VAN LIJDEN, LEED EN LIEFDE Gemengd Nieuws. £naa aaq r WOENSDAG 11 FEBRUARI 1931 nronr Rl.AD PAG 9 VIER MONUMENTEN VAN CHR. BARMHARTIGHEID VOOR IDIOTEN EN ACHTERLIJKE KINDEREN Op de stichtingsn. Wanneer wij vandaag even met elkander op de stichtingen te Ermelo ronddwalen, don moet ik twee dingen vooropstellen. In de eerste plaats, dat ik gaarne een rus tiger tijd had afgewacht om deze artikelen te schrijven, zoodat ik de gemaakte aar.tce- keningpn beter had kunnen ordenen. Er is echter haast, hij, met het oog op het jubi leum, en daarom neme men, zoo vaak het noodig is, de goede bedoeling vóór de min der geslaagde uitvoering. In de tweede plaats gelieve men te beden ken. dat ik gast op Groot Emaus was en dat zulks allicht van eenige invloed is. Dit behoeft echter niet overmatig te hinde ren, want al openbaren de stichtingen, gelijk gezegd, een zeer onderscheiden karakter, da algemeene opmerkingen gelden voor alle: één band omsluit alle stichtingen, één !e- yensdevies geldt voor allen, die er arbeiden. De stichting 's Heerenloo is de oudste. Hier werkte en zwoegde vele jaren lang wijlen de heer Kortlang, die too ontzaglijk veel voor het misdeelde kir.il heeft gedaan. Het is waarlijk geen wonder, dat men voor dezen kloeken strijder, die de hitte des daags gedragen heeft, bij de stich ting een monumentaal gedenkteeken heeft opgericht. Hier werkte ook vele jaren met al de toe wijding van zijn eenvoudig, trouw en eerlijk hart wijlen Dr. Scheurer, de man van het Hospitaal in Indië, de weldoener van Dr. J. G. SCHEURER «duizenden Javanen, die uitsluitend leefde 30 voor anderen, omdat hij leefde uit het ge- bof. Na Kortlang werd in 1925 Dr. H. G. Olde- aoora geneesheer-directeur der Stichting; die echter na vier jaren er de voorkeur aan gaf eer de gewone arts-praktijk uit 'te oefe- Zonder een bizondere roeping schijnt het werk op een zoodanige stichting te zwaar te vallen. In de plaats van Dr. Oldeboom trad als geneesheer-directeur op Dr. C. M o o 1 h u i n, die reeds als geneesheer aan de stich ting was verbonden. In die kwaliteit werd hij opgevolgd door Dr. H. Dekker, officier van gezondheid te Ede, een jonge, flinke man. die naar mijn inzien zich met groote liefde aan zijn arbeid geeft. Ik trof hem in zijn polikliniek, waar hij door zuster Ballast bijgestaan wordt op eon wijze, welke absoluut met haar naam in strijd is. Dr. Dekker was zoo vriendelijk mij paar zalen rond te leiden. Was hij maar niet zoo vriendelijk geweest, want na de rondgang begreep ik maar al te goed, 'aarom mijn vriend beneden was blijven 'achten: de zalen van 's Heerenloo, waai de meest beklagenswaardige pitiënten lig gen, stellen u met gestrenge hardheid voor het groote probleem van het lijden. Zeker, het is goed. dat we zulke dingen »èns zien. opdat wij met groote dankbaar- J heid aan God en met mededoogen voor onze Üidpnde medeschepselen vervuld worden; maar ontzettend en zenuwschokkend is het m, waarom, zoo vraagt telkens ons hart Waarom o God, dat vreeselijke lij den? O. Jeer ons stil te zijn, opdat wij Uw wijsheid niet bedillen. Neen. ik schilder u niet de verschillende 33l typen van menschelijke ellende. Wel houd lk ze nog steeds in mijn gedachten vast: het reeds bejaarde vrouwtje, dat vele. vele laren lang in dezelfde houding on het 'r d tit; de knaap, die altijd maar door met riet hoofd schudt, onafgebroken als de slinger 9J <b 99 'i 91 van een klok; het jongetje, welks beenen dooreen gegroeid zijn als de takken van een boom: het kind met het wezenlooze water hoofd: het meisje met het poppengezichtje, leelijk en toch niet afzichtelijk: en al die anderen, die in twee lange zalen jaar ui' Jaar in op hun ledikant liggen; de ellendig- sten onder de ellendigen Hier wordt men vragensmoede. hier is slechts plaats voor de liefde. En wat is het toch eigenlijk een wonder van Gods voorzienig bestel, dat er altijd nog menschcn beschikbaar zijn, die zich aan deze taak wil len wijden! En hoe bezondigen zij zich (ik kan het hier zonder iemand te hinderen zeggen, want het Bestuur dezer stichtingen volgt een andere regel), die meenen. dat men verplegend personeel wel met een scha mel loon voor een zware en lange dagtaak kan afschepen, omdat het liefdewerk is. Waarlijk, ook bij de beste belooning en de veiligste rechtspositie is de toegewijde lief de nog volstrekt onontbeerlijk! Gelukkig zoo erg als hier. is het lang niet overal. In bijna alle gevallen kan men den zegen van de arbeid tot de patiënten brengen. Dit heeft men in vroeger jaren maar al te veel vergeten. Toen heette het vaak: zoo'n idioot deugt nergens toe: en men liet hem wex-keloos rondloope.il. waardoor hij zoowel zich zelf als anderen tof last was. Hoe gansch anders gaat het nu. De stich tingen kunnen gerekend worden tot de groot-grondbezitters en ze kunnen eigenlijk niet te veel hebben. Want wie grond heeft, kan arbeid laten verrichten cn hoewel matten-, muilen- en manden-maken goed is en onmisbaar; buiten werken in veld en boomgaard is toch beter, als het moge lijk is. Ik moet hierbij even spreken over het economisch beheer van al deze en dergelijke stichtingen. Het >s zoo goed als gewoonte en regel, dat verpleeg den van stichtingen alles verbouwen en ma ken, wat voor het gebruik noodig is; natuur lijk met de noodzakelijke uitzonderingen. Deze echter worden al minder. De tuinen leveren ongeveer van alles op: aardappels, groenten en fruit. Men-heeft kippen, eenden en vaak al groot vee; of, wat het laatste be treft, sluit men contracten met pachtboeren van de stichting zelf. Men maakt matten, matrassen, stoeien, manden, pantoffels, on der- en bovenkleeding. Ja, in sommige werk inrichtingen brengt men het zoo ver, dat er geregeld uitvoer is en levering aan par ticulieren. Er wordt door de bed rij fse no's een levendige handel gedreveir zoowel in materiaal, dat tuinders, boeren, bloemisten en visschers noodig hebben; als in gebreide en geweven stoffen of onderkleeding. En telkens, als men zoo'n werkinrichting bezoekt, wordt men getroffen door de bizon dere gaven, waarmee de leiders gezegend zijn, die vaak het meesf achterlijke kind nog tot pi'oductieve arbeid weten op te leiden Misschien denken ze er zelf niet altijd bij na, (een buitenstaander ziet deze dingen soms nog beter, vooral als hij iets gezien heeft van het doellooze leven van zwakzin nigen op school en in de harde maatschap pij) hoe een dubbele zegen voor de ongo- lukkigen bereid wordt: ten eerste deze dat ze goede en nuttige afleiding hebben; ren tweede, dat hün een kans geboden wordt om nog iets te worden in de maatschappij Kolensjouwers en brandstof kruiers zag ik op 's Heerenloo. Het is wel de gc- rineste arbeid, welke de lichamelijk ge schikte jonge mannen verrichten kunnen; en nochtans is het gelukkig, dat ze dit werk mogen doen. Het was een wonderlijk troepje sjouwer lui. die daar in de groote schuur dooreen- kruisten en mij met vragen en verzoeken bestormden. maar met rustige zekerheid liet rie leider ieder doen, waarvoor hij geschikt Toen gingen wij naar de matrassen- en mattenmakerijen. Wat daar gewrocht wordt .net stumperds, die blijkbaar tot niets in staat zijn, is merkwaardig. En ge moet zien. hoe trotsch ze zijn op hun werk. Van alle kanten troonden ze mij mee om toch hun werk te bezien. Keurige cocosmatten en al lerlei kleedjes, soms met ingewikkelde pa tronen, komen uit hun handen. De knaap die de „boom" van een groot weefgetouw hanteert, doet met plezier de gansche day het werk. als hij maar een onverstaanbare melodie zingen mag. We troffen hier ook de nabootser aan. Want idioten en achterlijken hebben meestal iets aparts. Ik kom daar nog wel op. Doch deze jongen, die een fijne meneer zou kun- npn zijn, heeft de gave van het nabootsen. Het gekraai van een haan doet hij met die natuurlijkheid na, dat hij een waardevol spion van de Boschgeuzen had kunnen zijn. Iioch ook de stem van de predikanten Van Halsema, Van Herksen en Timmer bootst hii zóó nauwkeurig na, dat de meest ge oefende hoorder geen onderscheid opmerkt op Lczenoord is dat geheel anders. De nieuwbouw daar bewijst, welke vorderingen er ook op dit ge bied gemaakt worden. Soms zou men de vraag stellen of de luxe niet wat al te groot is. Doch die gedachte wordt direct weer ver drongen, als men bedenkt, welke arbeid hier verricht wordt cn welke ongelukkigen hier verpleegd worden. Och, laten zij het dan maar zoo goed mogelijk hebben. Tusschen Lozenoord en 's Heerenloo be staat alleen dit verschil, dat het eerste be stemd is voor meisjes en het laatste voor jongens. De scheiding is nog niet geheel doorgevoerd, doch het gaat steeds meer in die richting. En nu pas weer een nieuw pa viljoen in gebruik is genomen, waarop Dr. Du pont met recht trotsch is, nu wordt hei weer gemakkelijker. Dr. A. D u p o n t is, gelijk men weet, reeds 35 jaar aan de stichtingen verbonden; eerst als geneesheer, later als geneesheer-direc teur van „Lozenoord"; terwijl hij tevens re gelmatig voor de zieken van Groot Emaus zorgt Niet weinigen van de bier verpleegde meis jes vinden huishoudelijk werk te doen op (ie zalen en ook in de keuken. De keukens zijn op zulke stichtingen natuurlijk inrichtingen van zeer groote beteekenis. Waar zooveel monden open gehouden moeten worden, valt er heel wat te doen. Des morgens zag ik dan ook velen bezig met het gereedmaken van het eten; des middags werd de groente voör de volgende dag schoongemaakt. En, laat ik dit nog even mogen zeggen, 'k Heb wel afdeelingen gezien, waar het m.i. al te sober was, b.v. wat verf en meubilee ring betreft; ook vaak het gevolg vai ouderdom van het gebouw, waardoor me niet van kan maken, wat men wil; maar ik heb nergens een zaal of zólder, een berg- of werkplaats gezien, waar de zindelijkneid niet werd betracht. De conversatie en slaap zalen, soms wel wat 51 te eenvoudig, maar alle onberispelijk wat netheid betreft Men zegge niet, dat zulks van zelf spreekt. Want dan vergeet men, dat het heel wat an dei-s is om zalen waarop deze patiënten huizen, schoon en frisch te houden, dan de gezellige huiskamer van het normale g En dan in de tweede plaats: over de voeding zal geen enkele klacht khnnen rijzen. Na tuurlijk, het is gestichtskost. Men kan geen dineetjes verschaffen. Dat is eenvoudig on mogelijk bij de massabereiding. Maar wat er opgediend wordt is kwalitatief uit stekend, voedzaam en smakelijk. Er wordt zorg aan de bereiding besteed. Het verplegend personeel heeft een ander menu dan de gewone patiënten (er worden natuurlijk ook heel wat aparte potjes ge kookt voor zieken en zwakken), 'k Heb de vraag gesteld of deze aparte maaltijden, welke door het toezichthoudend personeel m dezelfde eetzaal met de verpleegden genut tigd worden, geen ontevredenheid wekken, juist in de sfeer van deze personen, die zich gauw verwaarloosd achten. De heer Van de Wart zei mij, dat hij do vraag ook ernstig overwogen had, doch hij heeft nog nooit gemerkt, dat het de ver pleegden steekt of hindert. Zij schijnen de situatie te begrijpen. Natuurlijk hebben dc verplegenden recht op wat meer variatie bij de voeding dan de itichtspot kan leveren. Dat begrijpt ieder 1 en men kan de verpleegden zelfs geen modern eetservies geven. Al moet ik zeggen, dat het in de groote jongenseetzalen van Groot Ernaus zeldzaam ordelijk toeging. Men zou er in vele gezinnen een voorbeeld aan kunnen nemen. De stemming getuigde van groote tevredenheid. Doch, over Groot Emaus moet ik nog iets mfeer zeggen. BOTSING TUSSCHEN AUTO'S. Te Amsterdam heeft bij den oprit van de Amstelbrug voor de Blasiusstraat een erns tige botsing plaats gehad tusschen twee personenauto's. De eerste auto kwam van de richting Schollcnhrug, terwijl de andore auto van he' Amstelhotel naderde. Laatst genoemde auto had een flinke vaart. Blijk baar hebben de chauffeurs elkaar niet he erepen, zoodat de wagens met een harde k'ap tegen elkaar reden. De beide chauf feurs werden licht gewond. Een passagier van een der auto's was er ernstiger aan 'oe; deze liep een groote vleeschwonde aan het hoofd op. Na bij een in de buurt wonen de dokter verbonden te zijn, kon hij zich, ov-Pnals de chauffeurs naar huis begeven. De beide auto's werden nagenoeg geheel vernield. Later op den avond zijn zij weg gesleept Het tramverkeer ter plaatse ondervond tengevolge van dit ongeval ongeveer 10 minuten stagnatie. De politie heeft de zaak in onderzoek. GROOTE BRAND TE AMERSFOORT. Drie huizen in de asch gelegd. Dinsdagmiddag ongeveer één uur is brand uitgebroken in perceel 62 aan den Hooge- weg te Amersfoort, bewoond door de familie retors. Spoedig was de brandweer gewaar schuwd, die met twee stralen op de water leiding den brand poogde te blusschen. Door den feilen wind had het vuur zich uitge breid tot de twee naast liggende perceelen, waarvan één bewoond wordt door de fami lie Renting. Door, krachtdadig optreden wist de brandweer verdere uitbreiding te voor komen. De drie woningen zijn totaal uitge brand. De inboedel kon gedeeltelijk gered worden. Om ongeveer half vier \>as men den brand meester. De schade is vrij aan zienlijk en wordt gedeeltelijk gedekt. Bij liet hlusschingswerk heeft nog een ongeval plaats gevonden. Toen de brandmeester Droog op een schuurtje was geklommen, bezweek dit, waardoor de brandmeester een schouderontvvrichting bekwam. Nadat in het hospitaal het slachtoffer was verbonden, kon hij naar zijn woning worden overg* bracht. DE GRIEP IN HET GARNIZOEN TE AMERSFOORT Het „Hbld." meent te weten dat de dienst plichtigen, welke bestemd waren voor het garnizoen Amersfoort, doch in verband met de aldaar heerschende griep naar Ede zijn gedirigeerd, zich weder zoo spoedig moge lijk naar het garnizoen Amersfoort, zu1 hebben te begeven, aangezien de griep sterk is afgenomen. De herhalingslichtingen, welke op 12 Fe- bruèri onder de wapenen moeten komen, behoeven zich evenmin naar Ede te bege- HET DRIJFIJS OP DE ZUIDERZEE. De booten van de Holland-Fricslandlijn, de „Jan Nieveen" en de „Friesland" kwa men Dinsdagmorgen met 6 en 7 uur vertra ging binnen. De oorzaak zit in het feit, dat door het vele drijfijs, vooral in de nabijheid van Urk, de booten herhaaldelijk kwamen vast te liggen. DEN SCHEDEL VERBRIJZELD. Op de bootenmakerij van W. te Leeuwen aan de Waal werd een ijzeren boot gekan teld. De 17-jarige J. W. kwam met het hoofd onder de boot en werd door den scherpen kant aan het hoofd getroffen, dat totaal v: brijzeld werd. De jongen overleed kort daarop. ZATERDAGS „WINKELEN" Zaterdag reed een vrachtauto van J. van R. te Oudenbosch Joor een defect aan stuurinrichting tegen den gevel van slagerswinkel van den heer W. Buijzen. De botsing geschiedde met zulk een kracht dat de voorgevel naar binnen werd gedrukt en de zijgevel naar buiten viel. zoodat de win kel nagenoeg geheel vernield werd. Ook de auto was zwaar beschadigd. E I c h wat W115 _11I LIEFDE, DIE NIET VERGING Mevrouw Lorgerel wee een oude, bemin nelijke, geestige dame, een hartstochtelijke liefhebster van bloemen. Kort in haar nabijheid woonde de heer Descoudiaië. Hij had het landgoed geërfd een bloedverwant, die daarbij de be paling gemaakt had, dat hij zijn naam moest aannemen, iets waartegen de geluk kige, erfgenaam geen enkel bezwaar had. rie kennismaking 6checn de oudjes we derzijds genoegen te geven en vaak was de Descoudrais op bezoek bij mevrouw Lorgerel. Ze sDeelden dan wat trik-trak of een ander dergelijk spel- Eens werd de oude heer bij zijn binnen komen getroffen door een bouquet prachti ge gele rozen, die op tafel stond. Het waren zeer zeldzame exemnlaren. nog te meer, omdat er zooveel bloemen dat jaar ver- Mevrouw Lorgerel merkte zijn ontroering en keek hem vragend aan. ..Ja. mevrouw, u hebt er recht op, u te verwonderen en als u het mij toestaat, zal ik u vertellen, hoe het komt, dat herzien van die gele rozen mij zoo aangrijpt." Hij vlijde zich in een gemakkelijken stoel en begon te vertellen: .,'t Zal nu ruim veertig jaar geleden zijn Ik was toen een jaar of twintig en had cnijn schoolopleiding voltooid. Zonder mij in deze zaak te kennen, zooals destijds de gewoont» was. had mijn vader over mijn lot besÜ6t en had voor mij een plaats als luitenant verworven bij een regiment, dat in een stad van Auvergne lag Met ontzetting hoorde ik dit besluit. Op zich zelf trok de uniform mij toch al niet bijzonder aan. maar dat was toch niet de voornaamste oorzaak van mijn afgrijzen Die zat hierin, dat ik een meisje liefhad en het vreeselijk vond uit hare nabijheid te vertrekken. Ik besloot een oom in den arm te nemen, bij wien we allemaal om raad en daad kwamen. Hij begreep on6, jonge menschen, zoo coed en hij had zoo'n helder doorzicat in alles. Ofschoon schertsend, ging oom toch stig op mijn moeilijkheden in en hij be loofde mij ziin hulp. Hij maakte mij duide lijk dat twintig jaar rijkelijk vroeg is om aan trouwen te denken en wilde mij eer plaats bezorgen veel korter bij, zoodat ik elke drie maanden naar huis zou kunnen komen- Ik moest dan beloven, drie jaar te wachten. ,.Als het meisje werkelijk van je houdt, beteekent die paar jaar niets," zei Nu moest echter het hooge woord er uit, en ik vertelde hem, dat ik niet zeker was van haar liefde. „Dan moet je dat eerst vragen.' „Dat durf ik niet., oom: 't i6 zoo'n engel.." „Ja, ja, dat begrijp ik, maar hoe denkt die engel over jou?" We bespraken deze 'gewichtige aangele genheid lang en breed en 't ge\olg was, dat ik haar een briefje schreef, en haar dat in handen speelde tusschen een ruiker rozen, van dezelfde soort als daar staan „U plaatste dus het briefje tusschen de hloemen?" vroeg nu mevrouw Lorgerel, heel belangstellend. „Ja, mevrouw; ik herinner het mij nog zon goed. Ik had Noëmi gevraagd, drie iaar op mij te wachten en als zij toestem de. 's avonds een van miin rozen te dragen. Wat was ik onrustig en verlangend naar den avond. Maar hoe verslagen was ik, toen ik zag, dat ze geen roo6 van mij droeg! Dat besliste de zaak. Ik vertrok drie dagen later naar mijn regiment Mijn oom wa6 een paar maanden naar mijn garnizoenstari gekomen en had mij door zijn prettigen en vaderlij ken omgaing zooveel mogelijk over mijn verdriet he-engeholpen. En toen de herinne- •ing aan Noëmi voldoende was verbleekt, ofschoon ik ze toch eigenlijk altoos diep in miin har,t bewaarde, trouwde ik met de dochter van mijn kolonel, die men reeds eerder voor mij bestemd bad- Acht jaar later was ik weduwnaar en thans leef .k geheel alleen, want ook mijn oom is inmid dels overleden". ..En weet u niet, wat er van Noëmi i6 geworden?" „Neen; ik zie haar nog altoos als de acht tien iarige voor mij, met haar bruine haren en zwartfluweelcn oogen. „Dan zal ik het u zeggen: zij beminde u, maar uw briefje heeft zij nooit gezien en uw plotseling vertrek maakte, dat zij meende, zich in u verg;6t te hebben". Met open mond zat mijnheer Descoudrais te luisteren. Mevrouw ging verder: „Toen zij over haar verdriet heen was, huwde zij mijnheer Lor- gerAl, en diens weduwe ziet u thans voor u". „Hoe! u i6 Noëmi Arnelot?!" ..Ja. evenals u Edmond van Allheim was". Het werd den oudjes te veel en mevrouw Lorgerel had de tact om naar een kast te trippelen. Ze haalde er een ivoren doo6 uit, waar ze het deksel af nam. Daar lag de rui ker verwelkte rozfen! Ze haalde voorzichtig de bloemen uit el kaar. en nu kwam waarlijk ook het briefje te voorschijn, dat er ruim veertig jaar onop gemerkt gelegen had en dat, ware het op tijd gelezen, op het lot van een aantal men schen een belangrijken invloed zou hebben geoefend. Hand in hand stonden de oudjes bij de dorre bloemen, die hun zooveel zeiden. Sedert verlieten de oude heer Descoudrais en mevrouw Lorgerel elkaar bijna niet meer En in reine vreugde verdiepten zij zich in de dingen van 't verleden. Hun liefde bloeit in hun ouderdom! AUTO-BOTSING. Te Numansdorp is een ongeval gebeurd, dat nog betrekkelijk goed is afgeloop^n. Twee auto's, tegenkomers, reden in de Ha venstraat tegen elkaar op in verband met het feit, dat door den rook van een passee- rende stoomtram de beide bestuurders in het geheel geen uitzicht hadden. In den luxe-wagen, bestuurd door B., wonende to Numansdorp, zaten vier personen. De vrouw van B. werd ernstig aan het hoofd gewond. De drie andere personen kwamen er goed af. In den anderen wagen werd de chauf feur eveneens niet gewond. Beide wagens werden zwaar beschadigd en moesten wor den weggesleept MOORDAANSLAG TE BRUSSEL. Gisternamiddag werd het publiek in het groote café op de Place de Brouckèj;e in het hartje van Brussel opgeschrikt door een re volverschot. Twee Algerijnen, die daar geze ten waren, kregen ruzie om een bedrag van drie duizend francs. Plotseling trok een hun ner zijn revolver en schoot op den ander, die zwaar gewond ineen zakte. De dadT nam de vlucht, doch werd na een opwinden de jacht in een der aangrenzende stratoii gegrepen en aan de politie overgegeven. NIEUWE AVONTUREN VAN MIJNHEER PIMPELMANS 19. De boot vliegt met een reuzenboog Heel sierlijk door de lucht omhoog; Wie heeft er ooit zooiets gezien! Een vleugellooze vliegmachien! Heer Pimpelmans ziet aak'lig bleek, Hij is van angst totaal van streekl 20. Pas on, daar nadert Kees van Loenen, Hij heeft zijn wagen vol citroenen; Het bootje ploft er midden in; Kees kijkt zoo nijdig als een spin, Terwijl het kost'lijk vruchtennat De wand'laars om hun ooren spat. (Wordt Vrijdag vervolgd.) FEUILLETON TEDDY'S KNOOP door AMY LE FEUVRE. j 73 ,'i Boterhammen met aardbeienjam en flin ke stukken cake met en zonder rozijnen bielden onzen jongen vriend eenigen tijd ten volle bezig. Hij was er benieuwd naar, of alle stoute jongens zoo getracteerd wer den door den dominee, en vond zoo'n in- vitatie, om thee te komen drinken op de ,J pastorie, wel heel erg prettig. ..En nu," zei dominee Upton, toen ze bij na klaar waren met hun maa'tijd, „nu zou ik nog wel even wat met je willen praten Je vader was een dapper soldaat en hij vond den dood omdat hij ons vaandel, on- 1 ie banier, wilde redden. Je wil toch zeker net zoo dapper worden als hij, is het niet?" „Ja, meneer," zei Teddy. „Nu, in het Woord van God lezen wij. wat de banier des Heercn is. Wii je het mij &ven nazeggen? „De liefde is zijn banier Over mij." Teddy herhaalde het vers heel langzaam «n met belangstelling. „Het is een wonderbare banier," ging do minee Upton voort. „Met den vijand rondom onë heen en in bet heetst van het gevecht kunnen wij on6 vaandel omhoog hóuden. Lie'de! Gods God6 liefde tot den mensch, ofschoon die mensch van zijn jeued af in opstand is te- ?en zijn Schepper. Wat hebben wij te vree ën. als wij den vijand tegemoet kunnen Irecko met zoo'n banier, gedoopt in het bloed van onzen oversten Leidsman, den Zaligmaker der wereld, Jezus Christus, den Zoon van God?" Teddy haalde diep adem, en toen de do minee even zweeg, riep hij vol geestdrift uit: „Vertelt u toch verder. Ik wil er zoo graag nog meer van hooren. Zou God mij ook Zijn vaandel omhoog willen laten hou den voor Hem?" „Zoodra je in Zijn dienst bent overge daan. Ben je een van Zijn krijgsknechten, Teddy?" „Ik weet het niet." „God wil, dat we ons geheel aan Hem ge ven, a.ls wij een krijgsknecht ven Hem wil len zijn. Heb je dat gedaan? Er moet een oogenblik in ons leven komen, dat we ons geheel en zonder eenig voorbehoud aan Hem geven, Die alle recht op ons heeft. Wel, Teddy, geloof je, dat de Heer aan hot kruis geciorveii is. om jou te redden? Heeft Hij daar jouw zonden gedragen?" „Ja," zei Teddy, terwijl hij zijn blauwe nogen op zijn ondervrager vestigde; „dat heeft Hij gedaan. Moeder hoeft het mij dik wijle uitgelegd." „Waarom heb je je dan niet bij Zijn krijgsknechten aangesloten? Hoe komt het dan. dat je je nog niet in Zijn gelederen bevindt? Waarom sta je dan nog altijd aan den kant van den vijand?" Teddy klemde zijn kleine handen Ineen. In zijn oogen verscheen een blik van vast beradenheid. „Ik zal dadelijk dienst nemen. Ik wil ook een van Christus' krijgsknechten zijn-" „En hoe dacht je dat te doen?" „Dat weet ik niet Wil u het mij, alsje blieft, zeggen?" Ei' volgde eon stilte. Dominee Upton besefte ten volle, hoeveel er afhing van zijn antwoord. Hij was er vast van overtuigd, dat ook een kind door zijn leven den Heere verheerlijken kon. I-Iij wiet, dat de Meester ook het hart van een kind aanneemt, en diens wankele schreden op den weg naar den Hemel wil richten en bewaren, en na een kort gebed om leiding, zei hij: „Je moet er met God zelf over spreken en doe dat nu niet overhaast Kniel rustig alleen ergens neer en vraag het allereerst, of de Heer je je zonden wil vergeven en je naam in het boek de6 Levens schrijven, om Jezus' wil, Die voor je gestorven is. Zeg dan dat je je zoo graag bij Zijn krijgsknechten wil voegen, en geef je heelemaal over aan Hem voor nu en tot in alle eeuwigheid." Dominee Upton 6prak langzaam en met nadruk. Hij wist, dat-hij zoo licht te hoog voor zijn kleine toehoorders 6prak, en hij deed dus zijn best. om in eenvoudige taal tegen Teddy te 6preken. Deze anwoordde eerst niets; eindelijk zei hij: „Als ik dienst neem in het leger van den Heere, moet ik dan voor altijd en altijd Gods krijgsknecht blijven, totdat ik een. oude man. met wit haar en zonder tanden.'" „Wou je liever een krijgsknecht van den duivel zijn?" „Neen." „Het is heel goed, dat je er nog eerst over nadenkt Ik zou niet graag willen, dat je te eauw een besluit nam- Ga naar huis en denk er over na: en kom het mij vertellen, al6 je besloten hebt. den Heer te dienen." „Ik zou graag een krijgsknecht van God willen zijn, maa»- tegen wie zal ik dan moe ten vechten? Tegen werkelijke vijanden, of moet ik het mi.' maar verbeelden?" „Ik zal je wel alles van je vijanden ver den tellen, zoodra je in de gelederen Heer berit overgegaan. Ik zal je dan echten vijand van je laten zien, je ergsten vijand." „I-leusch waar? Een echten, levenden vijand?" „Een echten, levenden vijand." Teddy glimlachte tevreden. „Ziezoo," zei dominee Upton, „nu stuur ik je naar huis. Als je dienst neemt in het le ger van den Heer. dan moet de eerste per soon, over wie je je vaandel omhoog houdt, dat kleine meisje zijn, dat je zei, dat je haat t.e. Voor je heengaat, zou ik ook nog wel even met je willen bidden. Kniel dus maar naast mij neef." De stralen van de ondergaande zon ver lichtten het witte hoofd van den dominee en de blonde krullen van den kleinen jon gen. terwijl zij daar geknield lagen. „Liefhebben! Vader," bad de dominee, „ik breng U hier een ander klein lammetje. Wil Gij hem leiden bij zijn besluit, en als hij Uw schaapskooi binnengaat, wil Gij hem in Uw dienst gebruiken en hem zege nen Wil Gij hem helpen, den goeden strijd te strijden, om Jezus' wil. Amen." Een uur later zat Teddy met zijn moeder samen Ln de oude portiek. Zijn grootmoe der en zijn oom waren naar de avondkerk. Hij had haar verteld, waar de doqiinee eti hij het over gehad hadden, en zat nu op een laag houten bankje droomerig naar buiten te kijken. De bijen en muggen gonsden vroolijk tus schen de hooge stokrozen en de roode en witte rozen, die tegen het huis opgroeiden; de vogels zongen reeds hun avondlied; al les in het rond ademde vrede en rust „Ik voel," zei Teddy even later, terwijl hij opkeek naar den blauwen hemel, „als- J of God op mij wachtte, moeder." Juffrouw Platt gaf geen antwoord, en hij voegde er haastig aan toe: „Wanneer is u in den dienst van den Heere overgegaan, moeder, is het al heel lang geledon?" „Ja kind, kort voordat ik met je vader trouwde." „En wanneer had vader het gedaan? Toen hij nog een kleine jongen was, net als ik?" „Neen, niet voordat hij al een man was. Hij heeft dikwijls genoeg gezegd, dat het hem speet, dat hij zijn hart niet vroeger aan den Heere had gegeven." „God neemt toch ook wel jonge krijgs knechten aan, is het niet? Zou ik de jong ste zijn, denkt u?" „Neen, lieveling, Hij heeft een heeleboel dappere, kleine krijgsknechten, jonger dan jij." Nog een lange stilte, en daarna een diepe zucht van Teddy- „Ik heb toch zooveel te denken vanavond, moeder, dat ik er moe van word. WU u niet wat voor mij lezen, voor ik naar bed ga?" Zijn moeder drukte haar lippen op zijn krulkopje. „Wat zal ik je voorlezen?" vroeg ze. „Van de drie mannen in den vurigen oven." En zijn moeder nam haar bijbel op. trok baar kleinen jongen dichter naar zich toe, totdat zijn hoofdje tegen haar schouler rustte, en las hem de geschiedenis voor. Later, toen zij hem in bed nog een6 toe stopte en hem een kus gaf, ö'.oeg hij zijn armen om haar hals en fluisterde „Ik denk, dat ik het morgen ga doen, heele maal alleen." HOOFDSTUK IV Teddy neemt dienst voor zijn heele loven Toen den volgenden middag de dorps school uitging, waren de meeste jongens in minder dan geen tijd op de gemeentevvei.le bijeen om te cricketten. „Waar is Teddy?" „Waar >s Teddy Platt?" „Zeg, waar is Teddy?" „Zoeken jullie Teddy eens!" hoordo men van alle kanten, maar Teddy was ncigons" te zien. „16 hij soms school moeten blijven?" vroeg er een. „Best mogelijk, want hij was heelemaal in de war, vandaag." „Dat was iel Ik vroeg, of hij mijn halven appel wilde hebben en het was een pracht stuk; maar hij keek er niets eons naar en zei alleen: „Dank je, morgen wil ik er vel een 6tukje van hebben; maar vandaag niet." „Nou, de meester heeft hem ook een 6tandje gegeven," zei een andore stem. 1 tij gaf heelemaal verkeerde antwoorden bij het uit het hoofd rekenen en zei solda'en ;n plaats van meters; en de meester zei: „Zit jou hoofd vot soldaten vandaag, in plaats van met wat andere?" En Ted kreeg een hoofd als vuur en zei: „Ik kan vandaag aan niets dan aan soldaten denken,' en ai meester zei: „Ga dan maar acntsraan in de klas zitten, totdat ze weer allemaal uit je hoofd weg zijn: en dan kom je het mij maar vertellen" Toon ie naast mo kwam zitten, vroeg ik: „Heb je soms je kn iop ver loren, dat Je zoo in de war bent?" En bij zei: „Neen, den knoop heb ik nog. maar ik denk er o ver mij te laten aanwerven. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 9