EEN MOEDER IN ISRAEL EEN KOFFIEPRAATJE. LETTERKUNDIGE AANTEEKENINGEN 68 a Door Dr. J. VAN LONKHUYZEN Nog een laatste artikel over Mary Slessor om to 'doen zien wat een eenvoudig, verlegen fabrieks meisje voor de Zending kon zijn. Mocht het onze jon- ceilochters tot grooter liefde voor de Zending in gebed en woord en daad opwekken. Waarom niet een natio nale bond van vrouwen, die op haar wijze de Zen ding steunen? Elders zijn ze en doen kostelijk werk. Na aan de kustplaatsen gewerkt te hebben, ging Mary naar het binnenland van West-Afrika. Een blanke was er nog nooit geweest Aan het begin van de bosschen stonden gewapende negers, die niemand doorlieten. Zij, de stammen achter de kust stammen, deden den slavenhandel en den drankhandel met het verre, erre binnenland en dies moest ieder and-zr daarbuiten blijven. Zelfs het Engelsche gouvernement had er zoo goed als niets te zeggen. Maar Mary, die langs de kust met enkele handelaars kennis gemaakt had en wie de ellende van die stammen op de ziel woog, ging. Het waren lichamelijk grooter en forscher stam men waar zo kwam, dan die langs dy kust. Ep ook meer intellectueel waren ze. Doch tegelijk veel meer nog dan die aan de kust verzonken in satanische laagheid en in zonden, waarin maar een heidenvolk zinken kan. Ze waren immer in vete en oorlog, in moord en kannibalisme levende. En sommige van die stammen telden milliocnen manschen. Talloos velen waren de stamhoofden, wier bezit tingen bestonden uit vrouwen, kinderen, vee. Drin ken en vechten was het dagelijksch leven. Heelc vaten vol rum, uit Engeland ingevoerd of zelf gemaakt, werden in nachtelijke drinkpartijen verzwolgen. Als iemand van positie stierf, dan was dit, zoo meende men, door tooverij en de tooverdokter wies persoon na persoon aan, of soms heele dorpen die er schuldig aan geacht werden. Dan werden deze per sonen, of wie men uit het dorp vangen kon, aan ketenen gebonden en meegesleept en moesten zc door het Godsoordeel van met kookende olie overgoten te worden of de giftbeker te drinken hun onschuld bewijzen. Als ze er ongedeerd afkwamen wat van zelf maar zelden gebeurde waren ze onschuldig. Onder gedrink on vroolijkheid werden zoo heele ge- talen „schuldigen" gevonden en het hoofd afgeslagen. Met een doodc werd een groot deel van zijn huis houding hem als gezelschap in de andere wereld meegegeven. En dat ging naar rang en rijkdom. Ze werden daartoe geslacht en met den doode begraven. Een paar maanden voor Mary zich in Okoyong, de plaats waar zij zich zette kwam, was een hoofd van middelmatige middelen gestorven. Met hem waren begraven niet minder dan 8 slaven, 8 slavinnen, 10 meisjes, 10 jongens, 4 vrije vrouwen, behalve dege nen die gestorven waren door de giftbeker te drinken. En dit ging jaarlijks zoo door. Mary rekenitle uit, dat jaarlijks aldus niet minder dan 150 menschcn ge offerd werden in eon cirkel van 5 uren gaans. En dan nog hetzelfde getal van die door de gods-oordcc- len stieiven of door onthoofding op een beschuldiging tvan ziekte veroorzaakt te hebben. Jenever, geweren on ketenen waren hoofdartikelen .Tan den handel. Jenever ward zelfs aan die kinderen gegeven. Het was het loon, dat voor werk betaald werd. Iedere boete kon daarmee betaald worden. Iedereen dronk het, en sommigen dronken het al dwn tijd. Gevechten waren cr hot resultaat van. Dan werden de geweren gebruikt En daarnu do ketenen voor de overwonne nen. Vrouwen waren niet zelden het ergste in het drinken. Tot nog toe had geen zendeling zich onder deze stammen gewaagd. Maai' Mary Stressor ging en ging onder hen wonen. In Juni 1888. Alleen. Maar God was met haar. Ze stapte uit de cano aan wal. Het heele dorp liep nit. Men is verwonderd owsr liaar moed om alleen te konten. De toespraak over Gods liefde wekt aller verbazing. De hoofden beloven haar grond voor een school. En zij beloven haar dezelfde privileges als het zendingshuis te Calabar had. Een vrijplaats voor vervolgden of met den dood bedreigden. Zij ging terug in de cano om haar huisraad te halen en op 4 Augustus 1888 was ze terug. In den nacht. Alleen door het donkere woud. Mot vijf kleine aangenomen kinderen. Terwijl do regen neergoot en er niemand was oin haar te verwelkomen. Met moet, als men clc beschrijving van haar aankomst leest, ver baasd staan over haar geloof, haar moed en haar takt. Een vrouw, die van aanpakken weet Zoo begon zij haar school tin evangelisatie daar. Terwijl het hoofd van het dorp zoo vriendelijk was haar en haar kinderen tot verblijf voorloopig een „kamer" in zijn harent af te staan. Waar ze onbe- Nchrijfcliiko dingen zag, toornende hoe diep des men schen natuur verdorven is. Maar zij overwon. Door haar liefde, zelfverlooche ning cn IteslLsMtoiiA Temidden van al do dronken heid, het vechten en moorden, die verwarring on het amok maken begon zij meer en meer invloed op hot wilde leven der inboorlingen te krijgen. Men had respect voor haar. Menigmaal trad zij inet gevaar van eigen leven voor gevangenon, die men een godsoor deel wilde laten ondergaan of in bijgeloof wilde doo lden op, en bewerkte hun vrijheid. Men begon haar zegen rijken invloed en vn>de- tnakenden geest te waard oer cn, bouwde een „huis" voor haar alsook otin kerk, en langzamerhand won zij Okoyong. Zij preekte Zondags G of 7 maal, ging op haar bloote voeten door het bosoh van plaats tot plaats. Ze had een kamer op onderscheidene dorpen, zoo wel voor haar algen gemak als voor haar invloed onder het volk, dat dïazc wisten dat zij voor hen zorgde. Ze ondcrwoes cr de jeugd, verbond dc kran ken, loste disputen cn kwesties op, stiolilto vrede, predikte het Evangelie. De gruwel van do tweelingen-moord cn het w.f? jagen van de moeder, het wegwerpen van kinderen enz. werden nog govonden, maar toch het gebeurde, dat de moedur weer terug kon komen. Ze kreeg zoo steeds meer verlaten kinderen in huis, bijv» een kind dat zes dogen en nachten langs den weg in het bosch gelegen had, en wonder genoeg niet door luipanrds en slangen verslonden was, hoewel do mieren er ga ten in gegeten hadden. Het herstelde en werd een van Mary's beste helpers. Inderdaad, zij deed wonderen. Meer dun eens stond ze tusschen twee stammen, gereed op elkander in oorlog los te gaan. Ze verbood hen te schieten of te vechten en gebood ze daarna, hun geweren naast haar n?er te leggen. Ze deden het! Ieder op een hoop, rechts en links van haar. De hoopen waren eens 5 voet hoog. Haar intens geloof en gebed hielden hnar op de been in haar eenzaamheid en gaven haar kracht. Want ze was een orwak menschje. Niet groot van postuur. Ze bemerkte telkens dat een ongeziene kracht de menschen aan haar onderwierp. Ze kon soms voor dagen en nachten bij vechtende partijen of voorgenomen moortien zitten, totdat de oorlogs- of moordzuchtigen eindelijk toegaven en haar beloofden hun plannen niet ten uitvoer te zul len brengen. Om eigen comfort gaf ze niet Door regen en wind door het bosch, krioelende van slangen en wilde beesten, ging ze, als zij bij dag of nacht, hoorde, dat er in de buurt iets aan de hand was. De menschen noemden haar „moeder" of „Ma", een eeretitel. De verhalen van haar inoed en tact en ge duld zijn te talrijk om ze neer te schrijven. Slechts één zooals er velen zijn, „Loop, Ma loop, daar is wat aan de hand." Zoo luidde de beteeken isvol le boodschap van een boodschapper, die haar tuin bin nen komt stormen. Zij ging aanstonds op pad. Een hoofd was gestorven en nu waren zc bezig diep in het ltosch, ten einde haar tusschenkomst tc vermijden de gifprocf toe te passen. Vier dagen cn vier nachten zat ze daar. zonder afleggen van haar klcoren, zonder slaap. De mannen dachten, dot ze het opgeven zou, maar zc gaf 't niet op. Des nachts maakte ze groote vuren om de wilde dieivn af te wccren, die uit het bosch kwamen aansluipen en met hun glazige oogen haar aanstaarden, eer ze, bang voor de vlammen, weg gingen. Eindelijk gaven de mannen toe en de levens van velen in ketenen gebonden -werden ge spaard." Dan weer was het: „Loop Ma, loop. Tweelingen zijn geboren en de grootmoeder vermoordt de tweelingen of werpt ze op de mestvaalt Ze liep en nam ze in haar armen, zoo ze nog leefden, naar haar huis. Toch onder dat alles won ze sleede meer grond en invloed. Het werd een geheel andere omgeving dan enkele jaren geleden. Al waren de gruwelen niet in eens overwonnen. Wat een vreugde moet liet voor haar geweest zijn, toen er voor 't eerst Avondmaal gehouden kon wordwn on een zendeling kwam om het tc bedienen en een getal bekeerlingen aanzaten, tegelijk ook met een moeder vun tweelingen. Wat vroeger zouden ze voor geen geld in de nabijheid van zulk een „vervloekte" gekomen zijn. Mary oelde, dat het nu tijd werd. dat een vaste predikant haar plaats innam. Zij achtte zich ge roepen alleen voorbereidend werk te doen. En na een verlof na Schotland ging ze toen naar de vele dagonreizens op wonende noordelijke stammen, die den roep hadden van de wildste en wreedste van allen tc -ijn. Daar begon ze opniuuw. Dit waren kanni balen. die een reeks stammen onderworpen hadden en geregeld menschen voor offervlcesch of kanni balen-earn evals of slaven leverden. Deze stam haal de de r'aven vroeger voor Amerika. Hier ging ze heen, in 1902, om er te werken tot 1910, hnar 54e tot baar 62e jaar te besteden. Over die paden gedu rende ecuwen door slavenvocten betreden om naar de kust gebracht, daar getaxeerd en verkocht te worden, ging Mary Slessor inet hoor Bijbel. Daar was nog een slavenmarkt toon zij er kwam. In 1902! En verder op kannibalisme in zijn ergste vormen. Juist voor ze aankwam was cwn hoofd gestorven en op do begrafenis waren, met de noodige jenever er bij, zestig slaven gedood cn opgegeten. Op een zekeren dag vernam zo hoe 25 slaven naast elkaar gezet waren, in een rij, met do handen op hun rug gebonden, een man kwam met een groot mes en sloeg óén voor cón het hoofd af. Zoouls in do groote sla gerijen het vee geslacht wordt Zo worden daarna gegeten. Op dien weg en naar dat volle ging Mary. Een van de mooiste waterwegen en door het schoonste na tuurschoon van West-Afrika. Maar tot het diepst ge zonken en wreedste volk. Tot de Aros, diti dc 4 mil- lioon menschen van de Ll>o stam domineerden. De Aros woonden in 20 of 30 steden door diit ruimti dis trict, naar hen heette het district AroCliuku. In de hoofdstad was in een meer, verborgen achter bos schen een eiland. Daar werden do wildste orgieën gehouden door de priesters. Menschen in grooten getalen gegeten en jenever gedronken. Toen onge veer tegelijk dat Mary er kwam, het Engelsche gou vernement er een expeditie heengezonden had. en met gewapende macht de poorten van dit heiligdom openden vonden ze er vele ketels wuar vleesch in gekookt werd, teege flessoheil en een zeer groot ge tal monsoh en-schedels. Deze priesters waren de agen ten voor den slavenhandel en den verkoop van menschen. Korte jaren voor Mary's komst in 1902 was een partij van 800 inboorlingen naar (leze pries terstaf en hun orakel dc „Lange Juju" gekomen om hut orakel te raadplegen over gerezen moeilijkheden. Zij worden door de priesters in oen dorp dicht bij gehuisvest, en partijen van 10 tot 20 menschcn wer den regelmatig van hen genomen, oogcnschijnlijk naar het orakel, maar orn nimmer weder tc keeren. Zij werden of gegeten, of als slaven verkocht Slechts 130 wisten tenslotte te ontkomen. Mary hod van de wreedheid van dit volk gehoord door vluchtelingen die tot haar gekomen waren. Toch ging ze. Ongeveer tegelijk dut het Engelsche gouver nement er een afdeeling soldaten heengezonden hal om de slavenhandel en het kannibalisme der Aros te stoppen. In alle huizen vonden deze afgodsheelden besmeerd met menschenbloed. Maar het land was nog in oproer en dw dingen gingen In het geheim door. Een gouverneur verklaarde later: Het was meer door den arbeid van Miss Stessor don door do soldaten, dat de praktijken ophielden en er een vreed zaam leven kwam. Hier zette Mary op drie strategische punten haar lokalen. Hier begon ze tenslotte niet een zendelinge, die den moed had tot haar over te komen, school- en evangelisatie-onderwijs. Met dezelfde vasthoudendheid en beslistheid, de liefde en dc zelfverloochening als voorheen. Merkwaardige voorbeelden van haar moed tin van haar overwinningen worden er .vermeld. Tot eindelijk ook daar een kerk gebouwd kon worden. In 1910 ging ze toon naar een andere plaats in dat district, waar ze tot haar dood (1915), op GG-jarigen leeftijd, gearbeid heeft. Heden zijn er in dit gewest van Mary Slessor 50 kerken en scholen. Met ongeveer 1500 leden en 2000 scholiercnl Hier. in Use. is zij krank geworden en ingegaan in de vreugde haar 's Heeren, die ze met zooveel ijver en trouw op aarde gediend had, in ootmoed en zelf verloochening. Ze werd begraven onder enorme toe loop in Calabar. „In Jezus ontslapen" was dc tekst van den prediker bij haar graf. Een dame uit Den Haag schreef me, dat ze dit boek in het Hollandsch vertalen wilde. Prachtig! Ik lioop dat zo er een uitgever voor vindun kan. En lees het dan, mijne zusters. En zit stil en bidt, gij moeders, dut onze kinderen ieder op zijn wijze ook zoo overvloedig in het werk des Heeren zijn mogen. Als men dit leest, dan schamen we ons over onze moedeloosheden, zelfzuchtigheden en kleinheid van ziel. En dan wordt het werk des Heeren groot. En wordt de ziel opgeheven tot het doen van dat werk met moed en ijver en alle kracht. UEd. moge er van denken of zeggen wat U wil, maar ik kom er eerlijk voor uit: ik houd van m'n bakje koffie. En 'k ben heusch de éénige niet! Wanneer 't hier 's morgens half elf geworden is en de koffiejuffrouw nóg niet is gearriveerd, dan is op menig gelaat merkbare onrust te constatceren. Die onrust men versta mij wel geldt niet do dienende Martha, maar 't geurige product, dat zij gewoon is omstreeks genoemden tijd binnen tc bren gen. Er is van de koffie ook wel eens minder gocdo dingen verteld, 'k Heb eens een zachtmoedig herder en lecraar hooren zeggen, dat er heel wat dominees bij 't gemoedelijke koppie-koffie-uit-de-kerk zijn ver- moord Maar ieder onbevooroordeelde zal moeten toestem men, dat dit niet zoozeer de schuld is van de koffio als van degenen, die aan haar de liefde van hun ha# hebben verpand. Nu ik de combinatie koffie en dominee overdenk, schiet mo opeens te binnen wat onze onvergetelijke Penning vertelde over zijn verblijf in Zuid-Afrika. Daar ontmoette hij een ambtsdrager, die wijd en zijd als de „koffie-oudcrling" bekend stond. Daar de do- Hen spotprent op *1 koftiedrlnken, nlt 't jaar 1750. minoc op z'n huisbezoek geen kans zag al ide fitinï aangeboden koffie te verzwelgen, liet hij dit deel van 't ambtelijk werk aan genoemden ouderling over, die daarvoor een speciaal ingerichte maag bleek to bezitten. U kunt dit alles gerust als anecdotes beschouwen er is over de koffie nog hdfcl wat belangrijkere mee te doelen. Bij dc geleerden heet de koffieboom „Coffca arabica". Zijn zaden toveren een thans over alle cul tuurlanden verbreid genotmiddeL Dc oorsprong van het gebruik der koffie is ombe kend. Tal van legenden zijn in omloop; deze wijzen als het land van oorsprong Abessinië aan en Zuid- Arabic als hot land, waar de koffie het eerst als ge notmiddel wend gebruikt Ook meer betrouwbare berichten melden, dat Ara bische koffie in het Abessinische hoogland wild groeit en door de Arabieren naar de kust, van dó Roode Zee is overgebracht. Een Arabier bracht do zaden cn het gebruik orvan in het begin van do 16de eeuw vun Mekka naar Aden over. In de 10de eeuw kwam de koffie in Europa in ge bruik. In het midden van de 18de eeuw was het ge bruik van koffie reeds onder de burgerlijke bevol king van Europa zeer verbreid en werd er een le vendige handel in de havenplaatsen in gedreven, on danks liet feit, dat het gebruik om sanitaire en voor al mercantilistischc redenen herhaaldelijk verboden of althans bemoeilijkt werd, en tal van surrogaten, die minder schadelijk heetten, werden ingevoerd'. Vooral in dien eersten tijd stond de koffie aart felle bestrijding bloot. In de kerk werd er tegen go- preekt en de carioatuur gaf menige aardige ajiot- prent, waarvan wij er liicr oen tweetal rcproducoc- rcn. In den loop van de 19de eeuw heeft ziah de koffie! tenslotte tot alle logen van de bevolking van Europa toegang versohaft en het gebruik van wijn en bier op ieder tijdstip van den dag verdrongen. n 63 P'IUUIIUIUIIUUIIIUIIIUUI'HI iiiiiiniiiiiiiiiiiiii niiin= PATER ADRIANUS POIRTERS Leven, en Werk. I. Beslissend is de tachtigjarige oorlog geweest voor de ontwikkeling zoowel van Zuid als van Noord- Nederland. Het laatste heeft zich tot groote bloei cn welvaart weten op te werken, en beeft daarbij vele krachten uit het Zuiden tot zich getrokken, bet gebied der Spaansch-Oostenrijksche bestuurders ver kommerde steeds meer en geraakte in diep verval. Met de maatschappelijke, economische on staatkun dige opvaart hield in de Republiek der Zeven Pro vinciën een heerlijke ontplooiing van kunsten en ■wetenschappen gelijke tred. In het Zuiden daarentegen kon 't letterkundig leven rtiet tot normale opbloei geraken: „de tijden waren er te onrustig en beroerd omdat de dichters met kalme bezonkenheid in de beschouwing van de schoonheid zouden kunnen op gaan," zegt Dr Edward Rombauts in zijn studie over Leven en Werken van Pater Adriaans Poirters S.].1) In vergelijking met de levenskrachtige en schoon- heidsvolle Noordelijke literatuur der 17o eeuw slaat de letterkunde der Zuidelijke Nederlanden rnaar een poover figuur. En waar de literatuur in de Republiek zich onbelemmerd kon ontwikkelen tot een geheel zelfstandige en onafhankelijke kunst, bleef ze in de Spaansche Nederlanden op 't nauwste verbonden met de groote beweging van dc Contra-Reformatie, welke mede gesteund door het zuiverende en consolideerende Concilie van Trente over geheel West- cn Midden- Europa met kracht werd doorgevoerd. Het waren met name de leden van de Sociëteit van Jezus, welke in die streken een geweldige actie heb ben gevoerd, om ze tot een bolwerk te maken tegen dc vanuit 't Noorden immer dreigende ketterij. Zij wierpen zich op 't onderwijs, de wetenschappen, op dc kunsten, zij drukten hun stempel op het cultureele, godsdienstige en artistieke leven der S|>aansche Ne derlanden. Vooral waren deze Jezuietcn doordrongen ,van het groote belang der lectuur voor de volks opvoeding. In de Afbeelding he van de eerste eeuwe der Societeyt Jesu lezen we bijv.: „de vrucht die uyt dc boccken komt, is dies te meerder en achthaorder, hoe sy haei verder door de wereld uytstreckt ende laugher van duere is als dc menschen selve, van wie sy voorkomt." Aansluitende bij de geest van de tijd de Jezuicten zijn altijd uitstekende psyohologen ge weest! gebruikten zij ter verspreiding van hun leer en ideaal vooral twee genres: 'l geestelijk lied en de emblemataboeken, de laatste aanvankelijk in 't latijn. later ook in het Nederlandsch. Deze gcbeele literatuur, welke geproduceerd werd zooal niet uitsluitend door geestelijke auteurs daal toch onder inspjrafie en auspiciën der Katholieke kerk, werd gedragen en dooraderd door do geest van Ignatius van Loyola, de stichter der Jezuïeten orde, van de belijdenis der „tegenstelling tusschen dc aaixLkhe en hemelsche liefde, tusschen de liefde tot zich zelf en de bedorven natuur, cn de hoogorc reinere, bovennatuurlijke liefde tot God. De liefde tot zichzelf en de zondige natuur leidt tot de eeuwige verdoemenis, de liefde tot God integendeel leert ons bet aardsche verachten en geeft ons do eonige taligheid." Uit deze peest, uit deze ascetische cn moraliseercnde literatuur is ook het werk voortgekomen van de be kendste, van de ten onzent vrijwel alleen bekende Zuidnoderlandsche dichter der 17o eeuw, nl. de Jezuïetenpater Adrianus Poirters. Over deze moge in dit artikel eön en ander worden mcegodocld naar aanleiding en aan de hand van de voortreffelijke, door de Akademie bekroonde studie van Dr Rombauts. Over geboortejaar en -plaats van Poirters is veel geschreven, Dr Rombauts komt tot de slotsom, dat dc dichter in 1G05 't licht moet hebben gezien in 't Noord br&bantsche Oisterwijk. In 1618 werd Adriaan gezonden naar 't Jezuïetencollege to Vllertogcnbosch, waar hij o.m. onderwijs in PoësLs of Rhotorika genoot [vun de latijnsche dichter Sidronius Hotschius, welke in de kunstzinnige jongeling dc liefde tot de dicht kunst heeft gewekt. Na oenige jaren 1 eeraar geweest en in 1638 tot priester gewijd te zijn, arbeidde -hij als eclioepskape laan onder de Duinkerker matrozen. „Gelegenheid te over zal de toekomstige volksschrij ver gehad hebben om dat ruwe scheepsvolk grondig to leeren kennen." Wat ten goodo gekomen is aan liet echt-volksch karakter zij nor poëzie. Fn 1638 trad Poirters voor 't eerst publiek op als itlichtcr, hij gelegenheid nl. van do mislukte aanslag vun Willem van Nassau op Antwerpen. De dichter deelde in de vreugde der Antwerpenaren en gevoelde zich „opgeweckt om de algemoeno blydschap met 'danck en lofdichten te betuighenende hy heeft een soo treffelycke beachryvingho dor hoelo geschie denis op ryin gestclt, datse, alhoewel Bonder naem <les auteurs In 't licht crobrocht, meermaals door do j>©i"söo heeft moeten passecren." In, later jaren vinden we Pater Poirters terug als predikant en biechtvader. Een druk en vlijtig leven leidde hij, echter verhinderde dit hom niet oen heele rij werkjes dc wereld in te zenden en zoo hot terrein van zijn invloed cn arbeid uit te breiden vér buiten de enge kring, die hij als priester diende. Zijn eerste werk IJdelheyt des Werelts, in 1G49 als 'Ilet Masker van de Wereldt afghetrocken in defini tieve vorm verschenen, is zijn meesterwerk en werd flict populairste boeit Ln Zuid-Nodorlarvd gedurende twee eeuwen. Het Masker is in zooverre niot oor spronkelijk, waar het een latijnsoh emblemata werk, zi.l. de tgpus mundi in 1627 te Antwerpen verschenen, navolgde, populariseerde. De 18 platen zijn op één na, alle uit de Typus genomen, echter in plaats van dc bespiegelende, abstracte beschouwingen in 't ori gineel. groep Poirters ia 't volle leven en leverde als bijschriften pittige, levendige verzen en proza. Zijn verdere arbeid omvat: liet Duyfken in de Steen Hutse, oen reeks meditatiën op liet lijdon en sterven van Christus, geschreven speciaal voor hoogstaande, mystieke zielen; Vier Uyterste bedoeld als waarschu wingen voor de breede massa des volks; Rosalia en Borgia, twee hagiografieën (heiligenlevens); Den Spleghel van Philagie (te vergelijke met Catg' Maeg- denplicht) cn Heylich Hof van den Keyzer Theodosius. De laatste twaalf jaren zijns levens bracht de dichter als biechtvader cn prediker door te Mechclen, waar hij algemeen geliefd volksschrijver 4 Juli 1674 na een hevig lijden overleed. Wanneer we Poirter's oeuvre overzien, ontdekken wc daarin een scherp-gotrokken lijn en doel. Dat 1 doel was geen ander dun het volk opnieuw te bezie- len voor een ernstig-godsdienstig levens-ideaal. Zal dat evenwel mogelijk zijn, dan moet vóór alle dingei uit dc harten uitgezuiverd do ijdelheid der wereldscho gedachten en verlangens. Daarom begint Poirters met de ondeugden, de gebreken, de zonden te hekelen, het masker aan de wereld af te rukken, om haar in haar ware gedaante te kijk te zetten en afschrik wekkend voor de geloovigcn te maken. Daarna pas kan hij gaan leeren, stichten, opbouwen. Dr. Rombauts trekt do lijn door Poirters werk aldus: „(Met) afbrekerswerk, in zijn Masker verricht, was noodig om de menschen van liet voorbijgaande aard sche bestaan en de voorbijgaande genietingen af te wenden, opdat zc de oogen vrij zouden hebben, om, met het mystieke Duyfken in de Steen Rotse zich te zuiveren door meditaties op het lijden en dood van Christus, zich vervolgens te verdiepen in de schrikke lijke verwachting van de Vier Uyterste, om dan, op gewekt door de voorbeelden der heiligen, zooals de Maeghet Rosalia en Franciscus de Borgia zich een christelijken levensregel zooals Philagie en Theodo sius eigen te maken en zoo hem hemelsch heil te verzekeren." Het Masker van de Wereldt afghetrocken. Welke wereld heeft Pater Poirters op het oog? De wereld, niet gelijk ze uit de hand des Scheppers voortkwam, maar de wereld der verdorven lusten en vleeschelijke begeerlijkheden, welke krijg voeren te gen de ziel. Daar is bijv. dc schoonheid. Een goede gave Gods. Maar door de Zuiide gemaakt tot een machtige ver leidster der zinnen. Van die schoonheid waarschuwt Poirters: zij is teer cn vergankelijk, gelijk de zeep bel, welke bij de minste aanraking stuk springt en verdwijnt. Deze hoofdgedachte wordt uitgobeeld op de plaat van een bellenblazende jongen, met op den achter grond Absalom, wiens schoone haartooi zijn ongeluk wordt. Onder dc plaat staat: „Het verdwijnt, soo 't schijnt, cn 't vergue, daer "t staet". Verder komt de verklaring,van dc voorstelling in poëzie, waarna de aenspraek volgt van een 20 bladzijden proza. In deze aènspraek groepeert Poirters vele verhalen (ook his torische feiten) en anecdoten, alle om de ééne gedachte van de kortstondigheid dor aardsche schoonheid, om tenslotte daartegenover de ware schoonheid, nl. die der vroom hid to verheerlijken. Op dezelfde wijze bestrijdt dc dichter de mode, het tijdverlies, de hoovaardij der parvenu's, de lichtzin nige huwelijkssluiting, dc verkeerde opvoeding, spel en dronkenschap, verkwisting, gierigheid. Poirters heeft goed rondgekeken in -het leven, hij was geen aristocraat, die alleen in voorname milieu's vertoefde, geboren uit vrijwel onbemiddelde ouders in een nederig dorpje, heeft hij een groot deel van zijn welbesteed leven vertoefd en gewerkt onder volks- menschen. Van hun goede eigenschappen, maar ook van hun gebreken was Poirters op de hoogte als de beste: „gelyck het blaken, zegt hij, ick vlieg uyt op alle bloemekens endo ick kruyp in alle klockhuysekens, om tot vermaeck van den goetjonstighen leser wat te oogliston en honingk tc rapen". En Poirters beschikt over het noodige vernuft, over de noodige zeggingskracht, om zijn hekeling als een scherpe nagel diep in het geweten zijner hoorders en lezers te dringen Zoo zegt hij over het voorbeeld der ouders in de opvooding: „Het voordoen leert soo voel, want soo de oude songen, Dit siet men alle daogh, soo pypen oock de jongen; En soo de Moeder is, soo vindt men oock haer kindt, Gelyck men van grof vlas noyt fynen draet en spint. Dat ghy van hen begheert, leert hen dat eersts met wereken, Wilt gley dat 't schapen syn cn leeft niet als een vereken, Ghy weet het sekor wel, cn siet liet in uw huys, Al wat van katten kooit, is happich naer de muys". Volkschc levenswijsheid, goede vermaning in pittige, aangename vorm op groote schaal verspreiden, zie daar Poirters' doel. En do ongekende populariteit, speciaal van het hekelende Masker, Is er bewijs voor, dat hij daarin geslaagd is, dat hij althans door een gedeelte van zijn volk als een geschikte leermeester is erkend on aanvaard. Mij dunkt, dat gelijk dit ook ge schied is bij zijn Noordncdeiiandsche collega Cats, van wie sommige gezegden nóg leven onder het volk volo zijner pitt.igc aforismen m de dagelij'k- schc conversatie-taal der toenmalige Vlamingen zijn opgenomen: „Soo meyncn mosschelen datse visch syn als sy uyt haer schelpen geraken"; „Herder is eeri dorp ver teert als een huys gewonnen"; „Die een glasen huys heeft, moet geen steerun op syn Buurmans dack werpen", „Pillen en den tetrlinck steen, Die hebben samen dit gemeen. Dat sy purgeeren beurs cn macgh Vele van zulke gezegden cn spreekwoorden leefden ook in Poirters' tijd onder liet volk, hij nam ze over en vond daarmee onmiddellijk aansluiting bij zijn eenvoudige lezers. Is het niot treffend gezegd van gierigaards: „Ick laet u eens pcysen hoe noode dat die sterven; want hoe eenen tant dieper in 't vloeech staet, hoe hij met meerder pyne wort gotrocken"? Neen bet is niet literair verfijnd en wij in onze jiypercultuurtijd eijn geneigd jliet wat plat te noe men ,maar men kan toch aan zulke inldrukkrngetl geest niet ontzeggen: als het vereken droomt, dun is l altydt van draf'; hy koopt den honing dier, dia, hem van de doorens moet lecken." Heeft Poirters eerst het Masker van de Wereldt af ghetrocken, met Het Duifken in dr Siem-Rotse begint hij het positieve deel zijner levenstaak: het leven voorstellen als een pelgrimstocht en de zielen tegen de nooden en moeiten op die weg sterken door do overpeinzing van het lijden van Christus. Anders ge zegd: hij wekt de geloovigen op tot de ware navolging Christi, die naar Roomsche opvatting bestaat in het volkomen inrichten van het leven volgens Jezus' leven. Wie dat doet, zal ondervinden, dat „hetgene kruyeen syn op de aerde, dat dat kroonen sullen syn in tien hemel." Wy syn doch Pelgrims alle gaer, Wij hebben hier geen vaste steden, 't Is hier al droefheyt voor en naer, Soo langh wy syn beneden. Dat is het leven van ons al, Dan hier eens komen en weer acheyden, Den wegh loopt door het tranen-dol. Die ons naer huys sal leyden, O Vaderlandt, o Vaderlandt, Wanneer suit gy my eens ontfangen? Tot u is 't dat mijn herte brant En sucht met groot verlangen. Een forscher, feller toon slaat Poirters in zijd j" Nieuwe Afbceldirujhe van de Vier Uyterste aan. Daar» in lokt hij niot met de lieflijkheid van 't evangelie, dooh daarin dreigt hij de onboctvaardigen met do eeuwige straffen der hel. Een soortgelijke tegenstelling, als er bestaat tus schen Het Duyfken en de Vier Uyterste, in overeen stemming met hot verschillend publiek waarvoor zo bestemd waren, treffen we ook aan bij Poirtera* beide laatste geschriften. Den Spicghel van Philagie bevat de Icveneregelg voor de uit de wereld teruggetrokken, bespiegelende, ascetische maagden: „vrome plichten vnn stille, in getogen vrouwen op een begijnhof in oen klooster, waar het gerucht van de straat slechts komt weg sterven." „Myno acnspraock is aen u, o Philagie, aen eend Rosalina, godtvruchtighe en vlytighe Meegden, die door het tydelyck het eeuwig zoeken to winnen, die met don Ós van Ezechiël gaen met de voeten langs de aerde, maer lebben haere vleughelen gespannen! nae den Hemel. Het is dan een wyze Macgd, die haer geduerig by Kork en Werk zal houden, overzulck* zult ghy den tydt en den dag met eene heylighe gio- righeyd waernomen, jae zelfs gcenc snippelingen daefl van lacten verloren gaen .maer alles in Godtvruohtiga en lofbaere oeffeninghen besteden." Zoo zal hoe langer hoe sterker het verlangen woo den in do ziel: Hoe lang zal ik o God, hier dan nog moeten toeven? Want veer' van u te syn, is naer zyn hy '1 bedroevend Gelukkig, die verlost zijn uyt dit tracncn-dael, En Godt nu zien in Godt, cn in Godt altemael. Het Heylich Hof van den Keyser Theodosius daar--, entegen richt, zich weer tot het groote publiek. Alst uitgangspunt, cn basis neemt Poirters de geschiedenis van dc BUantijnsche keizer Theodosius en zijn zuster Puleheria. Op eenvoudige vaderlijke toon deelt ook. in dit laatste, posthume weTk de oude geestelijke aar.' zijn geliefde volk wijze levenslessen uit, in betrekking tot alle mogelijke wereldlijke en geestelijke zaken. Dr Rombauts vermeldt dit aardig voorbeeld, waar in dc dichter waarschuwt tegen overlading Ln do opvoeding mot een verwijzing naar het doen van da kaarsenmaker met het katoen: „Sy en sitton niet gedurigh met liet lemmet of katoen In het vet. Necu voorwaer, maer als sy eens gesopt hebben, dan han gen sy clie ter syden, op dat het ontfangen ruet daer aen sonde verstyven, cn als dit nu al oengelyft is, volghter een tweede soppinghe, daer naer een derde, ende soo voorts; siet, dat verpoosen, en dat loeten koud wonden, doet alles beklyven." x). Lcdeborg/Gcnt. N.V. Drukkerij Erasmus (1930)« xi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 14