EEN
MYSTERIE
ZATERDAG 27 DECEMBER 1930
DERDE BLAD PAG. 10
Kerknieuws.
ROOMSCH OORDEEL OVER DE
GENERALE SYNODE DER GEREI*.
KERKEN.
In het roomsch-kath. apologetisch maand
blad „Het Schild" wordt een beoordteeling
yan de werkzaamheden dor jongste Gene
rale Synode der Gercf. Kerken, dit jaar tc
Arnhem gehouden, gegeven.
Na een woord over de organisatie dier
Kerken en cd broederlijkegezindheid
de (Synode-vergaderingen geschreven
hebben, gaat de schrijver als volgt voort:
„Maar. aan den anderen kant kan men
zich niet aan den indruk onttrekken, dat
het conservatieve in dit kerkgenootschap
een groote rol speelt. Men klamt zich vast
aan het overgeleverde, zonder, als liet getij
y er loopt. do bakens te verzetten".
„De strijd over het jus promovendi", al
dus de schrijver, „kwam niet tot een oplos
sing: want men besloot omvoorloopi;
niets tc besluiten. De knooj) wcrcl vooi
Joopig niet doorgehakt".
Wonderlijk vindt liij het, dat de Ilcidcl-
bei'gsche Catechismus nog nooit is gewij
zigd. „Ik begrijp zoo iets niet", zegt litj
Mag aan dit werk niets veranderd worden?
I-Ioe dikvXjls is dc R.K. Katcchismus reeas
gewijzigd! Hij is dankbaar, dat hij lid is
yan een levende kerk; die niet zweert bij
het oude, omdat het oud Ls, maar steeds
Ibereid is zich zelf te herzien en den nicu-
jven wijn in nieuwe zakken te doen".
Hij spreekt ook over den uitbouw der
Belijdenis.
„Kr was", aldus dc schrijver in ,Het
Schild", „een concept ingediend en men
kon niet nalaten inhoud en stijl te roe
men. Toch werd het afgestemd op allerlei
onvoldoende gronden, zooals: dat de tijd
er niet rijp voor is. dat zoo'n formulier uit
den nood moet geboren worden. Zoo iet
is mij een groot raadsel: als het ooit nood
pp dat gebied geweest is, dan is het rui,
daar immers het gezag der Heilige Schrift
,van alle zijden wordt aangevallen. Ver
der werd nog aangevoerd, dat de buiten
wereld er toch niet naar luisteren zou,
nl. naar den inhoud van dit formulier".
„Ook dat lijkt", aldus dc Roomsc'.ie scri
bent „mij geen argument: als ik iets te
eeggen had. zou ik het zeggen, al zou er
geen mensch naar luisteren. Bovendien
.was het in de eersto plaats toch bedoeld
yoor de eigen leden om die te verhelde
ren op dat gebied". „En", eoo verzekert hij
„de katholieke geestelijken en ontwikkelde
ieeken zouden wel geluisterd hebben, ik
kou het dadelijk gelezen hebben. En nu
gaat het waarschijnlijk naar den prul Ie
mand. Dc uitbouw der belijdenis werd
Stop gezet".
Ook over de zoogenaamde Gezangen
kwestie spreekt hij zioh uit. „Is het niet
rationeel, dat een nieuw-testamentische
Kerk nieuw-tcstamentische liederen zingt,
kf.i. liederen, waarin Christus wordt ver
heerlijkt?"
„TIoc gelukkig", zoo roept hij uit, „dat
Kvij, Katholieken, geen gezangen-kwestie
kennen. We zingen psalmen zoowel als ge-
rangen (oude, zoowel als nieuwe, bijv. van
Guido Gezelle). Hier is nu een kerk, zui-
yer presbyteriaal. En wat is het resultaat?
Dat zeer zeker dc excessen van dc Ned.
Herv. Kerk uitgesloten zijn, imaar dat toch
evenmin een breed, zich ontwikkelend kei'
kclijk leven bloeit, dat aanpast bij de noo-
rien van den. tijdl"
Ten slotte gelooft de Roomsche criticus,
«lat de leiding des II. Geestes alleen gege-
yen wordt aan hen, die de in de historie
gegroeide Kerk aanvaarden, aan welke
(deze leiding is beloofd.
Dr. H. Kaajan, die in de „Utrechtsclie
Kerkbode" deze beoordeeling van „Het
Sahild" vermeldt, voegt er aan toe: „Op
deze tirade zullen we maar niet ingaan;
tc kan moeilijk anden» geformuleerd wor
den door een lid der Roomsche Kerk.
„Ik acht het niet ondienstig deze Room
sche visie op onze Synodale Vergaderin
gen te Arnhem ook aan onze Kerkbode-
lezers voor te leggen.
Eén vraag: Als de R.-K. Kerk zoo voor
uitstrevend is en zulk een geweldig aan
passingsvermogen bezit, heeft de Gem een-
Ie dan daar zeker ook het stemrecht en
hoe staat het met het steanrecht van dc
(vrouw? En is dc uitdrukking „leeken" in
luik een nieuwerwetsche Kerk ook niet
een beetje uit den tijd?."
HOLLANDSCHE GEREFORMEERDEN
IN ARGENTINIË
Ds. I. van Dellen, predikant te Denver
'(Colorado, Noord-Amerika), schrijft in de
'Amerikaansche „Wachter" over de Hol
landsch e Gereformeerden in Argentinië
(Zuid-Amerika), van wie hij in hun offi
cieel Kerkelijk orgaan eenige mededeelin-
gen las.
„Het trof mij bijzonder", aldus Ds. van
Dellen, „dat onze stam- en geloofsgenootcn
in het verre zuiden Spaansdho voornamen
beginnen te dragen. Het maakt een eigen
aardige» indruk als men bijv. leest van
Diego Zylstra of van Claudio Pluis en van
Juan Boonstra. Ge kunt niet nalaten te
glimlachen over die zonderlinge combina
tie van het echt, onvervalsclit Hollandsch
met het Spaansch. Eerst wil 't er niet t?.
goed bij u in. Doch bij nadenken begrijpt
£C, dat het niet anders kan. Zoo gaat het
immers ook bij ons. Onze Jannen worden
Johns, en in Zuid-Amerika maakt men er
Juans van. 't ls natuurlijk. Straks begint
mon ook de familienamen tc veranderen,
zooals men dal onder ons reeds opmerkt.
Uit die naamsverandering blijkt uit wat
hoek de v ind waait. Reeds leest men een
enkel artikel in Kerkblad in het Spaansch.
Doch voor het overige is het nog alles Hol
landsch tot de meeste advertenties toe. Een
enkele spreekt het publiek toe in dc taal
des lands. En ook merkt men hier en daar
dat dc opsteller der advertentie in het
Spaansch denkt, en zich nu bedient van
een Hollandsch. waarin men op allerlei
wijze het Spaansch proeft. Precies zoonis
't onder ons gnat, of liever ging, want wij
zijn al verder op het pad der Amerikani-
satic dan de broeders ginds.
Het Kerkblad geeft u door de adverten
ties ook een kijkje in het maatschappelijk
leven der Hollanders in Zuid-Amerika.
Blijkbaar beweegt men zich op onder
scheiden terrein. Zoo leest ge van dc Hol-
landscho Bank voor Zuid-Amerika te Bu
enos Aires. Wolkoopers en kleermakers van
Hollandschen bloede bevelen zich bij het
Hollandsch publiek aan. Er is een apothe
ker niet Hollandschen naam en oen nota
ris. Ook zijn er onder onze eUimgenootcn
hotelhouders. Blijkbaar „betaalt" het om
in het Kerkblad sigaren te ad verteeren. On
ze mannen in het verre zuiden 6ChiJnen
evengoed te rooken ate hun neven in het
noorden.
Waarschijnlijk hooren al die adverteer
ders niet bij de Gereformeerde Kerken. Toch
is de groote meerderheid van IIolland6che
afkomst en komen ze in aanraking met on
ze menschen.
Het bleek mij dat de kleermakers met hun
advertenties in de meerderheid zijn. En ook
bas ik in een paar advertenties het Afri-
kaansch van de Boeren. Zoo verzekert Juan
Villata dat „Villata Hotel" die beste logeer
plek vir boeren is. En we lezen van „Bronse
Grafplaten met inskripsie naar wens en
voor billike prijse". Zooals men weet, is er
ginds ook een kolonie van Boeren, die mee
leeft met de kolonisten uit Nederland.
Wij hebben alhier ,onze problemen. Doch
de Kerken in Zuid-Amerika zeker niet min-
Ze zijn veel kleiner in getal dan wij hier.
Ze zijn nog meer verstrooid. En ze leven in
een Spaanscbe wereld, die uit don aard der
zaak minder punten van overeenkomst met
hen als Gereformeerden heeft dan onze
Amerikaansche omgeving.
De leiders hebben veel wijsheid noodig om
het opkomend geslacht door Gods genade te wenscb is uitgesproken, om de Doop aan de
bewaren bij de waarheid. In een machtige Kinderen der Gemeente weer in de hoofd
stad als Buencs Aires, bijvoorbeeld, is de I godsdienstoefening (Zondags) te doen plaats
verleiding ongetwijfeld schrikkelijk groot, hebben en niet op een werkdag. De Doop is
toch geen private aangelegenheid van het
gezin, ir.aar een zaak, welke de gemeente
aangaat.
een zegen 6tellen".
AMERIKAANSCHE KERKELIJKE ZEDEN'.
Volgens een statistiek in de „Missionary
Monthly" van Nov. heeft nog niet de helft
van de predikanten in de onderscheidene Pro-
testantsche Kerken in Amerika een theologi
sche opleiding gehad. Van de 71.500 predikan
ten in 17 verschillende Kerkgroepen heeft
slechts 33 pet. college of seminarie afgeloopen.
In dc roomsche kerk hebben 68 pet. der gees
telijken volledige theologische opleiding geno
ten. Het ergst staat het er met de negerker-
ken voor. die slechts 7.4 pet. gestudeerde pre
dikanten hebben.
Bij de Hollandse,he en Duitsche Gereformeer
de Kerken staat het geheel anders. Daar ver
langt men een predikant, die een gedegen stu
die achter den rug heeft.
By de Presbyterianen klaagt men er daar
entegen over, dat menig kerkeraad een welbe
spraakt man, een populaire redenaar kiest, die
zelfs nog een bedrijf daarnaast mag uitoefe
nen. Een derde van de Presbyteriaansclie pre
dikanten heeft geen theologische vorming ge
had, waarvan het gevolg is geweest, dat aller
lei wind van leer werd binnengehaald.
Bovendien heeft genoemde methode van
Presbyteriaansclie kerkeraden ten gevolge ge
had een achterstellen van eigen zonen der kerk.
die een langdurige studie achter den rug heb-
Om zich tegen dit euvel, dat jaar in jaar uit
een aantal ongewenschte elementen op den Ge
reformeerden kansel brengt, te wapenen, v/ordt
voorgesteld de overkomst uit andere kerken te
weren en slechts geordende en gestudeerde pre
dikanten in de Presbyteriaansche Kerk te er
kennen. Wordt by uitzondering een predikant
uit 'n andere kerk aanvaard, dan zal men zeer
ernstig de motieven van overgang moeten
derzoeken en zal de nieuweling een half jaar
een cursus in Gereformeerde leer en kerken
orde moeten volgen alvorens hij in een ge
meente gekozen kan worden.
HEIDELBERGSOHE CATECHISMUS
In de gemeente der Zwitsersehe Evan
gelische Kerkelijke Yereeniging komt de
HeMelbergsche Catechismus weer meer en
meer in eere, meldt de „Ref. Kirchenzeitung"
Vooraf in het kanton Bern heeft hij zijn in
tocht gedaan.
DE DOOPSBEDIEXING
De .,Ref. Kirchenzeitung" meldt, dat te
Widdert bij Solingen (Duitschland) de
Is de voorkeur van zoovelen
voor Karei I niet. Het is in
tegendeel zeer verklaarbaar.
De Karei I rookers toch
worden altijd weer getroffen
door het ondefinieerbare in
geur, smaak en aroma, gevolg
van een superieure melange
der fijnste tabak, die het
monopolie is van
2500 arbeiders - 21/2 millioen sigaren per week
KERKELIJK LEVEN IN GROOTE STEDEN
In het Noord-Westen van de wereldstad
Berlijn, waar thans bijna tweehonderddui
zend menschen wonen en waar voor eer
eeuw terug slechts een onaanzienlijk dorpje
van zevenhonderd inwoners werd gevonden,
vindt men naast vier andere Protestantsche
kerken, de Reformatiekerk. Deze kerk werd
vóór 22 jaar gebouwd en vormt bet mid
delpunt van een groot aantal huizenblokki
huurkazernes, waarin ongeveer een vijfde
van het geheele aantal inwoners van
noordwestelijk deel van Berlijn verbijft.
liet grootste aantal van deze lieden is
huis uit Protestant, d.w.z. Lulhorsch. Slechts
10 of 12 pCt. behoort tot den Roomsch-
Katholieken godsdienst.
Hoewel er vroeger in de Kerkelijke Ge
meente veel kinderen waren, is dit aantal
per gezin thans een of twee. Drie kinderen
noemt men een grooten last. De woning
tóestanden in deze reusachtige arbeiderswijk
zijn er treurig en nog droeviger is het ge
steld met de houding, welke de bewoners
tegenover de Evangelieverkondiging aanne-
Ds. Dehn, de predikant van de genoemde
Reformatiekerk, deelt een en ander tt
over den geestelijken achteruitgang. Vi
den oorlog trouwden er per jaar 200 paren
in de kerk; in 1021 was dit cijfer reeds te-
ruggeloopen tot 54.
Ook het kerkbezoek is in de na-oorlog-
sche jaren sterk achteruit gegaan. De Re
formatiekerk biedt 1300 menschen een zit
plaats; slechts eenmaal per jaar nl. met
Kerstfeest, zijn deze plaatsen alle bezet, ter
wijl op Goeden Vrijdag soms 800 of 1000
menschen naar de kerk komen. De gewone
Zondagsdiensten worden in den regel door
150 a 200 kerkgangers bezocht, of als per
centage van alle gemeenteleden y2 of 3A
pCt.
Ook het aantal mensehen die de kerk op
zettelijk den rug hebben toegekeerd en zich
lieten schrappen, is enorm vergroot Tij
dens den oorlog was het aantal gering, om
streeks 40 per jaar. In 1919 was dit getal
1210. 1920: 1131, 1921: 611. Bij werkloosheid
stijgt plotseling het aantal dezer uitgetre-
denen.
Ds. Dehn constateert, dat de kerk in een
Berlijnsche arbeiderswijk in het geheel geen
arbeiderskerk is. In lagero kerkelijke func
ties vindt men wel arbeiders, doch in lioo-
gere ambten bijna nooit De gebondenheid
des woords aan klein-burgerlijke levens
ideologieën of aan persoonlijke piëtistische
vroomheid is de schuld der Kerk. Econo
mische en politieke moraal wordt met wat
religie bekleed en uitgegeven voor Christen-
De heer J. Schipper, in „De Gids", orgaan
van het C.N.V., waaraan wij deze bijzonder
heden ontleenden, wijst er op, dat de toe
standen in kerkelijk Nederland voor zoo
ver het is waar te nemen, nog niet zóó zijn,
al beteekent dit niet. dat we nu moeten
meencn, dat we geheel aan dien noodstand
ontkomen zijn.
HET NIET TER KERK GAAN.
Over het weinig of niet ter kerk gaan
zegt de Engetecho „Christian World" het
volgende:
De eigenlijke oorzaak van het niet ter
kerk gaan is deze, dat de menschen geen
behoefte hebben aan wat de Kerk biedt.
Het ie tegenwoordig mode de geheele ver
antwoordelijkheid voor de vervreemding
van de Kerk op de Kerk te leggen. De ge
meenteleden zijn dan vervuld van een
edele gezindheid en een verheven 6treven,
doch de Kerk is volgens hen niet in etaat
hun godsdienstige en zedelijke behoeften te
bevredigen.
Aan dit geliefd geïdealiseer moet een
einde komen. Zeker zal er menigeen zijn,
die de Kerk mijdt, omdat zij hem niet ge
noeg geeft, maar bij de groote meerderheid
staat het er anders voor.
Jezu6 sprak van hen, die de duisternis
liever hadden dan het licht, omdat hun wer
ken boos waren. De Kerk verkondigt een
godsdienst met het kruis als middelpunt,
maar velen willen niet en komen niet daar,
waar op dat kruis gewezen wordt.
De Kerk te voor velen zoo weinig spre
kend geworden, omdat de Kerk, welke zich
naar Gods bevel bij menschen en tijden
moet aanpassen, in het euvel is gevallen,
het Evangelie te moderniseeren en de gods
dienstoefening tot een onderhoudende sa
menkomst te maken.
Wij betalen een te hooge prijs voor een
volle kerk ate we haar trachten te vullen
door de prediking van het Evangelie te ver
vangen door iets anders. Eigenlijk is het
zelfs niet de eerste plicht van de Kerk „om
menschen te trekken". Haar eerste plicht
getrouwheid aan het Evangelie. Zij gelijkt
in niets op den fabrikant, die zich inrich
ten moet naar den smaak van het publiek.
Zij mag en moet in haar methoden afwis
seling brengen, maar haar ware karakter
kan zij niet veranderen.
Echter, geschiedt dit juist heden ten da
ge niet al te dikwiite? Heeft de tegenstand
jegens de Kerk ook niet het gevolg, dat zij
de krachten, welke zij bezit, niet vertrouwt
en surrogaten zoekt?
De eerste plicht van de Kerk te niet, om
naar populariteit te streven, maar om hon
gerende zielen het Brood des Levens toe te
reiken. Doet zij dit, dan behoeft zij niet
langer over ledige banken te klagen. Dan
worden hare banken niet gevuld met men
schen, düe aa..genaam onderhouden willen
worden, maar met zulken, die ernstig God
zoeken.
DE DWAASHEID DER „WIJZEN"
Een Engeteche predikant te Londen,
Frank Lenwood, tracht als nieuwste wijs
heid in een boek het Engeleche volk aller
lei dwaasheden op de mouw te spelden,
waaraan de Duitsche theologie zich wel
heeft schuldig gemaakt.
Van de goddelijkheid van Christus zegt
hij, dat zij bij elk goed en groot mons:h
kan opgemerkt worden. Jezus was als wij
aan vergissing cn misverstand onderwor
pen on ook zijn zedelijk oordeel te evenals
bij de mensehen onvolkomen.
Het ops tan dingsge loof .der jongeren van
Jezus verklaart deze predikant als volgt:
..Als de eens te diepe smart na het ongeluk
(bedoeld is het kruis) voorbij was, kwam
bij een of meer jongeren de zekerheid, dat
Jezus niet verdwenen was. Zij deelden dat
andere mede. Het is begrijpelijk, dat hun
ontdekking visioenen van Jezus te voor
schijn riep of wellicht ook door hen te
voorschijn werden geroepen. De Ooeterfing
verlangt naar visioenen, en waarnaar hij
verlangt ontvangt hij".
Met de „Manchester Guardian" kan mon
van dergelijke verklaringen slechts zeggen:
Menigeen gelooft liever het belachelijke
dan het. bovennatuurlijke.
Genoemde predikant wo6 vroeger zen-de
ling in In-dié en later secretaris van het
Londo.nsche Zendingsgenootschap.
Uit de Amerikaansche „Christian World"
„Ik denk. dat God trotsch is op hen, die
hun leed dapper dragen en in het geloof
den zoom van Zijn gewaad aanraken;
trotsch op hen, die met opgeheven hoofd
de tranen uit liun oogen vegen; hoe trotsch
moet Hij op hen zijn, Hij, Die olie leed -n
alle zwaarte er van kent". Zelfs wordt
hieraan toegelegd: Een t09n van trots is
hoorbaar in de woorden van den Verlos
ser: „Zie hier ik en de kinderen, die God
mij gegeven heeft".
De „Ref. Kirchenzeitung" zegt hiervan:
„Waar nog eenige herinnering is aan het
Evangelie en het getuigenis der Hervor
ming. verstaat men zulk een taal zelfs niet,
waarin 6prake kan zijn, dat God trotsch
zou wezen op den door hem begenadigden
zondaar. Om zoo iets te denken, laat staan
te zeggen, moet men reeds radicaal ont
vreemd zijn aan de bijbelsche waarheid.
Het is de verwereldlijking in de Kerk".
TIEN WENKEN.
Het „Geref. Jongelingsblad" bevatte dézer
dagen de volgende tien wenken:
1. Zeg niets, waarvan gij niet gaarne wilt,
dat God het hoort (Ps. 141 3).
2. Zing niets, waarvan gij niet weet, dat
het aangenaam klinkt in, de ooren Gods
(Ef. 5 19).
3. Schrijf niets, waarvan ge niet zoudt
willen, dat God het las (2 Kon. 1914).
4. Denk niets, dat gij niet zoudt durven
weten voor God (Ps. 139 2).
Lees niets, dat een van Gods knechten
niet met u zou kunnen lezen (Hand. 8 30).
6. Zie naar niets, waarop Gods oog niet
met welgevallen rust (Ps. 119 37).
7. Ga nergens, waar gij niet gaarne door
God gezien zoudt worden (Ps. 139 3).
8. Doe niets, wat niet is ter tere Gods
(1 Cor. 10 31).
9. Besteed uw tijd nooit zoo, dat God tot
u zou moeten zeggen: „Wat maakt gij hier?"
(1 Kon. 19 13).
10. Leef als_ Abraham en Henoch In dc te
genwoordigheids Gods (Gen. 5 24; 24 10).
Gemengd Nieuws.
DE VERBORGEN BRUIDSSCHAT
Toen men tc Baak bij Steenderen (Gld.)
eenige dagen geleden bij den landbouwer
T. bezig was een bedstede uit te breken, von
den metselaars in het stroo van de bed
stede een kistje met f 2000 aan rijksdaalders.
Dit moet geweest zijn de bruidsschat van de
moeder van T. De metselaars kregen ieder
een flinke gift»
Verschijnselen die niet bedriegen
dikwijls hoofdpijn of maagpön
cn de spijsvertering pünliik is,
vöfel mogelijk of men heeft te
i vertraging der levensfuncties.
Eenige doosjes Pink Pillen zijn dan noodig
om de zaken weer In orde te brengen. Onder
den invloed van dat krachtige middel ver-
dig zon rUkdom
de Hollandsche get
Men meldt ons uit Balkbrug:
Tc de Hulst is een luxe-auto, waarin wat
ren gezeten dc heeren J. Th. Backse, burge
meester van Nieuw-Leusdon, D. L. Uitenbo-
gaard, notaris, J. Schroder, kassierder Boe
renleenbank en W. Nijbocr, directeur dier
bank, allen wonende te Nieuw-Leusden, en
de chauffeur van den garagehouder Smit,
uit Zwolle, tengevolge van den mist in de
Dedemsvaartkanaal gereden. De' auto ver
dween bijna geheel onder dc oppervlakte
van het water, zoodat de inzittenden in
ernstig le*cnsgevaar verkeerden. De chauf
feur. die achterin was gezeten, slaagde er
echter door het inslaan der ruiten in naar
buiten te klimmen, waarna hij ook de an
deren wist te bevrijden. Met behulp van om
wonenden. die waren toegesneld, werden
de drenkelingen op het droge gebracht.
Twee der inzittenden de heer Schroder en
dc chauffeur werden licht gewond. De auto
word te ongeveer 1 uur des nachts op het
droge gebracht.
De heeren Uitenbogaard en Bakse, die
de auto bestuurd had, werden per auto
naar huis vervoerd.
Eerstgenoemde en de chauffeur werden
door omwonenden van droge kleeren voor
zien. De anderen keerden te voet huis
waarts. De auto was verzekerd.
TUSSCHEN DE BUFFERS DOODGEDRUKT
Te Amsterdam had op het Oostelijk Eiland
stadszijde een doodelijk ongeval plaats.
De 24-jarige ongehuwde rijtuigpoetser M.
Scheermeijer is bij het rangeeren tusschen
de buffers bekneld geraakt. De ongelukkige
was op slag dood. Zijn lijk is naar het Bin
nengasthuis overgebracht.
SMOKKELEN PER ZIEKENAUTO
Beambten van het grenskantoor Vaalser-
kwartier onderzochten een Nöderlandschen
ziekenauto, die uit Vaals kwam. De auto be
vatte 250 pond gesmokkelde koffie. Auto en.
smokkelwaar zijn in beslag genomen. De
chauffeur een Nederlander, is opgesloten.
In het stoomgemaal van het Hoogheem
raadschap Rijnland te Spaarndam (gemeente
Haarlem) brak brand uit. De plaatselijke
brandweer was spoedig aanwezig, doch kon
tegen het vuur weinig uitrichten, waarom
hulp werd gevraagd tan de brandweer te
Haarlem. Spaarndam ligt op ongeveer 5
K.M. afstand van Haarlem, zoodat toen de
brandspuit uit Haarlem arriveerde, het
stoomgemaal benevens eenige omringende
loodsen in lichter laaie stonden.
Nader wordt gemeld, dat tengevolge van
de snelle uitbreiding van het vuur het
noodig bleek een tweede motorspuit uit
Haarlem te ontbieden. Toen deze arriveerde
kon met acht stralen water worden gegeven.
Het vuur werd hierdoor spoedig minder,
en omstreeks 12 uur 's middags was het
gevaar voor uitbreiding geweken. Het ma
chinegebouw en de kolenloodsen waren toen
vrijwel geheel uitgebrand. Voor zoover is
na te gaan heeft de stoommachine, welke
een vermogen heeft van 300 P.K. en met drie
ketels werkt, aanzienlijke schade gekregen,
zoodat het geruimen tijd kan duren, voor
het gemaal weer kan werken. Het juiste
bedrag der schade moet nog worden vast
gesteld. Het stoomgemaal is één van de vier
gemalen, welke een totale oppervlakte van
meer dan 90.000 H.A. in Noord- en Zuid-
Holland bemalen.
Omtrent dc oorzaak wordt medegedeeld,
dat een houten zoldering waar een kachel
pijp doorheen liep, tengevolge van het op
stoken van den kachel in brand is geraakt.
Door J. SNOEP Jr.
1 Was wel Jammer: broeder Ambrosius uit
het Minnebroedersklooster kon met Kerstmis
niet in Dordt zijn. Hij was dc gast der broe
ders van het St. Salvaterklooster te Eemstein
cn zou pas den dag na Kerstmis naar de
Merwestad terugkeeren.
Moeder van Mijl, dc wakere huisvrouw van
den timmermansbaas uit de Grootekcrks-
jbuurt, speet 'terg, dat 'tzoo liep. Want broe
der Ambrosius is sedert vele jaren in haar
woning een gaarne geziene huisvriend en
wie kan zoo duidelijk en boeiend lezen als
deze geestelijke met zijn diepe, welluidende
Btem?
Maar niet voor niets had Maria van den
eerwaarden broeder 'tlezen geleerd; en 'twas
heel stil in 't groote woonvertrek, toen zij de
eeuwenoude cn immer nieuwe Kerstgeschie
denis voorlas.
H Viel Maria wel eens moeilijk 'tkeurige
letterschrift op 'tzware perkament tc ont
cijferen. Maar 't Kerstverhaal kende ze schier
van buiten zóó vaak had zij 'tgelezen:
met groote aandacht cn diepen eerbied.
Do wakkere buisvrouw van Lcendert van
Mijl is een gekende des Heeren daar is
geen twijfel aan. En broeder Ambrosius, dc
monnik in de bruine wollen pij van de Fran-
ciskaner Observanten uit het Minnebroc-
dersklooster, behoort ook tot den kleinen
kling van het uitverkoren volk Gods.
Van den timmermansbaas kan dit niet ge
zegd worden. Hij noemt zich een trouw zoon
der Heilige Moederkerk en neemt met nauw
gezetheid zijn plichten waar. Maar hij heeft
geen oog voor de groote waarheid, dat een
arm zondaar alleen dpor een rijken Christus
kan zalig worden. Sleohts weinigen zijn 't,
die in den nacht der middeleeuwen dat
groote licht aan hun geestelijken horizont
mogen zien.
Slechts weinigen. Maar toch heeft dc Hcere
ook in dezen hangen tijd Zijn zeven duizend
Een onuitgegeven hoofdstuk van „Dc
Dordtsohe Poorterszoon", waarvan thans hij
de firma G. F. Callenbach te Nijkcrk een
tweede druk verscheen.
k'oor den Baal dezer eeuw.
't Was jammer, dat broeder Ambrosius met
Kerstmis niet in Dordt kon zijn.
Maar ook dit gemis had een voordeelige
zijde: Willem cn Matthijs van Mijl mochten
met eenige buurjongens den geestelijke af-
De heenreis zouden zo te voet maken, om
dan in den namiddag per arreslede naar
Dordt terug tc keeren. Zóó was afgesproken
en zóó zou 't ook geschieden.
Dat beloofde wat: die arretocht naar Dordt!
Reeds dagen achtereen had 'thard gevroren
en in den laatstcn nacht was er een flink
pak sneeuw gevallen.
Vol goeden moed stapten de jonge men
schen 's morgens de Riedijksche poort uit,
den Hoogendijk op. Hun weg liep langs Huis
de Merwede, liet Biesbosch en door het dorp
Kraayenstein. Dan zouden ze in zuidelijke
richting, den weg inslaan naar Ecmdc, om
zoo het Salvaterklooster te bereiken.
Dc lange tocht door de sneeuw maakte moe
en hongerig cn daarom zouden ze in een her
berg even vóór Eemdc een poosje rusten.
Er is weinig bezoek in liet groote, ongezel
lige vertrek, dat vooral door de lage zoldering
een somber aanzien heeft.
Gezeten aan een tafel bij het raam drinkt
een marskramer zijn pottekc bier. Aan dc
overzijde van het vertrek, in een half-duiste-
ren hoek, is gelijk zijn kleeding uitwijst
oen boer gezeten, die in slapendcn ofin
dronken toestand verkeert Meerdere men
schen zijn er niet behalve dan de waard, die
zijn nieuwe bezoekers mét een vricndclijkcn
groet welkom heet.
De vijf makkers nemen aan de groote tafel
midden in de herberg plaats; het van huis
meegevoinen brood wordt spoedig te voor
schijn gehaald en als de waard het gezel
schap van een verkwikkenden drank heeft
voorzien, worden de grage magen met spoed
tevreden gesteld.
Er hecrscht een vroolijke, opgewekte stem
ming en de blijde lach der jonge menschen
klinkt telkens luid op in het sombere vertrek.
Dc waard is door zijn vrouw even weg
geroepen; de marskramer tuurt door de
kleine ïuitcn naar buiten, waar weinig is te
tzien, eu de ongezellige gast in den hoek
laat een zacht gebrom hooien, dat bewijst,
dut hij waarlijk is ingedut.
Matthijs is de eenste, die den meegenomen
mondvoorraad verwerkt heeft, en nu er niet
meer te eten valt, is 't stilzwijgen hem lan
ger onmogelijk. Hij slentert het vertrek rond,
maar er is hier weinig bezienswaardigs.
Als hij in den duisteren hoek is aangeland,
wordt zijn volle opmerkzaamheid getrokken
door een mes, dat door een touw aan de
lage zoldering is bevestigd. Verwonderd kijkt
dc jongen naar deze vreemde zolder-versie
ring, cn zijn oogen dwalen onwillekeurig
van liet mes naar den boer.
Matthijs voelt zich door 't een zoowel als
door 't ander minder op zijn gemak en
haastig keert hij naar zijn vrienden terug.
„Wat beteekent dat daar, Wim?" vraagt
hij, zijn broer naar het mes wijzend. Maar
Willem heeft 't nog zoo druk met zijn laat
ste boterham, dat hij niet aanstonds ant
woordt.
Jan Haaks is echter een en al nieuwsgie
righeid en hij springt op om het mes op
die vreemdsoortige plaats van nabij te be
zien. Met Mathijs begeeft hij zich naar den
hoek cn in jongen overmoed slaat hij met
de hand tegen het mes zoodat 't tegen de
zoldering vliegt
Maar deze schijnbaar onschuldige bewe
ging doet den slapenden boer plots wakker
schrikcn en onder het geroep „Bekkcsnij-
den! Bekkcsnijdcn!" waggelt hij te voor
schijn uit den donkeren hoek. 't Is een korte,
ineengedrongen gestalte en zijn bol, rood
gelaat vertoont verschillende groote littec-
kens wel een bewijs, dat hij is een
„onvervaard man, die zich den messc durft
prijs geven".
Bekkcsnijdcn!" roept hij nog eens met
sri»rkcndc stem en zijn rechterhand zoekt
waarlijk reeds het groote, breede mes.
Maan die bedoeling lag wel allerminst in
de onvoorzichtige daad van Jan Haaks en
si derend als een espenblad vliegt hij, door
Matthijs gevolgd, naar dc tafel, waar Wil
lem en <le andere vrienden zitten.
Dc vechtlustige hoer is echter allerminst
van plan 't er zoo bij te laten zitten en zoo
vlug zijn dronken lichaam veroorlooft volgt
hij 't tweetal op den voet.
Wilem is intusschen het zonderling ver
loop dezer gebeurtenis volkomen duidelijk.
Zijn vader en grootvader hebben hem meer
dan eens verteld en hein cr tevens voor
gewaarschuwd! dat 't beruchte .Jiekke-
snijden" nog op vele dorpen niet alleen ge
bruikelijk maar zelfs in eere is.
Deze afschuwelijke gewoonte schijnt een
verbasterd oa'erblijfso] te zijn van een oud
ridderlijk gebruik. Het aanraken van het
aan den zolder opgehangen of in den wand
gestoken mes wordt door meer dan één
vechtlustige beschouwd als ecu uitnoodiging
tot een tweegevecht en maar al te dikwerf
mist een waard den moed de gevreesde en
in dc volksgunst staande bekkesnijders den
toegang tot zijn herberg tc weigeren.
„Bekkesnijden!" schreeuwt de boer ander
maal en hij zwaait met zijn mes.
Maar zijn tegenpartij is geenszins voorne
mens aan deze uitnoodiging gevolg te geven.
Zijn eerste, groote vrees is echter aanmer
kelijk verdwenen. Want ras hebben de
scherpe oogen van Jan Haaks bemerkt, dat
de boer zóó dronken is, dat hij slechts met
de grootste moeite op dc been kan blijven.
Voor een vlugge Dordtschc jongen is 't kin
derwerk onder deze omstandigheden buiten
het bereik van den boer cn zijn gevaarlijk
wapen tc blijven. To meer daar de lange,
vierkante tafel daatoc «een buitengewoone
gelegenheid biedt»
Zoo begint de ernst van 't geval al meer
plaats te maken voor uitdagende vroolijk-
heid en dit gevoelen van Jan wordt door
Matthijs volkomen gedeeld.
De waard, die door 't groote rumoer haas
tig te voorschijn gekomen is, heeft met één
blik den toestand overzien. Maar hij lacht
er niet om! Want hij weet maar al te goed,
dat met don koppigen Teun Koels niet te
spotten valt. En ook weet hij, dat vele boe
ren, die tot zijn vaste klanten behooren,
Teun in zijn bloeddorstig drijven steunen.
Toch beseft de waard heel goed, dat deze
hcele opschudding slechts is veroorzaakt
door onvoorzichtigheid van een zijner jonge
gasten, dat van moedwil hier geen sprake
is, cn daarom tracht hij dc opgewekte woede
van Teun te stillen.
Maar dat is een moeilijke, zoo niet ver-
geefsche taak. In dollen vechtlust, opgewekt
door een bijna als wet geldende dwaasheid,
is de dronken boer voor geen reden meer
vatbaar. „Bekkcsnijden!" blijft bij schreeuwen
met schorre stem, terwijl de verglaasde
oogen in zijn dronkemans-gezicht van bloed
dorst fonkelen.
Toen Willem den toestand, waarin Jan's
onvoorzichtigheid hen had gebracht., begreep,
was hij verschrikt opgesprongen. Want hij
besefte het groote gevaar volkomen. Maar
toen hij bemerkte, dat de zoo zeer gevreesde
tegcnstajider zioh slechts met alle inspan
ning op de been wist te houden had hij
spoedig zijn gewone koelbloedigheid terug.
En zoo staat hij daar: hoog opgericht,
zich volkomen bewust van zijn jonge,
groote kracht.
Als Jan en Matthijs tweemaal de reis om
de tafel hebben volbracht en de woedende
boer met den rug naar Willem staat ge
keerd, wijst deze de twee vervolgden naar
de deur. Aanstonds wordt zijn bedoeling
door hen begrepen en onder joelend gelach
verlaten zij dc herberg.
Maar voor Willem wordt de toestand er
niet beter op. De boer wil tot eiken" prijs
vechten en nu zijn uitgekozen slachtoffer
verdwenen is, zoekt hij ruzie met Willem
„Stadsche melkmuil! Dordtsche schape-
kop!" scheldt' hij den jongen van Mijl. ,,'t
Mes aanraken en don loop nemen als 't op
vechten aankomt!"
„Wie zou ook met een dronken zwijn
willen vechten!"
't Woord is cr uit vóór Willem cr erg in
heeft. Hij had beter zijn mond kunnen
houden maar Willem van Mijl is het
evenbeeld van zijn vader: driftig en onbuig
Dc boer stampt vah woede en de waard
voorziet een groot ongeluk. Willem's mak
kers, die bij hem gebleven zijn, staan
daar: bleek van schrik, maar ook vast be
sloten hun vriend niet in den steek te
laten. Dc marskramer kijkt onrustig naar
buiten, wachtend cn hopend op hulp.
„Wie is 'n zwijn?" briescht dc dronkaard
zich tot den aanval gereed makend. En
weer klinkt zijn schorre stem: „Bekke-
snijden!" Dan zet hij koei's op Willem
Maar de jonge van Mijl is gereed hem
te ontvangen. Hij heeft geen ander wapen
dan zijn naakte vuisten maar ook zóó
durft bij zijn vijand afwachten. Als de
boer tot op vijf passen van hem genaderd
is. slingert Willem hem een stool voor de
voeten. Vloekend en tierend stort de dronk
aard tegen den vloer. Zijn mes is hem bij
die tuimeling ontvallen en bliksemsnel
rnnakt Willem zich van het wapen meester
Hij geeft hot een zijner vrienden in handen
die 't vlug in zijn huis verstopt. En be
daard. dc armen gokruisd over de borst,
I
wacht Willem den tweeden aanval af.
Die weldra volgt
Als de boer, zich aan de tafel vastklem
mend, eindelijk overeind is, schrikken de
aanwezigen van zijn door woesten haat
opgezet gezicht, waarin de als met bloed
doorloopen oogen fonkelen. De val schijnt
hem cenigszins ontnuchterd te hébbén,
want met groote stappen stormt hij op
Willem af.
Maar de jonge van Mijl is ook thans
gereed hem te ontvangen. Als de boer hem
aangrijpen wil, valt de harde vuist van
Willem hem op den schouder hij schijnt
wel van ijzer, die vuist! En als dc boer
ook nu nog doorzetten wil, is Willem hem
ter wille! Een regen van vuistslagen valt
op den woesten dronkaard neer. Hij wil
zich nog verweren, maar hij heeft, van
daag waarlijk zijn man gevonden! Zooals
Willem en weerbarstigen spijker in den
balk drijft zoo hameren zijn vuisten deu
boer neer. En andermaal slaat de dronk
aard tegen-den vloer, maar hij denkt er
voorloopig niet aan om op te staan.
Zpo lang wenscht Willem echter ook
niet tc wachten. Aanstonds maakt hij zich
gereed met z'n makkers te vertrekken. Zij
betalen den waard, de gemaakte vertering;
Willem doet er eenige extra duiten bij,
waardoor 's mans gelaat weer eenigszins
opklaart.
„Maakt maar gauw, dat Je weg komt!"
meent hij zijn gasten toch te moeten waar-
schuwen met een veel beteekenenden blik
naar den hoek. waar dc gevreesde bekke-
snijder kreunt van pijn.
„Dat heeft voorloopig geen haast!" ant
woordt Willem droogjes.
Maar toch vertrekken zij nu zonder veis
toef.
Op den hoek van den weg wachten Jan
Hoeks en Matthijs.
Voor een levendig gesprek tijdens ds
verdere wandeling naar het St. Salvater
klooster is er stoffe te over!
Toch met spoed nu voorwaarts!
Broeder Ambrosius zal vragen waar zijn
reisgenooten naar Dordt toch blijven. Maar
dat is de schuld van Teun Koels, den tot
ver in den omtrek vermaarden bekkesnii-
der van Eemde!