EEN MYSTERIE ZATERDAG 27 DECEMBER 1930 DERDE BLAD PAG. 10 Kerknieuws. ROOMSCH OORDEEL OVER DE GENERALE SYNODE DER GEREI*. KERKEN. In het roomsch-kath. apologetisch maand blad „Het Schild" wordt een beoordteeling yan de werkzaamheden dor jongste Gene rale Synode der Gercf. Kerken, dit jaar tc Arnhem gehouden, gegeven. Na een woord over de organisatie dier Kerken en cd broederlijkegezindheid de (Synode-vergaderingen geschreven hebben, gaat de schrijver als volgt voort: „Maar. aan den anderen kant kan men zich niet aan den indruk onttrekken, dat het conservatieve in dit kerkgenootschap een groote rol speelt. Men klamt zich vast aan het overgeleverde, zonder, als liet getij y er loopt. do bakens te verzetten". „De strijd over het jus promovendi", al dus de schrijver, „kwam niet tot een oplos sing: want men besloot omvoorloopi; niets tc besluiten. De knooj) wcrcl vooi Joopig niet doorgehakt". Wonderlijk vindt liij het, dat de Ilcidcl- bei'gsche Catechismus nog nooit is gewij zigd. „Ik begrijp zoo iets niet", zegt litj Mag aan dit werk niets veranderd worden? I-Ioe dikvXjls is dc R.K. Katcchismus reeas gewijzigd! Hij is dankbaar, dat hij lid is yan een levende kerk; die niet zweert bij het oude, omdat het oud Ls, maar steeds Ibereid is zich zelf te herzien en den nicu- jven wijn in nieuwe zakken te doen". Hij spreekt ook over den uitbouw der Belijdenis. „Kr was", aldus dc schrijver in ,Het Schild", „een concept ingediend en men kon niet nalaten inhoud en stijl te roe men. Toch werd het afgestemd op allerlei onvoldoende gronden, zooals: dat de tijd er niet rijp voor is. dat zoo'n formulier uit den nood moet geboren worden. Zoo iet is mij een groot raadsel: als het ooit nood pp dat gebied geweest is, dan is het rui, daar immers het gezag der Heilige Schrift ,van alle zijden wordt aangevallen. Ver der werd nog aangevoerd, dat de buiten wereld er toch niet naar luisteren zou, nl. naar den inhoud van dit formulier". „Ook dat lijkt", aldus dc Roomsc'.ie scri bent „mij geen argument: als ik iets te eeggen had. zou ik het zeggen, al zou er geen mensch naar luisteren. Bovendien .was het in de eersto plaats toch bedoeld yoor de eigen leden om die te verhelde ren op dat gebied". „En", eoo verzekert hij „de katholieke geestelijken en ontwikkelde ieeken zouden wel geluisterd hebben, ik kou het dadelijk gelezen hebben. En nu gaat het waarschijnlijk naar den prul Ie mand. Dc uitbouw der belijdenis werd Stop gezet". Ook over de zoogenaamde Gezangen kwestie spreekt hij zioh uit. „Is het niet rationeel, dat een nieuw-testamentische Kerk nieuw-tcstamentische liederen zingt, kf.i. liederen, waarin Christus wordt ver heerlijkt?" „TIoc gelukkig", zoo roept hij uit, „dat Kvij, Katholieken, geen gezangen-kwestie kennen. We zingen psalmen zoowel als ge- rangen (oude, zoowel als nieuwe, bijv. van Guido Gezelle). Hier is nu een kerk, zui- yer presbyteriaal. En wat is het resultaat? Dat zeer zeker dc excessen van dc Ned. Herv. Kerk uitgesloten zijn, imaar dat toch evenmin een breed, zich ontwikkelend kei' kclijk leven bloeit, dat aanpast bij de noo- rien van den. tijdl" Ten slotte gelooft de Roomsche criticus, «lat de leiding des II. Geestes alleen gege- yen wordt aan hen, die de in de historie gegroeide Kerk aanvaarden, aan welke (deze leiding is beloofd. Dr. H. Kaajan, die in de „Utrechtsclie Kerkbode" deze beoordeeling van „Het Sahild" vermeldt, voegt er aan toe: „Op deze tirade zullen we maar niet ingaan; tc kan moeilijk anden» geformuleerd wor den door een lid der Roomsche Kerk. „Ik acht het niet ondienstig deze Room sche visie op onze Synodale Vergaderin gen te Arnhem ook aan onze Kerkbode- lezers voor te leggen. Eén vraag: Als de R.-K. Kerk zoo voor uitstrevend is en zulk een geweldig aan passingsvermogen bezit, heeft de Gem een- Ie dan daar zeker ook het stemrecht en hoe staat het met het steanrecht van dc (vrouw? En is dc uitdrukking „leeken" in luik een nieuwerwetsche Kerk ook niet een beetje uit den tijd?." HOLLANDSCHE GEREFORMEERDEN IN ARGENTINIË Ds. I. van Dellen, predikant te Denver '(Colorado, Noord-Amerika), schrijft in de 'Amerikaansche „Wachter" over de Hol landsch e Gereformeerden in Argentinië (Zuid-Amerika), van wie hij in hun offi cieel Kerkelijk orgaan eenige mededeelin- gen las. „Het trof mij bijzonder", aldus Ds. van Dellen, „dat onze stam- en geloofsgenootcn in het verre zuiden Spaansdho voornamen beginnen te dragen. Het maakt een eigen aardige» indruk als men bijv. leest van Diego Zylstra of van Claudio Pluis en van Juan Boonstra. Ge kunt niet nalaten te glimlachen over die zonderlinge combina tie van het echt, onvervalsclit Hollandsch met het Spaansch. Eerst wil 't er niet t?. goed bij u in. Doch bij nadenken begrijpt £C, dat het niet anders kan. Zoo gaat het immers ook bij ons. Onze Jannen worden Johns, en in Zuid-Amerika maakt men er Juans van. 't ls natuurlijk. Straks begint mon ook de familienamen tc veranderen, zooals men dal onder ons reeds opmerkt. Uit die naamsverandering blijkt uit wat hoek de v ind waait. Reeds leest men een enkel artikel in Kerkblad in het Spaansch. Doch voor het overige is het nog alles Hol landsch tot de meeste advertenties toe. Een enkele spreekt het publiek toe in dc taal des lands. En ook merkt men hier en daar dat dc opsteller der advertentie in het Spaansch denkt, en zich nu bedient van een Hollandsch. waarin men op allerlei wijze het Spaansch proeft. Precies zoonis 't onder ons gnat, of liever ging, want wij zijn al verder op het pad der Amerikani- satic dan de broeders ginds. Het Kerkblad geeft u door de adverten ties ook een kijkje in het maatschappelijk leven der Hollanders in Zuid-Amerika. Blijkbaar beweegt men zich op onder scheiden terrein. Zoo leest ge van dc Hol- landscho Bank voor Zuid-Amerika te Bu enos Aires. Wolkoopers en kleermakers van Hollandschen bloede bevelen zich bij het Hollandsch publiek aan. Er is een apothe ker niet Hollandschen naam en oen nota ris. Ook zijn er onder onze eUimgenootcn hotelhouders. Blijkbaar „betaalt" het om in het Kerkblad sigaren te ad verteeren. On ze mannen in het verre zuiden 6ChiJnen evengoed te rooken ate hun neven in het noorden. Waarschijnlijk hooren al die adverteer ders niet bij de Gereformeerde Kerken. Toch is de groote meerderheid van IIolland6che afkomst en komen ze in aanraking met on ze menschen. Het bleek mij dat de kleermakers met hun advertenties in de meerderheid zijn. En ook bas ik in een paar advertenties het Afri- kaansch van de Boeren. Zoo verzekert Juan Villata dat „Villata Hotel" die beste logeer plek vir boeren is. En we lezen van „Bronse Grafplaten met inskripsie naar wens en voor billike prijse". Zooals men weet, is er ginds ook een kolonie van Boeren, die mee leeft met de kolonisten uit Nederland. Wij hebben alhier ,onze problemen. Doch de Kerken in Zuid-Amerika zeker niet min- Ze zijn veel kleiner in getal dan wij hier. Ze zijn nog meer verstrooid. En ze leven in een Spaanscbe wereld, die uit don aard der zaak minder punten van overeenkomst met hen als Gereformeerden heeft dan onze Amerikaansche omgeving. De leiders hebben veel wijsheid noodig om het opkomend geslacht door Gods genade te wenscb is uitgesproken, om de Doop aan de bewaren bij de waarheid. In een machtige Kinderen der Gemeente weer in de hoofd stad als Buencs Aires, bijvoorbeeld, is de I godsdienstoefening (Zondags) te doen plaats verleiding ongetwijfeld schrikkelijk groot, hebben en niet op een werkdag. De Doop is toch geen private aangelegenheid van het gezin, ir.aar een zaak, welke de gemeente aangaat. een zegen 6tellen". AMERIKAANSCHE KERKELIJKE ZEDEN'. Volgens een statistiek in de „Missionary Monthly" van Nov. heeft nog niet de helft van de predikanten in de onderscheidene Pro- testantsche Kerken in Amerika een theologi sche opleiding gehad. Van de 71.500 predikan ten in 17 verschillende Kerkgroepen heeft slechts 33 pet. college of seminarie afgeloopen. In dc roomsche kerk hebben 68 pet. der gees telijken volledige theologische opleiding geno ten. Het ergst staat het er met de negerker- ken voor. die slechts 7.4 pet. gestudeerde pre dikanten hebben. Bij de Hollandse,he en Duitsche Gereformeer de Kerken staat het geheel anders. Daar ver langt men een predikant, die een gedegen stu die achter den rug heeft. By de Presbyterianen klaagt men er daar entegen over, dat menig kerkeraad een welbe spraakt man, een populaire redenaar kiest, die zelfs nog een bedrijf daarnaast mag uitoefe nen. Een derde van de Presbyteriaansclie pre dikanten heeft geen theologische vorming ge had, waarvan het gevolg is geweest, dat aller lei wind van leer werd binnengehaald. Bovendien heeft genoemde methode van Presbyteriaansclie kerkeraden ten gevolge ge had een achterstellen van eigen zonen der kerk. die een langdurige studie achter den rug heb- Om zich tegen dit euvel, dat jaar in jaar uit een aantal ongewenschte elementen op den Ge reformeerden kansel brengt, te wapenen, v/ordt voorgesteld de overkomst uit andere kerken te weren en slechts geordende en gestudeerde pre dikanten in de Presbyteriaansche Kerk te er kennen. Wordt by uitzondering een predikant uit 'n andere kerk aanvaard, dan zal men zeer ernstig de motieven van overgang moeten derzoeken en zal de nieuweling een half jaar een cursus in Gereformeerde leer en kerken orde moeten volgen alvorens hij in een ge meente gekozen kan worden. HEIDELBERGSOHE CATECHISMUS In de gemeente der Zwitsersehe Evan gelische Kerkelijke Yereeniging komt de HeMelbergsche Catechismus weer meer en meer in eere, meldt de „Ref. Kirchenzeitung" Vooraf in het kanton Bern heeft hij zijn in tocht gedaan. DE DOOPSBEDIEXING De .,Ref. Kirchenzeitung" meldt, dat te Widdert bij Solingen (Duitschland) de Is de voorkeur van zoovelen voor Karei I niet. Het is in tegendeel zeer verklaarbaar. De Karei I rookers toch worden altijd weer getroffen door het ondefinieerbare in geur, smaak en aroma, gevolg van een superieure melange der fijnste tabak, die het monopolie is van 2500 arbeiders - 21/2 millioen sigaren per week KERKELIJK LEVEN IN GROOTE STEDEN In het Noord-Westen van de wereldstad Berlijn, waar thans bijna tweehonderddui zend menschen wonen en waar voor eer eeuw terug slechts een onaanzienlijk dorpje van zevenhonderd inwoners werd gevonden, vindt men naast vier andere Protestantsche kerken, de Reformatiekerk. Deze kerk werd vóór 22 jaar gebouwd en vormt bet mid delpunt van een groot aantal huizenblokki huurkazernes, waarin ongeveer een vijfde van het geheele aantal inwoners van noordwestelijk deel van Berlijn verbijft. liet grootste aantal van deze lieden is huis uit Protestant, d.w.z. Lulhorsch. Slechts 10 of 12 pCt. behoort tot den Roomsch- Katholieken godsdienst. Hoewel er vroeger in de Kerkelijke Ge meente veel kinderen waren, is dit aantal per gezin thans een of twee. Drie kinderen noemt men een grooten last. De woning tóestanden in deze reusachtige arbeiderswijk zijn er treurig en nog droeviger is het ge steld met de houding, welke de bewoners tegenover de Evangelieverkondiging aanne- Ds. Dehn, de predikant van de genoemde Reformatiekerk, deelt een en ander tt over den geestelijken achteruitgang. Vi den oorlog trouwden er per jaar 200 paren in de kerk; in 1021 was dit cijfer reeds te- ruggeloopen tot 54. Ook het kerkbezoek is in de na-oorlog- sche jaren sterk achteruit gegaan. De Re formatiekerk biedt 1300 menschen een zit plaats; slechts eenmaal per jaar nl. met Kerstfeest, zijn deze plaatsen alle bezet, ter wijl op Goeden Vrijdag soms 800 of 1000 menschen naar de kerk komen. De gewone Zondagsdiensten worden in den regel door 150 a 200 kerkgangers bezocht, of als per centage van alle gemeenteleden y2 of 3A pCt. Ook het aantal mensehen die de kerk op zettelijk den rug hebben toegekeerd en zich lieten schrappen, is enorm vergroot Tij dens den oorlog was het aantal gering, om streeks 40 per jaar. In 1919 was dit getal 1210. 1920: 1131, 1921: 611. Bij werkloosheid stijgt plotseling het aantal dezer uitgetre- denen. Ds. Dehn constateert, dat de kerk in een Berlijnsche arbeiderswijk in het geheel geen arbeiderskerk is. In lagero kerkelijke func ties vindt men wel arbeiders, doch in lioo- gere ambten bijna nooit De gebondenheid des woords aan klein-burgerlijke levens ideologieën of aan persoonlijke piëtistische vroomheid is de schuld der Kerk. Econo mische en politieke moraal wordt met wat religie bekleed en uitgegeven voor Christen- De heer J. Schipper, in „De Gids", orgaan van het C.N.V., waaraan wij deze bijzonder heden ontleenden, wijst er op, dat de toe standen in kerkelijk Nederland voor zoo ver het is waar te nemen, nog niet zóó zijn, al beteekent dit niet. dat we nu moeten meencn, dat we geheel aan dien noodstand ontkomen zijn. HET NIET TER KERK GAAN. Over het weinig of niet ter kerk gaan zegt de Engetecho „Christian World" het volgende: De eigenlijke oorzaak van het niet ter kerk gaan is deze, dat de menschen geen behoefte hebben aan wat de Kerk biedt. Het ie tegenwoordig mode de geheele ver antwoordelijkheid voor de vervreemding van de Kerk op de Kerk te leggen. De ge meenteleden zijn dan vervuld van een edele gezindheid en een verheven 6treven, doch de Kerk is volgens hen niet in etaat hun godsdienstige en zedelijke behoeften te bevredigen. Aan dit geliefd geïdealiseer moet een einde komen. Zeker zal er menigeen zijn, die de Kerk mijdt, omdat zij hem niet ge noeg geeft, maar bij de groote meerderheid staat het er anders voor. Jezu6 sprak van hen, die de duisternis liever hadden dan het licht, omdat hun wer ken boos waren. De Kerk verkondigt een godsdienst met het kruis als middelpunt, maar velen willen niet en komen niet daar, waar op dat kruis gewezen wordt. De Kerk te voor velen zoo weinig spre kend geworden, omdat de Kerk, welke zich naar Gods bevel bij menschen en tijden moet aanpassen, in het euvel is gevallen, het Evangelie te moderniseeren en de gods dienstoefening tot een onderhoudende sa menkomst te maken. Wij betalen een te hooge prijs voor een volle kerk ate we haar trachten te vullen door de prediking van het Evangelie te ver vangen door iets anders. Eigenlijk is het zelfs niet de eerste plicht van de Kerk „om menschen te trekken". Haar eerste plicht getrouwheid aan het Evangelie. Zij gelijkt in niets op den fabrikant, die zich inrich ten moet naar den smaak van het publiek. Zij mag en moet in haar methoden afwis seling brengen, maar haar ware karakter kan zij niet veranderen. Echter, geschiedt dit juist heden ten da ge niet al te dikwiite? Heeft de tegenstand jegens de Kerk ook niet het gevolg, dat zij de krachten, welke zij bezit, niet vertrouwt en surrogaten zoekt? De eerste plicht van de Kerk te niet, om naar populariteit te streven, maar om hon gerende zielen het Brood des Levens toe te reiken. Doet zij dit, dan behoeft zij niet langer over ledige banken te klagen. Dan worden hare banken niet gevuld met men schen, düe aa..genaam onderhouden willen worden, maar met zulken, die ernstig God zoeken. DE DWAASHEID DER „WIJZEN" Een Engeteche predikant te Londen, Frank Lenwood, tracht als nieuwste wijs heid in een boek het Engeleche volk aller lei dwaasheden op de mouw te spelden, waaraan de Duitsche theologie zich wel heeft schuldig gemaakt. Van de goddelijkheid van Christus zegt hij, dat zij bij elk goed en groot mons:h kan opgemerkt worden. Jezus was als wij aan vergissing cn misverstand onderwor pen on ook zijn zedelijk oordeel te evenals bij de mensehen onvolkomen. Het ops tan dingsge loof .der jongeren van Jezus verklaart deze predikant als volgt: ..Als de eens te diepe smart na het ongeluk (bedoeld is het kruis) voorbij was, kwam bij een of meer jongeren de zekerheid, dat Jezus niet verdwenen was. Zij deelden dat andere mede. Het is begrijpelijk, dat hun ontdekking visioenen van Jezus te voor schijn riep of wellicht ook door hen te voorschijn werden geroepen. De Ooeterfing verlangt naar visioenen, en waarnaar hij verlangt ontvangt hij". Met de „Manchester Guardian" kan mon van dergelijke verklaringen slechts zeggen: Menigeen gelooft liever het belachelijke dan het. bovennatuurlijke. Genoemde predikant wo6 vroeger zen-de ling in In-dié en later secretaris van het Londo.nsche Zendingsgenootschap. Uit de Amerikaansche „Christian World" „Ik denk. dat God trotsch is op hen, die hun leed dapper dragen en in het geloof den zoom van Zijn gewaad aanraken; trotsch op hen, die met opgeheven hoofd de tranen uit liun oogen vegen; hoe trotsch moet Hij op hen zijn, Hij, Die olie leed -n alle zwaarte er van kent". Zelfs wordt hieraan toegelegd: Een t09n van trots is hoorbaar in de woorden van den Verlos ser: „Zie hier ik en de kinderen, die God mij gegeven heeft". De „Ref. Kirchenzeitung" zegt hiervan: „Waar nog eenige herinnering is aan het Evangelie en het getuigenis der Hervor ming. verstaat men zulk een taal zelfs niet, waarin 6prake kan zijn, dat God trotsch zou wezen op den door hem begenadigden zondaar. Om zoo iets te denken, laat staan te zeggen, moet men reeds radicaal ont vreemd zijn aan de bijbelsche waarheid. Het is de verwereldlijking in de Kerk". TIEN WENKEN. Het „Geref. Jongelingsblad" bevatte dézer dagen de volgende tien wenken: 1. Zeg niets, waarvan gij niet gaarne wilt, dat God het hoort (Ps. 141 3). 2. Zing niets, waarvan gij niet weet, dat het aangenaam klinkt in, de ooren Gods (Ef. 5 19). 3. Schrijf niets, waarvan ge niet zoudt willen, dat God het las (2 Kon. 1914). 4. Denk niets, dat gij niet zoudt durven weten voor God (Ps. 139 2). Lees niets, dat een van Gods knechten niet met u zou kunnen lezen (Hand. 8 30). 6. Zie naar niets, waarop Gods oog niet met welgevallen rust (Ps. 119 37). 7. Ga nergens, waar gij niet gaarne door God gezien zoudt worden (Ps. 139 3). 8. Doe niets, wat niet is ter tere Gods (1 Cor. 10 31). 9. Besteed uw tijd nooit zoo, dat God tot u zou moeten zeggen: „Wat maakt gij hier?" (1 Kon. 19 13). 10. Leef als_ Abraham en Henoch In dc te genwoordigheids Gods (Gen. 5 24; 24 10). Gemengd Nieuws. DE VERBORGEN BRUIDSSCHAT Toen men tc Baak bij Steenderen (Gld.) eenige dagen geleden bij den landbouwer T. bezig was een bedstede uit te breken, von den metselaars in het stroo van de bed stede een kistje met f 2000 aan rijksdaalders. Dit moet geweest zijn de bruidsschat van de moeder van T. De metselaars kregen ieder een flinke gift» Verschijnselen die niet bedriegen dikwijls hoofdpijn of maagpön cn de spijsvertering pünliik is, vöfel mogelijk of men heeft te i vertraging der levensfuncties. Eenige doosjes Pink Pillen zijn dan noodig om de zaken weer In orde te brengen. Onder den invloed van dat krachtige middel ver- dig zon rUkdom de Hollandsche get Men meldt ons uit Balkbrug: Tc de Hulst is een luxe-auto, waarin wat ren gezeten dc heeren J. Th. Backse, burge meester van Nieuw-Leusdon, D. L. Uitenbo- gaard, notaris, J. Schroder, kassierder Boe renleenbank en W. Nijbocr, directeur dier bank, allen wonende te Nieuw-Leusden, en de chauffeur van den garagehouder Smit, uit Zwolle, tengevolge van den mist in de Dedemsvaartkanaal gereden. De' auto ver dween bijna geheel onder dc oppervlakte van het water, zoodat de inzittenden in ernstig le*cnsgevaar verkeerden. De chauf feur. die achterin was gezeten, slaagde er echter door het inslaan der ruiten in naar buiten te klimmen, waarna hij ook de an deren wist te bevrijden. Met behulp van om wonenden. die waren toegesneld, werden de drenkelingen op het droge gebracht. Twee der inzittenden de heer Schroder en dc chauffeur werden licht gewond. De auto word te ongeveer 1 uur des nachts op het droge gebracht. De heeren Uitenbogaard en Bakse, die de auto bestuurd had, werden per auto naar huis vervoerd. Eerstgenoemde en de chauffeur werden door omwonenden van droge kleeren voor zien. De anderen keerden te voet huis waarts. De auto was verzekerd. TUSSCHEN DE BUFFERS DOODGEDRUKT Te Amsterdam had op het Oostelijk Eiland stadszijde een doodelijk ongeval plaats. De 24-jarige ongehuwde rijtuigpoetser M. Scheermeijer is bij het rangeeren tusschen de buffers bekneld geraakt. De ongelukkige was op slag dood. Zijn lijk is naar het Bin nengasthuis overgebracht. SMOKKELEN PER ZIEKENAUTO Beambten van het grenskantoor Vaalser- kwartier onderzochten een Nöderlandschen ziekenauto, die uit Vaals kwam. De auto be vatte 250 pond gesmokkelde koffie. Auto en. smokkelwaar zijn in beslag genomen. De chauffeur een Nederlander, is opgesloten. In het stoomgemaal van het Hoogheem raadschap Rijnland te Spaarndam (gemeente Haarlem) brak brand uit. De plaatselijke brandweer was spoedig aanwezig, doch kon tegen het vuur weinig uitrichten, waarom hulp werd gevraagd tan de brandweer te Haarlem. Spaarndam ligt op ongeveer 5 K.M. afstand van Haarlem, zoodat toen de brandspuit uit Haarlem arriveerde, het stoomgemaal benevens eenige omringende loodsen in lichter laaie stonden. Nader wordt gemeld, dat tengevolge van de snelle uitbreiding van het vuur het noodig bleek een tweede motorspuit uit Haarlem te ontbieden. Toen deze arriveerde kon met acht stralen water worden gegeven. Het vuur werd hierdoor spoedig minder, en omstreeks 12 uur 's middags was het gevaar voor uitbreiding geweken. Het ma chinegebouw en de kolenloodsen waren toen vrijwel geheel uitgebrand. Voor zoover is na te gaan heeft de stoommachine, welke een vermogen heeft van 300 P.K. en met drie ketels werkt, aanzienlijke schade gekregen, zoodat het geruimen tijd kan duren, voor het gemaal weer kan werken. Het juiste bedrag der schade moet nog worden vast gesteld. Het stoomgemaal is één van de vier gemalen, welke een totale oppervlakte van meer dan 90.000 H.A. in Noord- en Zuid- Holland bemalen. Omtrent dc oorzaak wordt medegedeeld, dat een houten zoldering waar een kachel pijp doorheen liep, tengevolge van het op stoken van den kachel in brand is geraakt. Door J. SNOEP Jr. 1 Was wel Jammer: broeder Ambrosius uit het Minnebroedersklooster kon met Kerstmis niet in Dordt zijn. Hij was dc gast der broe ders van het St. Salvaterklooster te Eemstein cn zou pas den dag na Kerstmis naar de Merwestad terugkeeren. Moeder van Mijl, dc wakere huisvrouw van den timmermansbaas uit de Grootekcrks- jbuurt, speet 'terg, dat 'tzoo liep. Want broe der Ambrosius is sedert vele jaren in haar woning een gaarne geziene huisvriend en wie kan zoo duidelijk en boeiend lezen als deze geestelijke met zijn diepe, welluidende Btem? Maar niet voor niets had Maria van den eerwaarden broeder 'tlezen geleerd; en 'twas heel stil in 't groote woonvertrek, toen zij de eeuwenoude cn immer nieuwe Kerstgeschie denis voorlas. H Viel Maria wel eens moeilijk 'tkeurige letterschrift op 'tzware perkament tc ont cijferen. Maar 't Kerstverhaal kende ze schier van buiten zóó vaak had zij 'tgelezen: met groote aandacht cn diepen eerbied. Do wakkere buisvrouw van Lcendert van Mijl is een gekende des Heeren daar is geen twijfel aan. En broeder Ambrosius, dc monnik in de bruine wollen pij van de Fran- ciskaner Observanten uit het Minnebroc- dersklooster, behoort ook tot den kleinen kling van het uitverkoren volk Gods. Van den timmermansbaas kan dit niet ge zegd worden. Hij noemt zich een trouw zoon der Heilige Moederkerk en neemt met nauw gezetheid zijn plichten waar. Maar hij heeft geen oog voor de groote waarheid, dat een arm zondaar alleen dpor een rijken Christus kan zalig worden. Sleohts weinigen zijn 't, die in den nacht der middeleeuwen dat groote licht aan hun geestelijken horizont mogen zien. Slechts weinigen. Maar toch heeft dc Hcere ook in dezen hangen tijd Zijn zeven duizend Een onuitgegeven hoofdstuk van „Dc Dordtsohe Poorterszoon", waarvan thans hij de firma G. F. Callenbach te Nijkcrk een tweede druk verscheen. k'oor den Baal dezer eeuw. 't Was jammer, dat broeder Ambrosius met Kerstmis niet in Dordt kon zijn. Maar ook dit gemis had een voordeelige zijde: Willem cn Matthijs van Mijl mochten met eenige buurjongens den geestelijke af- De heenreis zouden zo te voet maken, om dan in den namiddag per arreslede naar Dordt terug tc keeren. Zóó was afgesproken en zóó zou 't ook geschieden. Dat beloofde wat: die arretocht naar Dordt! Reeds dagen achtereen had 'thard gevroren en in den laatstcn nacht was er een flink pak sneeuw gevallen. Vol goeden moed stapten de jonge men schen 's morgens de Riedijksche poort uit, den Hoogendijk op. Hun weg liep langs Huis de Merwede, liet Biesbosch en door het dorp Kraayenstein. Dan zouden ze in zuidelijke richting, den weg inslaan naar Ecmdc, om zoo het Salvaterklooster te bereiken. Dc lange tocht door de sneeuw maakte moe en hongerig cn daarom zouden ze in een her berg even vóór Eemdc een poosje rusten. Er is weinig bezoek in liet groote, ongezel lige vertrek, dat vooral door de lage zoldering een somber aanzien heeft. Gezeten aan een tafel bij het raam drinkt een marskramer zijn pottekc bier. Aan dc overzijde van het vertrek, in een half-duiste- ren hoek, is gelijk zijn kleeding uitwijst oen boer gezeten, die in slapendcn ofin dronken toestand verkeert Meerdere men schen zijn er niet behalve dan de waard, die zijn nieuwe bezoekers mét een vricndclijkcn groet welkom heet. De vijf makkers nemen aan de groote tafel midden in de herberg plaats; het van huis meegevoinen brood wordt spoedig te voor schijn gehaald en als de waard het gezel schap van een verkwikkenden drank heeft voorzien, worden de grage magen met spoed tevreden gesteld. Er hecrscht een vroolijke, opgewekte stem ming en de blijde lach der jonge menschen klinkt telkens luid op in het sombere vertrek. Dc waard is door zijn vrouw even weg geroepen; de marskramer tuurt door de kleine ïuitcn naar buiten, waar weinig is te tzien, eu de ongezellige gast in den hoek laat een zacht gebrom hooien, dat bewijst, dut hij waarlijk is ingedut. Matthijs is de eenste, die den meegenomen mondvoorraad verwerkt heeft, en nu er niet meer te eten valt, is 't stilzwijgen hem lan ger onmogelijk. Hij slentert het vertrek rond, maar er is hier weinig bezienswaardigs. Als hij in den duisteren hoek is aangeland, wordt zijn volle opmerkzaamheid getrokken door een mes, dat door een touw aan de lage zoldering is bevestigd. Verwonderd kijkt dc jongen naar deze vreemde zolder-versie ring, cn zijn oogen dwalen onwillekeurig van liet mes naar den boer. Matthijs voelt zich door 't een zoowel als door 't ander minder op zijn gemak en haastig keert hij naar zijn vrienden terug. „Wat beteekent dat daar, Wim?" vraagt hij, zijn broer naar het mes wijzend. Maar Willem heeft 't nog zoo druk met zijn laat ste boterham, dat hij niet aanstonds ant woordt. Jan Haaks is echter een en al nieuwsgie righeid en hij springt op om het mes op die vreemdsoortige plaats van nabij te be zien. Met Mathijs begeeft hij zich naar den hoek cn in jongen overmoed slaat hij met de hand tegen het mes zoodat 't tegen de zoldering vliegt Maar deze schijnbaar onschuldige bewe ging doet den slapenden boer plots wakker schrikcn en onder het geroep „Bekkcsnij- den! Bekkcsnijdcn!" waggelt hij te voor schijn uit den donkeren hoek. 't Is een korte, ineengedrongen gestalte en zijn bol, rood gelaat vertoont verschillende groote littec- kens wel een bewijs, dat hij is een „onvervaard man, die zich den messc durft prijs geven". Bekkcsnijdcn!" roept hij nog eens met sri»rkcndc stem en zijn rechterhand zoekt waarlijk reeds het groote, breede mes. Maan die bedoeling lag wel allerminst in de onvoorzichtige daad van Jan Haaks en si derend als een espenblad vliegt hij, door Matthijs gevolgd, naar dc tafel, waar Wil lem en <le andere vrienden zitten. Dc vechtlustige hoer is echter allerminst van plan 't er zoo bij te laten zitten en zoo vlug zijn dronken lichaam veroorlooft volgt hij 't tweetal op den voet. Wilem is intusschen het zonderling ver loop dezer gebeurtenis volkomen duidelijk. Zijn vader en grootvader hebben hem meer dan eens verteld en hein cr tevens voor gewaarschuwd! dat 't beruchte .Jiekke- snijden" nog op vele dorpen niet alleen ge bruikelijk maar zelfs in eere is. Deze afschuwelijke gewoonte schijnt een verbasterd oa'erblijfso] te zijn van een oud ridderlijk gebruik. Het aanraken van het aan den zolder opgehangen of in den wand gestoken mes wordt door meer dan één vechtlustige beschouwd als ecu uitnoodiging tot een tweegevecht en maar al te dikwerf mist een waard den moed de gevreesde en in dc volksgunst staande bekkesnijders den toegang tot zijn herberg tc weigeren. „Bekkesnijden!" schreeuwt de boer ander maal en hij zwaait met zijn mes. Maar zijn tegenpartij is geenszins voorne mens aan deze uitnoodiging gevolg te geven. Zijn eerste, groote vrees is echter aanmer kelijk verdwenen. Want ras hebben de scherpe oogen van Jan Haaks bemerkt, dat de boer zóó dronken is, dat hij slechts met de grootste moeite op dc been kan blijven. Voor een vlugge Dordtschc jongen is 't kin derwerk onder deze omstandigheden buiten het bereik van den boer cn zijn gevaarlijk wapen tc blijven. To meer daar de lange, vierkante tafel daatoc «een buitengewoone gelegenheid biedt» Zoo begint de ernst van 't geval al meer plaats te maken voor uitdagende vroolijk- heid en dit gevoelen van Jan wordt door Matthijs volkomen gedeeld. De waard, die door 't groote rumoer haas tig te voorschijn gekomen is, heeft met één blik den toestand overzien. Maar hij lacht er niet om! Want hij weet maar al te goed, dat met don koppigen Teun Koels niet te spotten valt. En ook weet hij, dat vele boe ren, die tot zijn vaste klanten behooren, Teun in zijn bloeddorstig drijven steunen. Toch beseft de waard heel goed, dat deze hcele opschudding slechts is veroorzaakt door onvoorzichtigheid van een zijner jonge gasten, dat van moedwil hier geen sprake is, cn daarom tracht hij dc opgewekte woede van Teun te stillen. Maar dat is een moeilijke, zoo niet ver- geefsche taak. In dollen vechtlust, opgewekt door een bijna als wet geldende dwaasheid, is de dronken boer voor geen reden meer vatbaar. „Bekkcsnijden!" blijft bij schreeuwen met schorre stem, terwijl de verglaasde oogen in zijn dronkemans-gezicht van bloed dorst fonkelen. Toen Willem den toestand, waarin Jan's onvoorzichtigheid hen had gebracht., begreep, was hij verschrikt opgesprongen. Want hij besefte het groote gevaar volkomen. Maar toen hij bemerkte, dat de zoo zeer gevreesde tegcnstajider zioh slechts met alle inspan ning op de been wist te houden had hij spoedig zijn gewone koelbloedigheid terug. En zoo staat hij daar: hoog opgericht, zich volkomen bewust van zijn jonge, groote kracht. Als Jan en Matthijs tweemaal de reis om de tafel hebben volbracht en de woedende boer met den rug naar Willem staat ge keerd, wijst deze de twee vervolgden naar de deur. Aanstonds wordt zijn bedoeling door hen begrepen en onder joelend gelach verlaten zij dc herberg. Maar voor Willem wordt de toestand er niet beter op. De boer wil tot eiken" prijs vechten en nu zijn uitgekozen slachtoffer verdwenen is, zoekt hij ruzie met Willem „Stadsche melkmuil! Dordtsche schape- kop!" scheldt' hij den jongen van Mijl. ,,'t Mes aanraken en don loop nemen als 't op vechten aankomt!" „Wie zou ook met een dronken zwijn willen vechten!" 't Woord is cr uit vóór Willem cr erg in heeft. Hij had beter zijn mond kunnen houden maar Willem van Mijl is het evenbeeld van zijn vader: driftig en onbuig Dc boer stampt vah woede en de waard voorziet een groot ongeluk. Willem's mak kers, die bij hem gebleven zijn, staan daar: bleek van schrik, maar ook vast be sloten hun vriend niet in den steek te laten. Dc marskramer kijkt onrustig naar buiten, wachtend cn hopend op hulp. „Wie is 'n zwijn?" briescht dc dronkaard zich tot den aanval gereed makend. En weer klinkt zijn schorre stem: „Bekke- snijden!" Dan zet hij koei's op Willem Maar de jonge van Mijl is gereed hem te ontvangen. Hij heeft geen ander wapen dan zijn naakte vuisten maar ook zóó durft bij zijn vijand afwachten. Als de boer tot op vijf passen van hem genaderd is. slingert Willem hem een stool voor de voeten. Vloekend en tierend stort de dronk aard tegen den vloer. Zijn mes is hem bij die tuimeling ontvallen en bliksemsnel rnnakt Willem zich van het wapen meester Hij geeft hot een zijner vrienden in handen die 't vlug in zijn huis verstopt. En be daard. dc armen gokruisd over de borst, I wacht Willem den tweeden aanval af. Die weldra volgt Als de boer, zich aan de tafel vastklem mend, eindelijk overeind is, schrikken de aanwezigen van zijn door woesten haat opgezet gezicht, waarin de als met bloed doorloopen oogen fonkelen. De val schijnt hem cenigszins ontnuchterd te hébbén, want met groote stappen stormt hij op Willem af. Maar de jonge van Mijl is ook thans gereed hem te ontvangen. Als de boer hem aangrijpen wil, valt de harde vuist van Willem hem op den schouder hij schijnt wel van ijzer, die vuist! En als dc boer ook nu nog doorzetten wil, is Willem hem ter wille! Een regen van vuistslagen valt op den woesten dronkaard neer. Hij wil zich nog verweren, maar hij heeft, van daag waarlijk zijn man gevonden! Zooals Willem en weerbarstigen spijker in den balk drijft zoo hameren zijn vuisten deu boer neer. En andermaal slaat de dronk aard tegen-den vloer, maar hij denkt er voorloopig niet aan om op te staan. Zpo lang wenscht Willem echter ook niet tc wachten. Aanstonds maakt hij zich gereed met z'n makkers te vertrekken. Zij betalen den waard, de gemaakte vertering; Willem doet er eenige extra duiten bij, waardoor 's mans gelaat weer eenigszins opklaart. „Maakt maar gauw, dat Je weg komt!" meent hij zijn gasten toch te moeten waar- schuwen met een veel beteekenenden blik naar den hoek. waar dc gevreesde bekke- snijder kreunt van pijn. „Dat heeft voorloopig geen haast!" ant woordt Willem droogjes. Maar toch vertrekken zij nu zonder veis toef. Op den hoek van den weg wachten Jan Hoeks en Matthijs. Voor een levendig gesprek tijdens ds verdere wandeling naar het St. Salvater klooster is er stoffe te over! Toch met spoed nu voorwaarts! Broeder Ambrosius zal vragen waar zijn reisgenooten naar Dordt toch blijven. Maar dat is de schuld van Teun Koels, den tot ver in den omtrek vermaarden bekkesnii- der van Eemde!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 10