94 weten, nu als tastbare werkelijkheid voor haar stond. Hoe had ze méégeleefd in haar studiejaren, met haar levendige geest mee plannen gemaakt voor „later". De uren samen met Mien waren glanspunten ge weest in de lange reeks van eentonig, stille dagen. Waarom moest nu deze mooie vriendschap haar ook al ontnomen worden Ze hoorde iemand in de gang en wendde in span ning het hoofd naar de deur. 'n Tengere witte ge daante gleed naar binnen. „MienEen overvloed van donkerroode rozen viel op haar rustbed; twee jonge sterke handen gre pen haar witte vingers met een teeren druk. „Eventjes er tusschen uit gesnapt", lachte Mlen met een vreemde trilling om haar mond. „Je begrijpt ze lieten me niet graag gaan". Opeens liet ze zich voor het rustbed op de knieën vallen en borg haar gloeiend hoofd in de koele lakens. „Zus't is zoo moeilijk. Thuis moet ik me zoo goed houden. Moeder is toch al zoo zenuwachtig, 'k Heb zoo n vreemd leeg gevoel in m'n hoofd, net of ik niet meer geregeld denken kan". Zus keek met een glans van begrijpen naar het donkere hoofd daar hij haar op het laken. Om haar zou ze sterk zijn. Schuchter streelend gleden haar magere vingers even over het fijne krullige haar. „Je zult zien Mien als je maar eenmaal op de boot bent, gaat het veel beter. Al dat afscheid nemen van de laatste dagen werkt natuurlijk op je zelfbeheer sching." Even later lichtte Mien het hoofd op. om de smalle gevoelige mond weer de oude energieke trek. ,,'k Wou niet graag dat ze me thuis zoo zagen", be kende ze. „Daar doe ik net of ik het heelemaal niet erg vind; of ik voor een paar wéken inplaats van een paar jaren ga". Verstrooid plukten haar vingers, aan de wittige wol van haar jasje. „Weet je wat wel heerlijk isdat ik met Oom en Tante Weisma rei zen kan. Zélf zou ik er niet om geven alleen te gaan, maar voor thuis is het een heele geruststelling. Hot treft prachtig dat Ooms verlof nu juist om is". „Ik kan me nog herinneren, dat Oom Guus als zendeling naar Indiö ging", zei zus vaag. „Toen wa ren wij nog maar peuters, hè". Miens oogen dwaalden door de ruime gezellige ka mer. ,,'t Zal me vreemd zijn niet meer naar joö te kunnen stormen, als ik 'es heel erg in de knoei ziL 't Is hier altijd zoo'n veilige vluchthaven voor me geweest". „Dat hoeft niet ènders te worden", zei zus zoo monter mogelijk „je moot me maar véél vertellen van je leven daarginds, misschien dat het mij dan niet zoo veraf zal lijken". Mien knikte stil. „Hoe zwaar het afscheid van jul lie me ook valt als ik denk aan het werk dat ik ginds mag doen voel ik me wonderlijk tevreden; net of het nfi pas goe^l gaat worden, 'k Heb er zoo naar verlangd, je wéét toch hoe ik er om gebeden heb Een fijne glimlach gleed even over Zus' doorschij nend moe gezichtje. „Weet je nog", zei ze zacht, „hoe ongeduldig je was na je examen. Als je toen geweten had dat het nog ongeveer twee jaren zou duren eer je wensch vervuld zou worden Even was het stil tusschen hen. Met beschaming dacht Mien terug aan dien avond, toen ze. met haar hoofd op Zus' kussen, troosteloos om den langen wachtenstijd, haar teleurstelling had uitgeklaagd. Wat had ze nog véél moeten leeren Twee maanden later had ze haar benoeming aan de meisjesschool, waar ze eerst maar half blij mee was, aanvaard. Als ze nu terugzag, leek heel die lijd haar een rijke leerschool. Zelfs had ze het eerst niet kunnen geloo^en, dat de moeilijkheden waren weggeruimd dat God haar de vervulling van haar vurige lónggekoesterde wensch opeens zoo wonderlijk dichtbij had gebracht. Haar gedachtpn cirkelden steeds weer rond dat één»* punt: het onbekende, waarnaar heel haar groot ver langen uitging den arbeid, die wachtte en die de volle liefde bezat van haar jonge hart „"t Zal niet altijd gemakkelijk voor me zijn zus Zal je voor me bidden?" Zus knikte zag met verwaasde oogen naar het open, ernstige meisjesgelaat, dat over haar heengebo gen was. Nü pas voelde ze hóezcer ze haar missen zou. Mien was altijd het zonnekind geweest, vól hoog gestemde idealen en verwachtingen. Ze had zioh on bewust aan haar gehecht met héél de armoe van haar naar liefde hunkerend hart „Je moet nü gaan, Mien", drong ze zacht, „je mocht immers niet lang wegblijven." „Ja'k moet gaan". Langzaam stond Mien op. Haar oogen zonken diep, héél digp in elkaar. Mien slikte iets weg in haar keelZou ze Zus nog wel ooit weerzien? Spontaan hartelijk kuste ze de blecke, bevende mond. F.én moment bleef ze nog staan, ter wijl de weemoed in haar eroeide. Toen maakte Zus haar handen los uit de koele vingers, die ze vast om sloten hadden. ,.G<1 nudrong ze aan. Ze hoorde de deur zacht sluiten. Met een kreun borg ze het hoofd diep weg ln het kussen. Het stórmde van binnen van wilde opstandige ge dachten. „Hoercmoet ik dan /dies overgevenAls ecu hartstochtelijke klacht klonken de woorden in de vreemd-stille kamer. Ze schrok op, een pijnlijke uitdrukking ln de strak turende oogen. Was zij dathad zij die hittere woorden gesproken? Ze wist het niet meer, zag geen uitweg in 't warnet van gedachten en aandoeningen Ze voelde zich plotseling zóó moe, dat ze zonder be weging geruimen tijd roerloos bleef liggen. Alleen het trillen van de lange donkere wimpers verried haar ontroering. Toen ze de oogen weer opende vraren ze groot en vochtig. Ren schuine zonnestraal strooide gouden lichtfilsen op het diepe donkerrood van de rozen, die daar nog vergeten lagen op de witte sprei. Geboeid keek ze er naar. haar krampachtig geslo ten handen ontspanden zich en omvatten begeerig met teer voorz'chtig gebaar de geurige rijkdom van warm-opengeblocide bloemen '8 Avonds schrgef ze in haar dagboek: „Vader Gij weet waar dit afscheid voor noodig was. Ik weel het nietLeer mij gewillig geven wat Gij van mij vraagtStil de hunkering van m'n vragend hart." JACOB HOBEIN. EEN HELD VAN 1830—183L Uit de heftig bewogen dagen van 18301831 blij ven meestal vier feiten levendig in de herinnering van ons volk. Het bombardement van Antwen>en door het Schelde-eskader en vanuit de citadel door Baron Chassé op 27 October 1830. De heldendaad van Van Speijk 5 Februari 1831. De Tiendaagsche Veld tocht van 3—13 Augustus 1831 en de verdediging van de Antwerpsche citadel van 420 December J832. Toch hebben er ook nog kleinere gebeurtenissen plaats gegrepen, waarvan we er een aan de vergetel heid willen ontrukken, n.l. de daad van Jacob Hobein op 19 Maart 1831, een eeuw geleden. Jacob Hobcin werd den 8sten Januari 1810 te 's-Gravenhage geboren en trad op dertien-jarigen leef tijd den 5den September 1823 als scheepsjongen m 's rijks-zeedienst Nadat hij eenige reizen naar Oost en West-Indië gemaakt had, werd hij in September 1830 als matroos 2de klasse overgeplaatst op het wachtschip „Minerva" en daarna gedetacheerd op de kanonneerboot No. 33, die gedetacheerd was voor Philippine en Biervliet om de vaart op de Schelde in het oog te houden. De Vlaamsche visschersvaartuigen mochten vol gens een gegeven bevel niet in den Braakman, een water langs hel Zeeuwsche grondgebied, verschijnen zonder een vischacte te bezitten. In den ochtend van den 19den Maart 1831 liepen er weer eenige visscherschuiten de haven van Bou chante uit Kanonneerboot No. 13 loste een schot om déze vaartuigen te doen bijdraaien. Toen zij zich niel JACOit UOJiiON. genegen toonde zulks te doen, werden van Kanon neerboot No. 33 eenige gewapende manschappen w.o. Hobein met een sloep uitgezonden, om de visschers aan hun plicht te herinneren. Zij bleven volharden in hun weigering om jij te draaien, zoodat de man schappen uit de sloep hen door geweerschoten op den wal dreven. De sloep wilde daarna naar de ka nonneerboot terugvaren, maar werd bij het Fort Isa bella door de Belgen met geweervuur bestookt. De kanonneerboot No. 33 kwam daarna op het eer ste schot aanzeilen, zij liet het vuur niet onbeant woord maar kon wegens de lage waterstand de sloep niet genoeg beschermen en moest naar haar anker plaats te Philippine terugkecren. In dien tijd was de sloep aan den grond geraakt en een der matrozen daarin gekwetst Over de schorren verlieten de manschappen de sloep en vroegen hulp aan kanonneerboot No. 13. De kanonneerbooten beschermden de vastgeraakte sloep zooveel zij konden door geregeld kanonschoten te lossen. De vijand zond bij het wederopkomen van het wa ter een bootje van den wal om de sloep te vermees teren. Door het voortdurend vuren van de kanon neerbooten werden de patriotten daarin verhinderd. Tot redding van de sloep wilde men niets onbe proefd laten omdat er zich een Nederlandsche vlag in bevond. Het was reeds tegen den avond en het vuren was nog niet gestaakt. De Belgen trachtten onze vlag te veroveren c-n onze vloot haar te behouden. Niettegen staande het aanhoudend vuur van de Belgen, die zich achter' den dijk verborgen hadden, waagde Ja cob Hobein zich te water. Hij zwemde naar de sloep toe en slaagde er in na drie kwartier, onder een hevige kogelregen, deze met de Nederlandsche vlag te bemachtigen. Onder het gejuich der inwoners van Philippine en het luid hoezee der soldaten en schepelingen bracht hij sloep en vlag naar de kanonneerboot terug. Generaal-Maioor Destombes schreef in zijn berich ten van den 21sten en 22sten Maart 1831: „de daad van Jacob Ilobein is opnieuw een bewijs van den geest welke onze brave zeelreden bezielt" De troepen, die in den omtrek van Philippine ge legerd waren, stonden allen gereed om bij de minste nadering van den vijand hem tegemoet te trekken. Zij wachtten met ongeduld op het teeken van den aanval. Hobein was de held van den dag. Door den Koning werden zijn verdiensten erkend met do Militaire Willemsorde 4de klasse aan hem uit te reiken Ook van andere autoriteiten en comité's ontving Hobein geschenken w.o. van Z. K. Hoogheid den Prins van Oranje een gouden horlogo. Na het verrichten van zijn moedige daad bleef Ilobein 's lands vloot dienen. In 1844 werd hij tofc opperstuurman bij de Marine benoemd. In 1875 werd Hobein gepensioneerd en benoemd tol Broeder van den Noderlandschen Leeuw. Bij de herdenking van zijn daad voor een halv® eeuw in 1881 heeft Vlissingen waar Ilobein woon-: de feest gevierd ter eere van den held van 1831. Hij ontving de zilveren medaille der orde van da Eikenkroon en werd aan den voet van het stand» beeld van De Ruyter door de Vlissingsche feestcom missie en burgerij een ovatie gebracht De hulde, toen aan Hobein gebracht, was een bewijs, dat men zijn waagstuk tot behoud van de Nederlandsche vlag niet was vergeten. Na honderd jaar is het niet on dienstig ook de kleinere gebeurtenissen, waarvan llobein's daad er een is, nog eens na te gaan uit do jaren 1830—1831. Jacob Ilobein overleed in den ouderdom van ruim 78 jaar te Vlissingen op 10 April 1888, waar hij met groote eer werd begraven. J. A. K. VARIA HAAKT, LENTEMAAND EN DE KIEVITEN De naam Maart komt af van Mars, den god va» den oorlog. Ondanks haar lieflijke toenaam, lentemaand, staat Maart niet gunstig aangeschreven. Zij brengt ge meenlijk slechts enkele „zomerschc dagen" en voorts spreekt men van Maartschc buien met hagel, sneeuw, regen en wind. We kunnen het in Maart nog koud genoeg hebben. Ouden van dagen vertellen zelfs, dat met Paschen, als het in deze maand viel, wel eieren op het ijs ijn gegeten. Zoo kaji Maart „zijn staart roeren". De buitenlui zien Maart graag zoo droog mogelijk; hebben liever regen in April. Een oud rijmpje zegt dan ook: „een droge Maart, en een natte April, dan hebben de boeren het naar hun wil". Toch, het is de lentemaand! Dat zien we bijvoor beeld aan het snel lengen van de dagen. In het be gin van Maart gaat dc zon op tegen zeven uur en onder om ruim half zes; maar aan 't eind dezer maand hebben de dagen zeer gewonnen; dan ver schijnt de zon reeds on) half zes en verdwijnt ze om half zeven. In Maart „passeert de zon de linie", zegt men wel eens. Nu komen ook veel vogels weer terug uit de war me landen, we denken bijvoorbeeld aan de ooievaars; de zoogenaamde voorvliegers zijn reeds Lier. Een oud versje zegt: „Met St Petrusstoel (22 Fehr.) „Komt de ooievaar in 't gewoel. „En met St Petrushajidcn (22 Aug). „Vertrekt hij naar warme landen". Kwikstaart, leeuwerik, reiger en roodborstje ko men nu in grootcn getale. De bonte kraaien, sijsjes en wilde eenden »an ons verlaten. Reeds dezer dagen kon men in de couranten lo zen, dat het eerste kievitsei gevonden werd. Want de kieviten hebben in deze maand -icren. Men mag deze rapen van 1 Februari tot en met 28 April. Zo mogen worden verkocht tot 30 April, en. zoo die dag op een Zondag valt, tot cn met 1 Mei. De Friezen zijn in het werk van kievitseieren zoe ken bijzonder bedreven. Ze laten zich door het op vliegen en neerstrijken van dezen vogel om wat do plaats van het nest betreft, op een dwaalspoor to brengen, niet afleiden. Vele arbeiders, visschers en boeren trekken er dan deze maand ook weder op uit om wat bij te verdienen met dit vermoeiende maar zeer loonendc werk. Zeer loonend vooral wan neer men zoo gelukkig is de eerate eieren te vin den. Vindt een eierenzoeker in een nest maar één ei, dan vervangt hij dat door een aardappel, die de grootte van het ei heeft, omdat l.ij weet, dat de kievit nooit meerdere eieren zal leggen in een be roofd nest De vogel zelf is niet zoo slim, dat hij de misleiding opmerkt, en legt er in goed vertrouwen de andere eieren bij. De eierraper heeft dan niets anders te doen dan telkens de nesten te controleeren. De maand Mei brengt ook op deze wijze weer ar beid op het land. En hoe buiig en grillig ze moge zijn, ze vertelt toch, dat de zomer nadert! NEEM DEN TIJD! 1. Neem den tijd om des morgens uw gebed te doen, God te vragen, u voor alle kwaad te bewaren, en u den gansclien dag te gebruiken tot Zijn eer. 2. Neem den tijd, om lederen dag een klein gedeelte uit Gods Woord te lezen! 3. Neem den tijd, om vriendelijk te zijn! Een hel dere glimlach en een vriendelijk woord valt als een zonnestraal in de harten van de ons omringenden. 4. Neem den tijd om beleefd te zijn! Een zacht: „Ik dank u",Als het u belieft"„Veront schuldig mij", enz., zulke woorden zelfs tot onza onderhoorigen, ontnemen ons onze waardigheid niet; en gij weet: dc ware beleefdheid bestaat in een vriendelijke daad op dc vriendelijkste wijze te doen. 5. Neem tijd om geduldig te zijn met kinderen. Geduld en vriendelijkheid zullen u den weg banen om nagenoeg op ieder kind een invloed ten goeda uit te oefenen I 6. Neem den tijd om zorgzaam te zijn tegenover ouden van dagen! Heb eerbied voor de grijze haren, ook dan. als zij het hoofd van een bedelaar sieren! 7. Neem den tijd om aan iets anders te denken dan aan vermaak, kleeding en manieren! Het lichaam vertroetelen en de ziel armoede te laten lijden, i9 een treurige dwaling. 8. Neem tijd om met zorg uwe vrienden te kiezen! Bij die keuze komen andere en hoogere dingen in aanmerking dan een aangenaam uiterlijk en welle vende manieren. 9. Neem tijd om na te denken, alvorens gij hei woord uitspreekt, of den brief schrijft, die de gevoe lens van een ander zouden kunnen kwetsen! 10. Neem tijd voor de kleine opicttemlheid des levens! Ga niet zóó op in de beschouwing der groote dingen, dat de kleine plichten onopgemerkt en ongedaan blijven! n 91 HET DORP SCHEVENINGEN WAAR NOG TRADITIE SCHUILT Vreemd toch, het buitenland kent alleen maar de badplaats cn zelfs de massa der Nederlanders ziet alleen maar Kunhaus en omgeving: van het dorp Scheveningen weet men zoo goed als niets. Was het vroeger ook reeds zoo? Wijze menschcn zeggen, dat in Scheveningen voorheen de verscho- gezegd heeft: dat nooit! Ze blijven over de „Ver- versching". Anders komen die gemeentewoningen leeg. 't Is mogelijk, wij weten het niet Zulke dingen vertelt men ons niet. In elk geval, laat ons dit plaatje bewaren. Het wordt historie. Van een Scheveninger, die zit te boeten, een snapschot te krijgen, valt niet mee. En zelden heeft men dan een kiekje gezien als dit. Het park is naar den ontwerper genoemd: West- broed park; het geeft de combinatie van al wat natuur is: water, gras, geboomte en frissche lucht. De grond er om heen is uitgegeven voor viliabouw. Op de hooge duinrand aan de Zuidzijde staat eeri sanatorium, dat de aandacht trekt door de wonder lijke walvischachtige bouwstijl; van voren "weer massief, van achteren spits en laag uitloopcnd, met een dalende, geknakte noklijn. Deskundigen zeggen, dat het mooi is en dus zeg gen wij het ook; doch dat park en duin, huis ia het slop en waterpartij mooi zijn.ddt kunnen we zelf wel zienl In aartsvaderlijk costuum, bezig voor het aarts vaderlijk bedrijf, doet hij zijn werk met groote ernst; zonder overhaasting, dooh met te grooter nauwgezet heid. Want het luistert nauw bij de visscherij. Overigens begrijpt gij, dat wanneer men heel dc dag in 't duin zit te boeten, ook in vóór- en najaar, dat dan 's avonds de rust in het gezellige huiska mertje dubbel gewaardeerd wordt. Want, uitzonde ringen daargelaten (doch die worden dan ook niet tot de eigenlijke visschersstand gerekend!), een zee manshuisje is in den regel een juweeltje van zin delijkheid; ja, als ze er niet kwaad om worden, zouden we willen zeggen: ze zorgen soms beter voor hun huisje, dan voor hun lichaam, wat de voeding betreft. Doch, dat is meer vrouwen eigen, die zich zelf gauw vergeten, als de man (op zee) het maar goed heeft lntusschen, de zeeman wordt ook al door de mo derne tijd opgejaagd. Vroeger ging men uitsluitend met de netten naar het duin om ze daar te drogen en te boeten; thans zijn bijna alle duinter reinen met prikkeldraad afgerasterd en heet het overal: „Verboden toegang". Ot ook, de duinstrook is afgegraven en tot bouw grond gemaakt. Zoodat men plekjes als de zeldzaam mooie duinkant in «Ie rechterbenedenhoek nog maar zeer sporadisch vindt. En, vrije wandeling is er haast nergens meer. Dat is een leelijk ding! gen. Dit staat vast, dat de menachen aan de zee geen ©elite Hagenaars zijn, al behoort Scheveningen dan ook 9edert jaren en jaren tot de gemeente 's-Gravcn- hage: het dorp Scheveningen bleef iets aparts. Zal het nog lang zoo zijn? Waarschijnlijk wel. Niet, .wat de huizen betreft De heer M. van D ij k te Scheveningen, van wien we hier enkele mooie foto's plaatsen, zal wat blij geweest zijn, dat hij nog zoo'n mooi plekje vond, als hier in beeld is gebracht: een echt typisch Scheveningsch buurtje met ouderwetsche huisjes en een kloeke Scheveningsche vrouw han gend over de klapdeur. Zie de gewitte muur. raam en vensterbank, bloe- menhekjes en straatsteenen. Op en top Scheveningen. Of ook dal andere, waar de heele buurt bij me kaar is. Dat raakt uit Duizenden Scheveningers zijn over geplant naar Duindorp, over de „Verversching". Want oud-Scheveningen valt onder slooporshantlcn. Van de oude buurtjes tusschen Keizerstraat cn West- straat vindt men over enkele jaren niets meer. Een groote brok ligt reeds geruimen tijd braak. Er zullen zeer goedkoope woningen komen, doch de uitgifte van grond, het specifiek Haagsche pro bleem. traineert Waarom? Het is een bekend feit, dat de geheide Schevenin gers niet graag in het „overjordaansche" wonen. Als ze kans zien, gaan ze naar de Weststraat terug. Met een zeker heimwee denken velen nog aan hun „hei mat", waaruit ze verdreven zijn, omdat het krot- Woningen waren. En als er nu straks nieuwe woninkjes staan, dan komt dc massa terug, naar men meent Maar nu beweren boozc tongen, dat men in 't gemeentebestuur Gelukkig dat de Boschjes er nog zijn. Met de prach tige lanen en de mooie vijvers. Daar heeft iedereen wel een kiek van op een mooie prentkaart; en we behoeven hier geen foto op te Bovendien, de gemeente is steeds bezig om de plant socnen uit te breiden. En toen jaren geleden de heer West broek, directeur der Gemccnteplantsoenen het plan opperde om de strook open grond tusschen Kanaal en Nieuwe Parklaan voor speelweide en wan delpark te bestemmen, toen gaf de raad zijn sanctie cn de gemeente bracht het offer, 't Was geen kleine, doch een kostbare zaak; maar 't voordeel was dan ook, dat de Scheveningsche jeugd niet- alleen buite len kan in het strandzand, maar ook in de groene weide, waar de koeien grazen. AFSCHEID.... door L. v. D.. Ze lag te wachten In het albast-witte gezichtje blonikcn onrustig da bruine oogen als vreemde sterren. In oneindige moe heid leunde ze 't donkere hoofd met de vlossige lok ken tegen het kussen. Straks zou ze komen...... zon ze nog eens de stille kamer vullen met haar jouga frissche stem. Om de even-geopende lippen trok een nauw merk* baar heven; een vlücht herinneringen trok in pijn lijke klaarheid aan haar denken voorbij. De een na de ander waren ze weggetrokken da vriendinnen, waarmee ze gestaan had aan liet schoone begin van het leven. Ze had ze zien gaan.....* i haar oogen de diepe glanzing van jong geluk. Niemand had geweten van haar verborgen strijd; de donkere klacht van haar leven was overdruischt door den hoogen jubel van jeugd en liefde. Ze wisten niet hoe ze gehddt had al die eender® dingen om zich heen; hoe alles ln haar geschreeuwd had om levensverzadiging Groot en donker staarden haar oogen den tuin in aar de goudenregen met zacht-zwierende gratie z'a zware takken van druipend goud heen en weer be woog. Waarom moest telkens weer die oude strijd terug- keeren? Waarom moest zij, waar anderen in bruisende le venskracht tot het leven ingingen, steeds achterblij ven in verlammende krachteloosheid? Even overschaduwden de donkere wimpers de hun kering van haar vragende oogen. Zou ze dan nóóit loeren berusten? Hoe vaak dreig de in haar moegestreden ziel de zoo moeizaam ver» orven vrede haar te ontglippen? Leek het niet hopeloos te strijden tegen dat opstan dig vragen? Mien naar Indië het leek haast ondenkbaar. Z# kón nog niet begrijpen, dat wat ze zóó lang had ga- Een buerenliuningo van vreemd model? Neen. een sanatorium ln he» Dulanouvel, duinpan en boachage; taroroeltjea, welko niet aeldaaam Wostbrookpark ln walvlachvormsttfl. Een grillig silhouet. *Un In de deinen lusechen Scheveningen en Waaaonaar; maar woaraju» bet bezoek Wél zeldzaam I-». omdat de autoriteiten een arraatcrlng met prikkeldraad blijkbaar blzondcr fraai vindon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 15