LETTERKUNDIGE KRONIEK LETTERKUNDIGE AANTEEKENINGEN 1 66 L De klop op de deur, door IN A BOUDIER BAKKER. Uitgave: P. N. v. Kampen en Zoon, Amsterdam. Toon voor jaren dc roman „Hel SpiógeMje" ver scheen, werd er in zekere critiek op gewezen, dat Ina Boudier-Bakker blijkbaar geïnspireerd was door liet motief dat een andere groote romancière nl. Top Naeff vóór huar reeds in den roman „Voor de Poort" had verwerkt. Er werd toen door den criticus (Gerard van Eckeren in „Den Gulden Winckel) eenigszins meesmuilend over „plagiaat" geklaagd. Maar Ina Boudier-Bakker moge dan het motief bij een ander hebben gevonden, het komt dan toch maar op dc uitwerking aan. En die ia in alle opzichten oorspronkelijk. Zoo worden we nu „De klop op de deur" lezende, telkens herinnerd aan „De Opstandigen" van Jo v. Ammers-Küller. Ook Ina Boudiier-Bakker hoeft een historischen en zedenroman willen geven en het motief der opstan digheid loopt als een roode draad door het brecde romanweefsel. Ook deze romancière doorschrijdt met haar romanfiguren, evenals Jo v. Ammers-Küller in haar boek, een reeks van vele jaren, een kring van eenige geslachten; Ina Boudier-Bakker begint onge veer in 't midden der 19de eeuw, terwijl „De opstan digen" aanvangt in de eerste decenniën dier eeuw. Eerstgenoemde liecft eigenlijk maar één snaar op haar romanviool: de opstandigheid groeiende met het voortschrijden van den tijd in den gezinskring vooral. Van de star-conservatieve gezagsverhouding der gezinnen in den aanvang der 13de eeuw leidt „De opstandigen" ons ten slotte tot de ultra-moderne bandeloosheid die het gezin van dozen nieuwen tijd gaat kenmerken. Ina Boudier-Bakker teekent ons ook deze groeiende opstandigheid in de gezinsmilicu's over drie k vier geslachten, maai* tegen een veel breeduren achter grond zien wij hier die wisselende verhoudingen zich ontwikkelen; hot is slechts een onderdeel van het groote proces dat het maatschappelijk cn geestelijk loven van den tijd in gisting heeft gebracht Niet dot Ina Boudicr Bakker alle zijden van het omhoogstuwcmlc, vooruitdringende leven heeft weten tto belichten: ook zij bleef beperkt, in haar kunnen: of heeft, zooals ze zelf verklaarde, welbewust zich beperkt tot enkele levensgebieden. Wel heeft ze den groei van het socialisme door het rarnangebeuren weten te verweven, maar van den politieken ont wikkelingsgang zooals die in de wetgeving zich pro jecteerde. repte ze bijna niet. Durfde ze dat als vrouw niet aan? En van den schoolstrijd èn van do religieusc op- waking, die zich èn op kerkelijk èn op buiten-kerke lijk terrein doorzette in de laatste tientallen jaren der 19e eeuw, zweeg dc schrijfster. Ook de wijsbe geerte nam ze in haar plan niet op. Maar zij durfde niet verder springen dan haar stok lang was. En dat is ten slotte te respecteeren. Want de onderwerpen die ze in haar gezichtsveld betrok, heeft ze met groote nauwgezetheid in den loop van het romangcbcuren betrokken als in een wijd organisch zich ontwikkelend verband. We kunnen slechts aanstippen. Daar is o.a. Am sterdams geweldige groei gedurende dc tweede helft der 19de eeuw; als een poliep grijpt*de stad allerzijds om zich heen, tot dc randgemeenten weldra zullen zijn opgeslokt. En hoe loven we de veranderingen moe in dc oude binnenstad, waar zooveel stadsschool) verdwijnt, wijken moot voor de noodzaak van het moderne verkeer. Wut gaat het den raseohten Am- eterdammers aan het hart! Een heel brcede plaats beslaat telkens in dezen roman-in-vier-boeken het kunstleven, de wereld van tooneel en muziek. Wunt schijnt het of er in dit Amsterdam geen kerk te vinden is, naar schouwburg cn concertgebouw trekken de romanfiguren getrouw op. De schrijfster heeft heel wat studie gemaakt van de opeenvolgende répertoires, waarin „de klop op de deur" sterl. merkbaar is. En de ontwikkelingsgang der literatuur zet de schrijfster in heel nauw vi-rband met het roman milieu: én het proza èn de poëzie der opeenvolgende perioden, die het romnngebeuren bestrijkt, worden telkens gekarakteriseerd uls uitingen van den „geest dos tijds Niet toevallig is aun "t begin van den roman een boekwinkel te vinden in do Warmoesstraat, waarvan dc «eigenaar een heel belangrijke figuur wordt in 't romanorgunismc, een bockvcrkooper, die open staat voor de nieuwe ideeën cn geniet van de zioh vernieuwende kunst. „Dc klop op de deur", oen historische en zeden roman en die wc toch nog niet allermeest appro- ciccivn als zoodanig. Er is ergens opgemerkt, dat dit boek eigenlijk een nieuwe variatie is op H oude thema van schrijfsters vroege ren roman, „Armoede". Daar is veel waars in die gedachte. Want Ina Boudier-Bakker heeft zich ook door dezen roman weer bewezen te zijn een kunstenares bij de gratie Gods, wier scheppend vermogen we bewonde ren wijl ze elk van haar romanfiguren en dat zijn er heel wat, zóó'n eigen leven geeft, dat we nk lezing van dit ruim duizend pagina's tellende boek, ons -ilk van die personen nog kunnen herinneren in hun sterk varieerende karakters. Zij peilt dae levens tot op den diepsten grond der zielen. En daar vindt de schrijfster ten slotte: eenzaamheid. En die eenzaamheid, die in dezen roman hoogstens vervuld wordt door de liefde die van deze aarde is blijft in elk van die zielen vol van de groote vraag, waarop niemand het ant woord kent Vandaar dat „Armoede" hot thema is van „De klop op de deur". Daarom is dit boek zoo waar, zoo oprecht, zoo zuiver in de weergave van het leven. En we komen daar straks op terug de schrijf ster laat zoo nu en dan even een kiertje open van een deur, die naar rijkere vertroostingen heen wijst dan die van mensch tot mensch plegen te gaan: ze laat dc vraag brandende zijn naar God. We hebben zoo even „De Opstandigen" genoemd. Maar hoeveel rijker, hoeveel inniger vooral leeft het leven in „De klop op de deur" dan in het sterk- tendentieuse werk van Jo v. Ammers-Küller. Zeker, ook ,De klop op de deur" heeft zijn ten- denzen, maar nooit schaadt dc tcnidenz het leven, en dus reikt dit book qua kun9t, qua literatuur oneindig hooger endieper. Hier worden de contrasten niet fel tegenover elkaar gezet, hier wordt niet geforceerd, maar fijntjes aan 't leven zelf gedemonstreerd, hoe anders de verhoudingen werden in gezin en maat schappij, hoe onweerstaanbaar de tijd voortschrijdt en de deur opengaat als de onverbiddelijke hand klopt Daarom blijft dit boek ons lief en met een stille vereering zullen wij H herlezen, om nd te genieten, om onze vreugde te verdiepen door de fijnheden van dit psychologisch zoo sterke werk nog zuiverder aan te voelen. We spraken zoo even van de tendenzen in dit boek. Deze dringen zich aan ons op, alléén door dc overtuigende kracht van de uitbeelding der roman figuren, niet door redeneeringen of beschouwingen buiten dc scheppende kracht van do kunstenares om. Daar is het gelukkige huwelijk van Frederik Craets, den aristocraat-koopman en Annette Gol- deweyn. Hoe steekt dit huwelijk in zijn zonnige fleur af bij dat van Annette's vader en moeder: de strenge, sobere dokter Goldcwcyn en zijn vroolijke, temperamentvolle vrouw Francine Stevensen. De kleine Annette heeft geleden onder de vaak heftige uitbarstingen van oneenighcid tusschen vader en moeder, die elkaar wel liefhadden, maar in karakter en levensgang zoo stcric van elkaar afweken. Maar hoe contrasteert dat gelukkige huwelijks leven van de twee hoofdfiguren van dezen roman ook mot het diep-tragische van Annette's vriendin. Stance Bremer, wier man de vloek van zijn sexueele uitspattingen in zijn bloed droog en overdroeg op zijn kind En hoe snijdend breekt dat contrast soms open in een klacht van die zoo gedesillusionnecrdc moedor, die haai' vrienden benijdt om haar gezonde kinderen! Hoe contrasteert dat voorspoedige huwelijksleven ook cn vooral met 't vermummicd-conservatief bestaan van de zusters van Frederik Craets, drie ongehuwde dames, waarvan de oudste, Louise, hot leven van haar beide jongere zusters doemt tot een doelloosheid, die tot totale verstarring leidde. Die drie zusters wor den een vrccselijke carricatuur van vrouwenleven. De jongste maakt zich ten slotte vrij uit dien ban en richt een asyl op voordieren. En viert daar haar moederinstincten uit De tcekening van dat zusterdrietal heeft iets demo- nisch-van-levensontkenning. Aan het eind van den roman is er een honger-scène in dat dierenasyl, die met den luguberen dood van dc directrice eindigt: een griezelige bijna helschc ontzetting huivert er door die bladzijden. Maar naast deze vermummiodc dames zijn er ook enkele andere, die in dezen „Klop op de deur" het kloppen vun den tijd hebben verstaan en begrepen, die vooraan staan in de beweging om de 'vrijmaking der vrouw. Maar de schrijfster, al geeft ze geen fana tieke typen, als Miebetje uit.„De Opstandigen", laat telkens weer uitkomen, dat ook die min of meer onvrouwelijke vrouwen diep-in dc pijn voelen schrij nen van het onvervulde moederschap. Er is zelfs één in dezen roman, die nog de late vreugde wint van een moederschap over een pleegkind, een kind uit een der verarmde oorlogvoerende staten. En daarnaast (Wordt vervolgd.) vindt ge in deeen roman het kinderlooze huwelijk cn hot hunkeren naar het moederschap. 1 Maar ook dat glanzcnd-gclukkige huwelijksleven van de hoofdpersonen, Frederik Craets cn Annèrtje Goldeweyn, heeft zijn donkere schaduwplekken. Voor al in het vierde boek, het laatste en uitgebreidste: „De nieuwe Wereld", als de kindoren getrouwd zijn cn hot leger kleinkinderen steeds vergroot. Prachtig en zuiver is aldoor de twee-eenheid van dien (groot-) vader en die (groot-)moeder volgehouden. Al hebben ook die twee elk hu» eigen eenzaamheid, waartoe de andere niet vermag door te dringen. Maar ze genieten gedeelde vreugden, die dubbele vreugden zijn, ze lijden gedeelde smarten, die daar* door halve smarten worden. Wat een voorname kunstenares toonde zioh in al haar vorig werk deze schrijfster, als ze het kinder leven met zooveel diep-indringend intuïtief begrijpen weergaf. Dit doet ze ook in dezen roman. Elk kind van Craets' gezin heeft iets eigens, cn dat eigene bepaalt het leven, den levensgang, komt vooral ook uit in de keuze van man of vrouw. Hoe nauw blijkt ook hier het verband tusschen karakter en levens leed I Hoe organisch-verontwoord is hier elke trage die, die we nu eens zien groeien tot felste spanning, dan ook weer zien verzacht door een beter begrijpen van wie van elkaar afleefden, elk verholen in eigen eenzaamheid. Welk een ontroeringen schokt de lectuur van de zen roman in ons los, omdat we zoo innig vertrouwd worden mot die verschillende personen, met klein en groot, en zoo geboeid meeleven moeten. O zeker, we vinden het tijdsgebeuren, o.a. in do trieste jaren van 1914'18, knap verteld, kranig ook benut om de romanfiguren relief te geven tegen dien zwarten achtergrond vaai oorlogs- en mobilisatie- misèrel Maar en hierin bewijst d«ezc schrijfster haar supérioriteit het gaat ten slotte om den mcnsc.li, om het geluk van de mcnschen, die in dit boek leven, lijden, vechten om een handvol geluk, bezwijken of overwinnen. Daar is de oudste zoon Philip, zee-officier, daa trouwt beneden zijn stand, volgons het oordeel van dc ouders. Maar hoe gelukkig werd ook dat huwe lijk, tot plotseling door een ongeluk de jonge man, vader van eenige kinderen, ongeneeslijk ziek wordt en sterft Later hertrouwt <fe weduwe weer; H was meer om aan dc misère van 't pension-houden te ontkomen. Hoo fijntjes weet de stiefvader zijn kinderen voor zich te winnen, al is hij bij dc grootouders eerst wat met den nek aangezien. En dc moeder wil liever niet, dat de kinderen dien „tweeden" man vader noemen. Tooh gebeurt het als vanzelf. Telkens weer zeggen we: Hoe doorpeilt deze kunstenares- romancière het leven nuar alle diepten en alle verten doorschouwt ze. Daar is Francine, in alles gelijkend op haar groot: moeder, naar wie ze heet Ze ls getrouwd met Jun Melgens, een sport-beroemdheid, diie later burge meester wordt Francine heeft zich vergist in dien man; hij is goedig, maar erg oppervlakkig. En zij; onrustige, hartstochtelijke natuur, zoekt het geluk op verkeerde manier; en van haar juist hooren we do eerlijkste belijdenis van die geestelijke armoede der familie, waarop we straks nog zullen terugkomen. Daar is Sophie, die haar man, veel ouder dan zij, verovert door een gierige liefde; maar door dien man, in zijn werk opgaand, niet begrepen wordt Eu haar liefde lijkt soms tot haat over te slaan. Twee eenzamen, elkaar niet begrijpend in een geestelijke beperktheid van blik. Daar is Pieter, die in 's vadors zaak de leiding zoetjes aan overneemt; een «streber", die een vrouw noeint uit de kringen dor upper-ton, een mondaine, koel-hooge figuur. Een „mariage de raison", van beide kanten, 't Werd een ontgoocheling, vooral voor hem, die verkommerde naar zijn diepste wezen door het gemis van waarachtige liefde. Hij zocht en vond die elders. Maar moest door diepe vernederingen heen. Daar is Frits, die als kind reeds levcnsschuw was; een dichter, die vooral zijn vader tot een er gernis wordt om zijn niets-doen. Eigenlijk heeft die van zijn moeder in liet bloed de fijne intuïtieve aan voeling vun de diepste levensgchcimenis: hij zingt er van zijn zuivere verzen. Maar hij leidt een bohé mien-bestaan, tot hij in den oorlogstijd nog, maar to laat, inziet het leven verzuimd te hebben. En ten slotte is er Jetje, het „nakomertje". Die verdoolde in de wegen der liefde, die tot een over- wcldigcnde passie groekle. Ilot einde was: dc zelf. moord. Hier vooral openbaart zich in het gezin-Craets hot gemis van een opvoeding, die bewaren kon voor een tragedie als die Jetje's leven verwoestte. De oudere lieten dit kind teveel zich „uitleven", hadden het geen enkelen zedelijkcn, noch minder religieusen weerstand kunnen meegeven in den strijd met haar allcs-of-niets-natuur; hier vooral ligt de geestelijke armoede van hot gezin bloot; hier kotnt het deficit tragisoh uitl A. WAPENAAR. P 71 BinuiuimmttittiitmTTmitmuniiwiiiifWtimiiBnimBionmmiwHiiwwiwuainiiiinmiwmiut PATER ADRIANUS POIRTERS De kunstenaar. li. Aan dc hand van de voortreffelijke studio van Dr Edward Rombauts, welke de figuur van Pater Poir- ters ten voeten uit heeft geteekend, gaven wo vorig maal een schets van diens leven en werk. We volgen ook verder do geleorde schrijver, waar hij ons Poirters teekent als kunstenaar en de omvang bepaalt van zijn bcteekenis en invloed. Adrianus Poirters was geen Rcnai9sance-dichtcr, hij beschouwde dc kunst niet als iets, dat om en in zichzelf bestaansrecht heeft. „Voor hem was de kunst middel. Middel om te stichten en te loeren. Morali satie was zijn eenige bekommering." Poirters was het hartelijk eens met dc Zeeuwsche Raadpensionaris, aan wie hij zoo nauw verwant was en van wie hij zooveel geleerd heeft, waar deze het einddoel der kunsten aldus omschreef. En zijt gij zoo gezind om schoonheid na te Jagen, God is de Schoonheid zelf, stel daar uw welbehagen. In overeenstemming met zijn opvatting over het doel der poëzie, heeft Poirters nimmer gestreefd naar verwerven van literaire roem, hij „liet anderen spre ken om ghepresen te worden." Dr Rombauts onderscheidt drie elementen In *b dichters werk: 't klassieke, 't volkschc, 't middel- eeuwscho. Het eerste is het zwakste. Wel koesterde de Jezuïe tenpater groote eerbied voor do latijnsche taal en schrijvers, wel was hij diep doordrongen van hiui superioriteit op de Nederlandsche, maar hij heeft niet de geest en de schoonheid der klassieken op zich la ten inwerken en in zich opgenomen als Hooft en Vondel dit deden. De volksche en middeleeuwsche elementen be- heerschtcn Poirters' werk geheel. „Zich richtend zegt de biograaf tot het volk weet hij het door zijn eenvoud in do voorstelling en het bevattelijke van zijn betoogtrant voor zich to winnen en het te boeien; daartoe put hij mot volle handen uit het leven van do eenvoudige menschen rondom zich en weet tevens zoo begrijpelijk mogelijk 4e blijven, zoodat dc zodeles, die hij wil meedcolen, meestal op het eind van een verhaal In den vorm van een spreekwoord voorkomt. Van hun werkkring en dagclijksohe bezigheden uitgaande, kiest hij er dc aanschouwelijke motieven uit om er den draad van zijn moralisaties mede te vorderen: de landbouwer, smid, drukker, enz. doet hij beurtelings optreden om ze zelf een moraliseerende les te laten verkondigen; Yolksombachtcn, werkzaamheden uit het dagelijksohc leven, het gewone doen en laten van het volk weet hij te doen dienen oin or de kern van een zcdcleering in te ontdekken. Tuinman, wijngaardenier, schaap herder en zager leveren de gewono typen voor zijne emblpmata tot het veraanschouwelijken van een zede lijke waarheid of een geestelijke bespiegeling." Hoor hoe de dichter op een aanschouwelijke, tref fende wijze de blijde droefheid van erfgenamen uit beeldt en vonnist: „Peynst hoe dat die moeten krijten, als ey achter eulck een lyok-kiste na de Korcko volghcn, wiens koffers sy te voren al naer huys hebben doen slcypcn. De Biggen schreeuwden dat do Sogh was ghestorven, maer als sy hoorden datter in het testament stond, dat sy eeckclen souden eten, dan lieten sy het vereken liggen, ende zijn met blydschap nae de bak gcloopen." Pater Poirters is naar geesteshouding en levensleer een brok middeleeuwen overgeplaatst in de zeven tiende eeuw. Renaissance cn Hervorming hebben hem onberoerd gelaten, of het moest zijn, dat deze stor men van de nieuwe tijd hem nog dieper wortels in de middelecuwsch-katholieke grond hobbcn doen in slaan. Een diepe indruk bezit de volksdichter van de ver gankelijkheid van alle wereldscho groot- en schoon heid. Door dc schildering der helschc pijnen tracht hij de mcnschen tot het geloof te bewegen. Dc homel- sche vreugde stelt hij realistisch voor. Gelijk de oude schrijvers gebruikt hij met voorliefde exempelen en legenden tot stichting en voorlichting. Een overtuigd voorstander is hij nog van 't Ptolomeïsche wereld beeld. Ook zijn taal bevat reminiscenties aan de Middeleeuwen. Evenals do primitieven gaat hij ge meenzaam mot God en do heiligen om, wat ook blijkt uit de naïeve wijze, waarop hij tafereelcn uit 't leven van Jezus schildert Daarin komt Poirters overeen met die andere dichter door do richting der Contra- Rpformatie voortgebracht, nl. Stalport van der .Wielen. Deze hoeft in Pastorel (XXV December): Wy fluclcs terstond Uyt oenen moot Bestemden gangh Met lof, met sangh Met kruyd, met kroon Naer Davids Soon, lok nam myn trom, Lou greep syn bom. i Phy bracht haer pij, Tys droegh een schaep; Elk in syn handt 't Beste pant, Dat hy vant, T offerhandt 't Kint van Mary. Ook Poirters heeft dezelfde toon dor middeleeuwsche leysen: Jac te nacht eer bet gonck dagen, Sach ick Herders giften dragen; Dcsen meilick, die een lom; En de dochtere van de velden Saoh ic dat haer eyers telden, Die ©en jder met haer nam. Dc Zuidnederlandsche dichter zet evenals de N.- Nederlandsche priester bewust en overtuigd de mid- deleeuwscho traditie voort; hij kon dat krachtens aanleg cn geboorte, hij wilde dat, omdat hij in die traditie de beste waarborg zag voor een hernieuwd krachtig religieus besef in zijn Vlaamsche volk. Welke is nu de aeslhetische ivaarde van Poirters' werk? Dr. Rombauts zegt ervan: „Zijn Masker van dc Wereldt afghetrocken, waar van de vermeerdering en de ontwikkeling samen gaat met Poirters groei als volkskunstenaar, is door lijn aestetischc waarde een hoogtepunt gebleven, dat hij in zijn latere werken niet meer bereikt heeft. Noch Het Duyfken in de Steen-Hotse, noch Den Spieghel van Philagie, noch Het Heylich Hof kunnen met het Masker wedijveren in kleur van taal, in het pittige van dc uitdrukking, noch in het oorspronke lijke en het levendige van dc voorstelling. Zijn pro ductie vanaf het aantrekkelijke Maskertot aan de werken van zijn ouderdom volgt de dalende lijn. De verklaring hiervan ligt in het feit, dat al zijn latere werken meer ascetisch getint, er minder op uit zijn om de gunst van het volk te winnen en dus in min dere mate met het zoo uitnemend volkskarakter van het „Masker" gestempeld zijn." De kunstlievende pater beschikte over een buitenge wone rijmvaardigheid. Zijn vriend Papebrochius deelt een geval mee, dat Poirters een latijnsoh vers voor de vuist in Nederlandsch rijm overbracht. Hij bezat „sclsaeme lichtigeyt om alles watter vorviel op rym to stellen". Zulke seltsaeme lichtigeyt" behoeft niet noodzake lijk letterkundige mindenvaardigheid der productie ten gevolge te hebben. We denken bijv. aan Gezclle. Cats en Poirters echter misten de noodige zelf-kri- tick om het niet- cn mindergeslaagdc onverbiddelijk door te stropen. Hun breedsprakigheid daarentegen deed hen telkens wocr in nieuwe al onappctijtelijker uitweidingen vervallen. Poirters is een belangrijke figuur uit dc literatuur-gcschiediens, zijn werk ook is een voorname bron voor de kennis van zeden en gewoonten uit die eeuw in Zuid-Nederland, maar het is een auteur, die, evenmin als Cats, tegenwoordig in zijn geheel nog algemeen gelezen zou kunnen worden. Voor alles ontbrak het Poirters aan artistieke scheppingskracht „dio levensadem zou blazen in zijn gedicht, om het geheel op de hoogte te houden van den aanhef; in de onmiddellijk daarop volgende ver zen voelen we reedB dadelijk een dalende lijn in de beweging van 't rhythme, dat de eerste verzen door- daverde en langzamerhand terugkeert tot den stillen, eentonigen stap, die bij hem de gewone is." Een te kort aan artistiek talent èn een te veel aan breedsprakigheid geven aan Poirters' verzen haai' ondiep en vaak weinig bewogen karakter, dat zich het gemakkelijkst uitsprak in de eentonige dreun der alexandrijnen. Zijn beste poëzie treft men aan niet in dc grootsch-opgczette gedichten, maar in de kleinere gedichtjes, waarin hij in direkte lyriek de gevoelens zijner ziel uitzong. Zoo wanneer do priester uitziet en verlangt naar 't ontvangen van het H. Sacrament, vaart door des dichters vers ics van Vondels geest cn kracht: O Goddel ick, o Homels Broodt, Daer al do saligen naer wenschen, Noyt Engel was op u genoodt, .Maer syt alleen spys voor de mensohen. Al viel het Manna 't elcken dach, Noch moesten onse Vaders sterven, Maer die u hier eens nutten mach Die sal het eeuwich leven erven; Wie 't bruyloft kleedt hier niet en draeght, Maer valt in Coninx straffe handen, Die wort do bruyloft uyt gejaeght, In druck en kncreelingh' der tanden. Het is niet voor alles Poirters' poëzie, die nog voor Onze tijd bcteekenis bezit, maar meer zijn ongekun steld proza, waarin al de sappen van kracht en frisch- heid der zeventiende ocuw.sehe volkstaal opgezogen zijn. Een enkel sohetsje uit Den Alder-heylichsten Naem ton voorbeeld: „Een erm Boerinnoken ginck te merekt met ecnen korf vol eyeren: onderwegen al fantaserende is sy in dese ghepeyeen ghevallen: Desen korf met eyeren sal ick verkoopen, ende voor 't selve geit ick wederom kapuynen inkoopen: ick sal de selve vetten, endo voor hunnen prys sal ick jongh» verekjens gelden; die sal ick mesten, en dan sullen sy soo veel wcerdt syn dat icker lichtelyck een deel kalvers voor sal hebben; dat sullen koeyen worden; daer sal ick melclc STANDBEELD VAN PATER ADRIAN (JU POIRTERS TE OISTKRWIJK. uyt-treókcn met hoopen, on alle jacr een dosyn oft twee tobben boters stooien; ten kim niet minder oft dat sal gelds genogh afwerpen om landt en sandt te koopen, ick word nog een ryck landbouwster, jee soo het goeden tydt wil ghevcn, ende datter ghcluok wil toe slacn ick kon noch eens de Joffer spelen, ick doen metter tydt een paer peer-den in de koets span nen, en gaen op den Tour ryden als de beste. Soo het Boerinnoken stack in deee ghepeysen, ghoen acht nemende op oen oneffen wegh, ls gestronckelt, den korf is haer ontschoten, dc eyers zyn altemacl ghe- broeken, den boelen wegh lag bedocyert, maer die het quaelycksten dacr-acu was was het Boerinncken selvcr." Het ware te wenschen, dat Dr Rombauts, die met zijn „bijdrage tet de studie der didactisoh-moralisee* rende letterkunde ïin ae XVIIo eeuw In Znkl-Neder» land" blijk geeft, zoo'n voortreffelijk kenner te zijn' van werk, leven, milieu en tijd van Poirters, de Roomsohe Vader Cats, eens oen flinke, wetenschap- pclijk-gefundeerdc met literaire smaak samengestelde bloemlezing uit diens poëzie cn prozawerken bezorg de. Dr J. H. E. Endopols constateerde, dat „dc lite ral r-historiese en literair-aestctiesc betekenis van deze 17de eeuwse Jczuït groot is en in dankbare herin nering dient te blijven bij Noord- en Zuid-Nederland." Dit kan alleen, indien Poirters' werk voor ieder toe gankelijk gemaakt wordt door oen aan de eischen van deze tijd beantwoordende bloemlezing. De beide laatste hoofdstukken van Rombauts' studif zijn gewijd aan Poirters' oorspronkelijkheid; belet' kenis cn invloed. Poirters was geen oorspronkelijk dichter in de zin, die wij tegenwoordig daaraan hechten. Veel cn voel vuldig putte hij uit Latijnsche bronnen: zijn Masker. was in eerste opzet bewerking van dc Typus Mundi; uit Fransche bronnon: Frungois de Sales cn Nicolas Caussin; vooral uit Nederlandsche bronnen: Vondel, wiens Kruisbergh hij gewijzigd overnam; Jou-n dö Brune, de Oudore; Jacob Cats, dio Poirters navolgde in techniek cn stijleigenaardigheden. Dc pater gaf dit alles grif toe, maar vorderde niot- temin erkenning van het eigene in zijn kunst: „ick beckon geernc van d' een en d' ander ul wat ontleent te hebben; so nochtans dat ick niet tecnccnacl kuel en 60ud' blijven sittcn al quam ydcr vogel syn cygcn veertjen wederom halen." Groot was, reeds gedurende zijn leven, de popula riteit van de moraliseerende poëet, een populariteit, daarin met die van Cats overeenkomende, dat zo verleidde tot tallooze navolgingert. Zoo verschoen reeds binnen de tien jaar oen werk ,J)e doodt ver maskert met des weerelts ydellicyl". Do didactisch- moraliseerende Zuidnederlandsche schrifturen der achttiende eeuw, welke tenslotte de eenige waren, die nog aan een „literatuur" deden herinneren vormden zich geheel onder zyn invloed. Hij was oindelijk nog de eenige figuur, wiens werk in Zuid-Nederland, waar langzamerhand alle intellcctueele leven onderging, gekend werd cn is daarom „dc band, die het heden aan het verleden knoopte en do herinnering aan een vroegere lctteiy kunde levendig hield." besloten te gaan. a) krans.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 12