EEN MOEDER IN ISRAEL
EEN KOFFIEPRAATJE.
LETTERKUNDIGE AANTEEKENINGEN
68
a
Door Dr. J. VAN LONKHUYZEN
Nog een laatste artikel over Mary Slessor om to
'doen zien wat een eenvoudig, verlegen fabrieks
meisje voor de Zending kon zijn. Mocht het onze jon-
ceilochters tot grooter liefde voor de Zending in gebed
en woord en daad opwekken. Waarom niet een natio
nale bond van vrouwen, die op haar wijze de Zen
ding steunen? Elders zijn ze en doen kostelijk werk.
Na aan de kustplaatsen gewerkt te hebben, ging
Mary naar het binnenland van West-Afrika. Een
blanke was er nog nooit geweest Aan het begin van
de bosschen stonden gewapende negers, die niemand
doorlieten. Zij, de stammen achter de kust stammen,
deden den slavenhandel en den drankhandel met het
verre, erre binnenland en dies moest ieder and-zr
daarbuiten blijven. Zelfs het Engelsche gouvernement
had er zoo goed als niets te zeggen. Maar Mary, die
langs de kust met enkele handelaars kennis gemaakt
had en wie de ellende van die stammen op de ziel
woog, ging.
Het waren lichamelijk grooter en forscher stam
men waar zo kwam, dan die langs dy kust. Ep ook
meer intellectueel waren ze. Doch tegelijk veel meer
nog dan die aan de kust verzonken in satanische
laagheid en in zonden, waarin maar een heidenvolk
zinken kan. Ze waren immer in vete en oorlog, in
moord en kannibalisme levende. En sommige van die
stammen telden milliocnen manschen.
Talloos velen waren de stamhoofden, wier bezit
tingen bestonden uit vrouwen, kinderen, vee. Drin
ken en vechten was het dagelijksch leven. Heelc vaten
vol rum, uit Engeland ingevoerd of zelf gemaakt,
werden in nachtelijke drinkpartijen verzwolgen.
Als iemand van positie stierf, dan was dit, zoo
meende men, door tooverij en de tooverdokter wies
persoon na persoon aan, of soms heele dorpen die
er schuldig aan geacht werden. Dan werden deze per
sonen, of wie men uit het dorp vangen kon, aan
ketenen gebonden en meegesleept en moesten zc door
het Godsoordeel van met kookende olie overgoten te
worden of de giftbeker te drinken hun onschuld
bewijzen. Als ze er ongedeerd afkwamen wat van
zelf maar zelden gebeurde waren ze onschuldig.
Onder gedrink on vroolijkheid werden zoo heele ge-
talen „schuldigen" gevonden en het hoofd afgeslagen.
Met een doodc werd een groot deel van zijn huis
houding hem als gezelschap in de andere wereld
meegegeven. En dat ging naar rang en rijkdom. Ze
werden daartoe geslacht en met den doode begraven.
Een paar maanden voor Mary zich in Okoyong, de
plaats waar zij zich zette kwam, was een hoofd van
middelmatige middelen gestorven. Met hem waren
begraven niet minder dan 8 slaven, 8 slavinnen, 10
meisjes, 10 jongens, 4 vrije vrouwen, behalve dege
nen die gestorven waren door de giftbeker te drinken.
En dit ging jaarlijks zoo door. Mary rekenitle uit, dat
jaarlijks aldus niet minder dan 150 menschcn ge
offerd werden in eon cirkel van 5 uren gaans. En
dan nog hetzelfde getal van die door de gods-oordcc-
len stieiven of door onthoofding op een beschuldiging
tvan ziekte veroorzaakt te hebben.
Jenever, geweren on ketenen waren hoofdartikelen
.Tan den handel.
Jenever ward zelfs aan die kinderen gegeven. Het
was het loon, dat voor werk betaald werd. Iedere
boete kon daarmee betaald worden. Iedereen dronk
het, en sommigen dronken het al dwn tijd. Gevechten
waren cr hot resultaat van. Dan werden de geweren
gebruikt En daarnu do ketenen voor de overwonne
nen. Vrouwen waren niet zelden het ergste in het
drinken. Tot nog toe had geen zendeling zich onder
deze stammen gewaagd. Maai' Mary Stressor ging en
ging onder hen wonen. In Juni 1888. Alleen. Maar
God was met haar.
Ze stapte uit de cano aan wal. Het heele dorp liep
nit. Men is verwonderd owsr liaar moed om alleen
te konten. De toespraak over Gods liefde wekt aller
verbazing. De hoofden beloven haar grond voor een
school. En zij beloven haar dezelfde privileges als
het zendingshuis te Calabar had. Een vrijplaats voor
vervolgden of met den dood bedreigden.
Zij ging terug in de cano om haar huisraad te
halen en op 4 Augustus 1888 was ze terug. In den
nacht. Alleen door het donkere woud. Mot vijf kleine
aangenomen kinderen. Terwijl do regen neergoot en
er niemand was oin haar te verwelkomen. Met moet,
als men clc beschrijving van haar aankomst leest, ver
baasd staan over haar geloof, haar moed en haar
takt. Een vrouw, die van aanpakken weet
Zoo begon zij haar school tin evangelisatie daar.
Terwijl het hoofd van het dorp zoo vriendelijk was
haar en haar kinderen tot verblijf voorloopig een
„kamer" in zijn harent af te staan. Waar ze onbe-
Nchrijfcliiko dingen zag, toornende hoe diep des men
schen natuur verdorven is.
Maar zij overwon. Door haar liefde, zelfverlooche
ning cn IteslLsMtoiiA Temidden van al do dronken
heid, het vechten en moorden, die verwarring on het
amok maken begon zij meer en meer invloed op hot
wilde leven der inboorlingen te krijgen. Men had
respect voor haar. Menigmaal trad zij inet gevaar van
eigen leven voor gevangenon, die men een godsoor
deel wilde laten ondergaan of in bijgeloof wilde doo
lden op, en bewerkte hun vrijheid.
Men begon haar zegen rijken invloed en vn>de-
tnakenden geest te waard oer cn, bouwde een „huis"
voor haar alsook otin kerk, en langzamerhand won
zij Okoyong. Zij preekte Zondags G of 7 maal, ging
op haar bloote voeten door het bosoh van plaats tot
plaats.
Ze had een kamer op onderscheidene dorpen, zoo
wel voor haar algen gemak als voor haar invloed
onder het volk, dat dïazc wisten dat zij voor hen
zorgde. Ze ondcrwoes cr de jeugd, verbond dc kran
ken, loste disputen cn kwesties op, stiolilto vrede,
predikte het Evangelie.
De gruwel van do tweelingen-moord cn het w.f?
jagen van de moeder, het wegwerpen van kinderen
enz. werden nog govonden, maar toch het gebeurde,
dat de moedur weer terug kon komen. Ze kreeg zoo
steeds meer verlaten kinderen in huis, bijv» een kind
dat zes dogen en nachten langs den weg in het bosch
gelegen had, en wonder genoeg niet door luipanrds
en slangen verslonden was, hoewel do mieren er ga
ten in gegeten hadden. Het herstelde en werd een
van Mary's beste helpers.
Inderdaad, zij deed wonderen. Meer dun eens stond ze
tusschen twee stammen, gereed op elkander in oorlog
los te gaan. Ze verbood hen te schieten of te vechten
en gebood ze daarna, hun geweren naast haar n?er
te leggen. Ze deden het! Ieder op een hoop, rechts
en links van haar. De hoopen waren eens 5 voet
hoog. Haar intens geloof en gebed hielden hnar op
de been in haar eenzaamheid en gaven haar kracht.
Want ze was een orwak menschje. Niet groot van
postuur. Ze bemerkte telkens dat een ongeziene
kracht de menschen aan haar onderwierp.
Ze kon soms voor dagen en nachten bij vechtende
partijen of voorgenomen moortien zitten, totdat de
oorlogs- of moordzuchtigen eindelijk toegaven en
haar beloofden hun plannen niet ten uitvoer te zul
len brengen. Om eigen comfort gaf ze niet Door regen
en wind door het bosch, krioelende van slangen en
wilde beesten, ging ze, als zij bij dag of nacht, hoorde,
dat er in de buurt iets aan de hand was.
De menschen noemden haar „moeder" of „Ma", een
eeretitel. De verhalen van haar inoed en tact en ge
duld zijn te talrijk om ze neer te schrijven. Slechts
één zooals er velen zijn, „Loop, Ma loop, daar is
wat aan de hand." Zoo luidde de beteeken isvol le
boodschap van een boodschapper, die haar tuin bin
nen komt stormen. Zij ging aanstonds op pad. Een
hoofd was gestorven en nu waren zc bezig diep in het
ltosch, ten einde haar tusschenkomst tc vermijden de
gifprocf toe te passen. Vier dagen cn vier nachten zat
ze daar. zonder afleggen van haar klcoren, zonder
slaap. De mannen dachten, dot ze het opgeven zou,
maar zc gaf 't niet op. Des nachts maakte ze groote
vuren om de wilde dieivn af te wccren, die uit het
bosch kwamen aansluipen en met hun glazige oogen
haar aanstaarden, eer ze, bang voor de vlammen,
weg gingen. Eindelijk gaven de mannen toe en de
levens van velen in ketenen gebonden -werden ge
spaard."
Dan weer was het: „Loop Ma, loop. Tweelingen zijn
geboren en de grootmoeder vermoordt de tweelingen
of werpt ze op de mestvaalt Ze liep en nam ze in
haar armen, zoo ze nog leefden, naar haar huis.
Toch onder dat alles won ze sleede meer grond en
invloed. Het werd een geheel andere omgeving dan
enkele jaren geleden. Al waren de gruwelen niet in
eens overwonnen. Wat een vreugde moet liet voor
haar geweest zijn, toen er voor 't eerst Avondmaal
gehouden kon wordwn on een zendeling kwam om
het tc bedienen en een getal bekeerlingen aanzaten,
tegelijk ook met een moeder vun tweelingen. Wat
vroeger zouden ze voor geen geld in de nabijheid van
zulk een „vervloekte" gekomen zijn.
Mary oelde, dat het nu tijd werd. dat een vaste
predikant haar plaats innam. Zij achtte zich ge
roepen alleen voorbereidend werk te doen. En na
een verlof na Schotland ging ze toen naar de vele
dagonreizens op wonende noordelijke stammen, die
den roep hadden van de wildste en wreedste van
allen tc -ijn. Daar begon ze opniuuw. Dit waren kanni
balen. die een reeks stammen onderworpen hadden
en geregeld menschen voor offervlcesch of kanni
balen-earn evals of slaven leverden. Deze stam haal
de de r'aven vroeger voor Amerika. Hier ging ze
heen, in 1902, om er te werken tot 1910, hnar 54e tot
baar 62e jaar te besteden. Over die paden gedu
rende ecuwen door slavenvocten betreden om naar
de kust gebracht, daar getaxeerd en verkocht te
worden, ging Mary Slessor inet hoor Bijbel. Daar was
nog een slavenmarkt toon zij er kwam. In 1902! En
verder op kannibalisme in zijn ergste vormen.
Juist voor ze aankwam was cwn hoofd gestorven
en op do begrafenis waren, met de noodige jenever
er bij, zestig slaven gedood cn opgegeten. Op een
zekeren dag vernam zo hoe 25 slaven naast elkaar
gezet waren, in een rij, met do handen op hun rug
gebonden, een man kwam met een groot mes en sloeg
óén voor cón het hoofd af. Zoouls in do groote sla
gerijen het vee geslacht wordt Zo worden daarna
gegeten.
Op dien weg en naar dat volle ging Mary. Een van
de mooiste waterwegen en door het schoonste na
tuurschoon van West-Afrika. Maar tot het diepst ge
zonken en wreedste volk. Tot de Aros, diti dc 4 mil-
lioon menschen van de Ll>o stam domineerden. De
Aros woonden in 20 of 30 steden door diit ruimti dis
trict, naar hen heette het district AroCliuku. In de
hoofdstad was in een meer, verborgen achter bos
schen een eiland. Daar werden do wildste orgieën
gehouden door de priesters. Menschen in grooten
getalen gegeten en jenever gedronken. Toen onge
veer tegelijk dat Mary er kwam, het Engelsche gou
vernement er een expeditie heengezonden had. en
met gewapende macht de poorten van dit heiligdom
openden vonden ze er vele ketels wuar vleesch in
gekookt werd, teege flessoheil en een zeer groot ge
tal monsoh en-schedels. Deze priesters waren de agen
ten voor den slavenhandel en den verkoop van
menschen. Korte jaren voor Mary's komst in 1902
was een partij van 800 inboorlingen naar (leze pries
terstaf en hun orakel dc „Lange Juju" gekomen om
hut orakel te raadplegen over gerezen moeilijkheden.
Zij worden door de priesters in oen dorp dicht bij
gehuisvest, en partijen van 10 tot 20 menschcn wer
den regelmatig van hen genomen, oogcnschijnlijk naar
het orakel, maar orn nimmer weder tc keeren. Zij
werden of gegeten, of als slaven verkocht Slechts
130 wisten tenslotte te ontkomen.
Mary hod van de wreedheid van dit volk gehoord
door vluchtelingen die tot haar gekomen waren. Toch
ging ze. Ongeveer tegelijk dut het Engelsche gouver
nement er een afdeeling soldaten heengezonden hal
om de slavenhandel en het kannibalisme der Aros
te stoppen. In alle huizen vonden deze afgodsheelden
besmeerd met menschenbloed. Maar het land was
nog in oproer en dw dingen gingen In het geheim
door. Een gouverneur verklaarde later: Het was
meer door den arbeid van Miss Stessor don door do
soldaten, dat de praktijken ophielden en er een vreed
zaam leven kwam.
Hier zette Mary op drie strategische punten haar
lokalen. Hier begon ze tenslotte niet een zendelinge,
die den moed had tot haar over te komen, school- en
evangelisatie-onderwijs. Met dezelfde vasthoudendheid
en beslistheid, de liefde en dc zelfverloochening als
voorheen. Merkwaardige voorbeelden van haar moed
tin van haar overwinningen worden er .vermeld. Tot
eindelijk ook daar een kerk gebouwd kon worden.
In 1910 ging ze toon naar een andere plaats in dat
district, waar ze tot haar dood (1915), op GG-jarigen
leeftijd, gearbeid heeft.
Heden zijn er in dit gewest van Mary Slessor
50 kerken en scholen. Met ongeveer 1500 leden en
2000 scholiercnl
Hier. in Use. is zij krank geworden en ingegaan
in de vreugde haar 's Heeren, die ze met zooveel ijver
en trouw op aarde gediend had, in ootmoed en zelf
verloochening. Ze werd begraven onder enorme toe
loop in Calabar. „In Jezus ontslapen" was dc tekst
van den prediker bij haar graf.
Een dame uit Den Haag schreef me, dat ze dit boek
in het Hollandsch vertalen wilde. Prachtig! Ik lioop
dat zo er een uitgever voor vindun kan.
En lees het dan, mijne zusters. En zit stil en bidt,
gij moeders, dut onze kinderen ieder op zijn wijze ook
zoo overvloedig in het werk des Heeren zijn mogen.
Als men dit leest, dan schamen we ons over onze
moedeloosheden, zelfzuchtigheden en kleinheid van
ziel. En dan wordt het werk des Heeren groot. En
wordt de ziel opgeheven tot het doen van dat werk
met moed en ijver en alle kracht.
UEd. moge er van denken of zeggen wat U wil,
maar ik kom er eerlijk voor uit: ik houd van m'n
bakje koffie. En 'k ben heusch de éénige niet!
Wanneer 't hier 's morgens half elf geworden is
en de koffiejuffrouw nóg niet is gearriveerd, dan is
op menig gelaat merkbare onrust te constatceren.
Die onrust men versta mij wel geldt niet do
dienende Martha, maar 't geurige product, dat zij
gewoon is omstreeks genoemden tijd binnen tc bren
gen.
Er is van de koffie ook wel eens minder gocdo
dingen verteld, 'k Heb eens een zachtmoedig herder
en lecraar hooren zeggen, dat er heel wat dominees
bij 't gemoedelijke koppie-koffie-uit-de-kerk zijn ver-
moord
Maar ieder onbevooroordeelde zal moeten toestem
men, dat dit niet zoozeer de schuld is van de koffio
als van degenen, die aan haar de liefde van hun
ha# hebben verpand.
Nu ik de combinatie koffie en dominee overdenk,
schiet mo opeens te binnen wat onze onvergetelijke
Penning vertelde over zijn verblijf in Zuid-Afrika.
Daar ontmoette hij een ambtsdrager, die wijd en zijd
als de „koffie-oudcrling" bekend stond. Daar de do-
Hen spotprent op *1 koftiedrlnken,
nlt 't jaar 1750.
minoc op z'n huisbezoek geen kans zag al ide fitinï
aangeboden koffie te verzwelgen, liet hij dit deel
van 't ambtelijk werk aan genoemden ouderling over,
die daarvoor een speciaal ingerichte maag bleek to
bezitten.
U kunt dit alles gerust als anecdotes beschouwen
er is over de koffie nog hdfcl wat belangrijkere
mee te doelen.
Bij dc geleerden heet de koffieboom „Coffca
arabica". Zijn zaden toveren een thans over alle cul
tuurlanden verbreid genotmiddeL
Dc oorsprong van het gebruik der koffie is ombe
kend. Tal van legenden zijn in omloop; deze wijzen
als het land van oorsprong Abessinië aan en Zuid-
Arabic als hot land, waar de koffie het eerst als ge
notmiddel wend gebruikt
Ook meer betrouwbare berichten melden, dat Ara
bische koffie in het Abessinische hoogland wild
groeit en door de Arabieren naar de kust, van dó
Roode Zee is overgebracht. Een Arabier bracht do
zaden cn het gebruik orvan in het begin van do
16de eeuw vun Mekka naar Aden over.
In de 10de eeuw kwam de koffie in Europa in ge
bruik. In het midden van de 18de eeuw was het ge
bruik van koffie reeds onder de burgerlijke bevol
king van Europa zeer verbreid en werd er een le
vendige handel in de havenplaatsen in gedreven, on
danks liet feit, dat het gebruik om sanitaire en voor
al mercantilistischc redenen herhaaldelijk verboden
of althans bemoeilijkt werd, en tal van surrogaten,
die minder schadelijk heetten, werden ingevoerd'.
Vooral in dien eersten tijd stond de koffie aart
felle bestrijding bloot. In de kerk werd er tegen go-
preekt en de carioatuur gaf menige aardige ajiot-
prent, waarvan wij er liicr oen tweetal rcproducoc-
rcn.
In den loop van de 19de eeuw heeft ziah de koffie!
tenslotte tot alle logen van de bevolking van Europa
toegang versohaft en het gebruik van wijn en bier op
ieder tijdstip van den dag verdrongen.
n
63
P'IUUIIUIUIIUUIIIUIIIUUI'HI
iiiiiiniiiiiiiiiiiiii
niiin=
PATER ADRIANUS POIRTERS
Leven, en Werk.
I.
Beslissend is de tachtigjarige oorlog geweest voor
de ontwikkeling zoowel van Zuid als van Noord-
Nederland. Het laatste heeft zich tot groote bloei
cn welvaart weten op te werken, en beeft daarbij
vele krachten uit het Zuiden tot zich getrokken, bet
gebied der Spaansch-Oostenrijksche bestuurders ver
kommerde steeds meer en geraakte in diep verval.
Met de maatschappelijke, economische on staatkun
dige opvaart hield in de Republiek der Zeven Pro
vinciën een heerlijke ontplooiing van kunsten en
■wetenschappen gelijke tred. In het Zuiden daarentegen
kon 't letterkundig leven rtiet tot normale opbloei
geraken: „de tijden waren er te onrustig en beroerd
omdat de dichters met kalme bezonkenheid in de
beschouwing van de schoonheid zouden kunnen op
gaan," zegt Dr Edward Rombauts in zijn studie over
Leven en Werken van Pater Adriaans Poirters S.].1)
In vergelijking met de levenskrachtige en schoon-
heidsvolle Noordelijke literatuur der 17o eeuw slaat
de letterkunde der Zuidelijke Nederlanden rnaar een
poover figuur. En waar de literatuur in de Republiek
zich onbelemmerd kon ontwikkelen tot een geheel
zelfstandige en onafhankelijke kunst, bleef ze in de
Spaansche Nederlanden op 't nauwste verbonden met
de groote beweging van dc Contra-Reformatie, welke
mede gesteund door het zuiverende en consolideerende
Concilie van Trente over geheel West- cn Midden-
Europa met kracht werd doorgevoerd.
Het waren met name de leden van de Sociëteit van
Jezus, welke in die streken een geweldige actie heb
ben gevoerd, om ze tot een bolwerk te maken tegen
dc vanuit 't Noorden immer dreigende ketterij. Zij
wierpen zich op 't onderwijs, de wetenschappen, op
dc kunsten, zij drukten hun stempel op het cultureele,
godsdienstige en artistieke leven der S|>aansche Ne
derlanden. Vooral waren deze Jezuietcn doordrongen
,van het groote belang der lectuur voor de volks
opvoeding. In de Afbeelding he van de eerste eeuwe
der Societeyt Jesu lezen we bijv.: „de vrucht die uyt
dc boccken komt, is dies te meerder en achthaorder,
hoe sy haei verder door de wereld uytstreckt ende
laugher van duere is als dc menschen selve, van wie
sy voorkomt." Aansluitende bij de geest van de tijd
de Jezuicten zijn altijd uitstekende psyohologen ge
weest! gebruikten zij ter verspreiding van hun leer
en ideaal vooral twee genres: 'l geestelijk lied en de
emblemataboeken, de laatste aanvankelijk in 't latijn.
later ook in het Nederlandsch.
Deze gcbeele literatuur, welke geproduceerd werd
zooal niet uitsluitend door geestelijke auteurs daal
toch onder inspjrafie en auspiciën der Katholieke
kerk, werd gedragen en dooraderd door do geest
van Ignatius van Loyola, de stichter der Jezuïeten
orde, van de belijdenis der „tegenstelling tusschen
dc aaixLkhe en hemelsche liefde, tusschen de liefde
tot zich zelf en de bedorven natuur, cn de hoogorc
reinere, bovennatuurlijke liefde tot God. De liefde
tot zichzelf en de zondige natuur leidt tot de eeuwige
verdoemenis, de liefde tot God integendeel leert ons
bet aardsche verachten en geeft ons do eonige
taligheid."
Uit deze peest, uit deze ascetische cn moraliseercnde
literatuur is ook het werk voortgekomen van de be
kendste, van de ten onzent vrijwel alleen bekende
Zuidnoderlandsche dichter der 17o eeuw, nl. de
Jezuïetenpater Adrianus Poirters. Over deze moge in
dit artikel eön en ander worden mcegodocld naar
aanleiding en aan de hand van de voortreffelijke,
door de Akademie bekroonde studie van Dr Rombauts.
Over geboortejaar en -plaats van Poirters is veel
geschreven, Dr Rombauts komt tot de slotsom, dat
dc dichter in 1G05 't licht moet hebben gezien in
't Noord br&bantsche Oisterwijk. In 1618 werd Adriaan
gezonden naar 't Jezuïetencollege to Vllertogcnbosch,
waar hij o.m. onderwijs in PoësLs of Rhotorika genoot
[vun de latijnsche dichter Sidronius Hotschius, welke
in de kunstzinnige jongeling dc liefde tot de dicht
kunst heeft gewekt.
Na oenige jaren 1 eeraar geweest en in 1638 tot
priester gewijd te zijn, arbeidde -hij als eclioepskape
laan onder de Duinkerker matrozen.
„Gelegenheid te over zal de toekomstige volksschrij
ver gehad hebben om dat ruwe scheepsvolk grondig
to leeren kennen." Wat ten goodo gekomen is aan
liet echt-volksch karakter zij nor poëzie.
Fn 1638 trad Poirters voor 't eerst publiek op als
itlichtcr, hij gelegenheid nl. van do mislukte aanslag
vun Willem van Nassau op Antwerpen. De dichter
deelde in de vreugde der Antwerpenaren en gevoelde
zich „opgeweckt om de algemoeno blydschap met
'danck en lofdichten te betuighenende hy heeft
een soo treffelycke beachryvingho dor hoelo geschie
denis op ryin gestclt, datse, alhoewel Bonder naem
<les auteurs In 't licht crobrocht, meermaals door do
j>©i"söo heeft moeten passecren."
In, later jaren vinden we Pater Poirters terug als
predikant en biechtvader. Een druk en vlijtig leven
leidde hij, echter verhinderde dit hom niet oen heele
rij werkjes dc wereld in te zenden en zoo hot terrein
van zijn invloed cn arbeid uit te breiden vér buiten
de enge kring, die hij als priester diende.
Zijn eerste werk IJdelheyt des Werelts, in 1G49 als
'Ilet Masker van de Wereldt afghetrocken in defini
tieve vorm verschenen, is zijn meesterwerk en werd
flict populairste boeit Ln Zuid-Nodorlarvd gedurende
twee eeuwen. Het Masker is in zooverre niot oor
spronkelijk, waar het een latijnsoh emblemata werk,
zi.l. de tgpus mundi in 1627 te Antwerpen verschenen,
navolgde, populariseerde. De 18 platen zijn op één
na, alle uit de Typus genomen, echter in plaats van
dc bespiegelende, abstracte beschouwingen in 't ori
gineel. groep Poirters ia 't volle leven en leverde als
bijschriften pittige, levendige verzen en proza. Zijn
verdere arbeid omvat: liet Duyfken in de Steen
Hutse, oen reeks meditatiën op liet lijdon en sterven
van Christus, geschreven speciaal voor hoogstaande,
mystieke zielen; Vier Uyterste bedoeld als waarschu
wingen voor de breede massa des volks; Rosalia en
Borgia, twee hagiografieën (heiligenlevens); Den
Spleghel van Philagie (te vergelijke met Catg' Maeg-
denplicht) cn Heylich Hof van den Keyzer Theodosius.
De laatste twaalf jaren zijns levens bracht de
dichter als biechtvader cn prediker door te Mechclen,
waar hij algemeen geliefd volksschrijver 4 Juli
1674 na een hevig lijden overleed.
Wanneer we Poirter's oeuvre overzien, ontdekken
wc daarin een scherp-gotrokken lijn en doel. Dat 1
doel was geen ander dun het volk opnieuw te bezie-
len voor een ernstig-godsdienstig levens-ideaal. Zal
dat evenwel mogelijk zijn, dan moet vóór alle dingei
uit dc harten uitgezuiverd do ijdelheid der wereldscho
gedachten en verlangens. Daarom begint Poirters
met de ondeugden, de gebreken, de zonden te hekelen,
het masker aan de wereld af te rukken, om haar in
haar ware gedaante te kijk te zetten en afschrik
wekkend voor de geloovigcn te maken. Daarna pas
kan hij gaan leeren, stichten, opbouwen.
Dr. Rombauts trekt do lijn door Poirters werk
aldus:
„(Met) afbrekerswerk, in zijn Masker verricht, was
noodig om de menschen van liet voorbijgaande aard
sche bestaan en de voorbijgaande genietingen af te
wenden, opdat zc de oogen vrij zouden hebben, om,
met het mystieke Duyfken in de Steen Rotse zich te
zuiveren door meditaties op het lijden en dood van
Christus, zich vervolgens te verdiepen in de schrikke
lijke verwachting van de Vier Uyterste, om dan, op
gewekt door de voorbeelden der heiligen, zooals de
Maeghet Rosalia en Franciscus de Borgia zich een
christelijken levensregel zooals Philagie en Theodo
sius eigen te maken en zoo hem hemelsch heil te
verzekeren."
Het Masker van de Wereldt afghetrocken.
Welke wereld heeft Pater Poirters op het oog?
De wereld, niet gelijk ze uit de hand des Scheppers
voortkwam, maar de wereld der verdorven lusten en
vleeschelijke begeerlijkheden, welke krijg voeren te
gen de ziel.
Daar is bijv. dc schoonheid. Een goede gave Gods.
Maar door de Zuiide gemaakt tot een machtige ver
leidster der zinnen. Van die schoonheid waarschuwt
Poirters: zij is teer cn vergankelijk, gelijk de zeep
bel, welke bij de minste aanraking stuk springt en
verdwijnt.
Deze hoofdgedachte wordt uitgobeeld op de plaat
van een bellenblazende jongen, met op den achter
grond Absalom, wiens schoone haartooi zijn ongeluk
wordt. Onder dc plaat staat: „Het verdwijnt, soo 't
schijnt, cn 't vergue, daer "t staet". Verder komt de
verklaring,van dc voorstelling in poëzie, waarna de
aenspraek volgt van een 20 bladzijden proza. In deze
aènspraek groepeert Poirters vele verhalen (ook his
torische feiten) en anecdoten, alle om de ééne gedachte
van de kortstondigheid dor aardsche schoonheid, om
tenslotte daartegenover de ware schoonheid, nl. die
der vroom hid to verheerlijken.
Op dezelfde wijze bestrijdt dc dichter de mode, het
tijdverlies, de hoovaardij der parvenu's, de lichtzin
nige huwelijkssluiting, dc verkeerde opvoeding, spel
en dronkenschap, verkwisting, gierigheid.
Poirters heeft goed rondgekeken in -het leven, hij
was geen aristocraat, die alleen in voorname milieu's
vertoefde, geboren uit vrijwel onbemiddelde ouders in
een nederig dorpje, heeft hij een groot deel van zijn
welbesteed leven vertoefd en gewerkt onder volks-
menschen. Van hun goede eigenschappen, maar ook
van hun gebreken was Poirters op de hoogte als de
beste:
„gelyck het blaken, zegt hij, ick vlieg uyt op alle
bloemekens endo ick kruyp in alle klockhuysekens,
om tot vermaeck van den goetjonstighen leser wat
te oogliston en honingk tc rapen".
En Poirters beschikt over het noodige vernuft, over
de noodige zeggingskracht, om zijn hekeling als een
scherpe nagel diep in het geweten zijner hoorders en
lezers te dringen Zoo zegt hij over het voorbeeld der
ouders in de opvooding:
„Het voordoen leert soo voel, want soo de oude songen,
Dit siet men alle daogh, soo pypen oock de jongen;
En soo de Moeder is, soo vindt men oock haer kindt,
Gelyck men van grof vlas noyt fynen draet en spint.
Dat ghy van hen begheert, leert hen dat eersts met
wereken,
Wilt gley dat 't schapen syn cn leeft niet als een
vereken,
Ghy weet het sekor wel, cn siet liet in uw huys,
Al wat van katten kooit, is happich naer de muys".
Volkschc levenswijsheid, goede vermaning in pittige,
aangename vorm op groote schaal verspreiden, zie
daar Poirters' doel.
En do ongekende populariteit, speciaal van het
hekelende Masker, Is er bewijs voor, dat hij daarin
geslaagd is, dat hij althans door een gedeelte van
zijn volk als een geschikte leermeester is erkend
on aanvaard. Mij dunkt, dat gelijk dit ook ge
schied is bij zijn Noordncdeiiandsche collega Cats,
van wie sommige gezegden nóg leven onder het
volk volo zijner pitt.igc aforismen m de dagelij'k-
schc conversatie-taal der toenmalige Vlamingen zijn
opgenomen:
„Soo meyncn mosschelen datse visch syn als sy
uyt haer schelpen geraken"; „Herder is eeri dorp ver
teert als een huys gewonnen"; „Die een glasen huys
heeft, moet geen steerun op syn Buurmans dack
werpen",
„Pillen en den tetrlinck steen,
Die hebben samen dit gemeen.
Dat sy purgeeren beurs cn macgh
Vele van zulke gezegden cn spreekwoorden leefden
ook in Poirters' tijd onder liet volk, hij nam ze over
en vond daarmee onmiddellijk aansluiting bij zijn
eenvoudige lezers.
Is het niot treffend gezegd van gierigaards: „Ick
laet u eens pcysen hoe noode dat die sterven; want
hoe eenen tant dieper in 't vloeech staet, hoe hij met
meerder pyne wort gotrocken"?
Neen bet is niet literair verfijnd en wij in onze
jiypercultuurtijd eijn geneigd jliet wat plat te noe
men ,maar men kan toch aan zulke inldrukkrngetl
geest niet ontzeggen: als het vereken droomt, dun
is l altydt van draf'; hy koopt den honing dier, dia,
hem van de doorens moet lecken."
Heeft Poirters eerst het Masker van de Wereldt af
ghetrocken, met Het Duifken in dr Siem-Rotse begint
hij het positieve deel zijner levenstaak: het leven
voorstellen als een pelgrimstocht en de zielen tegen
de nooden en moeiten op die weg sterken door do
overpeinzing van het lijden van Christus. Anders ge
zegd: hij wekt de geloovigen op tot de ware navolging
Christi, die naar Roomsche opvatting bestaat in het
volkomen inrichten van het leven volgens Jezus'
leven. Wie dat doet, zal ondervinden, dat „hetgene
kruyeen syn op de aerde, dat dat kroonen sullen syn
in tien hemel."
Wy syn doch Pelgrims alle gaer,
Wij hebben hier geen vaste steden,
't Is hier al droefheyt voor en naer,
Soo langh wy syn beneden.
Dat is het leven van ons al,
Dan hier eens komen en weer acheyden,
Den wegh loopt door het tranen-dol.
Die ons naer huys sal leyden,
O Vaderlandt, o Vaderlandt,
Wanneer suit gy my eens ontfangen?
Tot u is 't dat mijn herte brant
En sucht met groot verlangen.
Een forscher, feller toon slaat Poirters in zijd j"
Nieuwe Afbceldirujhe van de Vier Uyterste aan. Daar»
in lokt hij niot met de lieflijkheid van 't evangelie,
dooh daarin dreigt hij de onboctvaardigen met do
eeuwige straffen der hel.
Een soortgelijke tegenstelling, als er bestaat tus
schen Het Duyfken en de Vier Uyterste, in overeen
stemming met hot verschillend publiek waarvoor zo
bestemd waren, treffen we ook aan bij Poirtera*
beide laatste geschriften.
Den Spicghel van Philagie bevat de Icveneregelg
voor de uit de wereld teruggetrokken, bespiegelende,
ascetische maagden: „vrome plichten vnn stille, in
getogen vrouwen op een begijnhof in oen klooster,
waar het gerucht van de straat slechts komt weg
sterven."
„Myno acnspraock is aen u, o Philagie, aen eend
Rosalina, godtvruchtighe en vlytighe Meegden, die
door het tydelyck het eeuwig zoeken to winnen, die
met don Ós van Ezechiël gaen met de voeten langs
de aerde, maer lebben haere vleughelen gespannen!
nae den Hemel. Het is dan een wyze Macgd, die haer
geduerig by Kork en Werk zal houden, overzulck*
zult ghy den tydt en den dag met eene heylighe gio-
righeyd waernomen, jae zelfs gcenc snippelingen daefl
van lacten verloren gaen .maer alles in Godtvruohtiga
en lofbaere oeffeninghen besteden."
Zoo zal hoe langer hoe sterker het verlangen woo
den in do ziel:
Hoe lang zal ik o God, hier dan nog moeten toeven?
Want veer' van u te syn, is naer zyn hy '1 bedroevend
Gelukkig, die verlost zijn uyt dit tracncn-dael,
En Godt nu zien in Godt, cn in Godt altemael.
Het Heylich Hof van den Keyser Theodosius daar--,
entegen richt, zich weer tot het groote publiek. Alst
uitgangspunt, cn basis neemt Poirters de geschiedenis
van dc BUantijnsche keizer Theodosius en zijn zuster
Puleheria. Op eenvoudige vaderlijke toon deelt ook.
in dit laatste, posthume weTk de oude geestelijke aar.'
zijn geliefde volk wijze levenslessen uit, in betrekking
tot alle mogelijke wereldlijke en geestelijke zaken.
Dr Rombauts vermeldt dit aardig voorbeeld, waar
in dc dichter waarschuwt tegen overlading Ln do
opvoeding mot een verwijzing naar het doen van da
kaarsenmaker met het katoen: „Sy en sitton niet
gedurigh met liet lemmet of katoen In het vet. Necu
voorwaer, maer als sy eens gesopt hebben, dan han
gen sy clie ter syden, op dat het ontfangen ruet daer
aen sonde verstyven, cn als dit nu al oengelyft is,
volghter een tweede soppinghe, daer naer een derde,
ende soo voorts; siet, dat verpoosen, en dat loeten
koud wonden, doet alles beklyven."
x). Lcdeborg/Gcnt. N.V. Drukkerij Erasmus (1930)« xi