VAN LIJDEN, LEED EN LIEFDE Kunst en Letteren. Van vreemde plaatsen, voor Nederland van belang DINSDAG 10 FEBRUARI 1931 DERDE BLAD PAG. 10 VIER MOMENTEN VAN CHR. BARMHARTIGHEID VOOR DE MISDEELDE JEUGD Overmits over enkele weken, namelijk op 3 Maart a.s., de Vereeniging tot Opvoeding en Verpleging van Idioten en Achterlijk< kinderen het veertig-jarig jubileum hoopt te vieren.; en overmits ons blad altijd treurt met de Prof. Dr. GCh. AALDERS, Voorzitter der Vereeniging. treurenden, doch ook blijde is met de blijden; - en overmits de Directeur van Groot-Emaus een mijner vrienden is uit een jeugdiger levensperiode, toen wij samenenfin, dat doet er niet toe daarom begaf ik mij op een der weinige mooie dagen van deze kwakkelwinter naar het schoone Ermelo en was ik daar een dag de welkome gast (niet onderwerpelijk maar voorwerpelijk) van de directeurs-familie. Doch aangezien een directeur er is om anderen werk te geven, zoo heeft de heer Van 'der Wart mij de gansche lieve lange dag meegetroond van de eene stich ting naar de andere; een ambulantisme, waarin hij geoefend is, doch dat mij haast naar een ambulance deed verlangen; ter wijl ik mij later in de trein angstig de vraag stelde, of ik zou schrijven ovei het verloren spoorkaartje (dat ik thuis terug vond) of over de stichtingen; want het is mij tot heden niet gelukt de vele indruk ken te ordenen. Dit echter wil ik u wel bij de voorbaat zeggen, dat ik, na Groot-Emaus, 's Heeren- loo cn Lozenoord te Ermelo en later de Dr. Mr. Willem van den Bergh-Stichting te Noordwjjk bezocht te hebben; een ge voel van groote dankbaarheid over mij voelde komen, dat ik voor de mijnen zulk een stichtine niet noodig heb; maar in even sterke mate, dat deze stichtingen er zijn voor de in zoo menig opzicht misdeelde en diep-beklagenswaardigde jeugd, aan wie in zoovele gevallen de zonden der ouders be zocht worden. Ik schrijf van hun leed en lijden, on danks de dringende en door de praktijk bevestigde waarschuwingen van de direc teuren. om toch niet te meenen, dat de verpleegden zich zoo ongelukkig gevoelen. Dat is onjuist, bijna overal heerscht een sfeer van vroolijke blijheid en groote tevre denheid: men weet niet wat men ontbeert en men heeft een verzorging, zoo goed, dat het beperkte verstand niet denkt aan het lijden, waaronder men toch in werkelijk- heid gevangen ligt. De Stichtingen zijn eigenlijk kleine maat schappijen, waar tevredenheid heerscht, om dat aan de gekende behoefte bevre diging wordt gegeven. Doch, als dit zoo is, dan is zulks toch te danken aan die Christenmannen, die pionierswerk op dit ter rein hebben verricht, omdat ze ook in idioot en imbeciel schepselen Gods zagen, de gezonden en sterken en wijzen ter ver zorging opgedragen; en daarna aan die brcede rij van dienend personeel, ja, dienend, doch niet voor geld, maar uit liefde tot hen, die anders de verworpenen der aarde zouden zijn. Daarom, als ge mijn indruk vraagt, dan is de eerste en alles overwegende deze: houdt die broeders en zusters (nomen est omen) in eere en hoog aanzien, die zich geven aan dit werk der barmhartigheid. En wanneer men mij dan waarschuwt om niet te schrijven over een sombere stem ming, welke men slechts rporadisch aan treft, dan ga ik daarmee accoord; doch ik voeg er aan toe: dat de stumperds nog zoo vaak de zon zien, daarvoor huldigen wij het verplegend personeel op deze Stich tingen. Wilt gij dat toonen bij het komende jubi leum? Een kleinigheid is voldoende. De ju- bileum-commissie vraagt heel weinig. 1 In 't centrum der stichtingen staat te Er melo een kerk: sober en eenvoudig; doch men is er tevreden mee. In die kerk staat een klein Seraphine-orgel, als ik het wel heb; doch daarboven wordt een flink kerk orgel gebouwd. Dat orgel moet betaald wor den; doch ik geloof, dat de commissie een wissel heeft afgegeven, betaalbaar bij de Christelijke Mededeelzaamheid en ik ben er zeker van, dat deze wissel gehonoreerd zal "worden. Dat zal de secretaris-penningmeester, de heer J G. Pieper, te Ermelo, gironummer 171566 dezer dagen wel merken. De muziek is een machtig wapen in me nige strijd; dat leert ons de geschiedenis van Saul en David wel; en daarom is een I flink orgel in een kerk. waarin (o schrik iniet), zelfs bioscoop-voorstellingen gegeven worden en ook zangavonden en lezingen, onmisbaar. De Bark in 't midden. van het complex der stichtingen bewijst reeds voldoende, dat hier een dorp op zich zelf verrees en dat de arbeid van zeer groote omvang is. Te Ermelo worden op dit oogenblik niet minder daii 1200 personen verpleegd (te Noordwijk 220) en de personeelsterkte be droeg einde 1929 niet minder dan 260 per- F. KORTLANG J. Ezn. Van 1S9I1927 Secretaris der Vereeniging tot opvoeding en verpleging van Idioten en Achterlijke Kinderen. sonen; een getal dat regelmatig klimt door de uitbouw der gestichten. Het is wellicht goed in dit stadium der bespreking even na te gaan. voor wie de stichtingen 's Heerenloo, Lozenoord, Groot- Emaus en Van den Bergh-Stichting dienen. De naayr zegt het eigenlijk voldoende: idioten en achterlijke kinderen. Er is verschil tusschen die twee. Er zijn, om met de geleerden te spreken: diep-liggende idioten en hoogstaande imbecielen en de bielen. Bij die allen is niet als bij krankzinnigen een geestelijke storing van het nor maal ontwikkelde intellect, doch een te- t aan verstand, een intellectueel de fect. Dat het in de ergste gevallen vaak heel dicht krankzinnigheid nadert, bewijst een bezoek aan de zalen van 's Heerenloo vol doende en blijkt ook uit het juridische on derscheid tusschen 's Heerenloo en Lozen oord eenerzijds en Groot-Emaus en Noord- ijk anderzijds. De eerste stichtingen hadden de verkla ring noodig, dat zij gerechtigd waren om krankzinnigen te verplegen; met de andere was het nooit het geval. Vandaar, dat men spreekt van idioten en achterlijke of zwakzinnige kinderen. In 't algemeen kan men zeggen, dat de eerste vegeteeren. het leven leiden van een plant en hoogstens onder voortdurend toezicht de allereenvoudigste handenarbeid op de stich tingen kunnen verrichten (zand en kolen kruien bijv.); de laatsten hebben de kans om nog iets te worden in de maatschap pij (soms zelfs veel) en leeren in de regel allerlei handenarbeid, zoo in werkplaats als op het land. In de goede oude tijd. welke in menig opzicht zóó wreed en hardvochtig was voor misvormden en misdeelden, trok men zich van het lot dezer kinderen heel weinig aan. Ook de ouders niet. Hoewel zij zoo heel vaak de schuldige oorzaak zijn van het leed hunner achterlijke kinderen. Natuurlijk, niet altijd. Ons oordeel zij nooit ondoordacht. Maar het resultaat der studie van D r. D u»p ont, van Lozenoord, die reeds 35 jaar in deze arbeid bezig is, zegt toch heel veel. Hij kwam tot de con clusie, dat achterlijkheid voor 25 pCt. erfe lijk is; doch voor 28 pCt. aan alcoho lisme geweten moet worden; terwijl 40 pCt. niet was na te gaan. En wie weet, tot welke conclusies men in het pas door de jubileerende vereeniging gestichte Paedologisch Instituu.t te Amsterdam zal komen? Dr. Waterink is, gelijk bekend, directeur van deze Ob servatie-inrichting voor moeilijke en afwij kende jongens en met het onderzoek van een twintigtal is reeds begonnen. Zoo iets had vroeger dwaasheid geleken. Toen stopte men deze stumperds op. een zol der of in een hok en liet ze daar aan hun lot over. Men dacht er niet aan, dat God tegenover dit leed plaatste, opdat wij zouden toonen navolgers te zijn van den barmhartigen Hoogepriester. En 't j is de onvergankelijke eere van den helaas I zoo vroeg gestorven Mr. Dr. Willem j v a n den Bergh, dat hij de roeping zag en aanvaardde. Hij heeft, praktisch gesproken, o zoo weinig gedaan, want God rukte hem weg; maar immers niet te vroeg, want zijn werk bleef en werd door anderen voortgezet en tot rijke ontplooiing gebracht De jeugdige predikant van Voorthuizen bracht in diverse diaconale conferenties de zaak der idioten naar voren en het lukte hem zooveel sympathie voor zijn plannen j te winnen, dat ze ten slotte met groote en ergie doorgezet werden. (Onze Kerknieuwsredact, de heer D. de W i t schetste in zijn brochure „Een Boet gezant", het leven en de arbeid van dezen merkwaardigen man). Nadat eerst de heer Roodhuizen te Zeist tevergeefs voor dit werk was aangezocht, stelde zich daarna beschikbaar de heer F. Kortlang J.E.zn., die zich eerst door studie in het buitenland voor zijn werk voorbe reidde. De in 1S91 gestichte vereeniging kocht de oude heerlijkheid 's Heerenloo, waar vroe ger de Johanniter-orde gehuisvest was. Op de achtergevel van het bijna verdwenen slotgebouw ziet men nog beeldhouwwerk, voorstellend het hoofd van Johannes den Dooper op een schotel; en Penning schreef zijn roman over de „Broeders van St. Jan". In deze oude heerenhuizinge begon Kort lang, onder veelzins bekrompen omstandig heden zijn arbeid, welke nog geheel van de Christelijke barmhartigheid afhankelijk was. Thans subsidieert de overheid mild en ruim, doch toen was er vaak geldnood en zoowel verpleegden als verplegend personeel hebben daar onder geleden. Nochtans, het was een mooie periode. Toen niemand zich iets van deze misdeel den aantrok, zocht de Christelijke liefdadig heid, welke toch al zooveel te verzorgen had: school, kerk. armen, zending, krankzinnigen en wat rtiet meer, nog nieuwe expansie op djt onontgonnen terrein. Hier geldt in zeer bijzondere zin: Gedenkt I uw v o o r g a n g e r s, die de arbeid in zwak j heid en met moeite, al worstelend vaak hebben aangevat en voortgezet: aanschouwt het heerlijk resultaat, waarover we ons thans verheugen en laten we met elkaar afspre ken, dat we dit werk, onder gunstiger om standigheden doch daarom met te grootè) toewijding, in Gods kracht tot zijn eer en tot heil van onze misedeekle naasten voort zetten. Valeriusbeste liederen, maar hij schrijft ik niet dat mijn boekje een sterke „vader- toch over „ons", dat is de schare literair j iandse toon" heeft en „de vroomheid" van toch over „ons", dat is de schare lietrair j Valerius' verzen naar voren bedoelt te min of meer georiöntcerden? En van die categorie (er niet alleen van „een groot pu bliek") is me bekend, dat ze over Valerius' Gedonckclanek en Valerius' leven ongeveer niets weet. Ja, 'k heb vorige zomer een hoofd akte-examen bijgewoond, waar de candidaat Valerius' Merck toch op zijn literatuurlijstje had staan, maar op alle vragen: Wie was die meneer Valerius? Waar woonde hij? Wat ■oor bundel is de Gedenckclanck? Over velke tijd handelt hij? enz. slag voor slag het antwoord schuldig moest blijven. En mis schien wil ten Ham ook even Dr. Kalff na slaan om te zien, dat zelfs deze aan de Gedenckclanck slechts een paar onbeduiden de opmerkingen wijdt Het Vaderland schreef dan ook terecht: slechts zeer weinigen welen iets van den inhoud en de compositie (van de Gedenck clanck)" En Mr. Roel Houwink, de nieuw benoemde redacteur van Opw. Wegen, van wie de redactie (Van Ham) zelf „de literaire kwa liteiten" erkent en roemt ving zijn beoordee ling van de studio in Vrijzinnig Protestan tenblad aldus aan: ,De heer Leendertse heeft in het verleden neergezonken schatten opgedolven en aan het licht gebracht. Hij deed daarmede een goed werk en wij hopen, dat hij voort zal gaan op dezen weg". D.at klinkt wel een beetje anders dan wat Van Ham zegt. OPWAARTSCHE WEGEN Valerius' Gedenckclanck 1 Februari 1931. H. de Bruin, A. Wapenaar, G. Smit, Han. G. Hoekstra, Ido Keekstra, John Ietswaart en G. J. Peelen dragen verzen bij. Er zijn er bij, die gerust ongedrukt hadden kunnen blijven. Wat zegt u van dit: Een zachte stem zingt ons voorbij verrukkelijk sentimenteel, en ik kus u cn gij kust mij, de nacht is zwart, de maan is geel? Ido Keekstra vangt een vers aan: De bloemen zingen hun avondbeê. Je reinste rhetoriek, valsche beeldspraak, die we gewoon zijn in de vóór-tachtiger do mineespoëzie te hekelen. Doop van Peelen is een goed vers, daarin trilt ten minste oprechte bewogenheid, han delt over dingen die de moeite waard zijn. Onze jongeren moeten los uit de ban der lyrische betoovering, zal hun dichtkunst een toekomst hebben. Van Ham bespreekt onder de titel: Nieuwe Christelike letterkundige Studiën de volgende boekjes: Valerius' Gedenckclanck door M. J. Leendertse; Afrikaans proza door Dr. J. Haantjes; N. Buffinga: Religie en Kunst en Dr. W. J. Kolkert: Chr. Middelbaar Onderwijs en Nederl. letterkunde. ValeriusGedenckclanck van schrijver dezes wordt gunstig beoordeeld, toch meenen wc onjuist gezien. De recensent zegt o.m.: „naar ik meen heeft (Leendertse) het hier gepubliceerde eerst gehouden als radiolezing en dus niet bedoeld ons met nieuwe gegevens te verrassen, maar om in een aangenaam te volgen causerie verzen tot een groot pu bliek te brengen, verzen die aan ons volk nog wat te ze,geen hebben." - De redelijkheid van dut woord dus ontgaat ons ten eenenmale. Het zou tweeërlei kun nen inhouden, maar in beide gevallen is het er vlak naast. De studie werd eerst als radiolezing ge houden, dus kenden we de inhoud er van al, dus kon de schrijver ons niet verrassen met iets nieuws. Maar in dat geval had Van Ham niet hoeven te zeggen: „naar ik meen". Want daaruit volgt dat hij de radiovoordracht niet heeft gehoord. Het moet derhalve beteekenen: De studie was meer als radiolezing be doeld, dus een populair praatje voor heel eenvoudige menschen. En derhalve kan dit I boekje niet diep gaan en voor menschen als wij, recensenten in en lezers van Opw. We gen kan het geen nieuwe gegevens brengen. Welnu, ik wensch tegen deze désapprecia- tie van Von Ham bij dezen beslist protest aan te teekenen. Het is mogelijk dat hij persoonlijk Valerius Gedenckclank in vroe ger tijd heeft bestudeerd en onder de indruk is gekomen van de literaire waarde, de reli- gieuse diepte van de natonale kracht van Ook in de aanwijzing van mijn bedoeling me' het publiceeren van Valerias' Gedenck clanck tast Van Ham ten deele mis. Indien hij inderdaad de geheele bundel, al was het slechts de poëzie alleen, had bestudeerd, zou hem opgevallen zijn dat het wel terdege, niet maar en passant, maar opzettelijk mijn bedoeling is geweest de schoonheid van Valerius' verzen naar voren te brengen 'k Geef toe dat het „houden van literaire be schouwingen" niet door mij is bestreefd, dat kan 'k gerust aan de literaire tijdsohriften overlaten. Maar behoeft men altijd over de schoonheid van een bundel poëzie beschou wingen te houden om die schoonheid te doen onderkennen en waardeeren? Nadrukkelijk verklaar ik -- opda, er geen misverstand over bestaan moge dat vooral de aestheti- sche schoonheid naast de godsdienstige echt heid en nationale kracht me bij de bestudee ring van de Gedenckclanck heeft gegrepen en dat 'k getracht heb, heel t boekje door. zij het ook niet met de aanwijsstok, deze schonheid aanvoelbaar te maken. Het ver blijdt mij, dat andere critici dit wel hebben opgemerkt. Zoo zegt o.a. Van Hulzen: „Ik weet niet, wat ik in dit boekje meer moet prijzen: de wijze, waarop de auteur ons de historie verhaalt of de literaire waarde. Ik bedoel met deze laatste zoowel den fri fijnen stijl -ls de karakteriseering van Vale rius' tijdzangen. Wie zóó schrijven kan over literatuur, moet haar wel aanvoelen en ook verstaan Indien Van Ham deze diepere toon niet heeft gehoord, niet heeft bemerkt dat mijn bewondering voor de aesthetischc kracht der verzen blijkt heel 't boekje door, óók uit dat gene wat ik niet heb gezegd, dan zijn daar voor deze verklaringen: óf dat hij niet goed heeft geluisterd of dat ik in de verwerkelij king van mijn bedoeling ben te kort ge schoten. Het is mijn meening, dat een kritikus zioh niet moet laten afleiden door weetjes weetjes met een vraagteeken, doch de plicht heeft alleen en uitsluitend te luisteren naar wat de schrijver bedoelt. Natuurlijk ontken Dr. W. A. P. Smit bespreekt een scrio nieuwe boeken. Muller prijst Koningskinde ren als een „voorbeeld van Christelijke lec tuur", Leo van Brecn bespreekt „I-Iet Car naval der burgers", Van Ham Smit's Revius uitgave en Van Oosten's Vuurwerk. Tot slot kroniek en boekbespreking en slotwoord 8e jaargang. De Redactie deelt mede, dat Roel 1-Iouwink op haar verzoek is toegetreden tot de tijd schriftleiding. We kunnen dit verzoek niet anders zien dan als een taklische en princi- pieele fout. Een tactische fout. Immers, de redactie er kent, dat er de laatste tijd klachten kwamen „dat het tijdschrift, niet het minst in de poëzie, zijn Christelijk karakter verloohen- de". Zelfs erkent ze, ook bij zichzelf „het tekort aan religieuze bezinning" en wenscht voortaan „strenger toe te zien op het geestc- lik gehalte van de aangeboden kopie". Is het nu verstandig beleid, aldus vragen wij, waar van streng-orthodoxe zijde, scherpe afkeuring geo fend wordt over de tè mo derne richting van het blad, als correctief daarop iemand in de redactie op te nemen, tegenover wie, op grond van zijn vroegere werk, die kritiek-gevers onmogelijk vertrou wensvol kunnen staan? O.i. zal de gemelde kritiek door deze nieuw-oriën tee ring niet gestild zijn, maar nieuw voedsel ontvangen. Maar het is ook een principicele fout. We wenschen in geenen deele af te doen aan de „ernst van (I-Iouwinks) levenshouding". Zij.i literaaire kwaliteiten willen we in hun waarde laten. We stellen alleen de vraag: Is Roel Hou wink de aangewezene, op 'dit moment, het Christelijke karakter van Opw. Wegen te helpen versterken? De redactie „meent" in hem een geestverwant ontdekt te hebhen". Let wel: meent. Welnu .ik hoop dat de re dactie juist heeft gezien .maar is de meening, die zich grondt op een paar met name ge noemde artikelen, dat men in Mr. Houwink met een „geestverwant" te doen heeft. vol doende om deze een leidende posi'ie in de beweging te geven? Wat, als blijk, .i mocht, dat deze meening onjuist en de "onclusie praematuur is geweest? O.i. is het gemotiveerd, blijde te zijn over de aanvankelijke toewending van R' I Hou wink tot de Christelijke wereldbesch. awing, deze zich geheeel te laten voltrekken en zijn religieuse ontwikkeling zich eerst wal scher per te doen afteekenen, alvorens hem een zoo verantwoordelijke plaats te geven ~'s hij thans ontvangt. Hoe we het bezien, naar onze meening verdient de redactie van Opw. Wegen voor deze taktisch en principieel onbezonnen daad een woord van scherpe afkeuring. SINT HELENA Bij W. J. Thieme en Cie., Zutfen verscheen M. Aldanov „Sint Helena, een klein eiland", geautoriseerde vertaling uit het Russisch door Dr. B. Raptschinsky. Dit boek is de roman van de stervende Napoleon, die, ver bannen uit de wereld, die eens aan zijn voe ten lag, nog a'tijd een wereld in zich draagt, die op het eenzame eiland, omgeven door onbeduidende menschen, zich niet kan los maken van de grootte van zijn wil en zijn daden. LUXEMBURG, STAD EN LAND Er i6 wellicht in het tegenwoordig Europa geen land en geen stad, die, althans voor Nederlanders van ouderen leeftijd, zoo sterk van banden spreekt als met Luxemburg het geval is. Immers, zoowel Koning Willem I als zijn zoon en kleinzoon zijn Groothertog van Luxemburg geweest; Prins Hendrik, de onvergetelijke broeder van den laatsten Koning, wijdde een groot deel van zijn leven aan dit Groothertogdom, en het is slechts tengevolge van het feit. dat voorheen in Luxemburg alleen de mannelijke opvolging was toegelaten, dat Koningin Wilhelmina in 1890 niet den troon van Luxemburg-naast dien van Nederland bezette. Wij mogen wel licht. gezien de verwikkelingen, waarin Luxemburg gedurende den groot-en wereld oorlog ie geraakt, erkentelijk zijn, dat het aldus is gegaan. De geschieden .s van Luxemburg is eene vol spannende oogenblikken. Tal van door luchtige namen zijn daaraan nauw verbon den. en Keizer Karei IV. de man. wiens naam in Bohemen nog geëerd wordt als geen andere, die de stichter was van de Prangsche Universiteit, verhief Luxemburg tot Hertogdom- Het land heeft veel veran deringen doorgemaakt: sedert 1414 gingen zijn lotgevallen met Bourgondië. sedert 1477 met de Oost een rij ksche Habsburaers. sedert 1555 met Spanje samen. Totdat in het midden der zeventiende eeuw, het zuidelijk deel van Luxemburg aan Frankrijk: het overschot aan Oostenrijk kwam. hetgeen al wper tot gevolg had. dat Luxemburg, sterke vesting bij innemendheid, vele malen werd belegerd Men noemde hel wel eens het Noordp;'He Gibraltar, en niemand minder dan Va-'lvMi b eft Luxemburg tot zulk een sterke "--Ung gemaakt Het Weoner Congres bepaalde op J* artikel stond in ons blad van 3 Februari. Augustus 1815, dat Luxemburg als Groot hertogdom afzonderlijk deel zou uitmaken van den nieuw gesichten Duitschen Bonds- staat; Koning Willem I van Nederland werd j tot Groothertog benoemd, zulks eensdeels als schadeloosstelling voor het verlies zij- ner Nassausche erflanden aan Pruisen, an- der-deels om redenen van afstamming. Luxemburg nam, voor een groot deel on willens. aan den Belgischen opstand van 1830 deel, en het gevolg is geweest, dat het in 1839 nieuw erkende Luxemburgsche Groothertogdom geheel het gebied verloor, dat thans de Belgische provincie van dien naam uitmaakt. De hoofdstad Luxemburg bleef echter Duitsche Bondsvesting, en a' kon Luxemburg, bij den Duitsche Zollverein aangesloten, in 1866 zijn neutraliteit bewa- ren de Luxemburgsche kwestie van 1867 toonde welke gevaren scholen in den toe- 6land, door het tractaat van 1839 ook van Nederlandsche zijde aanvaard. De erfopv >1- ging in Luxemburg echter was geregeld ;n de mannelijke lijn, en zoo kwam, toen Ko ning Willem III in 1S90 overleed, hert-og Adolf van Nassau op den Luxemburgschen troon, dien daarna zijn zoon Wilhelm in- nam, onder wien, wijl slechs vrouwelijke nakomelingen aanwezig waren, tot wijzi ging in de erfopvolging moest worden besl ten. Zoo kent Luxemburg reeds 6edert jaren Groothertoginnen, die èn door het verled»n èn door familieverwantschap nog immer met het Nederlandsche vorstenhuis zijn ver bonden. Waarom plaatste het Weener Congres da* zich onbeperkt als heer cn meester van gansch Europa gedroeg, een telg uit het aloude huis van Oranje-Nassau op den Luxemburgschen troon? Al6 gezegd, omdat dit Congres van politieken ruilhande zich gedrongen gevoelde Koning Willem I een schadeloosstelling te verschaffen voor het verlies zijner Nassausche bezittingen, die uit politieke overwegingen voor hem verlo ren gingen. Maar daarnevens ongetwijfeld omdat de Oranje'6 reeds van ouden datum met Luxemburg zijn verbonden, getuige den titel van graven van Vianden, dien rij r-c dert eeuwen voeren. Men meent, dat de rid ders. die het kasteel te Vianden bewoonden, reeds in de negende eeuw den titel van gra ven gedragen hebben, al is Gebhard de er sle, die met name al6 zoodanig wordt ge nofimd in een oorkonde van-liet jaar 1996 waarbij hij een goed aan het klooster te fii I Koning Willem I, Groothertog van Luxemburg. Echternach schonk. Siegfried van Vianden, zijn kleinzoon Godfried en ook dien6 af stammeling Frederik II waren onverzoen lijke vijanden van het nabijgelegen Sticht Trier, waarmede zij in voortdurende vijand schap leefden. Het gelukte Frederik II zelfs in 1205 den kerkvoogd Jan I krijgsgevangen te maken, al werd hem dit door den prelaat-, nadat deze vrijgekomen was, begrijpelijker wijze duur betaald gezet- Wie kent niet h>t verhaal van d.. bezetting van het sterke slot. die door de wijnvaten, die langs de heer baan vervoerd werden, werd aangetrokken en den wijn dronk, vermengd met een slaapmiddel. Hier schijnt het werkelijk te zijn gebeurd, en de manschappen van hei Bisdom trokken zoo zonder moeite Ramnt- stein, een der bezittingen van de Vianden. binnen! Op Frederik II volgde Philips, on der wien het graafschap zijn luister als zelf standig gebied verloor, wijl deze zich ge noodzaakt zag de hulp van de graven van Luxemburg in te roepen, die hem wel werd verleend, maar waardoor hij hun leenman werd. Van dezen Philips gpat de afstam ming over Adelheide, gehuwd met Otto van Nassau; over Jan I; over Hendrik III en zijn zoon René, naar Willem van Nassau, den vader van den grooten Zwijger, die zoodoen de, evenals iijn zonen Maurits en Frederik Hendrik, en later de Stadhouder Willem II en Willem III. den titel en bet bezit van het graafschap Vianden erfden, dat daarna in de Friesche lijn overging, en zoodoenae vanzelf op de tegenwoordige Vorsten van het huis van Oranje kwam. De graven van Vianden bekleedden altoos den eersten rang in het Hertogdom Luxemburg. Hun gebi»d omvatte behalve Vianden zelf een zevental ierijen, te zamen met bijkans vijftig dor pen en een groot aanal leenen. die zich over geheel het land uitstrekten. De graven van Vianden gaven rechten en keuren aan hun onderhoorigen, onderhielden een hofhou ding, uit edelen gevormd, en een staande legermacht op hun kasteel. Zij 6panden de rechtbank over de edelen en beschikten over leven en dood hunner onderdanen. Zii sloten verbonden en werden zelfs door au dere Vorsten als scheidsrechters ingeroepen Eerst aan bet einde der achttiende eeuw. bij de vereeniging met Frankrijk, gingen deze rechten verloren. Het kasteel van Vianden werd in 1820 ten behoeve van net domein aan een slooper verkocht, gedeo' telijk afgebroken, maar in 1827 door twee oudheidminnende Belgen voor verdere ver nieling beveiligd. Koning Willem II .leeft het ten geschenke ontvangen, en hij, die ♦hans het mooie Luxemburgsche land he zoekt, vindt er wel iet6 geheel andere dan tevoren bestond. Koning Willem II ondervond, dat Luxem burg niet gelukkig was. Immers, het groote werk. dat aan de Ardennen een geheel an der aanzien zou hebben gegeven, de aanleg van het Maas- en Moezelkanaal werd ge staakt. al was de tunnel door de scheiding van het Maas en Rijngebied bij Hofelt voor meer dan de helft (1360 M-) voltooid Een nieuwe tolunie beperkte den koophandel cn het verkeer met België; de constitutionele instellingen waren te loor gegaan en d» man, die den waardigen Bernard van Sak 6en-Weimar als 's Konings verlegnnwoorrli ger in Luxemburg verving, de wel zeer kun diige. maar reactionnaire Hans Daniël Lud wig Friedricb Freiherr von Hassenplu? wiel geenszins de genegendheid der Luxem burgers te winnen. Het bezoek van Koning Willem II heeft destijds rijpe vruchten ge dragen. Hij had bij zijn intrede verzekerd: „Mijn komst in Luxemburg is het land en zijn behoeften te leeren kennen, want ik wil voor uw welzijn alle6 doen wat in mijn ver mogen is". Luxemburg kreeg daarom zijn autonomie, een Grondwet, die door haar vrijzinnige bepalingen geen wenschen over liet, en tengevolge daarvan èn door de op heffing der tolunie naar de zijde van Prui sen en Lotharingen, een nieuwen bloei </>ir koophandel en landbouw, een spoorwegnet met zoo dichte mazen als geen land van ge lijke oppervlakte kon aanwijzen, kunstwe gen in alle gemeenten, voortreffelijke instel lingen voor kunsten cn wetenschappen, een welvaart, aanmerkelijk grooter dan die, waarop het zich zelfs onder Maria Theresia had kunnen beroemen! Het is begrijpelijk, dat een der mooiste pleinen van Luxemburg, overigens een mooie sta-d, versierd wordt met het ruiterstandbeeld van Koning Wi - lem II, dat dank zij den aandrang van ve len, sedert eenige jaren heeft vervangen het minder mooie monument, dat wij van dezen Koning op het Buitenhof te 's-Gravenhage hadden. Koning Willem III 6tond zijn broeder aan Luxemburg af; reed6 op 5 Februari 1850 werd deze als 's Konings Stedehouder be noemd. Toen deze een kwarteeuw later zijn zilveren Regentschap herdacht, was de hoofdstad Luxemburg gedurende drie ach tereenvolgende dagen getuige ervan hoe een erkentelijk volk dezen Regent vereerde Die kwarteeuw was van belang, want niet «Heen werd de Grondwet herzien, maar krachtig werden de openbare werken aan gevat. Werden reed6 in 1855 de eerste 6poor wegconcessies uitgegeven i.i 1859 had de opening plaats van de Spocrweglijnen naar Arion, Thionville en Trier; in 1862 de opening der lijnen van L'.xemburg naar Ettelbruck naar Trois-Vierees. Ven hetzelf de jaar dagteekent de opening van verschil lende scholen voor latrer en meer uitge breid onderwijs: .i 1861 eeds de aanleg ^an telesTaeflUp n en de onening van tele graafkantoren. Het jaar 1S67 bracht de ga -antie van de zelfstandigheid van Luxem burg met zich. en tegelijk met de eerst» werken tot ontmanteling van de vesting uxemhurg werden wer' en in het belane an de eezondheid der 'ngezetenen en tot «rgrooting van de hoofdstad ondernomen Van 1868 dagUekende de oprichting van het Genootschap voor oudheid en ge6chie-> denis en de bewaring van geschiedkundige gedenkteekenen. met het Genootschap voor natuur- en wiskunde vereenigd tot een Ko ninklijk-Groothertogelijk Instituut onder bescherming van den Prins: van 1872 opening van het Paseatore-mu6eum; van hetzelfde jaar de instelling van landbouw- vereenigingen, waarbij eerteteekenen den uitgeloofd ter aanmoediging van stu- "diën in de wetenschappen. In 1873 werd do Nationale Bank opgericht; de gunning lijnen van den Prins Hendrik-spoorweg uitgebreid; de spoorweg Diekirch-Ettel- bruch ge-ODend e.i een Bisdom opgericht Gedurende deze kwarteejw waren in het Groothertogdom aangelegd 264 K.M. spoor weg en 273 K.M- nieuwe heerbanen, men berekende dat destijds in Luxemburg, in omvang iets kleiner clan Drente, voltooid waren of ter voltooiing nabij kwamen 1500 K.M. buurtwegen der eerste klasse. Van staatswege werden verschillende bouw werken ondernomen, vooral te Luxemburg, getuige de onteigening der kazernen in het Alzettedal. het nieuwe en oude Gouverne- men'tshotel, het Atheneum, de normaal school voor onderwijzeressen en la6t not least de aanleg van de wandeldreven kend als het Park. Ni-et minder dan bijkans honderd schoolgebouwen en een gelijk i tai kerken en kapellen, verscheidene ri. huizen, collegegebouwen, waterleidingen en een menigte andere stichtingen werden in deze vijf en twintig jaren aangelegd. Een harde slag trof den Stadhouder en Luxemburg, toen in 1872 Prinses An- zijn gemalin hem ontviel. En nauwelijks had, een zestal jaren later, een andere de plaats naast zijn zijde ingenomen, of Prins Hendrik kwam, geheel onverwacht, te over lijden. zulks juist op het oogenblik, dat Ko ning Willem III zijn tweede vrouw in ons land binnenvoerde. De eerste dagen van Koningin Emma's verblijf hier te lande zijn verduisterd door de schaduw, die dit zoo gevoelig verlies op de Vorstelijke fai... ?n op Nederland wierp. Maar later, in 1883, heeft Koning') F ïrna aan de zijde van den Koning-Groothertog haar intocht ook in Luxemburg gehouden, en wie ook nu ...0 leest van de vele en velerlei feesten die bij die gelegenheid zijn gehou» en, hij krijgt den indruk, dat men zich in Luxemburg ■w'er de heerscha«nI1 der Oranjes zeker niet ongelukkig meei gevoelde.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 10