94
weten, nu als tastbare werkelijkheid voor haar stond.
Hoe had ze méégeleefd in haar studiejaren, met
haar levendige geest mee plannen gemaakt voor
„later".
De uren samen met Mien waren glanspunten ge
weest in de lange reeks van eentonig, stille dagen.
Waarom moest nu deze mooie vriendschap haar
ook al ontnomen worden
Ze hoorde iemand in de gang en wendde in span
ning het hoofd naar de deur. 'n Tengere witte ge
daante gleed naar binnen.
„MienEen overvloed van donkerroode rozen
viel op haar rustbed; twee jonge sterke handen gre
pen haar witte vingers met een teeren druk.
„Eventjes er tusschen uit gesnapt", lachte Mlen
met een vreemde trilling om haar mond. „Je begrijpt
ze lieten me niet graag gaan". Opeens liet ze zich
voor het rustbed op de knieën vallen en borg haar
gloeiend hoofd in de koele lakens. „Zus't is zoo
moeilijk. Thuis moet ik me zoo goed houden. Moeder
is toch al zoo zenuwachtig, 'k Heb zoo n vreemd leeg
gevoel in m'n hoofd, net of ik niet meer geregeld
denken kan".
Zus keek met een glans van begrijpen naar het
donkere hoofd daar hij haar op het laken. Om haar
zou ze sterk zijn. Schuchter streelend gleden haar
magere vingers even over het fijne krullige haar.
„Je zult zien Mien als je maar eenmaal op de boot
bent, gaat het veel beter. Al dat afscheid nemen van
de laatste dagen werkt natuurlijk op je zelfbeheer
sching."
Even later lichtte Mien het hoofd op. om de smalle
gevoelige mond weer de oude energieke trek.
,,'k Wou niet graag dat ze me thuis zoo zagen", be
kende ze. „Daar doe ik net of ik het heelemaal niet
erg vind; of ik voor een paar wéken inplaats van
een paar jaren ga". Verstrooid plukten haar vingers,
aan de wittige wol van haar jasje. „Weet je wat wel
heerlijk isdat ik met Oom en Tante Weisma rei
zen kan. Zélf zou ik er niet om geven alleen te gaan,
maar voor thuis is het een heele geruststelling. Hot
treft prachtig dat Ooms verlof nu juist om is".
„Ik kan me nog herinneren, dat Oom Guus als
zendeling naar Indiö ging", zei zus vaag. „Toen wa
ren wij nog maar peuters, hè".
Miens oogen dwaalden door de ruime gezellige ka
mer. ,,'t Zal me vreemd zijn niet meer naar joö te
kunnen stormen, als ik 'es heel erg in de knoei ziL
't Is hier altijd zoo'n veilige vluchthaven voor me
geweest".
„Dat hoeft niet ènders te worden", zei zus zoo
monter mogelijk „je moot me maar véél vertellen
van je leven daarginds, misschien dat het mij dan
niet zoo veraf zal lijken".
Mien knikte stil. „Hoe zwaar het afscheid van jul
lie me ook valt als ik denk aan het werk dat ik
ginds mag doen voel ik me wonderlijk tevreden;
net of het nfi pas goe^l gaat worden, 'k Heb er zoo
naar verlangd, je wéét toch hoe ik er om gebeden
heb
Een fijne glimlach gleed even over Zus' doorschij
nend moe gezichtje. „Weet je nog", zei ze zacht, „hoe
ongeduldig je was na je examen. Als je toen geweten
had dat het nog ongeveer twee jaren zou duren eer
je wensch vervuld zou worden
Even was het stil tusschen hen.
Met beschaming dacht Mien terug aan dien avond,
toen ze. met haar hoofd op Zus' kussen, troosteloos
om den langen wachtenstijd, haar teleurstelling had
uitgeklaagd.
Wat had ze nog véél moeten leeren
Twee maanden later had ze haar benoeming aan
de meisjesschool, waar ze eerst maar half blij mee
was, aanvaard. Als ze nu terugzag, leek heel die lijd
haar een rijke leerschool.
Zelfs had ze het eerst niet kunnen geloo^en, dat de
moeilijkheden waren weggeruimd dat God haar
de vervulling van haar vurige lónggekoesterde
wensch opeens zoo wonderlijk dichtbij had gebracht.
Haar gedachtpn cirkelden steeds weer rond dat één»*
punt: het onbekende, waarnaar heel haar groot ver
langen uitging den arbeid, die wachtte en die de
volle liefde bezat van haar jonge hart
„"t Zal niet altijd gemakkelijk voor me zijn zus
Zal je voor me bidden?"
Zus knikte zag met verwaasde oogen naar het
open, ernstige meisjesgelaat, dat over haar heengebo
gen was. Nü pas voelde ze hóezcer ze haar missen
zou. Mien was altijd het zonnekind geweest, vól hoog
gestemde idealen en verwachtingen. Ze had zioh on
bewust aan haar gehecht met héél de armoe van
haar naar liefde hunkerend hart
„Je moet nü gaan, Mien", drong ze zacht, „je mocht
immers niet lang wegblijven."
„Ja'k moet gaan". Langzaam stond Mien op.
Haar oogen zonken diep, héél digp in elkaar. Mien
slikte iets weg in haar keelZou ze Zus nog wel
ooit weerzien? Spontaan hartelijk kuste ze de blecke,
bevende mond. F.én moment bleef ze nog staan, ter
wijl de weemoed in haar eroeide. Toen maakte Zus
haar handen los uit de koele vingers, die ze vast om
sloten hadden. ,.G<1 nudrong ze aan.
Ze hoorde de deur zacht sluiten.
Met een kreun borg ze het hoofd diep weg ln het
kussen.
Het stórmde van binnen van wilde opstandige ge
dachten.
„Hoercmoet ik dan /dies overgevenAls
ecu hartstochtelijke klacht klonken de woorden in de
vreemd-stille kamer.
Ze schrok op, een pijnlijke uitdrukking ln de strak
turende oogen. Was zij dathad zij die hittere
woorden gesproken? Ze wist het niet meer, zag geen
uitweg in 't warnet van gedachten en aandoeningen
Ze voelde zich plotseling zóó moe, dat ze zonder be
weging geruimen tijd roerloos bleef liggen. Alleen het
trillen van de lange donkere wimpers verried haar
ontroering.
Toen ze de oogen weer opende vraren ze groot en
vochtig. Ren schuine zonnestraal strooide gouden
lichtfilsen op het diepe donkerrood van de rozen, die
daar nog vergeten lagen op de witte sprei.
Geboeid keek ze er naar. haar krampachtig geslo
ten handen ontspanden zich en omvatten begeerig
met teer voorz'chtig gebaar de geurige rijkdom van
warm-opengeblocide bloemen
'8 Avonds schrgef ze in haar dagboek:
„Vader Gij weet waar dit afscheid voor noodig
was. Ik weel het nietLeer mij gewillig geven
wat Gij van mij vraagtStil de hunkering van
m'n vragend hart."
JACOB HOBEIN.
EEN HELD VAN 1830—183L
Uit de heftig bewogen dagen van 18301831 blij
ven meestal vier feiten levendig in de herinnering
van ons volk. Het bombardement van Antwen>en
door het Schelde-eskader en vanuit de citadel door
Baron Chassé op 27 October 1830. De heldendaad van
Van Speijk 5 Februari 1831. De Tiendaagsche Veld
tocht van 3—13 Augustus 1831 en de verdediging van
de Antwerpsche citadel van 420 December J832.
Toch hebben er ook nog kleinere gebeurtenissen
plaats gegrepen, waarvan we er een aan de vergetel
heid willen ontrukken, n.l. de daad van Jacob
Hobein op 19 Maart 1831, een eeuw geleden.
Jacob Hobcin werd den 8sten Januari 1810 te
's-Gravenhage geboren en trad op dertien-jarigen leef
tijd den 5den September 1823 als scheepsjongen m
's rijks-zeedienst Nadat hij eenige reizen naar Oost
en West-Indië gemaakt had, werd hij in September
1830 als matroos 2de klasse overgeplaatst op het
wachtschip „Minerva" en daarna gedetacheerd op de
kanonneerboot No. 33, die gedetacheerd was voor
Philippine en Biervliet om de vaart op de Schelde
in het oog te houden.
De Vlaamsche visschersvaartuigen mochten vol
gens een gegeven bevel niet in den Braakman, een
water langs hel Zeeuwsche grondgebied, verschijnen
zonder een vischacte te bezitten.
In den ochtend van den 19den Maart 1831 liepen
er weer eenige visscherschuiten de haven van Bou
chante uit Kanonneerboot No. 13 loste een schot om
déze vaartuigen te doen bijdraaien. Toen zij zich niel
JACOit UOJiiON.
genegen toonde zulks te doen, werden van Kanon
neerboot No. 33 eenige gewapende manschappen w.o.
Hobein met een sloep uitgezonden, om de visschers
aan hun plicht te herinneren. Zij bleven volharden
in hun weigering om jij te draaien, zoodat de man
schappen uit de sloep hen door geweerschoten op
den wal dreven. De sloep wilde daarna naar de ka
nonneerboot terugvaren, maar werd bij het Fort Isa
bella door de Belgen met geweervuur bestookt.
De kanonneerboot No. 33 kwam daarna op het eer
ste schot aanzeilen, zij liet het vuur niet onbeant
woord maar kon wegens de lage waterstand de sloep
niet genoeg beschermen en moest naar haar anker
plaats te Philippine terugkecren.
In dien tijd was de sloep aan den grond geraakt
en een der matrozen daarin gekwetst
Over de schorren verlieten de manschappen de
sloep en vroegen hulp aan kanonneerboot No. 13. De
kanonneerbooten beschermden de vastgeraakte sloep
zooveel zij konden door geregeld kanonschoten te
lossen.
De vijand zond bij het wederopkomen van het wa
ter een bootje van den wal om de sloep te vermees
teren. Door het voortdurend vuren van de kanon
neerbooten werden de patriotten daarin verhinderd.
Tot redding van de sloep wilde men niets onbe
proefd laten omdat er zich een Nederlandsche vlag
in bevond.
Het was reeds tegen den avond en het vuren was
nog niet gestaakt. De Belgen trachtten onze vlag te
veroveren c-n onze vloot haar te behouden. Niettegen
staande het aanhoudend vuur van de Belgen, die
zich achter' den dijk verborgen hadden, waagde Ja
cob Hobein zich te water. Hij zwemde naar de sloep
toe en slaagde er in na drie kwartier, onder een
hevige kogelregen, deze met de Nederlandsche vlag
te bemachtigen.
Onder het gejuich der inwoners van Philippine en
het luid hoezee der soldaten en schepelingen bracht
hij sloep en vlag naar de kanonneerboot terug.
Generaal-Maioor Destombes schreef in zijn berich
ten van den 21sten en 22sten Maart 1831: „de daad
van Jacob Ilobein is opnieuw een bewijs van den
geest welke onze brave zeelreden bezielt"
De troepen, die in den omtrek van Philippine ge
legerd waren, stonden allen gereed om bij de minste
nadering van den vijand hem tegemoet te trekken.
Zij wachtten met ongeduld op het teeken van den
aanval.
Hobein was de held van den dag. Door den Koning
werden zijn verdiensten erkend met do Militaire
Willemsorde 4de klasse aan hem uit te reiken Ook
van andere autoriteiten en comité's ontving Hobein
geschenken w.o. van Z. K. Hoogheid den Prins van
Oranje een gouden horlogo.
Na het verrichten van zijn moedige daad bleef
Ilobein 's lands vloot dienen. In 1844 werd hij tofc
opperstuurman bij de Marine benoemd.
In 1875 werd Hobein gepensioneerd en benoemd tol
Broeder van den Noderlandschen Leeuw.
Bij de herdenking van zijn daad voor een halv®
eeuw in 1881 heeft Vlissingen waar Ilobein woon-:
de feest gevierd ter eere van den held van 1831.
Hij ontving de zilveren medaille der orde van da
Eikenkroon en werd aan den voet van het stand»
beeld van De Ruyter door de Vlissingsche feestcom
missie en burgerij een ovatie gebracht De hulde,
toen aan Hobein gebracht, was een bewijs, dat men
zijn waagstuk tot behoud van de Nederlandsche vlag
niet was vergeten. Na honderd jaar is het niet on
dienstig ook de kleinere gebeurtenissen, waarvan
llobein's daad er een is, nog eens na te gaan uit do
jaren 1830—1831.
Jacob Ilobein overleed in den ouderdom van ruim
78 jaar te Vlissingen op 10 April 1888, waar hij met
groote eer werd begraven. J. A. K.
VARIA
HAAKT, LENTEMAAND EN DE KIEVITEN
De naam Maart komt af van Mars, den god va»
den oorlog.
Ondanks haar lieflijke toenaam, lentemaand, staat
Maart niet gunstig aangeschreven. Zij brengt ge
meenlijk slechts enkele „zomerschc dagen" en voorts
spreekt men van Maartschc buien met hagel, sneeuw,
regen en wind. We kunnen het in Maart nog koud
genoeg hebben. Ouden van dagen vertellen zelfs, dat
met Paschen, als het in deze maand viel, wel eieren
op het ijs ijn gegeten. Zoo kaji Maart „zijn staart
roeren".
De buitenlui zien Maart graag zoo droog mogelijk;
hebben liever regen in April. Een oud rijmpje zegt
dan ook: „een droge Maart, en een natte April, dan
hebben de boeren het naar hun wil".
Toch, het is de lentemaand! Dat zien we bijvoor
beeld aan het snel lengen van de dagen. In het be
gin van Maart gaat dc zon op tegen zeven uur en
onder om ruim half zes; maar aan 't eind dezer
maand hebben de dagen zeer gewonnen; dan ver
schijnt de zon reeds on) half zes en verdwijnt ze om
half zeven. In Maart „passeert de zon de linie", zegt
men wel eens.
Nu komen ook veel vogels weer terug uit de war
me landen, we denken bijvoorbeeld aan de ooievaars;
de zoogenaamde voorvliegers zijn reeds Lier. Een oud
versje zegt:
„Met St Petrusstoel (22 Fehr.)
„Komt de ooievaar in 't gewoel.
„En met St Petrushajidcn (22 Aug).
„Vertrekt hij naar warme landen".
Kwikstaart, leeuwerik, reiger en roodborstje ko
men nu in grootcn getale. De bonte kraaien, sijsjes
en wilde eenden »an ons verlaten.
Reeds dezer dagen kon men in de couranten lo
zen, dat het eerste kievitsei gevonden werd. Want
de kieviten hebben in deze maand -icren. Men mag
deze rapen van 1 Februari tot en met 28 April. Zo
mogen worden verkocht tot 30 April, en. zoo die dag
op een Zondag valt, tot cn met 1 Mei.
De Friezen zijn in het werk van kievitseieren zoe
ken bijzonder bedreven. Ze laten zich door het op
vliegen en neerstrijken van dezen vogel om wat do
plaats van het nest betreft, op een dwaalspoor to
brengen, niet afleiden. Vele arbeiders, visschers en
boeren trekken er dan deze maand ook weder op
uit om wat bij te verdienen met dit vermoeiende
maar zeer loonendc werk. Zeer loonend vooral wan
neer men zoo gelukkig is de eerate eieren te vin
den.
Vindt een eierenzoeker in een nest maar één ei,
dan vervangt hij dat door een aardappel, die de
grootte van het ei heeft, omdat l.ij weet, dat de
kievit nooit meerdere eieren zal leggen in een be
roofd nest De vogel zelf is niet zoo slim, dat hij de
misleiding opmerkt, en legt er in goed vertrouwen
de andere eieren bij.
De eierraper heeft dan niets anders te doen dan
telkens de nesten te controleeren.
De maand Mei brengt ook op deze wijze weer ar
beid op het land.
En hoe buiig en grillig ze moge zijn, ze vertelt
toch, dat de zomer nadert!
NEEM DEN TIJD!
1. Neem den tijd om des morgens uw gebed te
doen, God te vragen, u voor alle kwaad te bewaren,
en u den gansclien dag te gebruiken tot Zijn eer.
2. Neem den tijd, om lederen dag een klein gedeelte
uit Gods Woord te lezen!
3. Neem den tijd, om vriendelijk te zijn! Een hel
dere glimlach en een vriendelijk woord valt als een
zonnestraal in de harten van de ons omringenden.
4. Neem den tijd om beleefd te zijn! Een zacht:
„Ik dank u",Als het u belieft"„Veront
schuldig mij", enz., zulke woorden zelfs tot onza
onderhoorigen, ontnemen ons onze waardigheid
niet; en gij weet: dc ware beleefdheid bestaat in een
vriendelijke daad op dc vriendelijkste wijze te doen.
5. Neem tijd om geduldig te zijn met kinderen.
Geduld en vriendelijkheid zullen u den weg banen
om nagenoeg op ieder kind een invloed ten goeda
uit te oefenen I
6. Neem den tijd om zorgzaam te zijn tegenover
ouden van dagen! Heb eerbied voor de grijze haren,
ook dan. als zij het hoofd van een bedelaar sieren!
7. Neem den tijd om aan iets anders te denken
dan aan vermaak, kleeding en manieren! Het
lichaam vertroetelen en de ziel armoede te laten
lijden, i9 een treurige dwaling.
8. Neem tijd om met zorg uwe vrienden te kiezen!
Bij die keuze komen andere en hoogere dingen in
aanmerking dan een aangenaam uiterlijk en welle
vende manieren.
9. Neem tijd om na te denken, alvorens gij hei
woord uitspreekt, of den brief schrijft, die de gevoe
lens van een ander zouden kunnen kwetsen!
10. Neem tijd voor de kleine opicttemlheid des
levens! Ga niet zóó op in de beschouwing der groote
dingen, dat de kleine plichten onopgemerkt en
ongedaan blijven!
n
91
HET DORP SCHEVENINGEN
WAAR NOG TRADITIE SCHUILT
Vreemd toch, het buitenland kent alleen maar de
badplaats cn zelfs de massa der Nederlanders ziet
alleen maar Kunhaus en omgeving: van het dorp
Scheveningen weet men zoo goed als niets.
Was het vroeger ook reeds zoo? Wijze menschcn
zeggen, dat in Scheveningen voorheen de verscho-
gezegd heeft: dat nooit! Ze blijven over de „Ver-
versching". Anders komen die gemeentewoningen
leeg. 't Is mogelijk, wij weten het niet Zulke dingen
vertelt men ons niet.
In elk geval, laat ons dit plaatje bewaren. Het
wordt historie.
Van een Scheveninger, die zit te boeten, een
snapschot te krijgen, valt niet mee. En zelden heeft
men dan een kiekje gezien als dit.
Het park is naar den ontwerper genoemd: West-
broed park; het geeft de combinatie van al wat
natuur is: water, gras, geboomte en frissche lucht.
De grond er om heen is uitgegeven voor viliabouw.
Op de hooge duinrand aan de Zuidzijde staat eeri
sanatorium, dat de aandacht trekt door de wonder
lijke walvischachtige bouwstijl; van voren "weer
massief, van achteren spits en laag uitloopcnd, met
een dalende, geknakte noklijn.
Deskundigen zeggen, dat het mooi is en dus zeg
gen wij het ook; doch dat park en duin, huis ia
het slop en waterpartij mooi zijn.ddt kunnen
we zelf wel zienl
In aartsvaderlijk costuum, bezig voor het aarts
vaderlijk bedrijf, doet hij zijn werk met groote ernst;
zonder overhaasting, dooh met te grooter nauwgezet
heid. Want het luistert nauw bij de visscherij.
Overigens begrijpt gij, dat wanneer men heel dc
dag in 't duin zit te boeten, ook in vóór- en najaar,
dat dan 's avonds de rust in het gezellige huiska
mertje dubbel gewaardeerd wordt. Want, uitzonde
ringen daargelaten (doch die worden dan ook niet
tot de eigenlijke visschersstand gerekend!), een zee
manshuisje is in den regel een juweeltje van zin
delijkheid; ja, als ze er niet kwaad om worden,
zouden we willen zeggen: ze zorgen soms beter voor
hun huisje, dan voor hun lichaam, wat de voeding
betreft. Doch, dat is meer vrouwen eigen, die zich
zelf gauw vergeten, als de man (op zee) het maar
goed heeft
lntusschen, de zeeman wordt ook al door de mo
derne tijd opgejaagd. Vroeger ging men uitsluitend
met de netten naar het duin om ze daar te
drogen en te boeten; thans zijn bijna alle duinter
reinen met prikkeldraad afgerasterd en heet het
overal: „Verboden toegang".
Ot ook, de duinstrook is afgegraven en tot bouw
grond gemaakt. Zoodat men plekjes als de zeldzaam
mooie duinkant in «Ie rechterbenedenhoek nog maar
zeer sporadisch vindt.
En, vrije wandeling is er haast nergens meer. Dat
is een leelijk ding!
gen.
Dit staat vast, dat de menachen aan de zee geen
©elite Hagenaars zijn, al behoort Scheveningen dan
ook 9edert jaren en jaren tot de gemeente 's-Gravcn-
hage: het dorp Scheveningen bleef iets aparts.
Zal het nog lang zoo zijn? Waarschijnlijk wel. Niet,
.wat de huizen betreft De heer M. van D ij k te
Scheveningen, van wien we hier enkele mooie foto's
plaatsen, zal wat blij geweest zijn, dat hij nog zoo'n
mooi plekje vond, als hier in beeld is gebracht: een
echt typisch Scheveningsch buurtje met ouderwetsche
huisjes en een kloeke Scheveningsche vrouw han
gend over de klapdeur.
Zie de gewitte muur. raam en vensterbank, bloe-
menhekjes en straatsteenen.
Op en top Scheveningen.
Of ook dal andere, waar de heele buurt bij me
kaar is.
Dat raakt uit Duizenden Scheveningers zijn over
geplant naar Duindorp, over de „Verversching".
Want oud-Scheveningen valt onder slooporshantlcn.
Van de oude buurtjes tusschen Keizerstraat cn West-
straat vindt men over enkele jaren niets meer. Een
groote brok ligt reeds geruimen tijd braak.
Er zullen zeer goedkoope woningen komen, doch
de uitgifte van grond, het specifiek Haagsche pro
bleem. traineert Waarom?
Het is een bekend feit, dat de geheide Schevenin
gers niet graag in het „overjordaansche" wonen. Als
ze kans zien, gaan ze naar de Weststraat terug. Met
een zeker heimwee denken velen nog aan hun „hei
mat", waaruit ze verdreven zijn, omdat het krot-
Woningen waren.
En als er nu straks nieuwe woninkjes staan, dan
komt dc massa terug, naar men meent Maar nu
beweren boozc tongen, dat men in 't gemeentebestuur
Gelukkig dat de Boschjes er nog zijn. Met de prach
tige lanen en de mooie vijvers.
Daar heeft iedereen wel een kiek van op een mooie
prentkaart; en we behoeven hier geen foto op te
Bovendien, de gemeente is steeds bezig om de plant
socnen uit te breiden. En toen jaren geleden de heer
West broek, directeur der Gemccnteplantsoenen
het plan opperde om de strook open grond tusschen
Kanaal en Nieuwe Parklaan voor speelweide en wan
delpark te bestemmen, toen gaf de raad zijn sanctie
cn de gemeente bracht het offer, 't Was geen kleine,
doch een kostbare zaak; maar 't voordeel was dan
ook, dat de Scheveningsche jeugd niet- alleen buite
len kan in het strandzand, maar ook in de groene
weide, waar de koeien grazen.
AFSCHEID....
door L. v. D..
Ze lag te wachten
In het albast-witte gezichtje blonikcn onrustig da
bruine oogen als vreemde sterren. In oneindige moe
heid leunde ze 't donkere hoofd met de vlossige lok
ken tegen het kussen. Straks zou ze komen...... zon
ze nog eens de stille kamer vullen met haar jouga
frissche stem.
Om de even-geopende lippen trok een nauw merk*
baar heven; een vlücht herinneringen trok in pijn
lijke klaarheid aan haar denken voorbij.
De een na de ander waren ze weggetrokken da
vriendinnen, waarmee ze gestaan had aan liet
schoone begin van het leven. Ze had ze zien gaan.....*
i haar oogen de diepe glanzing van jong geluk.
Niemand had geweten van haar verborgen strijd;
de donkere klacht van haar leven was overdruischt
door den hoogen jubel van jeugd en liefde.
Ze wisten niet hoe ze gehddt had al die eender®
dingen om zich heen; hoe alles ln haar geschreeuwd
had om levensverzadiging
Groot en donker staarden haar oogen den tuin in
aar de goudenregen met zacht-zwierende gratie z'a
zware takken van druipend goud heen en weer be
woog.
Waarom moest telkens weer die oude strijd terug-
keeren?
Waarom moest zij, waar anderen in bruisende le
venskracht tot het leven ingingen, steeds achterblij
ven in verlammende krachteloosheid?
Even overschaduwden de donkere wimpers de hun
kering van haar vragende oogen.
Zou ze dan nóóit loeren berusten? Hoe vaak dreig
de in haar moegestreden ziel de zoo moeizaam ver»
orven vrede haar te ontglippen?
Leek het niet hopeloos te strijden tegen dat opstan
dig vragen?
Mien naar Indië het leek haast ondenkbaar. Z#
kón nog niet begrijpen, dat wat ze zóó lang had ga-
Een buerenliuningo van vreemd model? Neen. een sanatorium ln he» Dulanouvel, duinpan en boachage; taroroeltjea, welko niet aeldaaam
Wostbrookpark ln walvlachvormsttfl. Een grillig silhouet. *Un In de deinen lusechen Scheveningen en Waaaonaar; maar woaraju»
bet bezoek Wél zeldzaam I-». omdat de autoriteiten een arraatcrlng
met prikkeldraad blijkbaar blzondcr fraai vindon.