Gevatte Koude 4- zaterdag 24 januari 1931 derde blad pag. 9 Kerknieuws- BEGRAFENIS Ds. J. D. DE STOPPELAAR. Men meldt ons uit Vlaardingen: Gistermiddag had op de begraafplaats te Vlaardinger-Ambacht de teraardebestelling plaats van den zoo plotseling gestorven Ds. j D. de S t o p p e 1 a a r, in leven predikant bjj de Ned. Herv. Gemeente te Vlaardingen. De lijkstoet vertrok omstreeks 12 uur van bet sterfhuis naar de Groote Kerk op de Markt; het kerkgebouw was reeds geheel bezet door een groote schare, die den dier baren doode de laatste eer wilde bewijzen. Nadat de kist was opgebaard, werd een korte herdenkingsdienst gehouden. Het eerst werd het woord gevoerd door Ds. H. A. He ij er, Ned. Herv. predikant, die, na te hebben laten zingen Ps. 103 8 en 9 en gelezen te hebben Ps. 103 8-18, ver volgens voorging in gebed. Daarna hield hij een korte rede naar aanleiding van het gele- icn Schriftgedeelte. Vervolgens betrad D s. A. Luteyn de kansel. Als voorzitter van den kerkeraad, aldus 5pr., rust op mij de droeve plicht om in uw midden eer. enkel woord te spreken ter na gedachtenis aan onzen voorzitter Ds. J. D. de Stoppelaar. Moeilijk en zwaar valt hét mij om in deze de tolk te wezen der ge meente en uit te drukken de smart' en droef heid, welke er leeft in ons aller hart bij zijn plotseling heengaan uit ons midden, uit de gemeente, welke hy zoo zeer lief had, uit onzen hroederkring van collega's, uit den veelomvattendcn arbeid buiten zijn gemeen telijke sfeer als scriba-quaestor van het Clas sicaal Bestuur, als secretaris van den armen raad, leeraar aan de Chr. H. B. S., predikant op het Hospitaal-kerkschip „De Hoop", als mede uit zijn trouw vervulden arbeid voor onze Christelijke scholen, diakonessenarbeid en de talloos vele vereenigingen, waaraan hij leiding en steun mocht geven in zijn meer dan 21-jarigen arbeid in uw midden. Een stoere werker, een trouw Christen is ons allen ontvallen. Van een leven van strijd en smarten opge nomen in de heerlijkheid der overwinning. De smart van het scheiden werd hem be spaard. In één oogenblik uit de oenauwdheid in de ruimte; van een vermoeide pelgrim ecuwig in het Vaderhuis; van een met schuld bcladene, nu bekleed met 't vlekkeloos reine kleed der gerechtigheid van Christus. Hoe heerlijk is dan voor hem, die alleen in Jezus- Christus en in Zijn verzoenend lijden en ster ven het rustpunt had gevonden voor z\jn hart vervuld zijn toekomstdroom. Doch tevens spreekt hij nog tot ons, nadat hij gestorven is en wijst u, hooggeachte mevrouw de Stop pelaar, awe kinderen, ons allen in onze smart en rouw naar het Kindeke in de Kribbe. Dankbaar zijn wij den Heere, onzen God, om alles wat Hij ons in onzen vriend en broe der geschonken heeft. Zijn arbeid is niet ijdel geveest in den Heere. Daam-i zongen de kinderen van de hoog ste klasse der beide oudste scholen, van het bestuur waarvan Di. Stoppelaar voorzitter was, het lievelingslied van den overledene: „Rust rn ijn ziel, Uw God is Koning". Ais derde en laatste spreker werd het woord ge 'oerd door Dr. G. J. O o r th u y s van Amsterdam, zwager van den overledene, na mens dr familie, waarvan hij speciaal noemde de 84-jarige tioeder, die met haar gedachte.) hier tegen' -oordig zal zijn. Dr. Uorthuys ging iaarna voor in gebed waarna de schare h.- t kerkgebouw ver.5 pi om zich naar de beg -aafplaats te begeven waar niottegensta-andhet zeer ongunsdge weer buitengewoon groote beLangsteumy Op de begraafplaats werd bet woord ge voerd door Da. G. Grootjans, die voorias P6alm 42 en in een toespraak er aan her innerde hoe Ds. de Stoppelaar met vele ban den aan de aarde, maar nog sterker aan den hemel verbonden was. Hij Lis daarna hft Onze Vader en itet zingen „Jezus, Uw verzoenepd sterven'. De zoon van den overledene heeft na mens zijn moeder en de verdere familie dank gezegd voor de groote belangstelling De stoet die zich achter de lijkwagen aansloot, bestond uit 23 rijtuigen en auto's, waarvan 14 werden gebruikt door de familie, de overige door predikanten, kerkvoogden, enz. Daar achter volgden vele kerkelijke en particuliere corporaties en personen. De Groote Kerk waar de indrukwekkende rouwdienst werd gehouden, kon lang niet alle belangstellenden bevatten, zoodat velen moesten terugkeeren. Het kerkgebouw was in rouwgewaad ge stoken. Kansel en orgel waren met rouw- kleeden behangen. "De kist was bedekt door twee bouquetten van palmtakken en paarse seringen. Na afloop van de begrafenisplechtigheid vereenigden zich de corporaties met belang stellenden in de Nieuwe Kerk, waar het woord gevoerd werd door Ds. Bokma, van Schiedam, namens den Ring, die de arbeid van den overledene in den Ring schetste en zijn aangenamen omgang prees. Met dank gebed en het zingen van Ps. 103 9 werd deze bijeenkomst gesloten. Op Dinsdag 27 Januari a.s. zal In het lo kaal „Rehoboth" een samenkomst worden belegd met catechisanten van den overleden predikant. In deze vergadering hoopt do heer L. Oorthuys uit de Ver. Staten, thans met verlof in Nederland, te spreken ter na gedachtenis van zijn zwager wijlen Ds. de Stoppelaar, en voorts wil hij een en ander zeggen over het werk onder de jongeren aan de .Westkust van de Ver. Staten. Ds. Groot jans zal den spreker inleiden, terwijl de fa milie do Stoppelaar ook aanwezig hoopt te zijn. PLAGIAAT IN PREEKEN. De „Wekker", het. orgaan der Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland, bevat al geruimen tijd een rubriek: „Opmerkingen en gedachten van wijlen Docent F. P. L. C. van Lingen". Deze overleden docent aan de Theologische School van de Chr. Geref. Kerk, een knap en degelijk man, maakte indertijd de volgende opmerkingen, die ook voor onzen tegenwoor- digen tijd niet zonder waarde zijn. „Plagiaat. Dit woord beteekent eigenlijk „menschenroof", doch wordt meestal gebruikt in dien zin van plagium litterarium, dat is diëfstal van het geschrevene, overschrijven van boeken of gedachtenroof. Die verkeerd heid, die men in het dagelijksch leven „pron ken met eens anders veeren" noemt, heeft maar al te veel plaats bi» schrijvers en spre kers van den eersten en van minderen rang. Als men de geleerde commentaren van Ro- senmuller en van Grotius, beide in het la- tijn geschreven, naast elkander legt, vindt men telkenmale dezelfde zinnen, letterlijk, alsof ze eigen werk waren. Menig schrift van minder geleerden verraadt, duidelijk. dat het uit een vreemde taal is overgezet, of slechts een omwerking is. In een kerkbode werd mij voor eenige jaren een stuk ter lezing gegeven van een bekend predikant en het oude boek van een vrij onbekend schrijver er naast gelegd, om de volkomen gelijkheid te doen zien. Toch stond de naam van den predikant er onder, alsof het eigen werk was. Men kan wel eens een vers lezen, als nieuw u aangeboden, waarbij ge u dadelijk herinnert, het vroeger reeds te hebben gehoord. In de predikanten wereld schijnt plagiaat geen vreemde te we- Men verhaalt van Ds. Harencarspel, die voor onderscheiden jaren te Leeuwarden in de Hervormde Kerk stond, dat toen een ouderling eens van de preek tot hem zcide: „Wel, dominé! wat heg ge mooi gepreekt?" antwoordde: „Dat zal wel waar zijn, het was ook een Van der Palmpje!" Deze kwam er nog rond voor uit! Anders was het eens te Leiden. Prof Van Hengel had een geschreven preek uitgeleend aan een dame; deze schreef die preek over en leende die weer aan anderen Zoo kwam die in handen van een predikant Deze zou te Leiden precken, en begreep geen beter stuk te kunnen maken dan hij in af schrift bezat en waarvan geen naam genoemd was. Prof. van Hengel had zijn preek terug ontvangen en juist kort geleden te Leiden doen hooren. Nu zit hij bij den dominé van buit-en in de kerk en hoort -ijn eigen werk. De gemeente ziet hem aan. Vfn Hengel zit heen en weer te draaien in de bank. Geen wonder dat die plagiator voor het oor der geheele gemeente na het uitspreken van den zegen een geduchte les kreeg. Ik predikte eens ergens in Friesland. Een mijner gynasiasten zag, dat een oefenaar op- teekenide wat ik zei en was ondeugend ge noeg om dien oefenaar in de week te gaan hooren, daar hij wist, dat die elders zou op treden. Hij kon hetzelfde vernemen. Toen ik eens in een stadje zou optreden, waar ik nimmer tevoren was zei mij een lid van den kerkeraad: „Wij hebben u al zoo dikwijls gehoord". Toen ik mij daarover bevreemdde, noemde men mij een lijstje van gehoorde leerredenen. Het waren d«. r mij in druk gegevene, die een predikant gedrukt op de predikstoel medebracht Hij scheen, zei men een bijzondere voorliefde te hébben voor mijn preeken. Doch aan anderen wordt die eer now veel meer gegeven. Vooral moet Philpot veel den diefstal ondergaan door predikers, die gaar- Tot de laatste seconde brandt zi] op volle sterkte, er houdt zij de stroom- rekening j nc het hart van het volk stelen. Het gebeurt wel eens, dat een preek van dien beroemden man later tussohen de bladen van den kan selbijbel wordt gevonden en zoo dat pronken met eens anders veeren openbaar wordt Er zijn sommige mensohen van bijzondere belezenheid. Deze zijn voor dergelijke pre dikers soms zeer gevaarlijke hoorders. Men verhaalt, dat onder den dienst van een ge vierd prediker ook eens een vreemdeling neerzat, dicht onder den predikstoel. Zacht, maar toch zoo, dat de leeraar het goed kon verstaan, zeide hij, bij verschillende doelen: „Dat is van Spurgeon!" Dan weer: „Dat is van Philpot!" Dan weer: ,Dat van Oosterzee! De spreker kleurde, werd boos, wierp nijdige blikken op zijn hoorder en eindelijk buiten zichzelf, riep hij: „Mijnheer! ik verzoek u u stil te houden. Gij handelt onbeleefd; gij ver stoort de godsdienstoefening!" „Dat is van uzelf!" sprak de vreemdeling en verliet de kerk. Sommigen weten zich er fraai, maar min der oprecht door te helpen. Een zeer rechtzin nig leeraar der Hervormde Kerk, had voor mij een beurt waargenomen. Ik nam de vrij heid, hem daarna te zeggen, dat mij veel be kend voorkwam. Hij antwoordde, dat hij meermalen „merkwaardig had mogen onder vinden de overeenkomst van Gods volk in den ouden en nieuwen tijd en de Geest des Heeren, dezelfde woorden had voor Gods uit verkorenen." De Heere zeide tot Abraham: „Wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht!" Diefstal en leugen in het heiligdom Gods en in het heilige werk is erger dan eenige andere. Naar onze meening behoort elk, die zich voorbereidt voor het werk in de gemeente, de zaait ernstig te beschouwen en niet lichtvaar dig op talenten of ingevingen te vertrouwen. Hij bestudeere zijn tekst nauwgezet, liefst in de grondtaal. Hij doe het vooral met smee kingen tot God, dat hij het Woord recht mag snijden, niets inleggen, niets aan toedoen, niets afdoen. Hij raadplege zijn commentaren met zelfstandig oordeel en peinze biddend over de waarheid, teekene op, welke gedach ten hem daarbij vervullen om die daarna te ordenen en alzoo te komen tot een gc- wenscht bestek voor het op te trekken ge bouw. Indien hij het noodig heeft, hij raad plege dan godzalige schrijvers over dat on derwerp en gebruike ze niet om na te pra ten, maar als leermeesters, om wat hij van hen ontving, zelfstandig te verwerken, ten einde de gemeente de vrucht van dien arbeid te doen inoogsten. Er is een cu 1 bekend vers over den duivel in de kerk; ware ik dichter, ik maakte een vers over deh duivel op den predikstoel. Doch, beter worde hét gezegd met het woord van Israels dichter, die op de vraag: „Wip klimt den berg des Heeren op?" antwoordde: „De man, die rein van hart en hand, zich ndet aan ijdelheid verpandlt!" SCHOOLJUBILEUM TE MELISKERKE De Chr. School te Mellskerke Zeelandherdacht dezer dagen haar 25-jarig bestaan. Hierboven een foto van 't Bestuur en Personeel. Zittende het bestuur van links naar rechts de heeren W. de Buck, A. Kodde, J. Geschiere, secr.-penningm;, G. Vlieger, voorz.; ds. H. Meulink, feestredenaar; A. J. Huijsman, Iz. Matthijsse, J. de Korte. Staande van links naar rechts het personeel mej. Kaljouw en de heeren P. J. Lamain, G. Beukelman en A. Flach, hoofd der school. Moge de Heere onze predikanten en stu denten genadig zijn, opdat zij nooit aan pla giaat zicfy schuldig maken, maar voldoende kennis en godzaligheid bezitten, om tot op- bouwing van 't Godsrijk en tot stichting der gemeente werkzaam te zijn. Die eigen eer zoekt met hetgeen des anderen is. moge een schijnbaren zegen, moge toejuiching inoog sten van onkundigen, de werkelijke zegen zal zijn voor hen, die in oprechtheid wande len en het brood uitdeelen, dat de Heere in hun handen ter uitdeeling heeft gelegd. GEREF. BOND en VERBOND TOT KERKHERSTEL. Ds. G. van der Zee wijdt in de „Vaan drager", orgaan van den Bond van Hervorm de Jongelingsvereenigingen op Gereformeer den grondslag, een beschouwing aan het Ned. Hervormd Verbond tot Kerkherstel. Wij lezen daarin o.m. het volgende: „In de Gereformeerde groep he-ersoht ech ter hier en daar vreeze. Ie. Zullen wij ons specifiek gereformeerd karakter niet verliezen door deze samen werking, indien de uitslag eens leiden mocht to* reorganisatie? Mijn gedachten zijn als volgt: We hebben op dit oogenblik onder de huidige organi satie gelukkig nog de historische voortzet ting met het alles en niets zeggend art 11. dat de leer moet gehandhaafd worden. Nu kies ik van twee kwade" ingen het beste en beschouw de actie van het Verbond tot Kerkherstel een stap in de goede richting. De toetreding in het Verbomd legt mij en niemand een fusie op. Wij smelten niet ineen doch iedere groep handhaaft zijn eigen ka rakter. Het Gereformeerd karakter is door het verworpen „Ontwerp van een nieuw Al gemeen Reglement" niet geschaad. Men zie art. 9 met de toelichting, blz. 13 en 14. 2. Kunnen wij samenwerken met degenen, die niet op den .bodem staan der Gerefor meerde Belijdenis? Hiertegenover zou ik deze vraag willen stellen: Mogen wij met lijdelijk toezien de zaken zoo laten gaan zooals ze nu zijn? Wanneer wij heden terstond een groote Ge reformeerde Kerk wilden hebben, dan zou al les gewijzigd moeten worden en wel aller eerst in de geestesgezindheid van het volk. Ter vergelijking herinner ik hier aan het referaat van Dr. J. Severijn op den Gercf. Bondsdag 1930. De S.G.P. wil van de derde trap der vrijheid ineens naar de zevende. Voetius onderscheidde zeven trappen van vrijheid in de verhouding van Kerk en Staat En waar nu alles geleidelijk gaat, zoo kan ook de groote beweging in onze Kerk niet anders tot goed resultaat leiden dan lang zaam aan doch met vasten tre*i, op het dp<jl af: Herstel onzer Kerk opdat-van alle kanséls het Woord der Waarheid weer weerklinke. Het Nederl. Herv. Verbond tot Kerkherstel wil arbeiden in den geest van en naar de grondlijnen van het Reorganisatie-rapport, en daarom ben ik voor mij met vrijmoedigheid lid, zelfs van het Hoofdbestuur. Ik zou ech ter onmiddellijk voor de eer bedanken, in dien men dit verbond als het einddoel ging beschouwen. Het heil der Kerk staat voorop. Daarna de actie van den Geref. Bond en ten slotte heeft ook het N. H. V. tot Kerkherstel een ruime plaats in mijn hart. Dit is bij ve len zoo. Dienen wij dan drie heeren? Geens zins. Al dit streven heeft één grond. Eén drijfveer is er. 't Is de liefld'e tot de Vaderland sdhe Kerk". Gemengd Nieuws. AANVARING BIJ ZOUTELANDE. Het Engelsche stoomschip „Dorhancastle", komende van Antwerpen naar Rotterdam, is in aanvaring geweest met het Duitsche stoomschip „Hedwig Fisser" nabij Zoute lande. Het Engelsche schip is tengevolgo van de aanvaring aan den grond geraakt en later dooj* do Duitsche sleepboot „Wotan" vlotgesleept. De „Hedwig Fisser" ligt nu op de reede van Vlissingen om nadere orders af te wachten. Persoonlijke ongelukken had den niet plaats. EEN GEDOQFDE VUURTOREN. Te IJmuiden is men gedurende twintig minuten verstoken geweest van electrischen stroom. Dientengevolge was ook de vuur toren van licht verstoken. Na tien minuten slaagde men er in de noodverlichting to doen functionneeren. rrj.\ /jnaa t\U/£ daaq1 A ^L\ E I c h 'w a t 2 W 11 s A1 2^1 y de baden van lavey Tusschen Milaan en Besangon ligt het dorp Lavey, aan de Rhöne. In deze dichter- lijk-schoone streek woonde Johan Sordel, met zijn dochter, het eenige kind dat hem van een zestal was overgebleven. Ook zijn vrouw was reeds lang niet meer in het -land der levenden. Charlotte was een schoon en intel ligent meisje, maar haar beide beenen wa ren door jicht verlamd. Tevergeefs had de vader zijn geheele vermogen besteed odt ge nezing voor haar te vinden. En nog altoos had hij de hoop niet opgegeven. Stil leefden ze samen voort. De dochter naaide en borduurde, de vader sneed pijpen en vergastte zijn dochter menigmaal met een fijne forel, die hij uitstekend wist te vangen. Eens kwam hij met een dergelijken koste- lijken buit naar huis, toen hij onderweg zijn buurman Beruil ontmoette. Deze hield hem staande, informeerde naar zijn vangst en ver klaarde jaloersch te zijn van zooveel geluk. „Ik weet ze maar niet te verschalken!" klaagde hij; waarop Sordel hem grootmoedig beloof de, dat hij hem den volgenden keer mee zou nemen en hem wijzen waar hij zijn en hoe hij doen moest. Berciel betuigde zijn dank en wilde reeds doorloopen, toen Sordel hem nog een oogen blik staande hield „Terwijl ik aan het visschen was en in het water stond, deed ik een vreemde ontdek king. Mijn voeten werden ineens heel warm. Ik dacht, dat ik mij vergiste en daarom heb ik nog een paar maal de proef genomen, maar ik had wel goed opgemerkt Daar moet vast een warme bron zijn." „Onmogelijk, buurman." „Ga mee, dan zal ik het je bewtyzen." Berciel ging mee, stapte in hot water en moest zich gewonnen geven. Het was inder daad warm. Toen hij op den kant wilde terugstappen, kantelde de steen, waarop hij gestaan had, en hij zou stellig te water ge raakt zijn, als Sordel hem niet gegrepen had. Dit beteckende, dat hij hem het leven had gered, want de Rhöne is hier diep en de stroom is bijzonder sterk, zoodat Bèruil stellig zou zijn meegesleurd en verdronken. De mannen spraken af, voorlopig niemand iets van hun ontdekking mee te deelen. Ze zouden den volgenden dag samen overleg gen, hoe te handelen. Sordel stelde daar te meer prijs op, omdat Berciel rijk en lid van den gemeenteraad van Lavey was. Elk ging dus zijns weegs. Maar na een poos 't liep tegen den avond kwam Beruil terug. Hij had een flesch bij zich. Met de uiterste behoedzaamheid want hij ken de nu immers het gevaar! daalde hij af in den stroom, tapte een flesch vol van het warme water en proefde het't smaakte sterk zwavelachtig! „Mijn fortuin is gemaakt!" riep hij. De flesch met haar kostbaren inhoud werd zorgvuldig gekurkt en opgeborgen. Nu wierp Berciel eijn fuik en die van Sordel, welke hier waren achtergelaten, in het water en ging heen. Den volgenden dag trachtte Sordel tever geefs zijn buurman te spreken te krijgen. Het huis was gesloten. Ietwat geraakt over zooveel nonchalance, waar het een afspraak betrof, ging Sordel naar de plaats, waar hij gewoon was te visschen, maar vond geen der beide fuiken. Bovendien meende hij aan den overkant een hoed te zien liggen, die hem van Beruil afkomstig leek. Zou de man toch zijn? Sordel haastte zich naar het dorp terug en maakte alarm. Met eenige mannen begon men te zoeken, de Rhöne af, of men den ongelukkige misschien nog kon redden of althans zijn lijk -zou kunnen vinden. Sordel was de ijverigste van allen. Maar hoe men zocht, er werd niets gevonden. Twee agen later stond een groepje men sohen buiten het dorp het geval te bespre ken, toen ze in de verte een rijtuig zagen aankomen. Tot ieders verbazing zat mijn heer Beruil er in. Het scheen, alsof hij de verwonderde uitroepen en de vragen der nieuwsgierigen niet hoorde. Want hij richtte zich dadelijk tot den secretaris der gemeente, den heer Moratier, wien hij verzocht, te willen zorgen, dat er tegen den volgenden dag een spoedeischende vergadering van den gemeenteraad zou worden uitgeschreven. Dat gebeurde. Sordel bezocht intusschen zijn buurman en betuigde hem zijn genoe gen, dat hij geen ongeluk had gekregen ten gevolge van de mededeeling, die hij hem had gedaan. Hij maakte van de gelegenheid tevens gebruik om te vragen of Beruil al over de zaak had nagedacht. „Men kan met zooiets niet te voorzichtig zijn," gaf deze ontwijkend ten antwoord. •Sordel liet zich met dit antwoord afsche pen en trok zich bescheiden terug. Doch den volgenden dag hoorde h;', dat de gemeente raad besloten had zijn medewerking te ver- lecnen, om een badinrichting aan de Rhöne te stichten. De geneesheeren van Lausanne hadden verklaard, dat de warme bron, die Beruil ontdekt had, allerlei ziekten ge nezen kon, en als belooning voor zijn ont dekking, had de Regeering aan Beruil voor den tijd van vijf-en-twintig jaar het uitelui- tend eigendomsrecht over de bron toegestaan. Sordél was woedend, en het gelukte zijn dochter slechts met de grootste moeite hem wat tot bedaren te brengen. De arme man dacht niet alleen aan het geldelijk voordeel, dat de bron zou opleveren, maar vooral ook aan zijn dochter, die er genezing zou hebben kunnen vinden. Hij begreep echter zeer goed, dat Beruil hem niets zou gunnen, ook niet de genezing van zijn dochter. Beruil heeft inderdaad fortuin gemaakt. De baden van Lavey werden sterke concur renten van die van Aken en Wiesbaden en de badgasten stroomden toe. Kostbare gebou wen én inrichtingen moesten worden aam I gelegd en Beruil moest veel geld opnemen, i Hij kon het echter gemakkelijk krijgen Tot het getij verliep. De baden bleken niet geneeskrachtig voor alle ziekte; en een zware overstrooming van de Rhöne sloeg de gebouwen en kostbare installaties groo- tendeels weg. Beruil, die zich door een protserig en onaangenaam gedrag ieders ver achting op den hals had gehaald, kwam den slag niet te boven. In bekrompen omstandig heden sleet hij vergeten in een groote stad ziin laatste levensjaren. Het geheim van de eigenlijke ontdekker der bron werd nu ook bekend en Sordel smaakte het genegen toch op zijn ouden dag zijn fortuin nog te maken ,al was het be scheidener dan van Beruil, en wat hem bovenal verheugde! zijn dochter genezen te- zien! Zij bleven God en menschen dankbaar! Radio Nieuws. zondag 25 januari HUIZEN (298-8 M.). N.C.R.V.). 9.60 Kerk dienst vanuit de Geref. Kerk (H.V.). Parkkerlt, te Amsterdam-Zuid. Voorganger: Ds. J. J. B-is- kes Jr.. Geref. Predikant (H.V te Oosterend (Texel). Onderwerp: „Het Gebed''. 1. Orgelspel. 2. Zingen: Psalm 145 6. 3. Votum en Zegen. 4. Lozen der Wet. 5. Zingen: Psalm 123 1. 6. Lenen Psalm 103:8—12. 7. Gebed. S. Zingen: Psaim G6 8. 9 en 10. S. Lezen: Lucas 11:1—13. 10. Predikatie naar Lucas 11 1 „Heere. leer or.s bidden". 11. Zingen: Psalm 103 1. 12. Vervolg Predikatie. 13. Gebed. 14. Zingen: Llel 45 :2 <Bv. Gezang 273 2). 15. Zegen. 16. Orgelspel. N.C.R.V. 6.50. Kerkdienst vanuit de Ned Herv. Kerk te Thamen aan den Amstel (gem. Uithoorn). Voorganger: Ds. Th. H. Tonsbeek. N'ed. Herv. Pred. aldaar. 1. Orgelspel. 2. Votum. 3. Zingen: l'salm 14G 4 en 6. 4. Lezen van do Apostolische Geloofsbelijdenis, waarna gezon gen wordt: Gezang 52 13. 6. Lezen: Marc-.is 10 1727. 6. Gebed. 7. Lezing van den tekst: Mar cus 10 17 en 22. 8. Zingen: Gezang 9 5 en li. 9. Eerste gedeelte der predikatie. 10. Zineen: Ps 139 1 en 14. 11. Tweede gedeelte der predika tie. 12. Dankgebed. 13. Zingen: Gezang 51 0. 14. Zegen. 15. Orgelspel. 15 Schriftlezing. 8.15—9.20 Morgei'...,.. 10.30 Tijdsein. 10.30—11 Korte Ziekendiens lelden door Ds. N. P. E. G. van Uchelen. Herv. Pred. te Hilversum. 1111.30 Lezen j ij. J. C. M. Doyen. te de Her.-t. Eva as. Luth. nieursburgwul te Amsterdam, door den ore» list dier kerk. den heer Jun Zwart. 1.452 G-e mofoonmuzlek. 2.— Tijdsein. 2—2.35 Ultzendin voor Scholen. Spreker: de heer E. do Kuipe Hoofd der School voor C.V.O.. te Schoonhovei Onderwerp: „Bezoek aan eon Esperanto-Wc ~.35__3.15 Causerie over: „Ëemg Bij gevatte Koude in hoofd en ledematen* Rheumatische pijnen, Griep en Influenza, Hoofdpijn, Kiespijn, Aangezichtspijn en vast zittende Hoest, gebruike men Mijnhardt's Poeders Deze werken genezend en nemen de pijnen weg. Prijs per poeder 8 cent en in doozen van 6 stuks 45 ct. Alleen echt wanneer doos en poeders voorzien -zijn van den naam Mijnhardt. Let hierop! Vraag ze Uw Drogist, 45 Ziekenunrtje. t i door Ds t. a, Cursus Handenarbeid vor onze jeugd, door den heer H. J. Stelnvoort, te Hilversum. 5.45—7 Concert: H. Hermann, vlooi; P. v. d. Hurk. fluit: mej. Luise Lauenroth. plano. 7.— Tijdsein. 7— 7.10 Gramofoomnuziek. 7.10—S Cursus verbete ring van het gezang In huis. te geven door den ^ldcongres A. J. Hérwig, i 1 den tuin", door c. issum. 3.15—3.45 Cu Persberichten. 10.45—11.30 Gramofoom V.A.R.A. 10.15 irdraclit. 10.30 Ziekei izlek. 12.Polltieberlchtei 4.30 Gramofoc rt. 11.— Perst FEUILLETON LIEF EN LEED IN DE PASTORIE door BRIGITTE (17 Ze talmde. „Marianne, werk voor hel Koninkrijk Gods moet boven allee st-aan.' „Ik beloof het." „Dat is goed. En nu wiil ik verder wer ken. Ik moet me nog voor den preek ven morgen voorbereiden." Ze lachte. „Ik ga al." Hans knikte haar vriendelijk toe en ging weer aan 't werk. Morgen zouden de cate chisanten bevestigd worden. Deze openbare belijdenis lag hem zwaar. Het mocht geen komediespel zijn en toch moest zoo mogelijk geen va-n de kinderen beschaamd staan. De vragen moesten cue rijk aan inhoud, maar niet te zwaar zijn Verder wilde hij bij deze gelegenheid den geheelen heilsweg langs gaan, misse i ..n 'dat bij menig hoorder, weer iets wakker werd, wat reeds lang verloren scheen. In de predikatie, wilde hij-zich in het bijzon der" tot de catechisanten richten. Marianne ging intusschen naar het schoolhuis. Ze overlegde onderweg hoe zc de zaak het beste aan kon pakken. Maar bet ging gemakkelijker dan ze gedacht had Juffrouw Ring ontving haar. Haar man wilde zich even verkleedcn. „Gaat U toch zitten, alstublieft," noodig- de ze Marianne uit. „Mijn man heeft me er a.l wat van verteld, U hebt dus een biet je verbinden en zoo geleerd." Dat klonk nogal laatdunkend, maar Ma rianne dacht aan haar belofte en zei vrien delijk: „Zelfs tamelijk grondig. Ik heb ge studeerd on ben arts." „Wat bont U? Arts?" Den binnenkomenden man sdhreeuvvde ze het bijna toe: „Wat heb jij me verteld? De juffrouw heeft er een beetje verstand van'' Arts is- ze!" Het elo-eg in als een bom. „Een echte arts?" stamelde Ring, geheel in de war. „Dat heb ik heelemaal niet ge weten. Ja dan, dan, bied ik U mijn vei- onlschuld-iging aan. Ik zal nooit meer ••en geval behandelen zonder de juffrouw te raadplegen." In een zeldzaam goede verstandhouding scheidden ze. liet was al-teen maar de vraag hoe lang de vrede duren zou. Al te lang duurde d-2ze niet. Den volgenden Zondagmorgen was het aanneming van do Jonge catechisanten.") Meester Ring ergerde er zic.h aan <iat alles zoo vl-ot liep. Nauwelijks één kind miste een antwoord. En de gemeente luis terde toe als zat ze vastgenageld. Hot was (ook wel het toehooren waard, wat d-o kin- I deren wisten te vertellen. van de zon den des menschen, die hij zoo graag v-r- geet of verschoonend als kleine onh"\>be- lijkhedcn bestempelt en die hem toch in •het verderf voeren. van de genade Gods en van de verlossing door Jezus Christus. En dat alles was niet eens uit het hoofd geleerd. Het leefde, wat de kind-eren zei den. Ze konden e.J-1 es met. bijbel-plantsen he wijzen e,n het was verbazend hoe goed ze In Duitech-land doen de kinderen aan het einde van hun schooltijd, d.i. met 14, 15 jaar, al belijdenis. in den bijbel thuis waren. En wat, wisten ze veel! Ze wisten pre cies, waarom ze niet Katholiek wilden worden, ook daarop gal de Bijbel ant woord. Door de bevestiging werd ce g'- meente er weer opnieuw van overtuigd, dat hun dominé toch een kerel was, al had hij dan van pachiten weinig venstand. Ja, velen meenden, zoo wa6 het altijd nog bet-er dan dat iemand er te veel van wist en zelfs te verstandig werd, zooals 'mee6teT Ring. Het was des tijds ook zijn 6chu-ld geweest dat ze n.et meer hadden willen betalen. Hij had net zoo lang gestookt, tot ze meegedaan had- Meester Ring ging langzamerhand mer ken dat bet dorp -tegen hem en vóór z n predikant werd. Daar kwam nog de erger nis bij over die kwakzalverij. En nu moes ten de kinderen'op Palmzondag nog zin gen. Voor dezen dominé, die zijn bet-rek- I king in het dorp ondergroef, wamt dat. kon loch een blinde met z'n stok voelen, dat die de menschen legen hsm opstookte! An ders kon Ring het zich niet voorstellen. Men beoordeelt nu eenmaal een an Ier graag naar zichzelf. Op de jongevrouwenvereeniging hadden ze hem ook te kennen gegeven dat het r.n den komenden winter wel tijd werd, tet voorzitterschap aan den superintendent over te dragen. Hij had de jonge vrouwen- j vereenïging op een avond gezet, waarop Hans zijn bijbellezing -hield. Behalve een paar boerenmeisjes waren e-llo anderen -liever naar de bijbellezing gegaan dan naar hem. En hij speelde toch met hen en las hun altijd spannende boeken voor. Nu kwam er weer bij, dat ze den dominé lin de pachtzaak bijvielen. Dat was de laat ste droppel en het vat liep over. Op een Zondag kwam hij bij Hans en verzocht om een onderhoud. Hans ging met hem in zijn werkkamer en ging tegenover hem zit'cr.. „Nu, meneer Ring," vroeg hij, „wat habt U op het hart?" De hartelijke toon waarop de vraag ge daan werd, ontwapende den onderwijzer. „Dominé," begon hij, en het klonk meer spijtig dan ergerend, „t-usschen ons is het niet, zooa-16 h-et moet zijn." Hans' oogen lichtten op. Hij had God vaak gebeden, dezen steen voor hem ui-t den weg te ruimen, en nu kwam Ring zelf bij hem. Hij zei: „Neen, dat is bet niet, dat voel ik. Wanneer ik daar schuld aan heb, dk bendikwijls wat erg scherp geweest, dan vraag ik van harte om vergeving." Dat bracht Ring totaal in de war, dat de dominé hem om vergeving vroeg. En hij stotterde: „Ik had eigenlijk alleen willen zeggen, dat ik geen zin had, om op Palm zondag met de schoolkinderen te zingen., maar, wanneer U zóó bent. U kuilt er van op aan, dominé, we zullen wat h;el mooi6 instudeeren." Hij stond op, maar Hans duwde hem weer op z'n stoel. „Wacht even, meneer Ring! Nu moet U juist hier blijven, dat heb ik er toch al hij U uitgekregen, dat U iets tegen mij op het hart hebt. Dus, uitspreken, alstublieft!" Ring zocht nn.a-r alle ao.nklachten, die hij netjes uit het hoofd had geteerd. Maar hij I kon zich niets meer herinneren en zei ten slofte eerlijk: „Het was allemaal maar klelnziel'ig-heid, dominé, ik h-eb me ecn- voudig geërgerd, dat ik in het dorp niet Imeer de eerste viool speel." „V-erdring ik U?" vroeg Hans geschrok ken. „Zonder het te willen, omdat U meer weet dan ik en verstandiger bent dan Ik „Dat geloof ik niet, meneer Ring, da.t het daaraan ligt, maar ik zal m'n best aoen om bet beter te maken." Daarop zei de onderwijzer zacht, en het was alsof hij zich schaamde: „Het was ook dwaas wat ik de e eis te inaaj zei, dat we te ontwikkeld zouden zijn om te geloovon. De menschen hooren U heel graag preeken en houden ook van de bijbellezingen. En ik, dominé. gelooven doe ik het wel niet van de verlossing, maar, wanneer ik U zco aanzie, wanneer ik zou kunnen, dan zou ik graag gelooven. En Gariz heeft het me vandaag nog gezegd, en dót juist heeft me zoo geërgerd, dat wij allen, maar vóór al len, hij en ik in de pirebtkwestie zoo slecht gehandeld hebben. Ilij zou het U graag willen zeggen. En nu gelooft hij ook dat hij straks een Heiland noodig heeft, wan neer hij voor Gods recht-ere-toel zal staan." Ilans was zeer ontroerd, liet scheen "hem een buitengewone genade, dat hem na zoo'n korten lijd arbeiders reeds oen vrucht in den echoot viel. Hij kon alieon maar zeggen: „Dus op onze goede vriend- schep, meneer Ring!" Daarna ging de on derwijzer weg. naar zijn vrouw, want re w«6 sedert dien eenen namiddag van den dominé gaan houden, twn hij zoo belang stellend naar haar beide jongens infor meerde. Er viel dan ook een steen van haar hart, toen haar man niets wilde mer-tee- lon van wat besproken was, doc-h alieen ka-lmeeren l zei: „Wij zijn weer vrienden". En da.t was voldoende. Aan den overkant in de pastorie was «r ook één. voor wien dat genoeg was, en d.e ■en dank j'h? l naar den Hemel opzond: 11e goedheid enj ren i„IIeer, ik ben niet waard dié Gij aaji Uw knecht HOOFDSTUK VIII Dat de week van Goeden Vrijdag en de Paaschdag-en voor een predikant geweldig druk zijn, weet leder, en zoo wee het ook dit jaar. Op Palmzondag waren de cateöhisajvt^n bevestigd en Hans had hun op hartelijke wijze toegesproken en gezegd hoe lief hem de uren waren geweest die hij met hen op de catechisatie hal doorgebracht, hoe zwaar hem de scheiding viel en hoe zeer hij bezorgd was om lion, die nu het teven ingingen, hoe hij ze allen altijd op z'n bid dend hart wilde dragen en dat hij er altijd voor hen zou zijn wanneer ze hem noodig mochten hebben. En daarna hadden ze ieder met hun hond in de zijne de gelofte afgelegd, met Go-is hulp op den weg te blijven welken ze nu betreden hadden en die naar don Vmter leidt on den goeden 6trijd dos geloofs t© strijden, als echte strijders van Jezus Christus. Op de laatste kringconferentie was be weerd. dat de vormelingen meeste] nirt eens gevvilllg waren om de gedane belofte te houden, en Hans en missionaris Lan ge waren de eenige die tegenspraken. Hans keek thans onderzoekend in de oog-n van techisanten, die voor het altaar tra- Man niet ondci d'i« ni-et met geloovige en vertrouwende oogon naar hem opkeek. Mochten ze ook later hun gelofte houdon of niet. nu. bij de in zegening waren ze zeker met de beste voor ncmene bezield. (Wordt vervolgd.)! j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 9