r© ®®^©©0® DE VLIEGENDE PIJL. 'N INDIAN tN-V ;KHhAL. Vervolg Toch was de toestand van de Blankep verre van jooskleurig. Alleen de gedachte, dat men spoedig dc nauwe kloof uit was, deoel de hoop herleven :»og meer reden tot blijdsahap gaf het feit, dat te •e »-rt de gebeurtenissen aan de Ohio, geen enkelen Indiaan gezien hadden. De drie uren vlogen voorbij. Daar verl reedde zich het nauwe dal plotseling tot een zacht glooiende, door struiken en boomen om geven wei ie. Daar adder, de groote, groene prairie doorsneden door den stroom de Siiav.anos, die n.s «en hreede glanzende band sohitter'e in het gouden aanlicht. Hier had Tecumsoh het Gele Ilnar gejaagd. Nimmer te voren had hier 'n Blanke zijn voet gezet. In t Oosten spande zich over de bijna Ixxmilooze vlakte de blauwe bogen ces Alleghanys. De eenc k ■- ten schuift zich over de andere, elk hooger dan dc vorige, elk rnet woudmeren van onbekende breedte en diepte be ekt Hier en daar steokt een enkele top boog boven zijn buurman uit. De Indianen-zomer in heel zijn blauwe pracht lag nu over het landschap gespreid en ook nu t het ge ringste teeken verried den ruitere de nuhijheid hun ner vijanden. ecurnseh was in dien t>i9schentijd niet werkloos gebleven, 't Was in deze dagen dat hij zijn naam ver wierf, die later, ook in de dapperste harten, angst en schrik zou wekken. Toen hij in den nacht, welke Michaud het leven kostte met z jn trophec uit den stroom klom, zei je hij sleclits: „De kreupele Voet zal geen meisje rneer dooden". Hij stuurde, de vier booten, die de hoofdman van de Ohi<» achtergelaten had en «kie goed uitgerust wa ren, de rivier af. Zelf reed hij mei zijn drie makkers van een kleine beek en ze sloegen eenige honderden meters verder hun kamp op; z<x> dicht hij «Jen oever dat zijn rustplaats gemakkelijk door de Blanken ge vonden zou worden. Dit moest den indruk wekken, dut Tecumsoh en de drie andere krijgers d«x>r over vermoeidheid hun gewone voorzichtigheid uit het oog verloren hadden, 't Was echter een valsc-h spoor en dit vonden den volgenden cog de Blanken die te ver bitterd waren, om al te nauwkeurig op alles te letten «n die maar al te willig in den vul liepen. Tecumsoh echter ging met Kish Kalwa en de heide anderen, het Steenachtige Water opwunrta tot ze kwamen bij de plaats, waar een vier tot zes voel iireedc bergst^-ck, met rotsachtigen bodem, in de Ohio uitmondde. Deze weg w„.«. «x>k Tornstalk met «Ie groote troep «n met de gerooftle paar.cn gegaan. Ze hadden geen spoor achtergelaten, daar ze Inm paarden wel zfxi ge dresseerd hadden dat geen enkele boef een ziclitha ren indruk op den met mos bedekte grond, achter liet. Voor Teeumseh werd dit echter een hrele toer, omdat hij dezen weg in het donker nf moed leggen. De vier Shawano's voerden hun paarden hij «len teu gel en zoo ging het langzaam en zeer voorzichtig verder. Bij iedere solire 'ie moest de voet met overleg neergezet worden, want het geringste struikelen, kon hun spoor verraden. De heele t«xftt was een voortdu rende strijd tegen de duisternis, tegen de vermoei- mnkkere voorbij. Gelukkig voor hen bracht de na- derende dageraad uitkomst 't Werd hoog tijd. Men- schen en paarde waren oververmoeid. Het geduld en de inspanning dreigden te verslappen. De paar den werden weerspannig, want de koude van het water drong door alles d«H»r. Toch verliet Teeumseh de kreek pas, op dezelfde plaats waar ook de hoofdman ze verlaten had. Het was nu volop dog. „Mijn bmedera mogen rusten, T-ïeumsah ijlt naar Tornstnlk". Zonder verder een woord U>i uitleg, wierp hij zich op zijn paard, nam een tweede bij den teugel en ga- loppeerde weg. Hij bereikte de troep in den ln'en noini '«lag en vertelde den hoofdman de laatste gebeurtenissen. Deze zond hem met verscho paarden dodelijk ver <>er, naar de dorpen aan 't boveneind van het Rot sige Dal. Hij gaf hem een blr>edige strijdbijl mee, als teeken en bevel, dat hij hen ten strijde riep Bij het aanbreken van den twecxlen nacht had hij het eerste dorp bereikt. Weinige minuten later ver liet een bo«le dit c'orp met het teeken van Tornslalk in de hand terwijl Teeumseh uitrustte Nog maar vijf dagen wna het geleden, dat de acht tien Blanken hier ingereden waren om dte vierde roo- de krijgers te vervolgen. 'Fornstalk reed langzaam aan het hoofd van da zwijgzame schaar. Hij was een beroemd krijger. Hij alleen, van alle Shawano's mocht de opwaarts staande buffelhorens in het hoofdversiersel dragen. Dit was bij de Sha wano's en hij eenige volken van het Noorden de hoog ste onderscheiding, voor geheel bijzondere krijgsver richtingen. De Groote Raad had hom dit ecreteeken voor onge veer twintig jaren, verleend, voor zijn heblen«laden in den Tlwinskeren strijd. De hoofdman, droeg evenals de andere krijgers, lea- ren schoenen, mokassins, en een gordel van antilopen leer. Om de schouders had hij een buffelhuid gesla gen, met de haarkant naar buiten. De leerkant was wit als elpenbeen, aan dc randen met de borstels van een «stekelvarken bezet. Zijn grootste krijgsdaden waren door Ixmte schilde ringen op zijn mantel afgebeeld, maar meer nog dan deze primitieve voorstellingen wezen zijn tropeeën er op, dat hij een zeer te vreezen vijand was. De naden van zijn leggers toch waren dicht be/et met Vliedende Pijl I» «ca groot krijger ing en togen het ijskoude water van den bergstroom, en tegen het vurige bloed vun hun mustangs, die haast niet in toom te houden waren. l>e nacht ging langyjttun voor 'IVcumaeh en zijn Toen hij den volgenden morgen venier reed, had scal"cn; aan den suits van zijn luns, aan fijn toma- hij de bijl van den hoofdman weer In de hand en hawk hingen scalpen, overal scalpen. «laarbij de wetenschap, dat ook zestig van de bestel Tornstalk was in groot tenue. Zijn paard droog een -- -- i krijgers uit het dorp „Onder de Pijnhoonen", dat ge- v/Xe reed languors i I boofd heel boven aaji den uitgang van het Rotsige Dal op de hoogvlakte log, den oproep van zijn hoofdman, volgen zouden. Kr volgde nu voor Tecumsoh oen inspannende dag, want hoewel hij versche paarden genomen had, kwam hij toch zeer laat bij den stam der Fasanen. Bij den gespleten eik, twee uur lsiven de monding vun het Steenige Water, stiet hij in den namiddag van den volgenden dag, vijf dogen na den d«*»d vuji Michaud, met tachtig krijgers uit het Fosanenvolk op de troop van zijn hoofdman. Dc bloedige bijl was niet vcigoefs gezonden. Tweehonderd Shawano's wachtten op zijn bcvelon. Tornstalk stond te nudden van een aantal andore krijgers onder den eik. Toen de jonge Shawano hem d«; tachtig krijgers bracht, werd hij zeer vriendelijk door den groeten hoofdman ontvangen. „Vliegende Pijl is 'n groot krijger!" prees hij hem. Teeumseh boog diep en wierp dan met stralcnden blik het hoofd omhoog. De groote hoofdman van zijn volk had hem een jong, onervaren krijger, een naam Door de toehoorde» ging 'n lichte bewering, meerheek langs, de boomlooze vlakte In, welke begrensd uiting geven non hun gemoed vcrlxxxl èn de goede werd door luge struiken, waarachter de tweehonderd zode van «te krijgers èn van Teeumseh. 't Wns 'n Rooden lagen. dek van antilopenhuid. eveneens met de velzijde naar onderen en ook dit was rijk bestikt en met schilde ringen versierd Van d«e kanten hingen lange, bonte franjes naar henetien. De hoofdman had een groot en krachtig gespierd lichaam. De meeste indruk mankte zijn hoofd. Zijn schedel was op de manier der Sha wano's glad geschoren; van zijn achterhoofd vielen lange grijze haren over zijn schoudens tot op het zadel van zijn paard. De oogen lagen diep in hun kassen; :e zag er aan, dat de man, aan wien ze behoorden, gewoon was zijn wil door te zetten. De spitse neus en «Ie hoekige kin spraken van energie de vast gesloten mond be vestigde wat het gohcele gezicht uitdrukte, nl.. dat in dezen Rooden Vorst «?en buitengewone hartstochte lijke wilskracht gloeide, die steeds bereikte, wat hi| wilde. Tornstalk was een vurige, maar ook een sluwe pa triot. Hij had zijn volk door oorlogen maar meer nog door verdragen sterk gemaakt. Nu hij sprak, heerschte er diepe stilte. En ofschoon hij van zijn krijgers iets, voor Indiaanse,li begrip on gehoord, verlangde, verhief zich geen tegenspraak. 't Was niet noodig voor hem, dat hij zijn toespraak op Indioansohe wijze beëindig'e: Hij riep niet: „Torn stalk is een vriend van zijn vrienden. Tornstalk is de moordenaar van zijn vijanden. Wie gelooft, dat Torn stalk een lafaard is?" Hij had zijn krijgers evengoed kunnen vragen, of zij een groote heer voor een regenworm hielden. Hij zag de kring rond. In zijn stalen gezicht vertrok geen enkele spier, maar uit zijn oogen straalde een onbuigzame wil. Slechts volgzaamheid was op de go- zichten te lezen. Zoo dikwijls re«xls had hij hen ter overwinning gevoerd, dat ze ook nu niet aan hem twijfelden. Hij zag aan zijn oude krijgers, dat ze aan zijn zijde stonden. Tornstalk had gesproken en de Shawano's zouden doen. wat hij wilde. Hij gaf nu nauwkeurige aanwijzingen, wees iedere troep zijn plaats aan en tenslotte ontsloeg hij troep voor troep. De paarden werden diep het bosch Ingebracht Tornstalk zelf marcheerde af in een wiiden boog, met dc krijgers, die zich aan dc andere zijde van het dal zouden opstellen. Natuurlijk konden zij niet eenvoudig dwars over steken «laar dit spoor dadelijk alles verraden zou. Het onperhoofd verborg zich dadelijk nan den uit gang van het dal der hooge rotsen. Hij was tevreden. Van hier ui kon zelfs z ij n oog geen s|x*»r ontdek ken, van de Shawano's die zich achter struiken en rotsblokken verscholen hadden. Voor het Indianen goduld, waren dc twee uren, dia nu volgden, niet vermoeiend. Eindelijk klonken hoefslagen In de dalengte. Dan schahle de jubelkreet van den Pronschman en de blanken reden het dal in. Zij ademden weer vrij! Zolfa de strakke trekken der boeren ontspanden zich. Alle zorgen waren verdwenen, als sneeuw voor de groote eer voor liern, want '1 gebeurde zelden, dat een lioofdman een naarn gaf. En Tornstalk in 't bijzonder was zeer spaarzaam met zijn lofuitingen. De keus van «len naam toonde, hoe waardevol voor den Roo.'ien Hoereoher, de diensten waren, welke Tecumsoh hen bewezen had. Van zijn snelhedd, hadden de plannen, welke Torn stalk gemaakt had, afgehangen. Den volgenden dag voor hot opkomen dier zon, bra ken die Indianen op en spoedig waren zij eenig«> hou Ze htgirden den tweemaal hertianlden roep niet van den muizenvalk, die achter hen klonk. Zij hoorden <x>k niet het zachte ritselen in de strui ken. Maar plotseling weergalmde de lucht van een ge huil. dat wel uit duizend kelen scheen te komen. Vijf, zes, zeven roodhuiden doken voor, achter, naast ieder paard op. De Kranschmnn, Maarten Willf en Roode Tom voel den plotseling een twooden ruiter achter zich In het REBUS bun roode aanvallers, die zich ais klitten aan hen vastklemden, over den grond. Krederik Wagner voelde een leeren riem om bo vcnlijf en armen. Hij werd uit het zadel geslingerd sbx-g met het hoofd op den grond en bleef bewuste loos liggen. (Wordt vervolgd). WIE HET WEET MAG HET ZEGGEN No. 21 No. 22 Wat is het grootste dier en waarom? No. 23. Soms ben ik bruin, soms groen, maar soms heb ik mijn feestjurk aan en ben ik paars. Dan pluk je me graag en sier ik menig huis op. Je vindt mij in Augustus veel huiten aJ is het niet overal. No. 24 Met J ben ik een jongensnaam, met sch een vier- voettig dier, met kn een jongen en zonder al deze let tere een grappig dier. Oplossingen Nos. 17—20 No. 17 Augustus. No. 18. Brood: oor, rood dor boor. No. 19. F.en ring. No. 20. Beer; lieker. T IS MAAR EEN WEET. „Wie kon achteruit van een tot tien tellen?" vroeg Xeos. „Ik", riep Gerard en hij raffelde af: tien, negen, Echt, zeven, zes, vijf, vier, drie, twee een." „Fout", verklaarde K«vs ,,'t Lijkt er niet naar", „Doe jij 't don eens knapperd." «Luister den," f*i Kees telde: „Een, twee, drie, vier. vijf, zee, zeven, negen, tien." „H'm", meende Gerard, „daar begrijp ik niks van". „'t Is toch best te begrijpen. Je moot „acht ,.er uit" tellen. Dus die sla je over, en dan kom je van zeven op negen." Gerard vond het een flauwe mop, maar moest er toch om lachen. VAN GROOTE BEER EN KLEINE BEER Op 'n goeion dug ging groote boer met haar doch lortje een wandeling maken. Zoo ver w«a t JücIimj hoestje nog nooit geweest Het keek zijn oogen uit naar de vreemde dingen die het zos „Wat is dnt daar voor 'n raar ding? Laten we dear eens gaan kijkenI" riep kleine beer opeens en wees naar een hut, waar een oude jage. woonde. „O. kind. wees toch voorzichtig! Daar woont een jager, en jagers schieten beren dood!" bromde groote beer verschrikt. „Hfi moe, laten we er 'ns naar toe gaan. 'k Wil zoo graag een jager zien!" smeekte kleine beer. En hij hield net zoo lang vol, tot zijn moeder toe gaf. Voorzichtig, voetje voor voetje slopen ze om het huis heen. (Wordt vervolgd OPLOSSING VAN DE VORIGE REBUS Bij vele lieden begint het bewonderen waar het begrijpen ophoudt ONS TEEKENHOEKJE Ditmaal 'n winterlandschap, geteekend door Jo A van Helden oud 12 jaar, Barendrecht ZOEKPLAATJE vader gebleven zijn? ONS KNUTSELHOEKJE NOG EEN PUZZLE Deze puzzle is wat ingewikkelder. Hier moeten we niet alleen teekenen en uitsnijden, maar de verschil lende stukjes moeten ook gekleurd worden, zooals op dc teekenung aangegeven is. Wo gebruiken hiervoor twee sprekende kleuren. Het aantal stukjes, dut we krijgen is ook hoe] wat grootcr hé. Het aantal figuren, «bit je hier mee leg gen kunt is nog grooter, dan bij de vorige puzzle. Je begint maar met de voorbeelden te leggen, diê ig aangaf. Met 'n beetje geduld krijg je ze wel voae elkaar. EVENTJES LACHEN Geldige reden. A. „Wat hoor ik, buurman, leggen je kippen toe slecht"? B. „Ja hoor, en drie kippen leggen hoeicmoal niet meer!" A. „Wat is daarvan de reden?" B. „Een auto." Schrale troost Vader, (tot zijn zoon, die student is): „Als ik voor» uit geweten had, dnt je studie zooveel geld koste* zou, dan was ik er nooit aan begonnen". Student: „Ja vader, 't kost een heelcboel geld e* nu studeer ik nog niet eens veel". Slim. Moeder, zei Wim, als jo weet, waar iets is, da* ben je het toch niet kwijt, is het wel? Moeder (verbaasd): Natuurlijk niet. Maar hoe kot* jo «laar zoo bij Wim: Ja, ziet u, Ik heb een gouden broche in de* put laten vallen on ik was erg bang, dat u txx>a zou zijn, ninar nu u weet waar het is, is het zeker niet erg hé? i AARDIGHEDEN. Om na to rekenen Als ge toeft aan 't rekenen zijt, reken dan dit ooK eens even na: 45 X 987054321 44444444445 45 X 123450789 5555555505 54 X 123456789 0600000006 54 X 987654321 53333.333334 27 X 9870.54321 2666666G667 72 X 987054321 71111111112 CORRESPONDENTIE. Vela teekenaars. Geduld vrienden. Slechts nu en dan kan er nog eens een teckening worden opgeno men. 't Vervolgverhaal „De Vliegende Pijl", neemt nog al wat ruimte in beslag, dat komt door de pla ten, maar die zou je er toch zeker niet om wille* missen. JEUGD REDACTEUR In deze 9 vakjes moeten ge plaatst worden 4 A, 2 D, 2 P, en 1 S; en wel zf»ó det je van links naar rechts en van boven naar ixuieden leest: le. een ander woord voor siftop. 2e. een dier, dat goed springen kan. Se. een meisjesnaam.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 14