401
#03
Daar waren vlakbij reeds de lichten van de school.
Stoelstra stuurde het erf op, wierp een warme
deken over de dampende rue van het paard en
stapte de school binnen. In de pang hoorde hij al
het gerucht van stemmen. In het lokaal begon dc
rook zich reeds vast te zuigen in de lichtstralen van
de petroleumlampen. Direct klampte Stoelstra boer
Linders aan, de voorzitter van het onderbestuur.
„Dus Linders. je denkt er wel om. hè? Als ik dat
voorstel gedaan heb, dan zeg jij maar, dat jij het
er mee eens bent en dan komt alles voor elkaar."
„Ja maar Stoelstra", zei Linders, „je wilt toch niet
de Zondagsschool heelemaal opheffen, dat gaat zoo
maar niet." „Nou. dat zeg ik ook niet bij mijn Vi
atel en daar hoef jij ook niet van te praten, n
dat gaat dan natuurlijk vanzelf'.
Al meer boeren kwamen het lokaal binnen. Hun
zware stemmen vulden de ruimte met hun eigen
aardig dialect Daar klopte de hamer om te begin
nen. De petten verdwenen alle onder de stoelen en
eerbiedig luisterden ze naar het voorlezen van een
gedeelte uit den Bijbel en ze baden straks gezamen
lijk om een zegen over de vergadering.
Terwijl aller dingen besproken en behandeld wer
den, keeL Stoelstra zegevierend dc vergadering rond.
„Tjonge wat zouden ze straks opkijken. En hij had
gelijk ook, want in de wet stond het, dat iedere open
bare school recht had op één uur Godsdienstonder-
wijs".
„Heeft nog iemand iets, wat op deze -ergadenng
besproken moet worden?" klonk de stem van de
voorzitter. Stoelstra schrok op. „Ja, voorzitter!" Met
con triomfklank in zijn stem riep hij het uit. Hij
stond op, zette een strak gezicht, keek de aanwezi
gen eens aan en begon toen zijn voorstel bekend te
maken. Hij zei, dat het toch eigenlijk niet goed was.
om, terwijl de wet het toestond, toch geen Gods
dienstonderwijs op de school te laten geven. De kin
deren hoorden zoodoende op school nooit iets uit de
Bijbel. Nu ja, de Zondagsschool was er, maar het
was toch veel gemakkelijker, dat de kinderen op
school de Bijbclsche verhalen hoorden vertellen. Hij
wilde niets zeggen van de Zondagsschool, die werkte
heel goed. maar zoo in de week. dat was veel minder
moeite. En bovendien, en hier werd de klank in zijn
stem nog zegevierender, dc voorzitter had al gepraat
met die onderwijzers van de Zondagsschool en die
vonden het best Zij hadden zich zelfs bereid ver
klaard om les te geven op de school.
Toen hij weer ging zitten, ruischte een stilte door
liet schoollokaal. Een van de boeren zuchtte diep.
„Vindt iedereen goed, dat dit voorstel aangenomen
wordt?" vroeg de voorzitter. Sommigen keken elkaar
eens aan, ze vertrouwden het niet te b st. Die Stoel
stra was eigenlijk niet zoo geliefd onder de boeren en
20 voelden wel, dat er iets niet in de haak was. Maar
niemand opende zijn mond. Ze wisten niet precies,
hoe ze moesten zeggen, wat ze in hun hart voelden.
„Is niemand er tegen, dan is dit voorstel aangenomen
en het bestuur zal verdere stappen doen in deze
zaak!"
Voor de boeren e- erg in hadden, was de vergade
ring afgcloopcn. En nog steeds zwijgend gingen zij
naar huis. „Ziezoo Linders, dat is voor elkaar!" zei
Stoolstra na afloop van de vergadering, tegen de
voorzitter. „We zullen nu maar zoo gauw mogelijk
naar de studenten gaan om verder af te spreken,
wanneer we zullen beginnen". „Ja, dat moeten we
iloen", zei Linders, maar in zijn hart hoopte hij, dat
cr niets van komen kon.
Een kwartier later reed Stoelstra weer naar huis,
maar dat trotscho glimlachje bleef op zijn gezicht,
al joeg de wind hem zoo nu en dan ook de regen
druppels in het gelaat. En, nadat bij het paard uit-
gp£|>aiu)cn en de tilbury weer in de schuur gereden
had, vertelde hij zijn vrouw van zijn overwinning
op de boeren, van het besluit, dat genomen was op
Zijn voorstel
Ratelend roden een Maandagmorgen kort daarop de
tilbury's over dc brug met lioeren en boerinnen, die
naar de markt gingen. Op bet markterrein deinden
de geplooide etaurtmutsen van de boerinnen tussclicn
de kramen en plechtig schoven de zwarte petten
van de boeren mee. De koopsters l»ogen zich o\er ue
uitgestalde waren en successievelijk verdwenen de
boodschappen in het hengselmandje. De boaren toon
den meer belangstelling voor de kalvers en met de
pijp in de mond stonden ze rond de hekken ge
schaard om te onderhandelen over de prijs en te
zien naar de kwaliteit van de aangevoerde dieren.
Hot carrillon van de toren speelde tien uur.. Luid en
itooU-nd klonk de melodie over het innrktgejoel heen;
hol wijsje werd echter soms verdrongen door do
donkere bastonen van de zware klokken.
„We zullen nu maar gaan", zeiden de studenten
togen elkaar, nadat ze wat geneusd hadden in de
borkcnkra&m, „straks zullen ze wel komen".
Toen ze op hun kamer gekomen waren, zetten zij
de stoelen gereed om de verwachte gasten te ont
vangen. Want de Zendag tevoren hadden zij gehoord,
dat heel wat boeren toch jeen vrede hadden met dat
besluit, dat op de Oudersvcrgadering genomen wus.
Hun vrouwen waren soms bedroefd, soms veront
waardigd geworden bij de gedachte, dat de Zondags
school opgeheven zou worden. „Je had toch moeten
begrijpen", waren ze tegen hun inanncn uitgevaren,
„dat die Stoelstra nooit iets goeds heeft. Die is er al
tijd op uit om het zichzelf zoo gemakkelijk mogelijk
ts maken. Hij is natuurlijk tc lui om zijn kinderen
naar de Zondagsschool te sturen". En het eind was,
dat verschillende boeren wel eens met de studenten
wilden praten.
's Maandagsmorgens kwamen werkelijk sommigen
bij de studenten om hun hart eens te luchten. Be
neden aan de trap worden de klompen achtergela
ten en op kousevoeten gingen zij naar boven, nadat
hun door het dienstmeisje de weg gewezen was.
Eerst wat onwennig maar later wat meer op hun
gemak, begonnen ze te vertellen, hoe het eigenlijk
toegegaan was. Vooral Linders had behoefte om eens
preciv* te zeggen, waar het op stond. St02lstra kon
met oen mooi praatje iemand zoo gemakkelijk om
do tuin leiden. Hij stelde het eerst zoo mooi voor,
dat Linders werkelijk zelf dacht, dat het heel goed I
was. De studenten hadden nu wel gezegd, dat de
Zondagsschool hest zou kunnen blijven bestaan, ook
ul werd or Godsdienstonderwijs gegeven, maar daar
zou practisch toch wel niets van komen. Want dan
zouden de kinderen veel te veel moeten leeren en de
ouderen moesten ook al wat helpen op de boerderij,
dus daar zou niet veel van terecht komen.
Wanneer de eene boer weggegaan was, kwam de
ander om eens te praten, de heele morgen door. Dc
studenten hadden inwendig schik over dat doorloo-
pende bezoek, want zenuwachtig draaiden ze allen
met hun pet en ze schoven hun pijp of sigaar van
de eene mondhoek naar de andere. Nadat de laatste
bezoeker verdwenen was en in de kamer nog wat
blkuwvale rookwalm hing, wisten de studenten wel,
wat hun te doen stond. De meerderheid van de
„ders was er dus voor, dat de Zondagsschool bleef
bestaan.
Nog diezelfde middag ging er een brief op de post
naar Stoelstra, waarin stond, dat de studenten er
toch maar van afzagen om Godsdienstonderwijs te
geven, daar ze hierin liever het gevoelen van de
oudera der leerlingen volgden.
Slechts enkele kramen stonden 's middags nog
maar half afgetakeld te wachten op karren', die hen
weg zouden rijden. De tilbury's waren alweer de brug
overgegaan naar huis. Mannen van de stadsreiniging
veegden de rommel weg, die de markt op het plein
gelaten had.
Toen Stoelstra de volgende morgen de brief ont
ving, kwam er oen trek van teleurstelling op z'n ge
zicht. „Toch niet gewonnen, vrouw", zei hij mis
noegd. „Nu, dan zal ik 'de kinderen naar de Zondags
school sturen", antwoordde zij.
En zoo is het gebeurd.
Het vijftiende Eeuwfeest van het algemeen
Concilie te Eleze.
Zooals de bladen reeds meldden, heeft de paus het
verlangen uitgesproken, dat het vijftiende eeuwfeest
van de Kerkvergadering te Efeze gehouden 22
Juni 431 feestelijk herdacht worde, en dat dit
gedachtenisfeest vooral in het Oosten met bijzonderen
luister worde gevierd.
Reeds op den eersten Kerstdag van 1930 richtte hij
een schrijven aan kardinaal Sincero, „secretaris van
de Heilige Congregatie van de Oostersohe kerk",
waarin hij de plechtige herdenking van dit feit be
val.
Deze pauselijke brief is merkwaardig, zoowel door
wat hij verzwijgt als door wat hij sterk naar den
voorgrond schuift.
Het concilie van Efeze veroordeelde èn de dwaal
leer van Pelagius 'én die van Nestorius.
De naam van Pelagius wordt in het schrijven van
den paus niet genoemd. Wél de naam van
Nestorius.
Evenwel: niet wordt de nadruk gelegd op het
feit, dat deze Kerkvergadering de eenheid des per-
soons in Christus handhaafde, zoodat de Roomsche
Christenheid opgeroepen wordt God te danken, dat
de zuivere belijdenis aangaande Christus' beide na
turen uitgesproken werd.
Neen deze gelegenheid wordt aangegrepen om
de Kerk op te wekken een luisterrijk „Mariafeest" to
vieren en te trachten door plechtige viering voor
al in het Oosten het volk van het Oosten terug te
brengen tot den schoot der Roomsche Kerk.
Niet Christus staat in dit schrijven in het middel
punt, maar Maria en de Kerk.
Wanneer wij, Protestanten, beweren, dat in do
Kerk van Rome het vcreeren van Maria zóó sterk ge
propageerd wordt, dat Jezus Christus op den achter
grond dreigt te komen, wordt dit steeds met klom
tegengesproken.
Laat ons als bewijsstuk noemen: dit schrijven van
25 December 1930.
Een enkele aanhaling zij ons geoorloofd: „In den
HET KRUIS.
O, hoe duister, how ontzettend,
zieldoordaavrend, hartverplettend,
was dat schrikverwekkend uur,
toen het vlek'loos Lam geslacht werd,
en de losprijs aangebracht werd,
der gevangen creatuur!
De aarde siddert, rotsen kraken,
dooden in het graf ontwaken!
Jezus Christus geeft den geestl
En de voorhang van den tempel,
scheurt in tweeën tot den drempel!
De eerste schepping is gewwest!
Golgotha! gij zaagt dat wonder!
*t Licht der heerlijkheid gaat onder,
en het daglicht keert tot nacht!
Maar die nacht weldra wordt klaarheid,
al wat schaduw was, wordt waanheidl
't Is vervuld, het is volbraohtl
In het kruis zal 'k eeuwig roemen!
en geen wet zal mij verdoemen;
Christus droeg den vloek voor mijl
Christus is voor mij gestorven,
heeft gena voor mij verworven,
'k ben van dood en zonde vrij.
Looft, o Sionl prijs uw Heerel
De aarde luister, 't Lam ter eere,
naar uw heilig psalmgebruisch!
Looft Hem, Die de hel verplettel
Looft Hem, Die Zijn volk ontzette!
Looft uw Koning aan het kruis!
gadering tc Epheze zoo duidelijk aan
toont. (spatieering van mij).
De inhoud van dezen brief is in twee woorden saam
te vatten: Maria vereering en Paus vereerlng.
Met nadruk wordt verzekerd, dat vóórdat de Kerk
vergadering te Efeze een uitspraak deed, de ketterij
van Nestorius door den Paus van Itomc reeds vei^
oordeeld was. Dus: „de bisschoppen van het Concilie
spraken zich uit volgens de geboden en voorschriften
van den heiligen Vader, onzen voorganger Coe.e»-
tinus". En de conclusie is: „Zoo wordt hier het pri
maat van den Itoomschen Paus reeds duidelijk be
vestigd". Dat is eigenlijk naast de Mariahulde
de zaak waar 't om gaat.
Dc naam van Jezus Christus staat één maal ia
den geheelen brief.
Vol staat het schrijven met de woorden: Maria,
Paus, Kerk.
Ook wij willen 22 Juni van dit jaar niet ongemerkt
voorbij laten gaan.
Wij danken God, dat de kerk tegenover Nesto
rius de waarheid heeft beleden: Het Woord heeft
maar niet in een mensch gewoond, dooh is vleesch o-
worden. De inwoning Gods in Christus is specifiek,
van die in de geloovigen onderscheiden. In Christus
waren- wèl twee naturen, doch niet twee peraonem
AUGUSTINUS EN MONICA.
(Beeldhouwwerk van onbekenden meester uit de XIVde eeuw la de Santa Maria del Popoio te Rome).
tegenwoordigen, zoo fel bewogen tijd, vereert het
Christenvolk met groote godsvrucht Maria, zoodat
het prophetische woord der Moedermaagd bewaar
heid is: „Zie, van nu af aan zullen alle geslachten
mij zalig prijzen". Nu wij den wensoh uitspreken, dat
voor alle Christelijke landen, waar men zich over
den moederlijken bijstand der Heilige Maagd ver
heugt, het Concilie van Epheze herdacht worde" enz.
Aan het slot lezen we: Wij vertrouwen, dat dit bij
drage tot den groei der Mariavereering
(ik spatieer) en ook dat door de bemiddeling der al-
lergoedgunstigste Maria het volk van het Oosten
eindelijk wederkeer* tot den schoot der Roomsche
Kerk, Wier primaat, onder andere geschreven
monumenten, ook do gcschiwdcnia van de Kerkver
Wij donken Hem ook, dat we tegenover de op
pervlakkige leer van Pelagius mogen belijden, het*
geen reeds Auguslinus, de kampioen tegen het Pela-
gianisme, heeft uitgesproken: de verlossing is
Gods werk en God werkt die verlossing in degenen,
die Hij daartoe verkoos. Gode alleen dc eer!
D i t is voor ons de hoofdzaak: hetgeen 't concilia
besloot over den persoon van Christus en over het
verlossingswerk Gods door Christus.
A. B. W. M. KOK, i
De diohter heeft het geschreven in rijmlooze vijf-
voetige verzen, die vlot en knap a&neengerijd gaan.
Echter: meer dan een aardig, speelsch gedaan expe
riment in het dramatische genre is dit stuk nJet.
Waarom geen drama geschreven in den bekenden
vorm?
De fantasie heeft er zich enkele motieven en figu
ren, die het Bijbelboek niet kent, bijgedacht om het
totaal-beeld te vervolledigen. Zoo treedt Mordechaï
hier op als een geldwisselaar, bij wien Hegai, overste
van 't vrouwenhuis, in de schuld 9taat; deze wil
den Jood een tegendienst bewijzen door Esther een
goede kans te geven bij den Koning.
En de haat van Bigthan en Teres die den Koning
wilden vermoorden, vindt in dit stuk zijn grond in
de door hen gelaakte keuze van den Koning.
Overigens verloopt de historie als in 't Bijbelboek;
de figuren blijven vlak, zonder diepere karakteristiek.
De diohter is in dit genre blijkbaar niet thuis: hij
is lyricus pur-sang en geen dramaturg. Tenminste,
naar dit „spel" te oordeelen.
Neerbosch' boekhandel gaf het keurig verzorgd uit.
Het lijkt me moeilijk speelbaar; wellicht dat een
declamator er zijn krachten met succes aan kan
beproeven. A. W.
TOCH NIET GEWONNEN
door DIRK Vr.
Een heldere klaarte lag over de weilanden aan de
benedenrand van de dijk. De dor-groene grashalmen
glinsterden mat door de witte rijp, die de nacht
vorst er op getooverd had, in het licht van de vroege
zon. Op de drooggevroren landweg, die tussclicn de
grusianden doorkronkelde, kraakten de dunne ijs-
vliesjes, die zich op de plassen gevormd hadden,
onder de banden van de twee fietsers. Duidelijk tee
ltenden de boerderijen, door de helderheid dichterbij
lijkend, zich af tegen de wazig-witte horizont van
dc winterhemel. Nog konden de fietsers hooren het:
„Wij willen Holland houcn, ons Holland, fier maar
klein!", dat het carillon van de stadstoren achter
licn, klepelde en zij telden dan de slagen van de
zware klok, negen.
De huizen, eerst verspreid, begonnen langzamer
hand wat meer op elkander te hurken, en een blauw-
émaillen bord van de A.N.W.B. en de K.N.A.C. gaf de
naam van het dorp aan: Grafhorst. Het was er stil,
zooals het overal stil is in een dorp. waar nog zoo
pas de schooljeugd hun klare stemmen de lucht In-
schaldcn.
Midden in het dorp, waar de weg een scherpe
bocht maakt naar het veer, was het wat levendiger.
Breede boerinnen met pofmouwen en kanten muts,
haalden met wijde zwier de emmers door het water
van de rivierarm en schommelden, terwijl twee volle
emmers aan het juk hingen, langs de helling terug
naar hun huis.
„Móge, veerman!" „Dag heer'n", antwoordde de
veerman, die juist zijn huis uitkwam, „'t is een
mooie dag om er op uit te gaan". Met z'n drieën
daalden ze af naar het aanlegpiertje. waar de roei
boot gemeerd lag. Glad. bijna rimpelloos, spiegelde
het water het licht van de rijzende zon; ginds, waar
de stroom gebroken werd door een vooruitgeschoven
rietaanplanting, straalden als zilveren sterren de
lichtvonken op de kabbelingen. Regelmatig kiekten
de riemen in het water, langzaam scheen dc over
kant naderbij te schuiven. „Ja, veerman, we gaan er
maar eens een dag op uit om geld op te halen voor
de Zondagsschool", zei een van de twee heeren. Daar
stootte de boot al tegen de kant de fietsen werden
er uitgchesclien en na een: „Veel succes, heer'n," van
de voerman, gingen de studenten, die tevens onder
wijzers aan de Zondagsschool waren, op weg.
Nog eenzamer en veriatoner dan znoeven, strekten
zich hier de weilanden uit, hun einde verloor zich
in de verte. Hier en daar plekten groote plassen
water op hot lage land, waar krijschendc meeuwen
het dunne ijslaogje van één nachtvorst probeerden.
In groote zwermen vlogen ze soms op, probeerend
elkaar wat voedsel af te vangen. Op do bovenste,
zwiepende tak van een populier zat een kraai, al
leen; hij kraste de lucht aan scherven.
Dc twee vrienden zeiden niet veel, de stilte in de
natuur maakte ook hen «zwijgzaam. Het grind knarste
onder de fietsbanden, nergens vertoonde zich een auto
of wagen, de zon en de stilte Jieerschten. Zij moesten
een stuk of twaalf hoeren bezoeken, die echter zoo-
.ver van elkaar woonden, dat er een heele dag mee
gemoeid zou zijn. En dnn, de boeren waren altijd
blij, als ze eens bezoek kregen, want dan konden
ze verschillende dingen bepraten uit de krant en uit
eigen leven, waarvoor anders zoo geen gelegenheid
was in de eenzaamheid en afzondering van hun be
staan.
Daar reden zij reeds het erf op van do eerste boer
derij. Zware kannen, vol versche, reeds afgekoelde
melk, stonden bij de deeldeur gereed om weggehaald
te worden door de auto van de melkfabriek. Het hooi.
op hooge schelven opgetast onder de kap, gaf aan
de heele lucht een pikante, prikkelende geur. Ginds,
ver weg, konden ze vanaf de verhooging, waarop de
boerderij gebouwd was de torens zipn van de stad.
Achter de staldeur hoorden zij gerinkel van emmers
cn het schuiven van een bezem over de vloer. Ze
lichtten de klink op en even gebogen in de lage deur
opening. stapten ze de stal binnen. Uit het scheme
rige donker kwam hun een warm-weeë lucht tege
moet. Smakkend, met rusteloos heen- en weerbewe-
gondo onderkaak, stonden of lagen de koeien, aan
weerszijden in de stal, kalm te herkauwen, droome-
rig-nicuwsgierig de binnenkomenden aankijkend. Een
van de meiden was, met hoog-opgestroopte mouwen,
druk aan 't schrobben, maar bleef, toen de deur open
gedaan was, de bezoekers een poosje aankijken, zon
der iets te zeggen Ze wilde toen weer met haar werk
verder gaan en plonsde reeds de bezem in de emmer
vol water, net alsof ze de heeren niet gezien had,
toen een van hen vroeg: „Is de baas thuis?". Een
knik was het eenige antwoord cn een gebaar in de
richting van een deur aan 't eind van dc stal, wees
hun de weg.
Na een tik op de matglazen deur cn na het ja-
geroep van iemand daarachter, traden zo het als
huiskamer gebruikte vertrek binnen, waur de boer
bij de kachel zat en naast de boer de lioerin. On
der dc stoel van de boer lag diens pet en onder
de voeten van de boerin stond een wanne stoof.
„Goede morgen, Linders, dag vrouw Linders." „Móge.
heer'n!" was de wedergroet.. Nauwelijks waren ze
gezeten, of, hoe vroeg het ook was, even later stond
reeds oen kop heete koffie voor hen. Het gesprek
wou eerst niet zoo org vlotten. Telkens nadat een
algemeenheid gezegd was over het vee, het mooie
weer of de slechte toestand van de boeren schoof
een stilte tusschcn, waarvan dan de studenten ge
bruik mankten om een teug van de koffie te nemen.
Maar toen een van hen het gesprek op de kin
deren bracht, kwam de boerin los. Belangstellend
informeerde ze naar het loeren van de kinderen en
hoe het op de Zondagsschool ging. Ook de boer
bleek nog wel wat op 't hart te bobben. Hij trok
eens stevig aan zijn pijp. zoodat dikke rookwolken
het vertrek verwaasden en zei dan. dat hij die
week juist vergadering had vnn de Oudersvereeni-
ging vnn de Openbare Srhnol. En nu zou er een
voorstel van een van de leden komen om de Zon
dagsschool op te heffen on dnarvoor in dc plaats
een uur in de weck Godsdienstonderwijs te geven
op de Openbare School. Zij hadden al eens geïnfor
meerd hij een dominéé in de buurt, of die dnt zou
willen doen. Maar ja, die wilde wel, mnnr hij vroeg
zooveel geld ervoor, dat de boeren dat toch niet wil
den betalen. En zie je, ging Linders verder, nu had
Ik gedneht, dat konden de studenten best eens op-
knnppen. Op de school gaan toch zomvat precies de
zelfde kinderen als op de Zondagsschool en het on
derwijs zal ook wel niet zooveel verschillen. Dus,
nis de heeren daar wat voor voelen, zal ik vooratel
len om jullie daarvoor te benoemen. Dc hoeren keken
elknnr eens aan en hun blik verried, dat ze er wel
zin in hadden. Maar beiden waren het er toch over
eens, dat de Zondagsschool zoo maar niet opgeheven
kon worden. Ze zeiden dnn ook: „Ja, ziet u eens.
We willen dat graag doen, als we tenminste han
delen nnnr de wensch vnn de meeste ouders. Want
daar de Zondagsschool nu n! bijna vijf-en-twintig
jaar bestaat cn sommige oudere er zelf nog leer
ling van geweest zijn. zullen ze er wel aan gehecht
wezen. We willen ons dus graae beschikhnar stel
len voor het Godsdienstonderwijs in de week. Maar
als de ouders toch ook hun kinderen naar de Zon
dagsschol»! willen sturen, blijven we gewoon, zoo
als altijd, do Zondagsschool houden". Dit vond Lin
ders ook heel goed cn hij zou, indien mogelijk, dat
wel voor elkaar brengen.
Toen ze weer op de fiets zaten op weg naar de
volgende boeren, begonnen al eenige wolken zoo nu
en dan het zonlicht te verduisteren. Langzumcrhand
schoven dc wolken dichter op elkaar, zij sloten zich
hoe Innger hoe meer aan tot één grijs dek, alles
versomberend, wat eerst glansde in het licht van
de morgenzon. Op de Zeedijk gekomen, aan de voet
waarvan ook eenige boerderijen lagen, zagen da
beide studenten, hoe de visschersscheepjes met hun
witte cn bruine zeilen helder zich afteekenden tegen
het grauw-vale van water en lucht.' Rustig dreven
zc daar rond, wel tien. twintig bij elkaar, even dei
nend op de lichte* golvingen, alsof er geen Zuirter-
zecplan was, dat hun toekomst dreigde te verdon
keren, hun terrein te ontnemen.
Vredig was het, rustig en stil. De boerderijen la
gen de wintertijd te verdroomen, geen vee verle
vendigde de verlaten aanblik van het landschap.
Tegen vtyitiur werden dc studenten bij hun terug
komst in de stad verwelkomd door het klingelend
carillongespeeel: „Hij zal ons land niet krijgen, wij
geven Holland nooitl"
Donkerte had zich al gelegord op do aarde. Een
kille, miezerige regen druilde steeds maar neer. In
de schuur, waar dp stallantaarn stond in een kring
van licht, dat sluierend in het donker overging, was
boer Stoelstra bezig do tilbury gereed tc maken om
uit te rijden. Handig manoeuvreerend trok hij de
zwart gelakte wagen door de open deuren naar hui
ten. Dan ging hij nnnr de stal cn even later klik
ten pnnnlehoevcn cn drong het paard zich tusschon
hel lemoen van de tilbury.
Schemerig lichtte de lnntnren opzij van do wagen
en grindsteentje8 kletterden tegen de spaken van
de wielen. Slechts heel vnag schemerde een verlicht
raam van een boerderij in het duister van de avond,
verder was alles donker de regen woei ritselend
tusschen de knie boomkruinen.
„Nou znl ik ze vanavond eens laten zien, wat ik
wil", gromde Stoelstra in zichzelf, „zc zijn er na
tuurlijk niet op verdacht en niemand zal zijn mond
open durven doen, dus dnn heb ik vrij spel. Dia
Zondagsschool moet innnr over de kop. Wat heb
ik er ann, altijd miin kinderen 's Zondags netjes
aan te moeten klocden en een hnlf uur vroeger to
moeten eten. Het is veel gemakkelijker voor me, als
ze in de^weeck op school Godsdienstonderwijs krij*
Ken".
(Zie vervolg bladzijde 103).