(Vervolg)
aan den rand van een uitgestrekte vlakte
GROOTVADERS KLOK.
Mijn grootvaders klok was een deftige klok
Met haar uurwerk zoo goed en secuur,
En zij liep zoo geregeld, want negentig jaar
Verkondde haar stem reeds het uur.
En op grootvai «rs dag, toen hij 't levenslicht zag,
Kwam de klok ook het huis In meteen,
Maar op eens bleef zij staan. Om nooit meer te gaan,
Toen 't doodsuur van d'oudc verscheen.
Als knaap reeds had Grootvader menige keer,
Aan de klok zijn geheimen verteld.
En haar slinger steeds volgend, al heen en ul weer,
Werd 't lief en het leed hem vermeld.
En met vroolijken slag, Riep de klok hem „goendag",
Toen als man, met zijn bruid hij verscheen,
Maar op eens bleef zij staan, Om nooit weer te gaan
Toen d'oude van d'aardc verdween.
In ijver was niemand de klok ooit gelijk,
Zelfs geen knecht, die in trouw haar geleek,
En in ruil daarvoor vroeg zij slechts luttele zorg:
Het opwinden één maal per week.
Nimmer ledig of lui. Gaf zij nooit'nog den brui
Vun haar plichten, was immer te vreen.
Maar op eens bleef zij staan, Om nooit meer te gaan,
Toen 't doodsuur van d'oude verscheen.
Op eenmaal te midden der doodstille nacht,
Ontwaakten wij hevig ontsteld:
Want de wekker der klok, in geen Jaren gebruikt,
Liep af met vervaarlijk geweld.
En nog tikte zij voort. Ofschoon dof en gesmoord,
Doch wij hoorden 't met angstig gebaarl
Maar op eens bleef zij staan. Om nooit meer te gaan,
Want 't doodsuur van d'oude was daar.
Uit: De Vlaamsche Zanger, 2c deel.
ImdSanen nog meer begunstigd, dan de zorgeloosheid
waarmede de heele troep naar de vlakte gereden was.
Het opperhoofd \an de Rood en had de moesten van
zijn krijgers in de nabijheid van de beek laten poet
vutten. Het was toch te voorzien dat ze dien weg, dien
zij al zoo lang gereden hadden, zouden blijven volgen
Hij was nauwkeurig op de hoogte gehouden van het
«!oen en laten van de Blanken. Vanaf de hoogte had
hij hen steods laten bespieden. Nu had hij een streng
bevel gegeven, dat ieder op zijn aangewezen plaats
moest blijveji, tot hij het toeken van den aanval ge
geven had. T)o Indianen aan de strengste discipline
gewoon, hadden 6tipt zijn bevel opgevolgd.
Torustalk kwam nu op de plaats van het gevecht
Een kort bevel en de Blanken werden weggebracht,
of. voor zoover zij verdoofd waren, gesleept.
Tecumseh en zijn drie makkers van de Ohio moes
ten zien, of alle jagers en boeren gevangen waren.
Er ontbrak niemand.
Het opperhoofd verwaardig'» de Blanken met
geen blik meer. Hij liet hun narden opvangen, die
voor 't grootste deel in de nabijheid liepen.
Dan zond hij een grooten troep uit, om de verborgen
paanten van zijn krijgers te halen.
Zoo gauw die aankwamen stegen de Shawano's op.
De Blanken, die intusschen weer bijgekomen wa
ren, moesten ook opstijgen. Hun voeten worden met
lange riemen onder den buik dor paarden door, bij
elkaar gebonden.
De Shawano's verzamelden de buksen van hun ge
vangenen en onderzochten of deze nog verborgen
wapens bij zich hadden.
Toen reed de troep in gestrekte»! draf naar hun
dorpen.
HOOFDSTUK IV
Na een moeilijken rit van twaalf dagen kwamen de
gevangenen, begeleid door Tecumseh en veertig In
dianen aan den rand van een uitgestrekte vlakte.
DE VLIEGENDE PIJL.
'N INDIANÊN-VëRHAAL.
Een groote, bijna naakte, Shawano sprong op zijn
broodier toe. Hij greep hem bij den keel en sleurde
hem achten* larts van het paard. Nauwelijks was de
jonge Wagner weer op de been. of hij weid over
stroomd door een golf van roode krijgers.
Het stille, vriendelijke dal werd vervuld met het ge-
Co «leurde hem achterwaaita van hel paard
brul tier Shawano's. Achter ietleren struik kwamen
Indianen vendaan. Allen waren beschilderd met de
kleuren van krijgers. Wilde vechtlust straalde uit
bun oogen.
In vollen ren, zonder zich in te houden, wierpen
Zij zich in 't gevecht En, als de Blanken «len tijd
tot verdediging gehad hadden, was er niet één lo
vend afgekomen.
Gelukkig voor hen was de overval zóó plotseling,
dat er geen enkel schot weerklonk. In enkele oogen-
blikken was alle tegenstand gebroken en lagen allen,
de boeren zoowel als (1e jagers, gekneveld cn ge
deeltelijk verdoofd op den gronxi.
Het oorverdoovend gehuil, dat de Shawanos' bij
den overval uitgestooten hadden, hield onmiddel
lijk op.
De Blanken hadden bij hun rit uit de dalengte in
•en lange rij gereden. Dot had den aanval van de
De overige Indianen had Tornstalk in hun dorpen
achtergelaten. Hij zelf was vooruitgereden.
De gevangenen hadden den tocht geblinddoekt af
gelegd en de weg door het woud had hun krachten
uitgeput.
Zij haalden veriioht adem, nu zij het Indianen
dorp voor zich zagen liggen. Ze wisten uit de schaar-
sohe modedeelingen der Shawanos, dut dit het eind
doel van din tocht was.
Eindelijk zouden ze dus zekerheid krijgen aan
gaande hun lot
Ze zagen een groot maisvcld voor zich, dat zorg
vuldig bebouwd was, en waar dc typische wachters
hutten hoog boven uitstaken.
Naar het Noorden liep de open ruimte in een kleine
rotsachtige hoog-te uit en aan het uiterste puntje
zagen zij Ghillicothc liggen.
Een smalle rivier kwam van het Noord-Oosten en
doelde de vlakte in tweeën. Op hun weg naar het dorp
haddein zij gelegenheid te over, om dc ligging van de
plaats goed op te nemen, daar men bij het betreden
van de vlakte de blinddoeken afgenomen had.
Zij reden een langzaam ofloopende heuvelrug langs,
die dwars door het maïsveld liep en die spaarzaam
niet gros begroeid was. Hier iin daar stond een en
kele zwarte eik. Rechts en links golfde het groene
veld daarachter, in bet Nooivten en Westen verhie
ven zich bergtoppen, welke met dicht bosch bedekt
waren. En daar ook in 't Oosten en Zuiden, waar zij
van daan kwamen dichte bossuhen die hoogten be
dekten zoo lag het veld in een van alle kanten voor
dc wind beschut dal; dat slechts naar het Z.W. den
«ave) vloeiende Scioto een smalle bedding liet.
Ghillicothe zelf, het dorp lag in een scherpe bocht
van de rivier, dicht bij den rund van den ongeveer
150 voet hoogen oever. Het lag aan driia kanten be
schut en alleen van uit het Zuiden kon men er bin-,
nen komen.
12 Meter en boden veel meer ruimte dan de meesto
blokhutten van do blanke boeren aan de grens.
Toen de veertig Sliuwonas met hun blanke ge
vangenen in 't gezicht van hun dorp kwamen, zond
Tecumseh opnieuw een bode naar Tornstalk om
deze zijn aankomst te melden.
De rol van Tecumseh, die reeds in zijn jeugdi een
grooten invloed onder dc Shawano's had, was voor
de blanke jagers nog vele jaren daarna een raadscL
Men kon zich «Ie macht niet verklaren, welke van
hem uitging. Men wist, dat de Indianen ook hun
zelf gekozen hoofdmannen slechts voorwaardelijk
volgen en dezen jongen man gehoorzaamden niet
slechts zijn makkers van dcnzclfden leeftijd, maar
dikwijls luisterde de gcheele stam. Hadden zij de ter-
reurs uit Canada gevraagd, dan zou het raadsel gauw
opgelost zijn, maar afgezien van de vijandigheid, die
tusschen de hoogmoedige Puriteinen van Engelsche
afkomst en dc goedmoedige schrandere Franschen
bestond, was 'n indiaan een veel te verachtelijk te
genstander dan dat men naar zijn geheimen zoii ge-
vcrscht hebben. Een kogel was hij juist nog waard,
een vraag niet.
Tecumseh had en dat was de oplossing van het
raadsel de leiding vnn een geheimen hond, welke
zich toen onder de Indianen wijd vertakt had.
Ouden zoowcj als knapen hadden hun eigen hon
den en orden en vele van deze vereenigingen hadden
zich een buitengewone machtsbevoegdheid toege
ëigend. Het woord van hun leiders was niet zelden
vnn meer invloed, dan dat van een voornaam hoofd
man.
Onder de Sliawano's woa de bond „der Honden"
dc voornaamste. Tecumseh was hun leider.
Hij was in ieder opzicht een buitengewone Indiaan.
Zes voet lang, slank nis een den, was hij de snelste
loopcr van zijn stam. Hij was bij alle Indianen be-
Ch.if fifth»
van boven liepen ze spits toe. Met lange buigzame
takken waren ze stevig aan elkaar vastgevlochten.
Hier en daar had men schietgaten opengelaten van
twee tot vier duim breed, waardoor bij 'n aan overval
de krijgers tamelijk veilig er achter konden staan.
Langs dc binnenzijde liep nog een drie voet diepe,
droge greppel, waarin bij de belegering de krijgen»
voor de pijlen van de vijanden beveiligd, bij elkuar
kropen, er op wachtend, dat zich een der vijanden
bloot gaf.
Deze lndiancnstad had toen, omstreeks 1770, een
bevolking van 800 personen, maar kon aanmerke
lijk meer in de ruime hutten bergen. Deze hutten
waren rond gebouwd met een middellijn van 9 tof
In het oog der Indianen was hun nederzetting
bijna onneembaar. Hierbij kwam nog de palisaden
ring van 20—25 voet hoog. Zware boomstammen van
wel \x/i voet in doorsnee waren tegen elkander aan in
den grond geheid. De stammen waren rand maar
D
IS
REBUS
roemd als ruiter. Verder was hij 'n onvermoeid zwem
mer en een nimmer falende boogschutter. Toch, dat
hij bij zijn rnsgenooten zoo hoog in aanzien stond
4ankU hij aan het balspel. De Indianen toch, hebben
een spel, dat ongeveer het midden houdt tusschen
ons voetbalspel en tennisspel. Het werd met hard en
ziel gespeeld en niet alleen de tegen elkaar kampen
de partijen, maar de geheele stam kwam bij dit spel
in actie. Niet zelden werd een dreigend gevecht door
zulk een spel afgewend. Men kwam dan overeen dat
do verliezende partij de vooraf vastgestelde boete
moest betalen.
Eens had nu Tecumseh een zoo goed als verloren
•pel van de Grauwe Vuren tegen een stam der na
burige Senni Lenupe door zijn vlugheid en kloekmoe
digheid in het voordeel van zijn volk beslist
Lenape moest het dal der „Donderende Beek" ont
ruimen, daar dit de inzet van den strijd geweest was.
Als Indianen hielden zij hun woord en een jarenlange
twist, die steeds dreigender vormen aangenomen had.
.was ten gunste van de Shawano's bijgelegd.
De Bond der jonge krijgers en dat was de Bond
'der Honden had de meeste balspelcrs in het veld ge
bracht en nog dienzelfden dag legde hun toenmalige
leidei Kish-Kahva zijn ambt neer en bood l\^t Te
cumseh aan. De „IIontTcn" stemden toe en van dien
dag af waren Kish-Kahva en Tecumseh trouwe vrien
den. Nu kwamen die beiden met veertig Honden en
de Manke gevangenen te Chillicotlve, tegelijkertijd
met de oude Torn-talk, die van een groot aantal rui
ters vergezeld was.
'Je gevangenen bleven zoo dicht mogelijk bij elkaar
rijden. Voorop reed Roode Tom met Maarten Wulf,
de kleine Franschman en Frederik Wagner. Zij zagen
bleek ofschoon ze vrij gelaten hun lot tegemoet gin
gen. Zij hadden tijd genoeg gehad om over hun toe
stand i.a te denken en ze waren nu bijna blij, dat ze
eindelijk tc weten zouden komen wat men met hen
voor had.
Jean Martin had do eerste dagen tevergeefs be
proefd vnn Tecumseh of een der andere Indianen t"
weten te komen, wat de Shawano's eigenlijk met hun
gevangenen wilden doen.
Tecumseh had 9teeds ontwijkende antwoorden ge
geven en de anderen hadden somher gezwegen. AI te
welgezind waren zij de Blanken niet. In 't algemeen
hielden z'o zich van gewelddadigheden terug, maar
des te zorgvuldiger was hun bewaking geweest.
lederen nacht werden de Blanken met uitgestrekte
armen en beenen aan vier in den grond geslagen,
kort» palen gebonden. Ze lagen dan op den rug en
ten overvloede kregen zij nog een riem om den hals
die een krijger tevens om eigen pols hond.
Onder zulke omstandigheden werd iedere vlucht
onmogelijk gemaakt.
Jean Martin kon zich het minst van allen inhouden
en luid raasde hij op de vcrivcnschte Rooden die
hem zoo'n poets gebakken hadden. Maar ook op zich
•elf schold hij.
„Nous étione des fous" tierde hij. maar dit berouw
kwam te laat en hie lp niets cn steeds meer erkende
de Franschman hoe vernuftig de val was gesteld
waarin zij geloopcn waren.
Zelfs hij, die er prat op ging, op Roode Tom en de
andere jagers na, de Indianen zoo goed meende te
kennen. Hij vreesde maar al te zeer, dat zij allen
onder de bijlen, messen en pijlen der Sliawano's een
.vrecselijk einde zouden vinden.
't Was nog nooit gebeurd, dat de Indianen, bij een
Overval op Blanken geen bloed vergoten hadden.
Misschien wilden ze er nu iets bijzonders van ma
liën: eën groot feest bijvoorbeeld. En hij wist, dat de
Rooden liefst hun feesten opluisterden met do mar
teling van gevangen vijanden.
Jean Martin had drie jaar geleden gezien, hoe de
jonge Mac Gray bij de Seneca ten doode toe gefolterd
was. 7onder dat hij een hand tot redding had kunnen
uitsteken Hij sidderde, als hij dacht aan dat vreosc-
lijhe wat hij toen gezien had, en dat hem en de an
deren waarschijnlijk niet een paar dagen wachtte.
(Wordt vervolgd).
OPLOSSING VAN DE VORIGE REBUS.
Deze wereld kan alleen geholpen worden door per
sonen, die bereid zijn en geleerd hebben te dienen.
WIE HET WEET MAG HET ZEGGEN
No. 25.
Mijn eerste dient om sommige dieren te vangen,
mijn tweede wordt op school gebruikt en mijn geheel
is eer. ander woord voor dal.
No. 26.
Met d lig ik soms over 't land, met p ben ik een
vogel, met g niet langzaam, met 1 niet warm, en met
kl hebben alle roofdieren mij.
No. 27.
Verborgen gebouwen:
Onze oude bakker kreeg een brief van zijn zoon.
Foei, Hendrika, steel geen kersen uit de mand.
Ik had laatst al mijn schrift vol, maar ik wist niet
of u tijd had om het na te zien.
Kun je bij Musch uurwerken en brillen koopen?
No. 28.
Mijn geheel wordt met 6 lettere geschreven en ligt
midden in het water.
Een G. 4, 3 ligt tusschen bergen.
3, 1, 5, 4 is een qjeisjesnaam.
0. 4, 5, 2. 1, 3 is een jongensnaam.
Een 3, 1, 2 dient om op te schrijven.
No. 21.
Oplossingen Nos. 21—24.
s
p
P| A
A|„
A
D 1 A
No. 22. De leeuw, want hij is een 1 (el) grooter
dan een eeuw.
No. 23. De hei.
No. 24. Jaap; schaap; knaap en nap.
VAN GROOTE BEER EN KLEINE BEER.
„Ti Hoor niks!" zei kleine beer zachtjes.
Hij werd overmoedig en keek door 'n kiertje .van
de deur.
„O, Moe, kijk *ns, wat mooi!" riep hij.
Ook groote beer werd nu dapperder. Ze wou toch
ook wel 'ns zien. hoe het er daar binnen uitzag. Zo
kwam met haar zwarte snuit vlak hij de deur en op
eens werd de deur wijd opengegooid en d«
jager stond vlak voor de nieuwsgierige beren.
Wat ze schrokken!
Neer maar!
Ze rolden van schrik achterover en konden van
angst geen woord zeggen. (Wordt vervolgd).
ONS KNUTSELHOEKJE
EEN EPISCOOP.
Verloden week gaf ik lantaarnplaatjes. Moet ja
geen lantaarn hebben, heb je aan de plaatjes natuur
lijk ook niets. Troost je, we gaan zelf zoo n machine
maken en wel dadelijk een, waar je ondoorzichtige
platen, bijv. aanzichten, mee kunt vertoonen. Zoo n
hebbeding heet een Episcoop. Je ziet 'n biskwie-hlik
te bemachtigen. Wel aan te komert hè. Zoo'n blik
glimt van binnen als 'n spiegel. Moet ook! Desnoods
wat bra8so of 'n ander poetsmiddel gebruiken. Zaak
Lp ivcaop
is dat alles blinkt De leekening wijst Je verder den
weg. In den bodem komt 'n gat met 'n lens er in.
In een der zijkanten 'n electrlsche lamp. (Laat vader
je daarbij helpen.) Het deksel teekende ik onderaan.
Hier moet je een stukje blik op soldeeren zoodat ja
er aanzichten tusschen kunt steken. Verder komt het
blik op 'n houten ondergrond. Een opstaande plank,
waar het blik op vast wordt gemaakt en een liggen
de plank waar «le opstaande «foor 'n gleuf heen en
weer geschoven kan worden. Nu nog het vergroot
glas, dat je rechts ziet staan en 't zaakje is voor
mekaar. Proheer het eens handig in orde te krijgen.
LANTAARNPLAATJES
Hel) Jj *n too ver-lantaarn? Mooi! Gaan we samen
plaatjes maken. Is dat even wat! Zelf j«
plaatjes maken. Moeilijk? Wel neen! Je gaat naar een
schilder, trekt een echt bedelaars-gezicht en vraagt
hem of hij wat glaasjes wil snijden zo<» groot als d«
glaasjes voor je tooverlantaarn. Durf je dat nietT
Ga maar gerust! Zeg maar dat ik het gezegd hebt
Dan krijg je ze zeker! Komt voor mekaar! Nu zi«
je wat doorzichtig papier te krijgen en knipt hiervan
rechthoeken die 1 cM. langer en ook breeder zijn dan
je glaosjvs. Nu kijk je in tijdschriften en couranten
naar leuke plaatjes zoo groot dat ze op het glaasje
kunnen Je teekent op het doorzichtige papier. Kijk
maar op het voorbeeld. Zie je wel: ik duikelde mijn
plaatjes overal uit op. Natuurlijk een Bonzo-kop en
mijnheer Adomson ook niJt te vergeten.
Zijn de teekeningen klaar. (Je inoet met O. I. inkt
teekencn.) leg dan de geteekende .cant op het glaasj»
sla «le overstekende randen om en plak ze vast.
't ls wel goed als je het doorzichtige papier eerst
met krijt Inwrijft, dan kun je er makkelijker crp tee
kenen.
Nu veel succes.