Gevatte Koude 4-
zaterdag 24 januari 1931 derde blad pag. 9
Kerknieuws-
BEGRAFENIS Ds. J. D. DE STOPPELAAR.
Men meldt ons uit Vlaardingen:
Gistermiddag had op de begraafplaats te
Vlaardinger-Ambacht de teraardebestelling
plaats van den zoo plotseling gestorven Ds.
j D. de S t o p p e 1 a a r, in leven predikant
bjj de Ned. Herv. Gemeente te Vlaardingen.
De lijkstoet vertrok omstreeks 12 uur van
bet sterfhuis naar de Groote Kerk op de
Markt; het kerkgebouw was reeds geheel
bezet door een groote schare, die den dier
baren doode de laatste eer wilde bewijzen.
Nadat de kist was opgebaard, werd een korte
herdenkingsdienst gehouden.
Het eerst werd het woord gevoerd door
Ds. H. A. He ij er, Ned. Herv. predikant,
die, na te hebben laten zingen Ps. 103 8 en
9 en gelezen te hebben Ps. 103 8-18, ver
volgens voorging in gebed. Daarna hield hij
een korte rede naar aanleiding van het gele-
icn Schriftgedeelte.
Vervolgens betrad D s. A. Luteyn de
kansel.
Als voorzitter van den kerkeraad, aldus
5pr., rust op mij de droeve plicht om in uw
midden eer. enkel woord te spreken ter na
gedachtenis aan onzen voorzitter Ds.
J. D. de Stoppelaar. Moeilijk en zwaar valt
hét mij om in deze de tolk te wezen der ge
meente en uit te drukken de smart' en droef
heid, welke er leeft in ons aller hart bij zijn
plotseling heengaan uit ons midden, uit de
gemeente, welke hy zoo zeer lief had, uit
onzen hroederkring van collega's, uit den
veelomvattendcn arbeid buiten zijn gemeen
telijke sfeer als scriba-quaestor van het Clas
sicaal Bestuur, als secretaris van den armen
raad, leeraar aan de Chr. H. B. S., predikant
op het Hospitaal-kerkschip „De Hoop", als
mede uit zijn trouw vervulden arbeid voor
onze Christelijke scholen, diakonessenarbeid
en de talloos vele vereenigingen, waaraan hij
leiding en steun mocht geven in zijn meer
dan 21-jarigen arbeid in uw midden. Een
stoere werker, een trouw Christen is ons allen
ontvallen.
Van een leven van strijd en smarten opge
nomen in de heerlijkheid der overwinning.
De smart van het scheiden werd hem be
spaard. In één oogenblik uit de oenauwdheid
in de ruimte; van een vermoeide pelgrim
ecuwig in het Vaderhuis; van een met schuld
bcladene, nu bekleed met 't vlekkeloos reine
kleed der gerechtigheid van Christus. Hoe
heerlijk is dan voor hem, die alleen in Jezus-
Christus en in Zijn verzoenend lijden en ster
ven het rustpunt had gevonden voor z\jn hart
vervuld zijn toekomstdroom. Doch tevens
spreekt hij nog tot ons, nadat hij gestorven
is en wijst u, hooggeachte mevrouw de Stop
pelaar, awe kinderen, ons allen in onze smart
en rouw naar het Kindeke in de Kribbe.
Dankbaar zijn wij den Heere, onzen God,
om alles wat Hij ons in onzen vriend en broe
der geschonken heeft. Zijn arbeid is niet
ijdel geveest in den Heere.
Daam-i zongen de kinderen van de hoog
ste klasse der beide oudste scholen, van het
bestuur waarvan Di. Stoppelaar voorzitter
was, het lievelingslied van den overledene:
„Rust rn ijn ziel, Uw God is Koning".
Ais derde en laatste spreker werd het
woord ge 'oerd door Dr. G. J. O o r th u y s van
Amsterdam, zwager van den overledene, na
mens dr familie, waarvan hij speciaal
noemde de 84-jarige tioeder, die met haar
gedachte.) hier tegen' -oordig zal zijn.
Dr. Uorthuys ging iaarna voor in gebed
waarna de schare h.- t kerkgebouw ver.5 pi
om zich naar de beg -aafplaats te begeven
waar niottegensta-andhet zeer ongunsdge
weer buitengewoon groote beLangsteumy
Op de begraafplaats werd bet woord ge
voerd door Da. G. Grootjans, die voorias
P6alm 42 en in een toespraak er aan her
innerde hoe Ds. de Stoppelaar met vele ban
den aan de aarde, maar nog sterker aan
den hemel verbonden was.
Hij Lis daarna hft Onze Vader en itet
zingen „Jezus, Uw verzoenepd sterven'.
De zoon van den overledene heeft na
mens zijn moeder en de verdere familie
dank gezegd voor de groote belangstelling
De stoet die zich achter de lijkwagen
aansloot, bestond uit 23 rijtuigen en auto's,
waarvan 14 werden gebruikt door de familie,
de overige door predikanten, kerkvoogden,
enz. Daar achter volgden vele kerkelijke en
particuliere corporaties en personen.
De Groote Kerk waar de indrukwekkende
rouwdienst werd gehouden, kon lang niet
alle belangstellenden bevatten, zoodat velen
moesten terugkeeren.
Het kerkgebouw was in rouwgewaad ge
stoken. Kansel en orgel waren met rouw-
kleeden behangen.
"De kist was bedekt door twee bouquetten
van palmtakken en paarse seringen.
Na afloop van de begrafenisplechtigheid
vereenigden zich de corporaties met belang
stellenden in de Nieuwe Kerk, waar het
woord gevoerd werd door Ds. Bokma, van
Schiedam, namens den Ring, die de arbeid
van den overledene in den Ring schetste en
zijn aangenamen omgang prees. Met dank
gebed en het zingen van Ps. 103 9 werd
deze bijeenkomst gesloten.
Op Dinsdag 27 Januari a.s. zal In het lo
kaal „Rehoboth" een samenkomst worden
belegd met catechisanten van den overleden
predikant. In deze vergadering hoopt do
heer L. Oorthuys uit de Ver. Staten, thans
met verlof in Nederland, te spreken ter na
gedachtenis van zijn zwager wijlen Ds. de
Stoppelaar, en voorts wil hij een en ander
zeggen over het werk onder de jongeren aan
de .Westkust van de Ver. Staten. Ds. Groot
jans zal den spreker inleiden, terwijl de fa
milie do Stoppelaar ook aanwezig hoopt te
zijn.
PLAGIAAT IN PREEKEN.
De „Wekker", het. orgaan der Christelijke
Gereformeerde Kerk in Nederland, bevat al
geruimen tijd een rubriek: „Opmerkingen
en gedachten van wijlen Docent F. P. L. C.
van Lingen".
Deze overleden docent aan de Theologische
School van de Chr. Geref. Kerk, een knap en
degelijk man, maakte indertijd de volgende
opmerkingen, die ook voor onzen tegenwoor-
digen tijd niet zonder waarde zijn.
„Plagiaat. Dit woord beteekent eigenlijk
„menschenroof", doch wordt meestal gebruikt
in dien zin van plagium litterarium, dat is
diëfstal van het geschrevene, overschrijven
van boeken of gedachtenroof. Die verkeerd
heid, die men in het dagelijksch leven „pron
ken met eens anders veeren" noemt, heeft
maar al te veel plaats bi» schrijvers en spre
kers van den eersten en van minderen rang.
Als men de geleerde commentaren van Ro-
senmuller en van Grotius, beide in het la-
tijn geschreven, naast elkander legt, vindt
men telkenmale dezelfde zinnen, letterlijk,
alsof ze eigen werk waren. Menig schrift van
minder geleerden verraadt, duidelijk. dat het
uit een vreemde taal is overgezet, of slechts
een omwerking is.
In een kerkbode werd mij voor eenige
jaren een stuk ter lezing gegeven van een
bekend predikant en het oude boek van een
vrij onbekend schrijver er naast gelegd, om
de volkomen gelijkheid te doen zien. Toch
stond de naam van den predikant er onder,
alsof het eigen werk was. Men kan wel eens
een vers lezen, als nieuw u aangeboden,
waarbij ge u dadelijk herinnert, het vroeger
reeds te hebben gehoord. In de predikanten
wereld schijnt plagiaat geen vreemde te we-
Men verhaalt van Ds. Harencarspel, die
voor onderscheiden jaren te Leeuwarden in
de Hervormde Kerk stond, dat toen een
ouderling eens van de preek tot hem zcide:
„Wel, dominé! wat heg ge mooi gepreekt?"
antwoordde: „Dat zal wel waar zijn, het was
ook een Van der Palmpje!" Deze kwam er
nog rond voor uit! Anders was het eens te
Leiden.
Prof Van Hengel had een geschreven preek
uitgeleend aan een dame; deze schreef die
preek over en leende die weer aan anderen
Zoo kwam die in handen van een predikant
Deze zou te Leiden precken, en begreep geen
beter stuk te kunnen maken dan hij in af
schrift bezat en waarvan geen naam genoemd
was. Prof. van Hengel had zijn preek terug
ontvangen en juist kort geleden te Leiden
doen hooren. Nu zit hij bij den dominé van
buit-en in de kerk en hoort -ijn eigen werk.
De gemeente ziet hem aan. Vfn Hengel zit
heen en weer te draaien in de bank. Geen
wonder dat die plagiator voor het oor der
geheele gemeente na het uitspreken van den
zegen een geduchte les kreeg.
Ik predikte eens ergens in Friesland. Een
mijner gynasiasten zag, dat een oefenaar op-
teekenide wat ik zei en was ondeugend ge
noeg om dien oefenaar in de week te gaan
hooren, daar hij wist, dat die elders zou op
treden. Hij kon hetzelfde vernemen. Toen ik
eens in een stadje zou optreden, waar ik
nimmer tevoren was zei mij een lid van den
kerkeraad: „Wij hebben u al zoo dikwijls
gehoord". Toen ik mij daarover bevreemdde,
noemde men mij een lijstje van gehoorde
leerredenen. Het waren d«. r mij in druk
gegevene, die een predikant gedrukt op de
predikstoel medebracht Hij scheen, zei men
een bijzondere voorliefde te hébben voor mijn
preeken.
Doch aan anderen wordt die eer now veel
meer gegeven. Vooral moet Philpot veel den
diefstal ondergaan door predikers, die gaar-
Tot
de laatste
seconde
brandt zi]
op volle
sterkte, er
houdt zij de
stroom-
rekening j
nc het hart van het volk stelen. Het gebeurt
wel eens, dat een preek van dien beroemden
man later tussohen de bladen van den kan
selbijbel wordt gevonden en zoo dat pronken
met eens anders veeren openbaar wordt
Er zijn sommige mensohen van bijzondere
belezenheid. Deze zijn voor dergelijke pre
dikers soms zeer gevaarlijke hoorders. Men
verhaalt, dat onder den dienst van een ge
vierd prediker ook eens een vreemdeling
neerzat, dicht onder den predikstoel. Zacht,
maar toch zoo, dat de leeraar het goed kon
verstaan, zeide hij, bij verschillende doelen:
„Dat is van Spurgeon!" Dan weer: „Dat is
van Philpot!" Dan weer: ,Dat van Oosterzee!
De spreker kleurde, werd boos, wierp nijdige
blikken op zijn hoorder en eindelijk buiten
zichzelf, riep hij: „Mijnheer! ik verzoek u u
stil te houden. Gij handelt onbeleefd; gij ver
stoort de godsdienstoefening!" „Dat is van
uzelf!" sprak de vreemdeling en verliet de
kerk.
Sommigen weten zich er fraai, maar min
der oprecht door te helpen. Een zeer rechtzin
nig leeraar der Hervormde Kerk, had voor
mij een beurt waargenomen. Ik nam de vrij
heid, hem daarna te zeggen, dat mij veel be
kend voorkwam. Hij antwoordde, dat hij
meermalen „merkwaardig had mogen onder
vinden de overeenkomst van Gods volk in
den ouden en nieuwen tijd en de Geest des
Heeren, dezelfde woorden had voor Gods uit
verkorenen."
De Heere zeide tot Abraham: „Wandel voor
Mijn aangezicht en wees oprecht!"
Diefstal en leugen in het heiligdom Gods
en in het heilige werk is erger dan eenige
andere.
Naar onze meening behoort elk, die zich
voorbereidt voor het werk in de gemeente, de
zaait ernstig te beschouwen en niet lichtvaar
dig op talenten of ingevingen te vertrouwen.
Hij bestudeere zijn tekst nauwgezet, liefst
in de grondtaal. Hij doe het vooral met smee
kingen tot God, dat hij het Woord recht mag
snijden, niets inleggen, niets aan toedoen,
niets afdoen. Hij raadplege zijn commentaren
met zelfstandig oordeel en peinze biddend
over de waarheid, teekene op, welke gedach
ten hem daarbij vervullen om die daarna
te ordenen en alzoo te komen tot een gc-
wenscht bestek voor het op te trekken ge
bouw. Indien hij het noodig heeft, hij raad
plege dan godzalige schrijvers over dat on
derwerp en gebruike ze niet om na te pra
ten, maar als leermeesters, om wat hij van
hen ontving, zelfstandig te verwerken, ten
einde de gemeente de vrucht van dien arbeid
te doen inoogsten.
Er is een cu 1 bekend vers over den duivel
in de kerk; ware ik dichter, ik maakte een
vers over deh duivel op den predikstoel.
Doch, beter worde hét gezegd met het woord
van Israels dichter, die op de vraag: „Wip
klimt den berg des Heeren op?" antwoordde:
„De man, die rein van hart en hand, zich
ndet aan ijdelheid verpandlt!"
SCHOOLJUBILEUM TE MELISKERKE
De Chr. School te Mellskerke Zeelandherdacht dezer dagen haar 25-jarig bestaan.
Hierboven een foto van 't Bestuur en Personeel. Zittende het bestuur van links naar
rechts de heeren W. de Buck, A. Kodde, J. Geschiere, secr.-penningm;, G. Vlieger, voorz.;
ds. H. Meulink, feestredenaar; A. J. Huijsman, Iz. Matthijsse, J. de Korte. Staande van
links naar rechts het personeel mej. Kaljouw en de heeren P. J. Lamain, G. Beukelman
en A. Flach, hoofd der school.
Moge de Heere onze predikanten en stu
denten genadig zijn, opdat zij nooit aan pla
giaat zicfy schuldig maken, maar voldoende
kennis en godzaligheid bezitten, om tot op-
bouwing van 't Godsrijk en tot stichting der
gemeente werkzaam te zijn. Die eigen eer
zoekt met hetgeen des anderen is. moge een
schijnbaren zegen, moge toejuiching inoog
sten van onkundigen, de werkelijke zegen
zal zijn voor hen, die in oprechtheid wande
len en het brood uitdeelen, dat de Heere in
hun handen ter uitdeeling heeft gelegd.
GEREF. BOND en VERBOND TOT
KERKHERSTEL.
Ds. G. van der Zee wijdt in de „Vaan
drager", orgaan van den Bond van Hervorm
de Jongelingsvereenigingen op Gereformeer
den grondslag, een beschouwing aan het
Ned. Hervormd Verbond tot Kerkherstel.
Wij lezen daarin o.m. het volgende:
„In de Gereformeerde groep he-ersoht ech
ter hier en daar vreeze.
Ie. Zullen wij ons specifiek gereformeerd
karakter niet verliezen door deze samen
werking, indien de uitslag eens leiden mocht
to* reorganisatie?
Mijn gedachten zijn als volgt: We hebben
op dit oogenblik onder de huidige organi
satie gelukkig nog de historische voortzet
ting met het alles en niets zeggend art 11.
dat de leer moet gehandhaafd worden. Nu
kies ik van twee kwade" ingen het beste
en beschouw de actie van het Verbond tot
Kerkherstel een stap in de goede richting.
De toetreding in het Verbomd legt mij en
niemand een fusie op. Wij smelten niet ineen
doch iedere groep handhaaft zijn eigen ka
rakter. Het Gereformeerd karakter is door
het verworpen „Ontwerp van een nieuw Al
gemeen Reglement" niet geschaad. Men zie
art. 9 met de toelichting, blz. 13 en 14.
2. Kunnen wij samenwerken met degenen,
die niet op den .bodem staan der Gerefor
meerde Belijdenis?
Hiertegenover zou ik deze vraag willen
stellen: Mogen wij met lijdelijk toezien de
zaken zoo laten gaan zooals ze nu zijn?
Wanneer wij heden terstond een groote Ge
reformeerde Kerk wilden hebben, dan zou al
les gewijzigd moeten worden en wel aller
eerst in de geestesgezindheid van het volk.
Ter vergelijking herinner ik hier aan het
referaat van Dr. J. Severijn op den Gercf.
Bondsdag 1930. De S.G.P. wil van de derde
trap der vrijheid ineens naar de zevende.
Voetius onderscheidde zeven trappen van
vrijheid in de verhouding van Kerk en Staat
En waar nu alles geleidelijk gaat, zoo kan
ook de groote beweging in onze Kerk niet
anders tot goed resultaat leiden dan lang
zaam aan doch met vasten tre*i, op het dp<jl
af: Herstel onzer Kerk opdat-van alle kanséls
het Woord der Waarheid weer weerklinke.
Het Nederl. Herv. Verbond tot Kerkherstel
wil arbeiden in den geest van en naar de
grondlijnen van het Reorganisatie-rapport, en
daarom ben ik voor mij met vrijmoedigheid
lid, zelfs van het Hoofdbestuur. Ik zou ech
ter onmiddellijk voor de eer bedanken, in
dien men dit verbond als het einddoel ging
beschouwen. Het heil der Kerk staat voorop.
Daarna de actie van den Geref. Bond en ten
slotte heeft ook het N. H. V. tot Kerkherstel
een ruime plaats in mijn hart. Dit is bij ve
len zoo. Dienen wij dan drie heeren? Geens
zins. Al dit streven heeft één grond. Eén
drijfveer is er. 't Is de liefld'e tot de Vaderland
sdhe Kerk".
Gemengd Nieuws.
AANVARING BIJ ZOUTELANDE.
Het Engelsche stoomschip „Dorhancastle",
komende van Antwerpen naar Rotterdam, is
in aanvaring geweest met het Duitsche
stoomschip „Hedwig Fisser" nabij Zoute
lande. Het Engelsche schip is tengevolgo
van de aanvaring aan den grond geraakt en
later dooj* do Duitsche sleepboot „Wotan"
vlotgesleept. De „Hedwig Fisser" ligt nu op
de reede van Vlissingen om nadere orders
af te wachten. Persoonlijke ongelukken had
den niet plaats.
EEN GEDOQFDE VUURTOREN.
Te IJmuiden is men gedurende twintig
minuten verstoken geweest van electrischen
stroom. Dientengevolge was ook de vuur
toren van licht verstoken. Na tien minuten
slaagde men er in de noodverlichting to
doen functionneeren.
rrj.\ /jnaa t\U/£ daaq1
A ^L\ E I c h 'w a t 2 W 11 s A1
2^1 y de baden van lavey
Tusschen Milaan en Besangon ligt het
dorp Lavey, aan de Rhöne. In deze dichter-
lijk-schoone streek woonde Johan Sordel, met
zijn dochter, het eenige kind dat hem van
een zestal was overgebleven. Ook zijn vrouw
was reeds lang niet meer in het -land der
levenden. Charlotte was een schoon en intel
ligent meisje, maar haar beide beenen wa
ren door jicht verlamd. Tevergeefs had de
vader zijn geheele vermogen besteed odt ge
nezing voor haar te vinden. En nog altoos
had hij de hoop niet opgegeven.
Stil leefden ze samen voort. De dochter
naaide en borduurde, de vader sneed pijpen
en vergastte zijn dochter menigmaal met een
fijne forel, die hij uitstekend wist te vangen.
Eens kwam hij met een dergelijken koste-
lijken buit naar huis, toen hij onderweg zijn
buurman Beruil ontmoette. Deze hield hem
staande, informeerde naar zijn vangst en ver
klaarde jaloersch te zijn van zooveel geluk. „Ik
weet ze maar niet te verschalken!" klaagde
hij; waarop Sordel hem grootmoedig beloof
de, dat hij hem den volgenden keer mee zou
nemen en hem wijzen waar hij zijn en hoe
hij doen moest.
Berciel betuigde zijn dank en wilde reeds
doorloopen, toen Sordel hem nog een oogen
blik staande hield
„Terwijl ik aan het visschen was en in het
water stond, deed ik een vreemde ontdek
king. Mijn voeten werden ineens heel warm.
Ik dacht, dat ik mij vergiste en daarom heb
ik nog een paar maal de proef genomen,
maar ik had wel goed opgemerkt Daar moet
vast een warme bron zijn."
„Onmogelijk, buurman."
„Ga mee, dan zal ik het je bewtyzen."
Berciel ging mee, stapte in hot water en
moest zich gewonnen geven. Het was inder
daad warm. Toen hij op den kant wilde
terugstappen, kantelde de steen, waarop hij
gestaan had, en hij zou stellig te water ge
raakt zijn, als Sordel hem niet gegrepen
had. Dit beteckende, dat hij hem het leven
had gered, want de Rhöne is hier diep en
de stroom is bijzonder sterk, zoodat Bèruil
stellig zou zijn meegesleurd en verdronken.
De mannen spraken af, voorlopig niemand
iets van hun ontdekking mee te deelen. Ze
zouden den volgenden dag samen overleg
gen, hoe te handelen. Sordel stelde daar te
meer prijs op, omdat Berciel rijk en lid van
den gemeenteraad van Lavey was.
Elk ging dus zijns weegs. Maar na een
poos 't liep tegen den avond kwam
Beruil terug. Hij had een flesch bij zich. Met
de uiterste behoedzaamheid want hij ken
de nu immers het gevaar! daalde hij af
in den stroom, tapte een flesch vol van het
warme water en proefde het't smaakte
sterk zwavelachtig!
„Mijn fortuin is gemaakt!" riep hij.
De flesch met haar kostbaren inhoud werd
zorgvuldig gekurkt en opgeborgen. Nu wierp
Berciel eijn fuik en die van Sordel, welke
hier waren achtergelaten, in het water en
ging heen.
Den volgenden dag trachtte Sordel tever
geefs zijn buurman te spreken te krijgen.
Het huis was gesloten. Ietwat geraakt over
zooveel nonchalance, waar het een afspraak
betrof, ging Sordel naar de plaats, waar hij
gewoon was te visschen, maar vond geen der
beide fuiken. Bovendien meende hij aan den
overkant een hoed te zien liggen, die hem
van Beruil afkomstig leek. Zou de man toch
zijn?
Sordel haastte zich naar het dorp terug
en maakte alarm. Met eenige mannen begon
men te zoeken, de Rhöne af, of men den
ongelukkige misschien nog kon redden of
althans zijn lijk -zou kunnen vinden. Sordel
was de ijverigste van allen. Maar hoe men
zocht, er werd niets gevonden.
Twee agen later stond een groepje men
sohen buiten het dorp het geval te bespre
ken, toen ze in de verte een rijtuig zagen
aankomen. Tot ieders verbazing zat mijn
heer Beruil er in. Het scheen, alsof hij de
verwonderde uitroepen en de vragen der
nieuwsgierigen niet hoorde. Want hij richtte
zich dadelijk tot den secretaris der gemeente,
den heer Moratier, wien hij verzocht, te
willen zorgen, dat er tegen den volgenden
dag een spoedeischende vergadering van den
gemeenteraad zou worden uitgeschreven.
Dat gebeurde. Sordel bezocht intusschen
zijn buurman en betuigde hem zijn genoe
gen, dat hij geen ongeluk had gekregen ten
gevolge van de mededeeling, die hij hem had
gedaan. Hij maakte van de gelegenheid
tevens gebruik om te vragen of Beruil al
over de zaak had nagedacht.
„Men kan met zooiets niet te voorzichtig
zijn," gaf deze ontwijkend ten antwoord.
•Sordel liet zich met dit antwoord afsche
pen en trok zich bescheiden terug. Doch den
volgenden dag hoorde h;', dat de gemeente
raad besloten had zijn medewerking te ver-
lecnen, om een badinrichting aan de Rhöne
te stichten. De geneesheeren van Lausanne
hadden verklaard, dat de warme bron, die
Beruil ontdekt had, allerlei ziekten ge
nezen kon, en als belooning voor zijn ont
dekking, had de Regeering aan Beruil voor
den tijd van vijf-en-twintig jaar het uitelui-
tend eigendomsrecht over de bron toegestaan.
Sordél was woedend, en het gelukte zijn
dochter slechts met de grootste moeite hem
wat tot bedaren te brengen. De arme man
dacht niet alleen aan het geldelijk voordeel,
dat de bron zou opleveren, maar vooral ook
aan zijn dochter, die er genezing zou hebben
kunnen vinden. Hij begreep echter zeer goed,
dat Beruil hem niets zou gunnen, ook niet
de genezing van zijn dochter.
Beruil heeft inderdaad fortuin gemaakt.
De baden van Lavey werden sterke concur
renten van die van Aken en Wiesbaden en
de badgasten stroomden toe. Kostbare gebou
wen én inrichtingen moesten worden aam
I gelegd en Beruil moest veel geld opnemen,
i Hij kon het echter gemakkelijk krijgen
Tot het getij verliep. De baden bleken niet
geneeskrachtig voor alle ziekte; en een
zware overstrooming van de Rhöne sloeg
de gebouwen en kostbare installaties groo-
tendeels weg. Beruil, die zich door een
protserig en onaangenaam gedrag ieders ver
achting op den hals had gehaald, kwam den
slag niet te boven. In bekrompen omstandig
heden sleet hij vergeten in een groote stad
ziin laatste levensjaren.
Het geheim van de eigenlijke ontdekker
der bron werd nu ook bekend en Sordel
smaakte het genegen toch op zijn ouden dag
zijn fortuin nog te maken ,al was het be
scheidener dan van Beruil, en wat hem
bovenal verheugde! zijn dochter genezen
te- zien!
Zij bleven God en menschen dankbaar!
Radio Nieuws.
zondag 25 januari
HUIZEN (298-8 M.). N.C.R.V.). 9.60 Kerk
dienst vanuit de Geref. Kerk (H.V.). Parkkerlt,
te Amsterdam-Zuid. Voorganger: Ds. J. J. B-is-
kes Jr.. Geref. Predikant (H.V te Oosterend
(Texel). Onderwerp: „Het Gebed''. 1. Orgelspel.
2. Zingen: Psalm 145 6. 3. Votum en Zegen. 4.
Lozen der Wet. 5. Zingen: Psalm 123 1. 6. Lenen
Psalm 103:8—12. 7. Gebed. S. Zingen: Psaim
G6 8. 9 en 10. S. Lezen: Lucas 11:1—13. 10.
Predikatie naar Lucas 11 1 „Heere. leer or.s
bidden". 11. Zingen: Psalm 103 1. 12. Vervolg
Predikatie. 13. Gebed. 14. Zingen: Llel 45 :2 <Bv.
Gezang 273 2). 15. Zegen. 16. Orgelspel.
N.C.R.V. 6.50. Kerkdienst vanuit de Ned
Herv. Kerk te Thamen aan den Amstel (gem.
Uithoorn). Voorganger: Ds. Th. H. Tonsbeek.
N'ed. Herv. Pred. aldaar. 1. Orgelspel. 2. Votum.
3. Zingen: l'salm 14G 4 en 6. 4. Lezen van do
Apostolische Geloofsbelijdenis, waarna gezon
gen wordt: Gezang 52 13. 6. Lezen: Marc-.is 10
1727. 6. Gebed. 7. Lezing van den tekst: Mar
cus 10 17 en 22. 8. Zingen: Gezang 9 5 en li. 9.
Eerste gedeelte der predikatie. 10. Zineen: Ps
139 1 en 14. 11. Tweede gedeelte der predika
tie. 12. Dankgebed. 13. Zingen: Gezang 51 0.
14. Zegen. 15. Orgelspel.
15 Schriftlezing. 8.15—9.20 Morgei'...,..
10.30 Tijdsein. 10.30—11 Korte Ziekendiens
lelden door Ds. N. P. E. G. van Uchelen.
Herv. Pred. te Hilversum. 1111.30 Lezen
j ij. J. C. M. Doyen. te
de Her.-t. Eva as. Luth.
nieursburgwul te Amsterdam, door den ore»
list dier kerk. den heer Jun Zwart. 1.452 G-e
mofoonmuzlek. 2.— Tijdsein. 2—2.35 Ultzendin
voor Scholen. Spreker: de heer E. do Kuipe
Hoofd der School voor C.V.O.. te Schoonhovei
Onderwerp: „Bezoek aan eon Esperanto-Wc
~.35__3.15 Causerie over: „Ëemg
Bij gevatte Koude in hoofd en ledematen*
Rheumatische pijnen, Griep en Influenza,
Hoofdpijn, Kiespijn, Aangezichtspijn en vast
zittende Hoest, gebruike men
Mijnhardt's Poeders
Deze werken genezend en nemen de pijnen
weg. Prijs per poeder 8 cent en in doozen
van 6 stuks 45 ct. Alleen echt wanneer doos
en poeders voorzien -zijn van den naam
Mijnhardt. Let hierop! Vraag ze Uw Drogist,
45 Ziekenunrtje. t
i door Ds t. a,
Cursus Handenarbeid vor onze jeugd, door den
heer H. J. Stelnvoort, te Hilversum. 5.45—7
Concert: H. Hermann, vlooi; P. v. d. Hurk. fluit:
mej. Luise Lauenroth. plano. 7.— Tijdsein. 7—
7.10 Gramofoomnuziek. 7.10—S Cursus verbete
ring van het gezang In huis. te geven door den
^ldcongres
A. J. Hérwig, i
1 den tuin", door c.
issum. 3.15—3.45 Cu
Persberichten. 10.45—11.30 Gramofoom
V.A.R.A. 10.15
irdraclit. 10.30 Ziekei
izlek. 12.Polltieberlchtei
4.30 Gramofoc
rt. 11.— Perst
FEUILLETON
LIEF EN LEED IN DE PASTORIE
door BRIGITTE
(17
Ze talmde. „Marianne, werk voor hel
Koninkrijk Gods moet boven allee st-aan.'
„Ik beloof het."
„Dat is goed. En nu wiil ik verder wer
ken. Ik moet me nog voor den preek ven
morgen voorbereiden."
Ze lachte. „Ik ga al."
Hans knikte haar vriendelijk toe en ging
weer aan 't werk. Morgen zouden de cate
chisanten bevestigd worden.
Deze openbare belijdenis lag hem zwaar.
Het mocht geen komediespel zijn en toch
moest zoo mogelijk geen va-n de kinderen
beschaamd staan. De vragen moesten cue
rijk aan inhoud, maar niet te zwaar zijn
Verder wilde hij bij deze gelegenheid den
geheelen heilsweg langs gaan, misse i ..n
'dat bij menig hoorder, weer iets wakker
werd, wat reeds lang verloren scheen. In
de predikatie, wilde hij-zich in het bijzon
der" tot de catechisanten richten.
Marianne ging intusschen naar het
schoolhuis. Ze overlegde onderweg hoe zc
de zaak het beste aan kon pakken. Maar
bet ging gemakkelijker dan ze gedacht had
Juffrouw Ring ontving haar. Haar man
wilde zich even verkleedcn.
„Gaat U toch zitten, alstublieft," noodig-
de ze Marianne uit. „Mijn man heeft me
er a.l wat van verteld, U hebt dus een biet
je verbinden en zoo geleerd."
Dat klonk nogal laatdunkend, maar Ma
rianne dacht aan haar belofte en zei vrien
delijk: „Zelfs tamelijk grondig. Ik heb ge
studeerd on ben arts."
„Wat bont U? Arts?"
Den binnenkomenden man sdhreeuvvde ze
het bijna toe: „Wat heb jij me verteld? De
juffrouw heeft er een beetje verstand van''
Arts is- ze!"
Het elo-eg in als een bom.
„Een echte arts?" stamelde Ring, geheel
in de war. „Dat heb ik heelemaal niet ge
weten. Ja dan, dan, bied ik U mijn vei-
onlschuld-iging aan. Ik zal nooit meer ••en
geval behandelen zonder de juffrouw te
raadplegen."
In een zeldzaam goede verstandhouding
scheidden ze. liet was al-teen maar de
vraag hoe lang de vrede duren zou.
Al te lang duurde d-2ze niet.
Den volgenden Zondagmorgen was het
aanneming van do Jonge catechisanten.")
Meester Ring ergerde er zic.h aan <iat
alles zoo vl-ot liep. Nauwelijks één kind
miste een antwoord. En de gemeente luis
terde toe als zat ze vastgenageld. Hot was
(ook wel het toehooren waard, wat d-o kin-
I deren wisten te vertellen. van de zon
den des menschen, die hij zoo graag v-r-
geet of verschoonend als kleine onh"\>be-
lijkhedcn bestempelt en die hem toch in
•het verderf voeren. van de genade Gods
en van de verlossing door Jezus Christus.
En dat alles was niet eens uit het hoofd
geleerd. Het leefde, wat de kind-eren zei
den. Ze konden e.J-1 es met. bijbel-plantsen he
wijzen e,n het was verbazend hoe goed ze
In Duitech-land doen de kinderen aan
het einde van hun schooltijd, d.i. met 14,
15 jaar, al belijdenis.
in den bijbel thuis waren.
En wat, wisten ze veel! Ze wisten pre
cies, waarom ze niet Katholiek wilden
worden, ook daarop gal de Bijbel ant
woord. Door de bevestiging werd ce g'-
meente er weer opnieuw van overtuigd,
dat hun dominé toch een kerel was, al had
hij dan van pachiten weinig venstand. Ja,
velen meenden, zoo wa6 het altijd nog
bet-er dan dat iemand er te veel van
wist en zelfs te verstandig werd,
zooals 'mee6teT Ring. Het was des
tijds ook zijn 6chu-ld geweest dat ze n.et
meer hadden willen betalen. Hij had net
zoo lang gestookt, tot ze meegedaan had-
Meester Ring ging langzamerhand mer
ken dat bet dorp -tegen hem en vóór z n
predikant werd. Daar kwam nog de erger
nis bij over die kwakzalverij. En nu moes
ten de kinderen'op Palmzondag nog zin
gen. Voor dezen dominé, die zijn bet-rek-
I king in het dorp ondergroef, wamt dat. kon
loch een blinde met z'n stok voelen, dat
die de menschen legen hsm opstookte! An
ders kon Ring het zich niet voorstellen.
Men beoordeelt nu eenmaal een an Ier
graag naar zichzelf.
Op de jongevrouwenvereeniging hadden
ze hem ook te kennen gegeven dat het r.n
den komenden winter wel tijd werd, tet
voorzitterschap aan den superintendent
over te dragen. Hij had de jonge vrouwen-
j vereenïging op een avond gezet, waarop
Hans zijn bijbellezing -hield. Behalve een
paar boerenmeisjes waren e-llo anderen
-liever naar de bijbellezing gegaan dan
naar hem. En hij speelde toch met hen en
las hun altijd spannende boeken voor.
Nu kwam er weer bij, dat ze den dominé
lin de pachtzaak bijvielen. Dat was de laat
ste droppel en het vat liep over. Op een
Zondag kwam hij bij Hans en verzocht om
een onderhoud. Hans ging met hem in zijn
werkkamer en ging tegenover hem zit'cr..
„Nu, meneer Ring," vroeg hij, „wat habt
U op het hart?"
De hartelijke toon waarop de vraag ge
daan werd, ontwapende den onderwijzer.
„Dominé," begon hij, en het klonk meer
spijtig dan ergerend, „t-usschen ons is het
niet, zooa-16 h-et moet zijn."
Hans' oogen lichtten op. Hij had God
vaak gebeden, dezen steen voor hem ui-t
den weg te ruimen, en nu kwam Ring zelf
bij hem. Hij zei: „Neen, dat is bet niet, dat
voel ik. Wanneer ik daar schuld aan heb,
dk bendikwijls wat erg scherp geweest,
dan vraag ik van harte om vergeving."
Dat bracht Ring totaal in de war, dat de
dominé hem om vergeving vroeg. En hij
stotterde: „Ik had eigenlijk alleen willen
zeggen, dat ik geen zin had, om op Palm
zondag met de schoolkinderen te zingen.,
maar, wanneer U zóó bent. U kuilt er
van op aan, dominé, we zullen wat h;el
mooi6 instudeeren."
Hij stond op, maar Hans duwde hem
weer op z'n stoel.
„Wacht even, meneer Ring! Nu moet U
juist hier blijven, dat heb ik er toch al hij
U uitgekregen, dat U iets tegen mij op het
hart hebt. Dus, uitspreken, alstublieft!"
Ring zocht nn.a-r alle ao.nklachten, die hij
netjes uit het hoofd had geteerd. Maar hij
I kon zich niets meer herinneren en zei ten
slofte eerlijk: „Het was allemaal maar
klelnziel'ig-heid, dominé, ik h-eb me ecn-
voudig geërgerd, dat ik in het dorp niet
Imeer de eerste viool speel."
„V-erdring ik U?" vroeg Hans geschrok
ken.
„Zonder het te willen, omdat U meer
weet dan ik en verstandiger bent dan Ik
„Dat geloof ik niet, meneer Ring, da.t het
daaraan ligt, maar ik zal m'n best aoen
om bet beter te maken."
Daarop zei de onderwijzer zacht, en het
was alsof hij zich schaamde: „Het was ook
dwaas wat ik de e eis te inaaj zei, dat we te
ontwikkeld zouden zijn om te geloovon.
De menschen hooren U heel graag preeken
en houden ook van de bijbellezingen. En
ik, dominé. gelooven doe ik het wel niet
van de verlossing, maar, wanneer ik U zco
aanzie, wanneer ik zou kunnen, dan zou
ik graag gelooven. En Gariz heeft het me
vandaag nog gezegd, en dót juist heeft me
zoo geërgerd, dat wij allen, maar vóór al
len, hij en ik in de pirebtkwestie zoo slecht
gehandeld hebben. Ilij zou het U graag
willen zeggen. En nu gelooft hij ook dat
hij straks een Heiland noodig heeft, wan
neer hij voor Gods recht-ere-toel zal staan."
Ilans was zeer ontroerd, liet scheen "hem
een buitengewone genade, dat hem na
zoo'n korten lijd arbeiders reeds oen
vrucht in den echoot viel. Hij kon alieon
maar zeggen: „Dus op onze goede vriend-
schep, meneer Ring!" Daarna ging de on
derwijzer weg. naar zijn vrouw, want re
w«6 sedert dien eenen namiddag van den
dominé gaan houden, twn hij zoo belang
stellend naar haar beide jongens infor
meerde. Er viel dan ook een steen van haar
hart, toen haar man niets wilde mer-tee-
lon van wat besproken was, doc-h alieen
ka-lmeeren l zei: „Wij zijn weer vrienden".
En da.t was voldoende.
Aan den overkant in de pastorie was «r
ook één. voor wien dat genoeg was, en d.e
■en dank j'h? l naar den Hemel opzond:
11e goedheid enj
ren
i„IIeer, ik ben niet waard
dié Gij aaji Uw knecht
HOOFDSTUK VIII
Dat de week van Goeden Vrijdag en de
Paaschdag-en voor een predikant geweldig
druk zijn, weet leder, en zoo wee het ook
dit jaar.
Op Palmzondag waren de cateöhisajvt^n
bevestigd en Hans had hun op hartelijke
wijze toegesproken en gezegd hoe lief hem
de uren waren geweest die hij met hen op
de catechisatie hal doorgebracht, hoe
zwaar hem de scheiding viel en hoe zeer
hij bezorgd was om lion, die nu het teven
ingingen, hoe hij ze allen altijd op z'n bid
dend hart wilde dragen en dat hij er altijd
voor hen zou zijn wanneer ze hem noodig
mochten hebben.
En daarna hadden ze ieder met hun hond
in de zijne de gelofte afgelegd, met Go-is
hulp op den weg te blijven welken ze nu
betreden hadden en die naar don Vmter
leidt on den goeden 6trijd dos geloofs t©
strijden, als echte strijders van Jezus
Christus.
Op de laatste kringconferentie was be
weerd. dat de vormelingen meeste] nirt
eens gevvilllg waren om de gedane belofte
te houden, en Hans en missionaris Lan
ge waren de eenige die tegenspraken. Hans
keek thans onderzoekend in de oog-n van
techisanten, die voor het altaar tra-
Man
niet
ondci
d'i«
ni-et met geloovige en vertrouwende oogon
naar hem opkeek. Mochten ze ook later
hun gelofte houdon of niet. nu. bij de in
zegening waren ze zeker met de beste voor
ncmene bezield.
(Wordt vervolgd.)! j