VAN LIJDEN, LEED EN LIEFDE
Gemengd Nieuws.
£naa aaq
r WOENSDAG 11 FEBRUARI 1931
nronr Rl.AD PAG 9
VIER MONUMENTEN VAN CHR.
BARMHARTIGHEID
VOOR IDIOTEN EN ACHTERLIJKE
KINDEREN
Op de stichtingsn.
Wanneer wij vandaag even met elkander
op de stichtingen te Ermelo ronddwalen,
don moet ik twee dingen vooropstellen.
In de eerste plaats, dat ik gaarne een rus
tiger tijd had afgewacht om deze artikelen
te schrijven, zoodat ik de gemaakte aar.tce-
keningpn beter had kunnen ordenen. Er is
echter haast, hij, met het oog op het jubi
leum, en daarom neme men, zoo vaak het
noodig is, de goede bedoeling vóór de min
der geslaagde uitvoering.
In de tweede plaats gelieve men te beden
ken. dat ik gast op Groot Emaus was
en dat zulks allicht van eenige invloed is.
Dit behoeft echter niet overmatig te hinde
ren, want al openbaren de stichtingen, gelijk
gezegd, een zeer onderscheiden karakter, da
algemeene opmerkingen gelden voor alle:
één band omsluit alle stichtingen, één !e-
yensdevies geldt voor allen, die er arbeiden.
De stichting 's Heerenloo
is de oudste. Hier werkte en zwoegde vele
jaren lang wijlen de heer Kortlang, die
too ontzaglijk veel voor het misdeelde kir.il
heeft gedaan. Het is waarlijk geen wonder,
dat men voor dezen kloeken strijder, die de
hitte des daags gedragen heeft, bij de stich
ting een monumentaal gedenkteeken heeft
opgericht.
Hier werkte ook vele jaren met al de toe
wijding van zijn eenvoudig, trouw en eerlijk
hart wijlen Dr. Scheurer, de man van
het Hospitaal in Indië, de weldoener van
Dr. J. G. SCHEURER
«duizenden Javanen, die uitsluitend leefde
30 voor anderen, omdat hij leefde uit het ge-
bof.
Na Kortlang werd in 1925 Dr. H. G. Olde-
aoora geneesheer-directeur der Stichting; die
echter na vier jaren er de voorkeur aan gaf
eer de gewone arts-praktijk uit 'te oefe-
Zonder een bizondere roeping schijnt
het werk op een zoodanige stichting te
zwaar te vallen.
In de plaats van Dr. Oldeboom trad als
geneesheer-directeur op Dr. C. M o o 1 h u i
n, die reeds als geneesheer aan de stich
ting was verbonden. In die kwaliteit werd
hij opgevolgd door Dr. H. Dekker, officier
van gezondheid te Ede, een jonge, flinke
man. die naar mijn inzien zich met
groote liefde aan zijn arbeid geeft.
Ik trof hem in zijn polikliniek, waar hij
door zuster Ballast bijgestaan wordt op eon
wijze, welke absoluut met haar naam in
strijd is. Dr. Dekker was zoo vriendelijk mij
paar zalen rond te leiden. Was hij
maar niet zoo vriendelijk geweest, want na
de rondgang begreep ik maar al te goed,
'aarom mijn vriend beneden was blijven
'achten: de zalen van 's Heerenloo, waai
de meest beklagenswaardige pitiënten lig
gen, stellen u met gestrenge hardheid voor
het groote
probleem van het lijden.
Zeker, het is goed. dat we zulke dingen
ȏns zien. opdat wij met groote dankbaar-
J heid aan God en met mededoogen voor onze
Üidpnde medeschepselen vervuld worden;
maar ontzettend en zenuwschokkend is het
m, waarom, zoo vraagt telkens
ons hart Waarom o God, dat vreeselijke lij
den? O. Jeer ons stil te zijn, opdat wij Uw
wijsheid niet bedillen.
Neen. ik schilder u niet de verschillende
33l typen van menschelijke ellende. Wel houd
lk ze nog steeds in mijn gedachten vast:
het reeds bejaarde vrouwtje, dat vele. vele
laren lang in dezelfde houding on het 'r d
tit; de knaap, die altijd maar door met riet
hoofd schudt, onafgebroken als de slinger
9J
<b 99
'i 91
van een klok; het jongetje, welks beenen
dooreen gegroeid zijn als de takken van een
boom: het kind met het wezenlooze water
hoofd: het meisje met het poppengezichtje,
leelijk en toch niet afzichtelijk: en al die
anderen, die in twee lange zalen jaar ui'
Jaar in op hun ledikant liggen; de ellendig-
sten onder de ellendigen
Hier wordt men vragensmoede. hier
is slechts plaats voor de liefde. En wat is
het toch eigenlijk een wonder van Gods
voorzienig bestel, dat er altijd nog menschcn
beschikbaar zijn, die zich aan deze taak wil
len wijden! En hoe bezondigen zij zich (ik
kan het hier zonder iemand te hinderen
zeggen, want het Bestuur dezer stichtingen
volgt een andere regel), die meenen. dat
men verplegend personeel wel met een scha
mel loon voor een zware en lange dagtaak
kan afschepen, omdat het liefdewerk is.
Waarlijk, ook bij de beste belooning en de
veiligste rechtspositie is de toegewijde lief
de nog volstrekt onontbeerlijk!
Gelukkig zoo erg als hier. is het lang niet
overal. In bijna alle gevallen kan men
den zegen van de arbeid
tot de patiënten brengen. Dit heeft men in
vroeger jaren maar al te veel vergeten. Toen
heette het vaak: zoo'n idioot deugt nergens
toe: en men liet hem wex-keloos rondloope.il.
waardoor hij zoowel zich zelf als anderen tof
last was.
Hoe gansch anders gaat het nu. De stich
tingen kunnen gerekend worden tot de
groot-grondbezitters en ze kunnen
eigenlijk niet te veel hebben. Want wie
grond heeft, kan arbeid laten verrichten cn
hoewel matten-, muilen- en manden-maken
goed is en onmisbaar; buiten werken in veld
en boomgaard is toch beter, als het moge
lijk is.
Ik moet hierbij even spreken over het
economisch beheer
van al deze en dergelijke stichtingen. Het >s
zoo goed als gewoonte en regel, dat verpleeg
den van stichtingen alles verbouwen en ma
ken, wat voor het gebruik noodig is; natuur
lijk met de noodzakelijke uitzonderingen.
Deze echter worden al minder. De tuinen
leveren ongeveer van alles op: aardappels,
groenten en fruit. Men-heeft kippen, eenden
en vaak al groot vee; of, wat het laatste be
treft, sluit men contracten met pachtboeren
van de stichting zelf. Men maakt matten,
matrassen, stoeien, manden, pantoffels, on
der- en bovenkleeding. Ja, in sommige werk
inrichtingen brengt men het zoo ver, dat er
geregeld uitvoer is en levering aan par
ticulieren. Er wordt door de bed rij fse no's
een levendige handel gedreveir zoowel in
materiaal, dat tuinders, boeren, bloemisten
en visschers noodig hebben; als in gebreide
en geweven stoffen of onderkleeding.
En telkens, als men zoo'n werkinrichting
bezoekt, wordt men getroffen door de bizon
dere gaven, waarmee de leiders gezegend
zijn, die vaak het meesf achterlijke kind nog
tot pi'oductieve arbeid weten op te leiden
Misschien denken ze er zelf niet altijd bij
na, (een buitenstaander ziet deze dingen
soms nog beter, vooral als hij iets gezien
heeft van het doellooze leven van zwakzin
nigen op school en in de harde maatschap
pij) hoe een dubbele zegen voor de ongo-
lukkigen bereid wordt: ten eerste deze dat
ze goede en nuttige afleiding hebben; ren
tweede, dat hün een kans geboden wordt om
nog iets te worden in de maatschappij
Kolensjouwers en brandstof kruiers
zag ik op 's Heerenloo. Het is wel de gc-
rineste arbeid, welke de lichamelijk ge
schikte jonge mannen verrichten kunnen;
en nochtans is het gelukkig, dat ze dit werk
mogen doen.
Het was een wonderlijk troepje sjouwer
lui. die daar in de groote schuur dooreen-
kruisten en mij met vragen en verzoeken
bestormden. maar met rustige zekerheid liet
rie leider ieder doen, waarvoor hij geschikt
Toen gingen wij naar de matrassen- en
mattenmakerijen. Wat daar gewrocht wordt
.net stumperds, die blijkbaar tot niets in
staat zijn, is merkwaardig. En ge moet zien.
hoe trotsch ze zijn op hun werk. Van alle
kanten troonden ze mij mee om toch hun
werk te bezien. Keurige cocosmatten en al
lerlei kleedjes, soms met ingewikkelde pa
tronen, komen uit hun handen. De knaap
die de „boom" van een groot weefgetouw
hanteert, doet met plezier de gansche day
het werk. als hij maar een onverstaanbare
melodie zingen mag.
We troffen hier ook de nabootser aan.
Want idioten en achterlijken hebben meestal
iets aparts. Ik kom daar nog wel op. Doch
deze jongen, die een fijne meneer zou kun-
npn zijn, heeft de gave van het nabootsen.
Het gekraai van een haan doet hij met die
natuurlijkheid na, dat hij een waardevol
spion van de Boschgeuzen had kunnen zijn.
Iioch ook de stem van de predikanten Van
Halsema, Van Herksen en Timmer bootst
hii zóó nauwkeurig na, dat de meest ge
oefende hoorder geen onderscheid opmerkt
op Lczenoord
is dat geheel anders. De nieuwbouw daar
bewijst, welke vorderingen er ook op dit ge
bied gemaakt worden. Soms zou men de
vraag stellen of de luxe niet wat al te groot
is. Doch die gedachte wordt direct weer ver
drongen, als men bedenkt, welke arbeid hier
verricht wordt cn welke ongelukkigen hier
verpleegd worden. Och, laten zij het dan
maar zoo goed mogelijk hebben.
Tusschen Lozenoord en 's Heerenloo be
staat alleen dit verschil, dat het eerste be
stemd is voor meisjes en het laatste voor
jongens. De scheiding is nog niet geheel
doorgevoerd, doch het gaat steeds meer in
die richting. En nu pas weer een nieuw pa
viljoen in gebruik is genomen, waarop Dr.
Du pont met recht trotsch is, nu wordt hei
weer gemakkelijker.
Dr. A. D u p o n t is, gelijk men weet, reeds
35 jaar aan de stichtingen verbonden; eerst
als geneesheer, later als geneesheer-direc
teur van „Lozenoord"; terwijl hij tevens re
gelmatig voor de zieken van Groot Emaus
zorgt
Niet weinigen van de bier verpleegde meis
jes vinden huishoudelijk werk te doen op (ie
zalen en ook in de keuken. De keukens zijn
op zulke stichtingen natuurlijk inrichtingen
van zeer groote beteekenis. Waar zooveel
monden open gehouden moeten worden, valt
er heel wat te doen. Des morgens zag ik
dan ook velen bezig met het gereedmaken
van het eten; des middags werd de groente
voör de volgende dag schoongemaakt.
En, laat ik dit nog even mogen zeggen,
'k Heb wel afdeelingen gezien, waar het m.i.
al te sober was, b.v. wat verf en meubilee
ring betreft; ook vaak het gevolg vai
ouderdom van het gebouw, waardoor me
niet van kan maken, wat men wil; maar
ik heb nergens een zaal of zólder, een berg-
of werkplaats gezien, waar de zindelijkneid
niet werd betracht. De conversatie en slaap
zalen, soms wel wat 51 te eenvoudig, maar
alle onberispelijk wat netheid betreft
Men zegge niet, dat zulks van zelf spreekt.
Want dan vergeet men, dat het heel wat an
dei-s is om zalen waarop deze patiënten
huizen, schoon en frisch te houden, dan de
gezellige huiskamer van het normale g
En dan in de tweede plaats:
over de voeding
zal geen enkele klacht khnnen rijzen. Na
tuurlijk, het is gestichtskost. Men kan geen
dineetjes verschaffen. Dat is eenvoudig on
mogelijk bij de massabereiding. Maar wat
er opgediend wordt is kwalitatief uit
stekend, voedzaam en smakelijk. Er wordt
zorg aan de bereiding besteed.
Het verplegend personeel heeft een ander
menu dan de gewone patiënten (er worden
natuurlijk ook heel wat aparte potjes ge
kookt voor zieken en zwakken), 'k Heb de
vraag gesteld of deze aparte maaltijden,
welke door het toezichthoudend personeel m
dezelfde eetzaal met de verpleegden genut
tigd worden, geen ontevredenheid wekken,
juist in de sfeer van deze personen, die zich
gauw verwaarloosd achten.
De heer Van de Wart zei mij, dat hij do
vraag ook ernstig overwogen had, doch hij
heeft nog nooit gemerkt, dat het de ver
pleegden steekt of hindert. Zij schijnen de
situatie te begrijpen.
Natuurlijk hebben dc verplegenden recht
op wat meer variatie bij de voeding dan de
itichtspot kan leveren. Dat begrijpt ieder
1 en men kan de verpleegden zelfs geen
modern eetservies geven. Al moet ik zeggen,
dat het in de groote jongenseetzalen van
Groot Ernaus zeldzaam ordelijk toeging. Men
zou er in vele gezinnen een voorbeeld aan
kunnen nemen. De stemming getuigde van
groote tevredenheid.
Doch, over Groot Emaus moet ik nog iets
mfeer zeggen.
BOTSING TUSSCHEN AUTO'S.
Te Amsterdam heeft bij den oprit van de
Amstelbrug voor de Blasiusstraat een erns
tige botsing plaats gehad tusschen twee
personenauto's. De eerste auto kwam van
de richting Schollcnhrug, terwijl de andore
auto van he' Amstelhotel naderde. Laatst
genoemde auto had een flinke vaart. Blijk
baar hebben de chauffeurs elkaar niet he
erepen, zoodat de wagens met een harde
k'ap tegen elkaar reden. De beide chauf
feurs werden licht gewond. Een passagier
van een der auto's was er ernstiger aan
'oe; deze liep een groote vleeschwonde aan
het hoofd op. Na bij een in de buurt wonen
de dokter verbonden te zijn, kon hij zich,
ov-Pnals de chauffeurs naar huis begeven.
De beide auto's werden nagenoeg geheel
vernield. Later op den avond zijn zij weg
gesleept
Het tramverkeer ter plaatse ondervond
tengevolge van dit ongeval ongeveer 10
minuten stagnatie. De politie heeft de zaak
in onderzoek.
GROOTE BRAND TE AMERSFOORT.
Drie huizen in de asch gelegd.
Dinsdagmiddag ongeveer één uur is brand
uitgebroken in perceel 62 aan den Hooge-
weg te Amersfoort, bewoond door de familie
retors. Spoedig was de brandweer gewaar
schuwd, die met twee stralen op de water
leiding den brand poogde te blusschen. Door
den feilen wind had het vuur zich uitge
breid tot de twee naast liggende perceelen,
waarvan één bewoond wordt door de fami
lie Renting. Door, krachtdadig optreden wist
de brandweer verdere uitbreiding te voor
komen. De drie woningen zijn totaal uitge
brand. De inboedel kon gedeeltelijk gered
worden. Om ongeveer half vier \>as men
den brand meester. De schade is vrij aan
zienlijk en wordt gedeeltelijk gedekt. Bij liet
hlusschingswerk heeft nog een ongeval
plaats gevonden. Toen de brandmeester
Droog op een schuurtje was geklommen,
bezweek dit, waardoor de brandmeester een
schouderontvvrichting bekwam. Nadat in het
hospitaal het slachtoffer was verbonden,
kon hij naar zijn woning worden overg*
bracht.
DE GRIEP IN HET GARNIZOEN TE
AMERSFOORT
Het „Hbld." meent te weten dat de dienst
plichtigen, welke bestemd waren voor het
garnizoen Amersfoort, doch in verband met
de aldaar heerschende griep naar Ede zijn
gedirigeerd, zich weder zoo spoedig moge
lijk naar het garnizoen Amersfoort, zu1
hebben te begeven, aangezien de griep sterk
is afgenomen.
De herhalingslichtingen, welke op 12 Fe-
bruèri onder de wapenen moeten komen,
behoeven zich evenmin naar Ede te bege-
HET DRIJFIJS OP DE ZUIDERZEE.
De booten van de Holland-Fricslandlijn,
de „Jan Nieveen" en de „Friesland" kwa
men Dinsdagmorgen met 6 en 7 uur vertra
ging binnen. De oorzaak zit in het feit, dat
door het vele drijfijs, vooral in de nabijheid
van Urk, de booten herhaaldelijk kwamen
vast te liggen.
DEN SCHEDEL VERBRIJZELD.
Op de bootenmakerij van W. te Leeuwen
aan de Waal werd een ijzeren boot gekan
teld. De 17-jarige J. W. kwam met het hoofd
onder de boot en werd door den scherpen
kant aan het hoofd getroffen, dat totaal v:
brijzeld werd. De jongen overleed kort
daarop.
ZATERDAGS „WINKELEN"
Zaterdag reed een vrachtauto van J. van
R. te Oudenbosch Joor een defect aan
stuurinrichting tegen den gevel van
slagerswinkel van den heer W. Buijzen. De
botsing geschiedde met zulk een kracht dat
de voorgevel naar binnen werd gedrukt en
de zijgevel naar buiten viel. zoodat de win
kel nagenoeg geheel vernield werd. Ook de
auto was zwaar beschadigd.
E I c h wat W115 _11I
LIEFDE, DIE NIET VERGING
Mevrouw Lorgerel wee een oude, bemin
nelijke, geestige dame, een hartstochtelijke
liefhebster van bloemen.
Kort in haar nabijheid woonde de heer
Descoudiaië. Hij had het landgoed geërfd
een bloedverwant, die daarbij de be
paling gemaakt had, dat hij zijn naam
moest aannemen, iets waartegen de geluk
kige, erfgenaam geen enkel bezwaar had.
rie kennismaking 6checn de oudjes we
derzijds genoegen te geven en vaak was de
Descoudrais op bezoek bij mevrouw
Lorgerel. Ze sDeelden dan wat trik-trak of
een ander dergelijk spel-
Eens werd de oude heer bij zijn binnen
komen getroffen door een bouquet prachti
ge gele rozen, die op tafel stond. Het waren
zeer zeldzame exemnlaren. nog te meer,
omdat er zooveel bloemen dat jaar ver-
Mevrouw Lorgerel merkte zijn ontroering
en keek hem vragend aan.
..Ja. mevrouw, u hebt er recht op, u te
verwonderen en als u het mij toestaat, zal
ik u vertellen, hoe het komt, dat herzien
van die gele rozen mij zoo aangrijpt."
Hij vlijde zich in een gemakkelijken
stoel en begon te vertellen:
.,'t Zal nu ruim veertig jaar geleden zijn
Ik was toen een jaar of twintig en had
cnijn schoolopleiding voltooid. Zonder mij
in deze zaak te kennen, zooals destijds de
gewoont» was. had mijn vader over mijn
lot besÜ6t en had voor mij een plaats als
luitenant verworven bij een regiment, dat
in een stad van Auvergne lag
Met ontzetting hoorde ik dit besluit. Op
zich zelf trok de uniform mij toch al niet
bijzonder aan. maar dat was toch niet de
voornaamste oorzaak van mijn afgrijzen
Die zat hierin, dat ik een meisje liefhad
en het vreeselijk vond uit hare nabijheid
te vertrekken.
Ik besloot een oom in den arm te nemen,
bij wien we allemaal om raad en daad
kwamen. Hij begreep on6, jonge menschen,
zoo coed en hij had zoo'n helder doorzicat
in alles.
Ofschoon schertsend, ging oom toch
stig op mijn moeilijkheden in en hij be
loofde mij ziin hulp. Hij maakte mij duide
lijk dat twintig jaar rijkelijk vroeg is om
aan trouwen te denken en wilde mij eer
plaats bezorgen veel korter bij, zoodat ik
elke drie maanden naar huis zou kunnen
komen- Ik moest dan beloven, drie jaar te
wachten. ,.Als het meisje werkelijk van je
houdt, beteekent die paar jaar niets," zei
Nu moest echter het hooge woord er uit,
en ik vertelde hem, dat ik niet zeker was
van haar liefde.
„Dan moet je dat eerst vragen.'
„Dat durf ik niet., oom: 't i6 zoo'n engel.."
„Ja, ja, dat begrijp ik, maar hoe denkt
die engel over jou?"
We bespraken deze 'gewichtige aangele
genheid lang en breed en 't ge\olg was,
dat ik haar een briefje schreef, en haar dat
in handen speelde tusschen een ruiker
rozen, van dezelfde soort als daar
staan
„U plaatste dus het briefje tusschen de
hloemen?" vroeg nu mevrouw Lorgerel,
heel belangstellend.
„Ja, mevrouw; ik herinner het mij nog
zon goed. Ik had Noëmi gevraagd, drie
iaar op mij te wachten en als zij toestem
de. 's avonds een van miin rozen te dragen.
Wat was ik onrustig en verlangend naar
den avond. Maar hoe verslagen was ik, toen
ik zag, dat ze geen roo6 van mij droeg! Dat
besliste de zaak. Ik vertrok drie dagen later
naar mijn regiment Mijn oom wa6 een paar
maanden naar mijn garnizoenstari gekomen
en had mij door zijn prettigen en vaderlij
ken omgaing zooveel mogelijk over mijn
verdriet he-engeholpen. En toen de herinne-
•ing aan Noëmi voldoende was verbleekt,
ofschoon ik ze toch eigenlijk altoos diep in
miin har,t bewaarde, trouwde ik met de
dochter van mijn kolonel, die men reeds
eerder voor mij bestemd bad- Acht jaar
later was ik weduwnaar en thans leef .k
geheel alleen, want ook mijn oom is inmid
dels overleden".
..En weet u niet, wat er van Noëmi i6
geworden?"
„Neen; ik zie haar nog altoos als de acht
tien iarige voor mij, met haar bruine haren
en zwartfluweelcn oogen.
„Dan zal ik het u zeggen: zij beminde u,
maar uw briefje heeft zij nooit gezien en uw
plotseling vertrek maakte, dat zij meende,
zich in u verg;6t te hebben".
Met open mond zat mijnheer Descoudrais
te luisteren.
Mevrouw ging verder: „Toen zij over haar
verdriet heen was, huwde zij mijnheer Lor-
gerAl, en diens weduwe ziet u thans voor u".
„Hoe! u i6 Noëmi Arnelot?!"
..Ja. evenals u Edmond van Allheim was".
Het werd den oudjes te veel en mevrouw
Lorgerel had de tact om naar een kast te
trippelen. Ze haalde er een ivoren doo6 uit,
waar ze het deksel af nam. Daar lag de rui
ker verwelkte rozfen!
Ze haalde voorzichtig de bloemen uit el
kaar. en nu kwam waarlijk ook het briefje
te voorschijn, dat er ruim veertig jaar onop
gemerkt gelegen had en dat, ware het op
tijd gelezen, op het lot van een aantal men
schen een belangrijken invloed zou hebben
geoefend.
Hand in hand stonden de oudjes bij de
dorre bloemen, die hun zooveel zeiden.
Sedert verlieten de oude heer Descoudrais
en mevrouw Lorgerel elkaar bijna niet meer
En in reine vreugde verdiepten zij zich in
de dingen van 't verleden. Hun liefde bloeit
in hun ouderdom!
AUTO-BOTSING.
Te Numansdorp is een ongeval gebeurd,
dat nog betrekkelijk goed is afgeloop^n.
Twee auto's, tegenkomers, reden in de Ha
venstraat tegen elkaar op in verband met
het feit, dat door den rook van een passee-
rende stoomtram de beide bestuurders in
het geheel geen uitzicht hadden. In den
luxe-wagen, bestuurd door B., wonende to
Numansdorp, zaten vier personen. De vrouw
van B. werd ernstig aan het hoofd gewond.
De drie andere personen kwamen er goed
af. In den anderen wagen werd de chauf
feur eveneens niet gewond. Beide wagens
werden zwaar beschadigd en moesten wor
den weggesleept
MOORDAANSLAG TE BRUSSEL.
Gisternamiddag werd het publiek in het
groote café op de Place de Brouckèj;e in het
hartje van Brussel opgeschrikt door een re
volverschot. Twee Algerijnen, die daar geze
ten waren, kregen ruzie om een bedrag van
drie duizend francs. Plotseling trok een hun
ner zijn revolver en schoot op den ander,
die zwaar gewond ineen zakte. De dadT
nam de vlucht, doch werd na een opwinden
de jacht in een der aangrenzende stratoii
gegrepen en aan de politie overgegeven.
NIEUWE AVONTUREN VAN MIJNHEER PIMPELMANS
19. De boot vliegt met een reuzenboog
Heel sierlijk door de lucht omhoog;
Wie heeft er ooit zooiets gezien!
Een vleugellooze vliegmachien!
Heer Pimpelmans ziet aak'lig bleek,
Hij is van angst totaal van streekl
20. Pas on, daar nadert Kees van Loenen,
Hij heeft zijn wagen vol citroenen;
Het bootje ploft er midden in;
Kees kijkt zoo nijdig als een spin,
Terwijl het kost'lijk vruchtennat
De wand'laars om hun ooren spat.
(Wordt Vrijdag vervolgd.)
FEUILLETON
TEDDY'S KNOOP
door AMY LE FEUVRE.
j 73 ,'i
Boterhammen met aardbeienjam en flin
ke stukken cake met en zonder rozijnen
bielden onzen jongen vriend eenigen tijd
ten volle bezig. Hij was er benieuwd naar,
of alle stoute jongens zoo getracteerd wer
den door den dominee, en vond zoo'n in-
vitatie, om thee te komen drinken op de
,J pastorie, wel heel erg prettig.
..En nu," zei dominee Upton, toen ze bij
na klaar waren met hun maa'tijd, „nu zou
ik nog wel even wat met je willen praten
Je vader was een dapper soldaat en hij
vond den dood omdat hij ons vaandel, on-
1 ie banier, wilde redden. Je wil toch zeker
net zoo dapper worden als hij, is het niet?"
„Ja, meneer," zei Teddy.
„Nu, in het Woord van God lezen wij.
wat de banier des Heercn is. Wii je het mij
&ven nazeggen? „De liefde is zijn banier
Over mij."
Teddy herhaalde het vers heel langzaam
«n met belangstelling.
„Het is een wonderbare banier," ging do
minee Upton voort.
„Met den vijand rondom onë heen en in
bet heetst van het gevecht kunnen wij on6
vaandel omhoog hóuden. Lie'de! Gods
God6 liefde tot den mensch, ofschoon die
mensch van zijn jeued af in opstand is te-
?en zijn Schepper. Wat hebben wij te vree
ën. als wij den vijand tegemoet kunnen
Irecko met zoo'n banier, gedoopt in het
bloed van onzen oversten Leidsman, den
Zaligmaker der wereld, Jezus Christus,
den Zoon van God?"
Teddy haalde diep adem, en toen de do
minee even zweeg, riep hij vol geestdrift
uit:
„Vertelt u toch verder. Ik wil er zoo
graag nog meer van hooren. Zou God mij
ook Zijn vaandel omhoog willen laten hou
den voor Hem?"
„Zoodra je in Zijn dienst bent overge
daan. Ben je een van Zijn krijgsknechten,
Teddy?"
„Ik weet het niet."
„God wil, dat we ons geheel aan Hem ge
ven, a.ls wij een krijgsknecht ven Hem wil
len zijn. Heb je dat gedaan? Er moet een
oogenblik in ons leven komen, dat we ons
geheel en zonder eenig voorbehoud aan
Hem geven, Die alle recht op ons heeft.
Wel, Teddy, geloof je, dat de Heer aan hot
kruis geciorveii is. om jou te redden? Heeft
Hij daar jouw zonden gedragen?"
„Ja," zei Teddy, terwijl hij zijn blauwe
nogen op zijn ondervrager vestigde; „dat
heeft Hij gedaan. Moeder hoeft het mij dik
wijle uitgelegd."
„Waarom heb je je dan niet bij Zijn
krijgsknechten aangesloten? Hoe komt het
dan. dat je je nog niet in Zijn gelederen
bevindt? Waarom sta je dan nog altijd aan
den kant van den vijand?"
Teddy klemde zijn kleine handen Ineen.
In zijn oogen verscheen een blik van vast
beradenheid.
„Ik zal dadelijk dienst nemen. Ik wil ook
een van Christus' krijgsknechten zijn-"
„En hoe dacht je dat te doen?"
„Dat weet ik niet Wil u het mij, alsje
blieft, zeggen?"
Ei' volgde eon stilte.
Dominee Upton besefte ten volle, hoeveel
er afhing van zijn antwoord. Hij was er
vast van overtuigd, dat ook een kind door
zijn leven den Heere verheerlijken kon. I-Iij
wiet, dat de Meester ook het hart van een
kind aanneemt, en diens wankele schreden
op den weg naar den Hemel wil richten en
bewaren, en na een kort gebed om leiding,
zei hij:
„Je moet er met God zelf over spreken
en doe dat nu niet overhaast Kniel rustig
alleen ergens neer en vraag het allereerst,
of de Heer je je zonden wil vergeven en je
naam in het boek de6 Levens schrijven, om
Jezus' wil, Die voor je gestorven is. Zeg dan
dat je je zoo graag bij Zijn krijgsknechten
wil voegen, en geef je heelemaal over aan
Hem voor nu en tot in alle eeuwigheid."
Dominee Upton 6prak langzaam en met
nadruk. Hij wist, dat-hij zoo licht te hoog
voor zijn kleine toehoorders 6prak, en hij
deed dus zijn best. om in eenvoudige taal
tegen Teddy te 6preken.
Deze anwoordde eerst niets; eindelijk zei
hij: „Als ik dienst neem in het leger van
den Heere, moet ik dan voor altijd en altijd
Gods krijgsknecht blijven, totdat ik een.
oude man. met wit haar en zonder tanden.'"
„Wou je liever een krijgsknecht van den
duivel zijn?"
„Neen."
„Het is heel goed, dat je er nog eerst over
nadenkt Ik zou niet graag willen, dat je
te eauw een besluit nam- Ga naar huis en
denk er over na: en kom het mij vertellen,
al6 je besloten hebt. den Heer te dienen."
„Ik zou graag een krijgsknecht van God
willen zijn, maa»- tegen wie zal ik dan moe
ten vechten? Tegen werkelijke vijanden, of
moet ik het mi.' maar verbeelden?"
„Ik zal je wel alles van je vijanden ver
den
tellen, zoodra je in de gelederen
Heer berit overgegaan. Ik zal je dan
echten vijand van je laten zien, je ergsten
vijand."
„I-leusch waar? Een echten, levenden
vijand?"
„Een echten, levenden vijand."
Teddy glimlachte tevreden.
„Ziezoo," zei dominee Upton, „nu stuur ik
je naar huis. Als je dienst neemt in het le
ger van den Heer. dan moet de eerste per
soon, over wie je je vaandel omhoog houdt,
dat kleine meisje zijn, dat je zei, dat je haat
t.e. Voor je heengaat, zou ik ook nog wel
even met je willen bidden. Kniel dus maar
naast mij neef."
De stralen van de ondergaande zon ver
lichtten het witte hoofd van den dominee
en de blonde krullen van den kleinen jon
gen. terwijl zij daar geknield lagen.
„Liefhebben! Vader," bad de dominee,
„ik breng U hier een ander klein lammetje.
Wil Gij hem leiden bij zijn besluit, en als
hij Uw schaapskooi binnengaat, wil Gij
hem in Uw dienst gebruiken en hem zege
nen Wil Gij hem helpen, den goeden strijd
te strijden, om Jezus' wil. Amen."
Een uur later zat Teddy met zijn moeder
samen Ln de oude portiek. Zijn grootmoe
der en zijn oom waren naar de avondkerk.
Hij had haar verteld, waar de doqiinee
eti hij het over gehad hadden, en zat nu op
een laag houten bankje droomerig naar
buiten te kijken.
De bijen en muggen gonsden vroolijk tus
schen de hooge stokrozen en de roode en
witte rozen, die tegen het huis opgroeiden;
de vogels zongen reeds hun avondlied; al
les in het rond ademde vrede en rust
„Ik voel," zei Teddy even later, terwijl
hij opkeek naar den blauwen hemel, „als- J
of God op mij wachtte, moeder."
Juffrouw Platt gaf geen antwoord, en hij
voegde er haastig aan toe:
„Wanneer is u in den dienst van den
Heere overgegaan, moeder, is het al heel
lang geledon?"
„Ja kind, kort voordat ik met je vader
trouwde."
„En wanneer had vader het gedaan? Toen
hij nog een kleine jongen was, net als ik?"
„Neen, niet voordat hij al een man was.
Hij heeft dikwijls genoeg gezegd, dat het
hem speet, dat hij zijn hart niet vroeger
aan den Heere had gegeven."
„God neemt toch ook wel jonge krijgs
knechten aan, is het niet? Zou ik de jong
ste zijn, denkt u?"
„Neen, lieveling, Hij heeft een heeleboel
dappere, kleine krijgsknechten, jonger dan
jij."
Nog een lange stilte, en daarna een diepe
zucht van Teddy-
„Ik heb toch zooveel te denken vanavond,
moeder, dat ik er moe van word. WU u
niet wat voor mij lezen, voor ik naar bed
ga?"
Zijn moeder drukte haar lippen op zijn
krulkopje.
„Wat zal ik je voorlezen?" vroeg ze.
„Van de drie mannen in den vurigen
oven."
En zijn moeder nam haar bijbel op. trok
baar kleinen jongen dichter naar zich toe,
totdat zijn hoofdje tegen haar schouler
rustte, en las hem de geschiedenis voor.
Later, toen zij hem in bed nog een6 toe
stopte en hem een kus gaf, ö'.oeg hij zijn
armen om haar hals en fluisterde „Ik
denk, dat ik het morgen ga doen, heele
maal alleen."
HOOFDSTUK IV
Teddy neemt dienst voor zijn heele loven
Toen den volgenden middag de dorps
school uitging, waren de meeste jongens in
minder dan geen tijd op de gemeentevvei.le
bijeen om te cricketten.
„Waar is Teddy?" „Waar >s Teddy
Platt?" „Zeg, waar is Teddy?" „Zoeken
jullie Teddy eens!" hoordo men van alle
kanten, maar Teddy was ncigons" te zien.
„16 hij soms school moeten blijven?"
vroeg er een.
„Best mogelijk, want hij was heelemaal
in de war, vandaag."
„Dat was iel Ik vroeg, of hij mijn halven
appel wilde hebben en het was een pracht
stuk; maar hij keek er niets eons naar en
zei alleen: „Dank je, morgen wil ik er vel
een 6tukje van hebben; maar vandaag
niet."
„Nou, de meester heeft hem ook een
6tandje gegeven," zei een andore stem. 1 tij
gaf heelemaal verkeerde antwoorden bij
het uit het hoofd rekenen en zei solda'en ;n
plaats van meters; en de meester zei: „Zit
jou hoofd vot soldaten vandaag, in plaats
van met wat andere?" En Ted kreeg een
hoofd als vuur en zei: „Ik kan vandaag
aan niets dan aan soldaten denken,' en ai
meester zei: „Ga dan maar acntsraan in
de klas zitten, totdat ze weer allemaal uit
je hoofd weg zijn: en dan kom je het mij
maar vertellen" Toon ie naast mo kwam
zitten, vroeg ik: „Heb je soms je kn iop ver
loren, dat Je zoo in de war bent?" En bij
zei: „Neen, den knoop heb ik nog. maar ik
denk er o ver mij te laten aanwerven.
(Wordt vervolgd.)