der Communards, die ver
scheiden mooie gebouwen verwoestten.
Tijdens den Wereldoorlog werd Parijs herhaaldelijk
van uit de lucht bestookt; in 1919 had hier de vredes
conferentie plaats.
Parijs telt 2.916.000 inwoners en is de grootste stad
van 't Europeesch continent. Zij is een kruispunt
van water- en spoorwegen en is beroemd om haar
mooie straten, prachtige architectuur, standbeelden,
kunstschatten, onderwijsinstellingen enz.
Binnen de vestingmuur heeft Parijs een opper
vlakte van 7802 H.A. en is concentrisch gebouwd om
de Cité, een van de twee Seine-eilandjes. Van de 32
bruggen over de Seine zijn de bekendste: Pont Neuf,
Pont Notre-Dame, Pont d'Austerlitz, Pont de la Con
corde cn Pont Alexander III.
Parijs heeft een kolossale industrie; 't fabriceert
vooral weeldeartikelen: dameskleeren, meubelen, go
belins, uurwerken, porcelein, wetenschappelijke in
strumenten; verder zijden en katoenen stoffen, ma
chines, papier, leer, chemicaliën, enz.
't Is een geweldig brandpunt van verkeer; kleine
zeeschepen kunnen de stad bereiken. Het verkeer ge
schiedt er door auto's, trams cn de ondergrondsche
spoorwegen „Métro" en „Nord-Sud".
De Gemeenteraad telt 80 leden; 't uitvoerend gezag
berust bij den prefect der Seine, bijgestaan door den
politieprefecl en rijksambtenaren.
Vooral waar dit jaar de groote Internationale Kolo
niale Tentoonstelling te Parijs wordt gehouden, zul-
Lings de benedenknde van de Seint»