HET EENE DOEN HET AKDERE NIET UIEN.
14
En al beweert men dan ook, dat naar officieel
voorschrift Wien Nccrlands bloed het nationale
volkslied vën Nederland is met H. B. te B. en vele
tienduizenden in den lande kennen we maar één
lied. dat dien eerennam dragen mag en moet, en dat
is Wilhelmus van Nassouwcl
-Inor D. MENKENS—v. d. SPIEGEL.
(Slot)
k V mil lipt zoo akelig voor Gré en och, voor ons
allemaal. Er is nooit ruzie in do familie geweest,
hè? En, hóé dan ook, Jet komt er nu tóch bij en dan
zoo n begin
„Ja Griet, 't is bar. Maar ik zal die twee eens ge
ducht. onder honden nemen. Piet, maar Jet ook. Dc
waarheid mag nooit gezegd worden, hè? Ze i s slor
dig en ze springt ruw met het geld om, dat heb ik
al lang gezien. Ze zal nog veel moeien leeren cn
ik
„Ach, Betjelief, maak de zaak niet nog erger. Pro
beer liever het wat te vergoelijken. Trek in elk geval
dat woord „slons" in. Dat heb ik niet gebruikt en
Gré heelemaal niet. Als vriendinnen konden ze het
zoo goed vinden en nu- ze nichten worden"
Juffrouw Grietje kreeg het heusch te kwaad.
„Mensch, wees wijzer! Geen tranen hoor! Ik zal
wel zoete broodjes hakken, als ik jou daar plezier
mee doe. t Komt wel weer in orde. Die Jet lijkt me
er net eentje om gauw weer te vergeten!"
„We zullen het hopen", zuchtte juffrouw Grietje.
Zij was er niet zoo gerust over.
't Liefst was ze maar direct opgestapt, maar ze
was verplicht ook nog te hooren, hoe Betje vertelde,
dat Jet tóch nog wel kon meevallen, want dat ze
een getrouwde zuster had, die vroeger ook zoo was
en nu een keurig vrouwtje. Ach, juffrouw Bink wist
niet, hoe pijnlijk het voor haar zuster was, dit alles
aan te hooren, juffrouw Bink wist ook niet, hóé
zwaar het zelfverwijt was, dat deze kwelde.
Er kwamen droeve dagen voor juffrouw Grietje.
Dat zij nu do oorzaak moest worden van dio ver
wijdering tusschcn Gré cn Jet.
Zij was nooit een kwaadspreekster geweest, had
nooit iemands vertrouwen geschonden en nü
Ach, ze was toch ook zoo geschrokken, toen Betje
kwam vertellen, welke plannen Piet had. Betje had
er zoo tegenop gezien oen onderwijzeres tot schoon
dochter te krijgen. Betje koesterde daar dezelfde
geslachten over als Grietje. En toen had Grietje ge
zegd: „ja mensch en deze is nog slordig op den koop
toe, dat zegt Gré zelf en die kent haar door cn door.
Nu kon ze wel boos wezen omdat Betje het aan Piet
had oververteld, maar zooiets Nvas te begrijpen. En
dat Piet het weer nan Jet gezegd had, nou, dat was
niet mooi. maar och. zulke jonge lui dachten, dat
ze niet gelukkig warcr. als ze elkaar niet alles ver
telden. Ja. ja, zij, Griet, had het in vertrouwen tegen
Bet gezegd. Bet in even groot volbouwen aan Piet en
die in nog grooter vertrouwen ran Jet. Zij had niet
gedacht dat Bet zou babbelen. Bet had. gemeend,
dat Piet zou zwijg*.. «>i Pi?» had niet voorzien dat
Zijn spreken zulke gevolgen zou riebb«-n.
Maar die onvrede was verkeerd, die moest de we
reld uit. Gré en Jet moesten inzien, dat zoo'n vij
imdsehap siecht, ja héél zondig was. Die twee sche
nen elkaar wel te haten, cn haten was al héél erg
slecht. O, zij. tante unot. moest mei de meisjes pra
ten. moest ze bewegen elkaar te vergeven.
Maar liep tante Griet er daji zelf niet tnsschon
Want wèl had Gré gezegd, dat Jet slordig was, maar
hoe was ze daartoe gekomen? Had ze Jet niet ver
dedigd?
Tante Griet kreeg het hoe langer hoe benauwder.
Ze zag wel hoe zo handelen moest, wélken weg ze
moest gaan, maar ze kreunde zacht:
„O neen, dat kén ik niet. Dat is té moeilijk".
Stel je voor. ze zou zoowol tegen Gré als tegen
Jet éllos moeten vertellen. Zij. de vrouw van ruim
zestig togen kinderen van achttien.
En zouden ze haar niet minachten? O, wat Jet
van haar dacht, kon juffrouw Grietje minder sche
len. maar Gré. haar lieve Gré, hoe zou die het opno
men, als ze zoo'n bekentenis van haar tante vernam?
Neen, neen, dat kon niet.
De metsics moesten leeren elkander te vergeven
Dat was Christenplicht. Wanneer een misverstand
was opgelost dén was vergeven makkelijk genoeg
dan wés het geen vergeven meer. Tenslotte had ze
toch rrct gelogen dét was een geluk.. Zo moest eens
heel ernstig met ze praten. Wat konden de mensehon
toch hatelijk zijn en dat twee Christelijke omlerwijze-
Hatelijk en elkander hatende, ia zóó woa de we
reld.'En het „waarom lijdt gii niet liever onrecht" be
stond' voor niemand meer zelfs niet voor zoo'n paar
meisjes die deze dingen anderen moei en loeren.
Zoo redeneerenil trachtte iuffrouw Grietje haar ge
weten in slaap te wiegen. Dit gelukte haar al zoover
dat ze in zich zelf een heele rede klaar maakte. De
woorden Waren zóó mooi en zóó welgekozen, dat ze
er zelf van onder den indruk raakte.
Ze moest nu alleen nog bepalen, wanneer zc haar
spoedt zou afsteken.
„Het ecne doen en het andere niet laten".
Waarom moet ze nu juiat aan deze woorden den
ken? 't Zijn Bijbelwoorden, weet ze. Wie brengt haar
die in herinnering? God?
Juffrouw Grietje huivert.
Voor het eerst voelt ze, dat haar schuld niet enkel
de menschen geldt.
Weg zijn al de mooie woorden, weg het welovcr-
lepdc plan.
Moest zij die meisjes tot vergeven manen? Zij?
Na een hangen nacht weet juffrouw Grietje, dat ze
spreken móét.
En ze zél spreken.
III.
*t Is Woensdagmiddag.
Juffrouw Grietje heeft haar naaiwerk inoar opge
borgen, want ze kan nu toch geen steek dóen.
't Stormt in Iuffrouw Grietje.
Ze weet, dat ze haar plicht doet, ze weet nu op
den rechten weg te gaan, maar o, haar schreden
atjn zoo wankeL
Het eene doen het andere niet laten.
Ja, ze mag die meisjes er wel op wijzon, dat ze
elkaar vergeven moeten, ja, dat mag ze doen, maar
het andere eigen schuld belijden mag ze niet
laten. Straks zullen ze komen allebei.
Zij heeft ze elk een briefje geschreven en verzocht
van middag hier te komen om iets belangrijks te ver
nemen. Gré weet niet, dat Jet komt, en Jet weet
niet, dat Gré ook ultgenoodigd is.
Bij het schrijven van die briefjes is nog even de
verzoeking gekomen.
Als ze Jet eens alleen liet komen en die eerlijk al
les vertelde? Dan zou ze niet meer Loos kunnen zijn
op Gré en zou zoo'n eerlijke bekentenis Jet niet tot
zwijgen bewegen? Dan zou Gré nooit weten, hoe
tante haar woorden verdraaide. Want o. Gré te ver
liezen, door Gré niet meer vertrouwd te worden
Het eene doen het andere niet laten.
Neen, beiden moesten ze het hooren. Dan pas kon
het weer vrede zijn in tante's hart.
Daar klinken haastige voetstappen in de stille
straat. Daar gaat driemaal het klepje van dc brie
venbus.
Gré.
't Is met een bede om kracht vaai boven, dat tante
open gaat doen.
„Ha, tantetje, toch gezond, zie ik," roept Gré.
,.'k Vond het zoo'n wonderlijk briefje en het was
zoo beverig geschreven, dat ik heusch een beetje
schrok."
Tante probeert te lachen, maar dat gelukt niet
best.
„Tante, toe, zeg nou, wat er is," dringt Gré aan,
nog voor ze zit.
,.Iets akeligs, kind! Als je hier weggaat zul je heel
anders over je tnnte denkqn dan nu!"
„Maar tante, ik knal van ongeduld. Vertel toch,
smeek ik u."
„Nog niet. Er moet eerst „iemand anders komen."
Die iemand anders laat zich gelukkig niet lang
wachten.
Daar stonden zo tegenover elkaar, de twee „beste"
vriendinnen. Van top tot teen nemen ze elkaar op,
doch van een groet geen sprake.
„Ga zitten kinderen", zegt tante dof. „Nu zullen
jullie alles hooren".
En ze hóóren alles.
Geen van beiden kwam er toe door woord' of ge
baar verwondoring te doen blijken. Die verwondering
is té groot.
„En nu weten jullie dus hoe ik de oorzaak van
jullie onccnigheid ben, nu weten jullie, dat je met
een oude kwaadspreekster te doen hebt" eindigt ze.
't Is héél stil in de kamer. Gré vecht met haar tra
nen. Jet wordt beurtelings bleek en rood.
„U had het niet zoo ver mis met wat u van me
zei", stotterde ze.
„En 't was tenslotte waar, ik heb dat van slordig
gezegd", zegt Gré.
„Praat daar maar niet meer over. Jij hebt me ver
dedigd. dat zegt je tante zelf. Meid geef nic de vijf
cn vergeef me, dat ik je zoo behandelde", roept Jet,
al weer zoo vroolijk mogelijk.
„Je hadt er alle recht toe", antwoordde Gré.
„Ja, ik alleen ben de schuldige", zegt tante en haar
woorden lossen zie hop in een snik.
Bijna op hetzelfde t genblik voelt ze Gré's jonge
sterke armen om zich heen.
„Je bent een lief sohattctantetje, lioorl Een echt
heldinnetje. Je wilt altijd het beste voor dat lastige
stelletje neven en nichten, dat weten we allemaal
Zonder erg raakte tantetje in de strikken verward,
hè? Ki'k me maar eens aan en lach eens tegen je
kleine Greetje".
„Kind, bon jo dan heelernaal niet boos?" vraagt
tante.
„Op wie ik ook hoos zou kunnen worden, op u
nooit, hoor", betuigt Gré vol vuur.
„U was er zonder erg tusschen geraakt cn hebt
me nu toch maar fijn mijn vriendin teruggegeven".
„En Jet?"
..Jet? Maar tante, kiik die eens annl Die lacht
zich in stilte slap om de voorstelling der twee Mar
garetha's".
„Nee hoor, tante", verdedigde zich Jet. „Ik lach op
het oogenblik ook niet. Ik word alleen maar eon
beetje j&loersch. Ik verheeld me ook al uw nicht to
zijn en noem u dus vast tante. Ma^r een nicht dio
geon Margnretha heet, mag toch ook wel haar deel
van de omhelzingen hebben, hè?"
„Vergeef je me dus heusch, dat ik dat ik je ge
luk in den weg heb gestaan?"
„Maar natuurlijk, tante! Trouwens, u bent de
ecnige niet. die weinig van mijn huishoudelijke deug
den verwacht. Ik wanhoop er zelf vaak aan, maar ik
zal goed mijn host doen, dat beloof ik u".
Er wordt nog heel wat gebabbeld, er wordt om
Jet s grappen vnn harte gelachen, het wordt een echt
gezellig middagje.
Niemand gelukkiger dan juffrouw Grietje.
Als ze het tweetal stijf gearmd huiswaarts ziet
gaan. stijgt een dnnktoon op uit haar ziel.
Van liefde's dwaasheid.
Door W. K.
Ze zaten bij het vuur in dc eenvoudige huiskamer,
de twee oudjes. Buiten was het echt winter, hoewel
het pas half December was, maar binnen was het
behagelijk warm. Met een zucht sloeg Bergsma den
Bijbel dicht, wanruit hij als naar gewoonte voor het
naar bed gaan een gedeelte had gelezen, en vouwde
toen de vereelte handen, om God te danken voor de
zegeningen van dien dag en om te vragen om be
waring in den nacht, die komen ging.
Hij leek wel heel oud en afgewerkt, zooals hij daar
zat Het gclnnt. van diepe groeven doorploegd droeg
het stempel van veel zorg. De fijne rimpeltjes bij
de oogen gaven aan zijn gezicht een ecnigszins vrien
delijke uitdrukking, hoewel ze in tegenspraak ache
nen te zijn met dc harde trekken om den mond. Hij
was krom, dat kun je zien zelfs nu hij daar op zijn
stoel zat, maar zijn breedte rug en de nog flinke
knuisten deden vermoeden dat hij in zijn tijd een ste
vige kerel geweest moést zijn, die heel wat werk
aan kn-
Maar beste tijd was voorbij. De boer, bij wier»1
hij in dienst was, wilde hem niet wegdoen, maar hij
beweerde altijd, dat het karig loon dat Bergsma ver
diende, nog teveel was naar hetgeen de man deed.
Het was misschien dc waarheid, maar de boer had
van den man ook gcprrofileerd, toen deze nog in
zijn volle kracht was. Bergsma zelf wist wel, dat hij
niet meer zooveel waard was als vroeger, en hij
dankte God voor het schamele loon, dat hij nog
iedere week mee naar huis mocht brengen, en waar
van hij dikwijs te zeggen placht, dat het meer was
dan een zondig mensch verdiende. De weelde was
in zijn huisje natuurlijk ver te zoeken, maar zijn God
had hem nimmer gebrek laten lijden.
Vrouw Bergsma was al even vergrijsd en rimpelig
als haar man, maar haar trekken toekenden moer
zachtmoedigheid. Zij hield nu de handen gevouwen
in den schoot, cn haar heele houding was er eene
van volkomen deemoed. Haar kommervol bestaan
had haar tot den Ileere gebracht, haar harde levens
weg had haar gedreven in Gods armen, haar dage
lijks terugkeerende zorgen cn haar groote nooden
hadden haar wonderbaar gelouterd. Het was of ze
gevoelde den diepen zin van het woord uit den twee-
eai veertigsten psalm, dat haar man zooevcn had ge
lezen: „al Uw golven en baren zijn over mij heen
gegaan". Zij had ervaren, dat het leven niet mee
valt, maar dat God meedraagt onze smart cn ons
verdriet en dat Hij Zijn bedoeling heeft met Zijn
verborgen wegen. En zoo kwam het, dat zij te spre
ken wist van dingen, waarin menig Godgeleerde haar
niet kon volgen.
De oude man had zijn gebed gedaan, maar waar
hij ander direct opstond om naar bed te gaan, daar
bleef hij nu zitten, met de hand onder het hoofd, in
gepeins verzonden. Zijn vrouw haalde uit de kast het
verweerde petroleumlampje, dat al jaren iederen
nacht diénst had gedaan, door een flauw schijnsel te
werpen in het slaapvertrek der beide oudjes.
Met bevei.de hand nam ze het glas er af, draaide
het katoen wat op cn stak vervolgens het lampje aan.
Toen koek ze naar haar man, die nog in dezelfde hou
ding zat.
O, ze wist wel wat hem deerde, ook zonder dat ze
nog een woord samen gesproken haddon over wat in
dien brief stond, die achter Bergsma op den schoor-
steenmantel lag. Zij had hem gelezen en hij had hem
ook gelezen en zc zwegen er beiden over, omdat ze er
geen raad mee wisten, en omdat ze dat zich niet
durfden bekennen. En wat ze nu zeggen ging leek
heelemaal geen verband te houden met wat in dien
brief stond, mat., dat was maar schijn. Het had er
wel degelijk mee te maken. Ze zei:
„Vanmiddag is Fransen hier geweest. Hij had het
weer over het orgeltje. Dat het mooi was, zei-ie, en
dat hij juist zoo iets zocht. Hij wou er vijftig gulden
voor geven."
„Zoo!" zei de oude man, in gedachten verzonken.
Hij had niet gohoord wat z'n vrouw zei, cn daarom
vervolgde ze:
„Vijftig gulden wou hij geven en hij wou direct
betalen. Maar hij moest het direct weten
Nu had Bergsma liet gehoord. Met eer. nuk hief hij
liet hoofd oj).
„Neen vrouw, dat doen we niet. Dat orgeltje wil
ik niet missen. Hoeveel jaren hebben we het nl niet
in huis. bijna van ons trouwen af. We hebben er
ons om bezuinigd, we hebben elk geldstukje dat we
missen konden weggelegd. We hebben er op gespeeld
en er bij gezongen als we verheugd waren en ook als
we droeve dagen beleefden. Nooit hebben wc 't be
hoeven te verkoopen, al was de nood soms ook hoog
geklommen. En waurom zouden we het nu wcg'ioen?
We hcLLcn het wel niet breed, maar we hebben dat
geld toch ook niet direct noodig? Je zou het zelf
niet graag will enmisscn, moeder, ik zie het nan je
gezicht, je zou het niet willen. Nee, zeg maar tegen
Fransen, dat we 't niet doen
„Ik zou het erg missen, dat is zoo. Veel wordt er
niet meer op gespeeld, maar och, je raakt aan de
dingen soms zoo gewendMaar r.irect noodig heb
ben we 't geld niet, dat is zoo. Ik zal rnunr tegen
Fransen zeggen, dat hij naar iets azidcns moet uit
zien
De oude man luisterde niet meer naar wat ze zei,
Zijn gedachten waren weer bij den brief cn een zor
gelijke trok versche enofn den ingevallen mond. Hij
draaide zich half om en greep van den schoorsteen
mantel het beduimelde papier. Met bevende hnnd
haalde hij uit den zak van zijn grove vest z'n brille
koker. Zijn bewegingen waren niet vlug meer cn het
duurde eenigen tijd voor hij den bril had opgezet
en klaar was om nog eens voor den tweeden keer
den brief te lezen. Z'n vrouw zag tersluiks naar hem,
terwijl zijn oude oogen langs het papier gleden en
z in lipocn zachtjes bewogen. Maar ze sprak nog geen
woord over wat in dien brief stond. Ze wachtte tot
hii beginnen zou. «r
Bergsma legde nu den brief Voor zich op tafel,
schoof den bril over zijn vooi'hoofd, zag zijn vrouw
aan en zei toen met eon zucht:
,,'t Is de jongen z'n eigen schuld".
't Wolord was gesproken en nu voelde vrouw
Bergsma hoe er een paai tranen in haar oogen ston
den. Ze rustte met de beide ellebogen op de tafel en
zag haar man in het kommervol gelaat. Toen ze
spreken ging was er een lichte trilling in haar stem:
„O, 't is verschrikkelijk Dat het toch zoo met Klaas
loopcri moet. Altijd heeft hij in de ellende gezeten,
van het oogenblik af dat hij op zijn eigen boenen
stond. Hij heeft het nooit lang bij een baas uitge
houden. Werken beschouwt hij als een groote straf
en dat is toch wat te zeggen voor een huishouden met
vier kinderen. Maar Lijntje heeft er ook schuld aan
dat haar huishouden zoo verarmd en verwaarloosd
is. Ze heeft er veel schuld aan, dat zog ik maar.
Lekl-.er eten en drinken, den boel opmaken en nla
ze dan in narigheid en zorgen zitten, aan klagen gcco
gebrek. Nu, die brief weer
„Lijntje hoeft er ook schuld aan, maar je moet
Klaas niet vrijpleiten, moeder. Dat hij eerstdnags uit
zijn huis zal worden gezet als ze de achterstallige
huur niet betalen, dat komt omdat hij te lui is om
zijn handen te gebruiken. Nu schrijft hij dat-Ie over
eo.n naar weken weer werk krijgt en dat hij dan
uit de ellende is. nis die huurschuld maar betaald
wa9. Waarom schrijft hij ons dat? Wij kunnen hem
niet helpeh. En. al konden we het, dan zoj het nog
niet verstandig--zijn".-
demische maagongesteldheid gehee recht hebben;
want Miss Baker's inslag van koek was van wolken-
krabberige afmetingen. Terwijl wij ons hotel weer
intraden, hoorden wij nog de vroolijke kleppermarech
der Delftsche jeugd, die het orgel weer opzocht
de Hollandsche oorlogsvloten in alle zeeën der we
reld kruisten en do zeldzaamste kostbaarheden uit'
drie werelddeelen door de wakkere Hollandsche pik
broeken naar huis gebracht werden.
Tot weemoed stemmen u de prachtige graftombes
in Delfts oude kerken, herinneringen aan ccn reeds
lang vergaan roemvol verleden.
Ook de geschiedenis der Oranjevorsten is met
bloed geschreven. Juist tegenover de Oude Kerk, in
het Prinsenhof, heeft een gehuurde vorstenmoorde-
naar, de Bourgondiër Geraerds, den edelen Prins
van Oranje, zijn weldoener, den grondvester der
Nederlandsche vrijheid, op de trap neergeschoten.
Een lijster zingt daar in dat Hofpaleis cn in het
licht der ondergaande zon zie ik in mijn verbeelding
dien Bourgondiër nog in dien hoek staan, het moor
denaarspistool nog in de harfd. Oran'e liet daar
stervend op den grond cn zijn vrienden bukken zich
over hem cn 't is al drie en halve eeuw geleden.
Het wordt donker en een diepgele maan vlamt
aan den blauwen hemel. In de Delftsche aardewerk
fabrieken wordt thans geen vreemdeling meer toe
gelaten: de beste relaties, klinkende namen noch ti
tels helpen: men bewaakt met jaloerschc zorg liet
geheim der blauwe kleuren cn glazuren. We gaan
dus een bescheiden winkel binnen en dc koopman
laat ons talmend zijn antiquiteiten zien: toch worden
twee kostbare borden ingepakt vóór Ohio; want de
Dollar blijkt toch zwaarder dan de gulden.
Delft in dc maneschijn! De blonde jonge Amori
kaansche uit Ohio voelt zich gelukkig Europa niet
zijn onmoderne droomwereld te genieten.
Wij strompelen over de kogelronde keien. In het
schemerdonker zien wc den trapjesgevel van het
Hollandsch-Indisch Compagnieshuis. Achter de St.
Ursula een krom .hoekje" zooals men hier zegt, lich
tende venstertjes achter een grachtbruggetje; kin
deren lummelen rond midden op de straat en oude
mannen zitten op stoepbanken uit een neuswanner-
tje te rooken: het standbeeld van Huig de Groo wl-rpt
een lange schaduw over de markt.
Een avondstond in Delft! O, welk een fantastisch
en genotvol uur in Droomland, o vriendelijke ver
schijning uit langvorgane eeuwen!
Is het niet een genot, ons land en volk zoo eens te
zien door de oogen van een vreemdeling?
„Amerika is jong, te jong voor den- peinzenden
mensch", zei een reisgenoot van die Miss. „Iedere
mogelijk is, dat meerderen met hem op ons booa
zijn geworden, willen we in dit hoekje ons gemoed
ontlasten.
Wat wc dan misdaan hebben?
Men luistere aandachtig.
Verleden weck gayen we in ons Zondagsblad (pag.
3) een lijstje der Nationale Volksliederen. En achter
Nederland stond da^r te lezen: Wien Nccrlands
bloed door de aderen vloeit. Woorden van Tollens.
Dat was onzen lezer B. te machtig. Hij maakte vun
z'n hart geen moordkuil en schreef ons per koeren
de: ,Dat had ik toch van onze krant niet gedacht: dat
ze dat ellendige lied, stammend uit den tijd van het
verfoeide liberalisme, als het Nederlandsche Volks
lied aandient en niet noemt ons heerlijk, Calvinis
tisch „Wilhelmus van assauwc". Reeds te lang is
door sommigen gemeend, dat het Wilhelmus dut niet
zou zijn; doch als men nu al in de krant begint te
j bazelen, dat ons Nationale Volkslied het „Wien Necr-
lands bloed" is ja, dan geloof ik ook, dat wc, aan
't verwateren zijn".
Daar is inderdaad geon woord Fransch bij.en WO
kunnen 't met deze afstraffing dóén.
Maar een andere vraag is: hebben wij deze afstraf
fing verdient?
En dan zeggen wij van ggnscher harte: Noen!
We willen hier een persoonlijke ervaring vertel
len, waaruit de heer B. zal kunnen leeren, dat we
heusch niet zoo „verwateijd" zijn als hij durft ver
moeden.
Jaren geleden woonden we een concert hij vnn
een muziekcorps, dat vroeger aan de Koninklijke
Schutterij verbonden was.
No. 1 van 't programma vermeldde: Ons Volkslied:
Het publiek rees op van z'n zitplaatsen, de heeren
ontblootten 't hoofd (de uitvoering werd in de open
lucht gegeven). Wij dachten niet anders dan Oins
oude Wilhelmus tc hooren. En 't was voor ons een
ontgoocheling, toen de melodie van 't „Wien Nccr
lands bloed" weerklonk.
In ons verslag van dit concert gaven wij hierover
onze verbazing tc kennen. Maar met welk gevolg?
We ontvingen van den. kapelmeester (een man. die
op dit terrein volkomen bevoegd kon worden geacht)
een vriendelijk schrijven, waarin hij ons meedeelde,
dat hij persoonlijk ook verre de voorkeur gaf aan 't
Wilhelmus, maarhet officieele Nederlundsche
Volkslied was nu ociunual 't „Wien Neerlands bloed"
't Is moeilijk na tc gaan, hóe hier precies de vork
aan den steel zit.
voetstap, die ik hier zet is er een op klassieken bo-1
dem: dat Leiden met het driekantje pleintje, dat de
Prins wekenlang overstak, waar Van der Werff het
hongerende volk toesprak, neen. Den Hnag is
niets. Leiden cn Delft zijn mooi en Alkmaar is een
juweel!"
„Bijou", zij hij eigenlijk, en zoo zien die lieden ons
land. Neen, ze kijken niet naar winkeluitstallin
gen, die hebben ze thuis veel mooier. Maar de Hol
landsche molens, (ie gapers voor oude apotheken, al
wat maar. „quite Dutch" is, al zien wij er liet karak
teristieke zoo niet meer van in. trekt hen aan.
Een heel gezelschap vermaakte en verbaasde zich,
toen er onder het kleingeld, dat ze in een winkel te
rug ontvingen, ook een Hollamlschen lialven cent
bleek te zijn. Weer ieLs quite Dutch: een muntstuk
je ter waarde van de tiendepart van één stuiver, en
zoo zijn er meer dingen, voor hen interessant, voor
ons van geen belang.
Men verhaalt van een Hollander, die in het groo
te Nationale Museum to Boston con verzameling Hol
landsche munten r.antrof. Hij zei tot den directeur,
dat de collectie incompleet was en haalde ook weer
zoo'n halfje voor den dag als een vrijwillige gift aan
't museum. Dankbaar werd zijn schenking aanvaard
en een maand later kreeg hij een schriftelijke dank
betuiging der Amerikannsche regcering.
„Wees uzelf, zei ik tot iemand", :;egt dc dichter
cn 't schijnt, dat we den besten indruk maken, als
we werkelijk op ons best zijn. Wie zich wil uitslo
ven, wordt licht belachelijk, zooals men dat op het
platteland wel eens opmerkt, als een eenvoudig man
voornaam wil doen. Thuis zegt hij als ieder ander
mensch: „Ik hob dit bedacht en dat gednan";
spreekt hij tegen den burgemeester, dan zegt hij:
„Ik heef".
UIT EN VOOR ONZEN LEZERSKRING
Ons Nationale Volkslied.
We hebben een boezen brief ontvangen van een
Jrouw lezer, den hoer H. B. te B. Rn omdat 't best
tic Nieuwe Kerk.
In 't begin der vorige eeuw is een „prijsvraag" it-
geschrcven om in 't bezit te komen van een VO s-
lied. En toen blijkt 't lied vun Tollens met den eer
sten prijs te ziin bekroond.
In 't oog van vclén was toen dat het Node.rlund-
sclie Volkslied. En zelfs moet er een officieel voor
schrift zijn gegeven zoo werd ons meegedeeld
dat wanneer bij plccjitige gelegenheden het Volks
lied zal worden gespeeld of gezongen, dit het Wien
Neerlands bloed zou zijn.'
Tot dusver waren we niet in de gelegenheid de
juistheid vhn dit laatste vast te stellen. Mnnr Wel
achten we 't heel opmerkelijk in de geschiedenis van
de verwikkelingen mot België (1830) telkens te lozen
vnn 't lied van Tollens en niet éénmaal v&n oits
Wilhelmus.
Indertijd hobben we hier en daar geïnformeerd
hoe-deze zaak toch precies in elkaar zit. Maar óf men
wist 't niet, óf men zei ons. dat 't Wien Neerlands
bloed het Volkslied is en 't Wilhelmus hpt lied van
ons Vorstenhuis.
De zaak zóó bezien kunnen wc ons heel goed voor
stellen, dat wanneer oen lijstje wordt gegeven van
Nationale Volksliederen achter Nederland, komt to
staan: Wier. Neerlands bloed.
Of wij daarmee accoord gaan?, zal men wellicht
vragen.
Maar natuurlijk niet.
Een volkslied wordt nu eenmaal niet op bestelling
gemaakt. Het wordt geboren in een van de meest
beslissende momenten uit «Ie historie van een volk.
En als zoodanig komt niét één litxl ons Wilhelmus
ook maar naltlj.
We hebben Dr. A. Kuvpcr Sr. eens hooren zeggen:
„In de dagen der liberalistische overheoreeiiing zong
men 't Wien Neerlands bloed met z'n vreemde smet
ten. Maar sinds 't Calvinisme in ons land weer in
vloed kreeg, klonk overal ons oude, geliefde Wilhel
mus. Dat 't steeds meer do overhand krijgel Dat 't
nooit meer wegsterven moge!"
Dio wensch ia ook ons uit 't hart gogrojjon.
fZie vervolg bladz(jde 14)
Zoo waren we dan in dat antieke Delft, het Delft
van de heerlijke blauwe vazen, het Delft* van de
prachtige tegels uit grootmoeders keukenkast. Een
gemütliohe Nederlandsche stad tusschen den blau
wen hemel cn groene weiden rusten Ie. De oude Hol
landera heblten uit hun eigen koloniën, China, Japan
en heel Azië rijkdommen in dit weekblauwe porce-
lein hierheen gesleept en met zijn tegels en pullen
in kleur en als de Hollandsche hemel-Zelt, is cr iets
Hollandsch en tevens Ghineesch in de kostbare
kunstvoorwerpen en liefhebberijen, die men er saam-
bracht cn met zorg werden bewaard.
De Delftsche hemel heeft dat blauw op een war-
inen zomerdag en zoo ziet men de stad gelijk de be
roemde Vermeer 250 jaar geleden zijn vaderstad heeft
geschilderd. Lot ook op den toon, de aquarellentin»
van zoo'n Delftschcn zomermiddag, op dat prachtig
silhouet van de stad met den scheeven toren van de
Oude Kerk en dc 115 meter gothische spits der St.
Ursula op de.Groote Markt. Op de Wijnhaven en de
Voorstraat zien we de huizen, die nieuw waren in
den tijd, toen Jan Vermeer en Hugo de Groot, ook
met klompjes aan, langs de stadsgrachten speelden
Op de Groote Markt, vóór de St. Ursula- of Nieuwe
Kerk, verheft zich het standbeeld van den grootcn
staatsman en geleerde Hugo Grotius; een lo-cgi.jp
genie. Men gunde hem niet veel tijd om in de scha
duw der Nieuwe Kerk te spelen: op zijn achtste jaar
sprak hij 't Latijn zoo goed als 't Hollandsch. Op
zijn tiende jaar begonnen de studiën in do oude let
teren en de rechtsgeleerdheid en op zijn 15e jaar
ging hij reeds als gezantschapssecretaris naar Pa
rijs. In Orleans promoveerde het Delftsche orakel,
maar later, gemengd in politieke twisten, werd hij
veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf, ont
vluchtte en stierf in ballingschap.
Overal herinneringen uit Hollands heldentijd. In
de Oude Kerk de graftombe van Admiraal tnmn'
overwinnaar in 30 zeeslagen, die 1653 tegen de Engcl-
schcn streed en sneuvelde; van Tiet Lcin. die oen
Spanjaarden in 1628 een complete Armada ontnam
en den Spanjool bij die gelegenheid 12 milliocn Hol
landsche truldons „verlichtte". Dat was de tijd, toen