DINSDAG 16 DECEMBER 1930 In den grauwen mist Bij de tramhalte Na ja a rsstemming INGEZONDEN STUKKEN DE SPELLINGSKWESTIE. Geachte redactie. Het zou een onbegonnen werk zijn in te gaan op al de breedsprakige en apodictisch gestelde redeneeringen van den schrijver over de. „Spellingkwestie" in eenige der jongst verschenen nummers van dit blad 11 Ook de dikke woerden, waarmede hij trachl in te slaan zullen we onaangeroerd laten, 2) Voor een deel der lezers van dit blad is het evenwel misschien niet geheel overbodig in verband met wat hier gegeven werd op een enkel-punt een en ander aan te merken, en stemmeji te laten spreken (of in herinne ring to brengen) die behartigenswaard zijn. 3) Inzake „De eenheid met de Vlaamsche Tale" wenschen we er op te wijzen dat b.v. Streuvels uitspraak: het ging over Kolle- wijnsche woorden als: vissen, mensen en over de uitgangs-n „Hier, over geheel Vlaanderen leeft en bestaat nog in dage- lijksch gebruik 't geen die onbezonnen lie den willen afschaffen of verminken". En la ter schrijft hij: „Denk eens, hoe gek het Handteekening aanbrenger: Abonné's moeten voor minstens één jaar opgegeven worden, zal mcr voor een premie in aannr-king komen. Het Premieboek zenden wjj U gratis toe. staat, aan jongens op school te doen schrij ven „vissen", „mensen", als ze thuis leerden zeggen „visschen", menschen" 4) Van de eensluidende zachte- en scherplange o en e weten de Jongens ook nietsl geen, enkele ongeletterde boer zal ooit nalaten de uit gangs-n in den accusatief te gebruiken! Hij hoeft dé regels der spraakkunst niet te ken nen om te wéten dat hij moet zeggen: „Geef dat aan dien man", „ik heb het van den boer gekregen". En dat moet nu hier ook alles wegvallen omdat de Hollanders hun uitgangs-n inslikken?!" 5) En zijn slotsom was: (het is Carel Schar- ten, die het meedeelt) „Voor 't Vlaamsch in 't bijzonder vind ik de vereenvoudiging eene castratie, een moord; ik begrijp maar niet hoe één Vlaming daaraan wil meedoen!" En August Vermeijlen, de „intellectueele leider der Neerlandsch-sprekende Belgen" schrijft: „De Kruisvaarders der Nieuwe Spel ling zijn-zoo onvermurwbaar vervelend met hun edele dweperij voor een ideaal waarvan ik de groote befeekenis niet kan inzien". Er. verder op zegt hij: „Nu is het duidelijk..dat de Kollewijnianen de Ncderlandsche TaaL zooals ze in heel Zuid-Nederland leeft, een voudig verkrachten en verminken. Het ge voel voor naamvallen en geslachten is hier op verre na niet versleten: het komt ons uiterst onnatuurlijk voor, de büigings-n te laten schieten. Het slordig en onuitstaanbaar wouldbe-familiaar Kollewijnsch. met al .zijn afkappingsteekens 6) en ingeslikte woord brokjes 6) schijnt ons beslist tot een heel an der dialekt te behooren, dat ons Alleen in realistische schetsjes niet hinderen zou Waarom zouden we hier de gezonde „deugd doende" voeling met de levende volkstaal gaan prijSgeyen? Moest het Kollewijnsch in Nederland de bovenhand krijgen" (waarvoor bi. geen vrees behoeft te bestaan; maar ook wat de Kollewijniaan wcnscht, gelooft hij ganme) „dat zou zeker hijdragen tot ver vreemding tusschen Noord en Zuid". En la tor zegt hij: „Door dat inwendig leven uit de taal weg te doen, dat in de spreektaal eener klasse niet wordt gehoord, doch tot nog toe zich uiten bleef in het schrift, giat de be rooide schrijftaal, die het „Koilewijniaansch" is, er voor Vlaamsche lezers uitzien als een hatclijk-vulgair „dialekt" als een „verminkt én verkracht" Nederlandsch". „Gezelle is zegt Streuvel, bij tijds gestorven. Dat noemde hijde taal verkotelhuischen". Wat blijft er al zoo over van het bazelen over het „intact laten van het Vlaamsrh idioom" door 't stelsel Kollewijn? We citeer den slechts iets. 7) En waar de schrijver meent te moeten wijzen op „verwarring van spelling en taal" moeten we daarentegen ten volle instemmen met wat Mr. F E. Pos thumus Moves in aijn „Taal en Spelling" constateert 8): „Als wij deze regels (van de Kollew. spelling) in hun geheel en in onder linar verband aandachtig hebben beschouwd treft ons allermeest de verwarring, die, hoe wel zij zorgvuldig vermeden srhijnt en hoe wel in voorafgaande opstellen herhaaldelijk pertinent wordt ontkend, dat zij bij de voor standers zou bestaan, ja zelfs den tegen stander voortdurend venveten wordt dat de ze er zich aan schuldig maakt, bij de Vereen voudigers blijkt te heerschen tusschen de be grippen Taal en Spelling. Geheel te goeder trouw natuurlijk, maar daarom des te ge- -vaarlijker. worden, die twee vereenzelvigd, en vormen de „Regels van de Vereenvoudig de Spelling", een samenstel van elementen, die. nu eens de eigenlijke spelling betreffen en dan weder de taai-zelve raken". Op andere redeneeringen en stellingen van den schrijver der bedoelde stukken in dit blad zullen we hier niet ingaan 9) een de bat daarover, meermalen is daarop gewezen, is met de aanhangers der „Kollewijnscbe spelling" reeds bij voorbaat onvruchtbaar.10) Alleen zij nog even opgemerkt, dat wij niet opkomen tegen spellingvereenvoudiging, hoe zeer de nooddrang daarvoor ook' sterk wordt overdreven. Overdreven ook het aantal „nut- telooze uren", dat op de scholen zou worden besteed aan de spelling. Is b.v. 4 uren van de 30 (1 voor spraakkunst daarin begrepen) te veel voor een der bij uitstek belangrijk ste hoofdvakken? 11) Wat zou het worden bij invoering van een spelling a la Kollewijn als we slechts denken aan het legio uitzon deringen vij verschillende regels? 12) In zijn 7 „dwalingen" zou de schrijver in stee van „Spellingvereenv." dienen te zeggen „Kolle- vvijn-Spellingvereenv." Ten slotte wensch ik nog even op te ko men tegen de laatdunkende wijze 13) waar op hij Dr. van Wijk ofschoon ook wij be zwaren tegen sommige zijner voorgestelde regels bij hem. inbrachten te woord staat. »er dankend voor de LCDE LANG. 1) Waarom? We hebben ons toch tot dis enssie met terzake kundigen disponibel ge steld? 2) Beste dank voor zooveel edelmoedig heid' 3) Spreekt U liever namens Uzelfl En als U citeert, gelijk hieronder, zegt U. er dan bij, dat het citaten zijn van 25 jaar geleden, dus hopeloos verouderd. 4) De uitspraak menschen is in Vlaandp ren zuiver dialoktisch. Beschaafde, ontwik kclde Vlamingen spreken zoo niet. In je school leert men het aan de kinderen zoo niet, integendeel doel men alle moeite deze dialectische uitspraak de kinderen af te wen nen. Maar dit werk wordt juist door de overbodige ch belemmerd. 5) Streuvels kende Kollewijn niet. En als de heer de I^ing het ten dezen met Streuvels eens is kent *.ij Kollewijn evenmin. Kollo wijn staat ieder onvoorwaardelijk toe, de uitgangen, de letters, die hij in zich hoort, te schrijven. Als Streuvels dus schrijft hrui srlien, Gezelle vprmoorsrht, Verriest over plaschte. omdat zij deze warden met srh zoo uitspraken dan is dit met Kollewijn niet in strijd. En als een Vlaming zegt: „Geef dat dien man!" dan mag hij dat gerust schrijven. 6) Heeft niets met de Vereenv. spelling te maken. 7) U had bijv. ook nog kunnen citeeren, dat men op 't laatste filologencongres te Antwerpen, Paschen 1930 vrijwel eenparig van meening. was, dat de V. Sp. juist voor de Vlamingen de oplossing brengt van aller hande moeilijkheden. 8) Is Mr. F. E. Posthumus Meyes een taalgeleerde? 9) Dat moogt U anders gerust doen. Maar kom dan a.u.b. niet met citaten van 25 jaar oud. 10) 'n Vruchtbaar debat met ons kunt U verkrijgen door te komen met argumenten en niet met brokjes citaat van vóór 25 jaar on wat gevoelsargumenten. 11) In de lagere school worden er van die 4 uren per week 2 vermorst aan spellipg- onzin, dat is 80 per jror, dat is per leerling 7 maal SO is 560 uren. Noemt U het argumenl der „nuttelooze uren" maar overdreven! 12) We geven inzender gelegenheid in ons blad het legio uitzonderingen bij Kollewijn's regels op te noemen. Die uitzonderingen be staan alleen in de verbeelding van inzender 13) Daartoe mist U, Jie blijkens dit „in gezonden" zoo weinig reverentie hebt voor 't standpunt van vereenvoudigers, het recht. Conclusie: Wanneer zelfs een verstokt aanhanger van het verouderd spellingstelsel gelijk de heer de Lang, tegenover acht uitvoerige, gcdok.u- mériteerde artikelen, als wij gaven, niets kan inbrengen dan 'een paar brokjes beschimmel de citaten, maar geen letter filologische ar gumentatie, dan bewijst dit ingezonden eigen lijk dat de heer de Lang eri vérdere tégen standers der V.S. strijden voor een reddeloos verloren zaak. Trouwens, Minister Terpstra. heeft 't conservatieve front reeds doorbroken Voor ons geldt 't parool: „De Vereenvoudigde wint het tochl" HET INSTITUUT „JEAN CALVIN" TE MONTAUBAN. ip. dat giften zé6r welkom wa ren om het instituut In staat te stellen zoon van zendelingen en predikanten, die on- of ml: vermogend zijn en aan een z g. neutraal gymn slum stüdeeren bij gebrek aan een Chr. inrlcl ting te herbergen en een opvoeding te gevei Ook kon men deze stichting steunen doo dc- dames c- gravin van Limburg^ Stlruil Chr. Meisjes- en Vroüwenvereenlglngen ei n. bewijst'wel dit feit. dut ze de ultnoo in dit jaargetijde op liet eiland Texel ;n spreken, blijmoedig aanvaard hebh e volgt nn het voorbeeld van Texel? onel, die vrij plotseling op 63-Jarlgen leeftijd 5 r tal ei den arbeid plaats vorderen, daarom slechts enkele gre. Monö. Peyronel was niet alleen schappelijk man, die reeds op -jeugdigen leef tijd zoowel graden in de wiskunde als ln da rechten haalde, doch bovenal en allereerst een Christen met een oprecht, kinderlijk geloof. Hij gaf zich in zijn jeugd aan allerlei Chris telijken jeugdarbeid, en hij ijverig en moest door derhoud en dat zijner mo In 1921 werd hij tot dir tuut „Jean Calvin" benoei bleek de rechte man op de rechte plaat3 te zijn. Treffend zijn de getuigenissen van zijn leer- Ook.de ouders t - leerlingen gewagen i opvoeding, die hij, geboren paedagoog. zijn oge onder den zegen dos Heeren de ledige ts spoedig ingenomen zijn, en de arbeid In selfden geest, met dezelfde toewijding wö „1' Institut Jean Calvin." Groningen, 10 Dece ik viel mij niet i van een „ingezovc' en dèrzelver renié enkel een stukje te toonen. dat in: Is en de door dez tot het beoogde doel Voor de wlnkelbedri. salarissen, licht, terwijl Rijk welker strekking wel 'aaa woord zal uiten, doch die >rden bekostigd uit de bedrij- eigen organlsatl rvan door het Ri. eeste der z.g. Intel- eskunde. tar renhandel en Handel MIJ. „De Kroon" C. KRAMER, Dlrcctouh

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 8