KOFFIESOORTEN v. ROSSEM's De veldwachter van Randijk DINSDAG 25 NOVEMBER 1930DERDE BLAD PAG 9 DE SPELLINGKWESTIE V.*) TERUGBLIK Nieuwbakken hervormers. Wat we tot hier toe hebben gedaan was alleen en uitsluitend: wijdverbreide dwalin gen weerleggen. Ie dwaling: spelling is iets, dat alleen ondenvijsmenschen aangaat. 2e dwaling: spelling is iets, dat alleen mensohen aangaat, die geregeld en veeJ schrijven. 3e dwaling: spelling raakt alleen 'de lie den van dit land. 4e dwaling: spellingvereenvoudiging breekt „de eenheid met de Vlaamsche tale". 5e dwaling: spellingvereenvoudiging maakt inbreuk op de taal. 6e dwaling: spellingvereenvoudiging schendt de traditie. -7e dwaling: „het staat zoo raar". Hiermee is de weg vrij en kunnen we in 't kort uiteenzetten welke hervormingen van de spelling-De Vries en te Winkel noodzake lijk zijn, om onze schrijfwijze weer zoowat in overeenstemming te brengen met de eischen des tijds. Het eenvoudigst is dit te doen m aanslui ting bij de negen regels tot spellingverecn voudiging, door Dr Kollewijn opgesteld. - Deze. regels luiden aldus: De Vereenvoudigde Spelling wijkt in de volgende opzichten van de regeling van De Vries en Te Winkel af: 1. De e wordt op het eind van een letter greep niet verdubbeld: delen, kwekelingpre ken, veren. Op het eind van een woord wordt echter ee geschreven: twee, zee, mee, dominee. In afleidingen van zulke woorden tweede, zeeën) en samenstellingen (twee ledig, zeeschip, veevoeder) blijft de ee. 2. De o wordt op het eind van een letter greep niet verdubbeld: lopen, stromen, boze. stro, zo. 3. De ie wordt op het eind van een let tergreep door ie (niet door i) aangeduid: wielewaal, kievieten, biezonder. N. B. Deze reqel qeldt voor Nederlandse woorden. Zie voor bastaardwoorden reqel 7 4. De toonloze klinker wordt in de uit gangen -lik en -liks door een i aangeduid (evenals in de woorden nodiq, qelukkiq, ha vik, monnik, enz.): gewoordik, huiselik, da- geliks. 5. Alleen d&n wordt sch geschreven, wan neer men na de s een ch uitspreekt (schip, schoon, scheppen; schrijven, schrikken). Dus: vis ,mens, wensen, Hollandse, t ranse. Ook schrijve men tans, altans, tee (zon- ^6. hJ)e n en s worden niet als „tussenlet ters" geschreven wanneer ze in de beschaafde uitspraak niet worden gehoord. Dus: zede- leer, sterrekunde, hondehak, pennchouder, oorloqschip. (Natuurlik wèl toetssteen uit toets en steen, lansstoot, evennaaste, tegen- natuurlik enz., waar men niet met een tus senletter te doen heeft). 7. Bastaardwoorden. In open lettorgrepen van bastaardwoorden wordt de te-klank voor gesteld door het teken i: individu, naiveteit, Israelitisme, favorite, artikel. Maar op het eind van een bastaardwoord schrijft men ie: genie, traditie, kolibrie, Februarie. En bastaardwoorden, eiitdigend op ie, of op ie gevolgd door één medeklinker, behouden ie in de verbogen vormen: lithografieën, tradi- tteën, lelieën, projektielen, Israëlieten. Naast de bastaarduitgang -ies staat dus de verbo gen vorm -iese: harmoniese, (afqod)iese. Vefder schrijve men e in plaats van ae: ether, predikaat, pedaqoqie(k), preparaat; k in plaats van de k-klank aanduidende c: Iqkomötief, akteur, aktrice, direkteur, kon- tribulie; in plaats van ph: alfabet, fotografen, fy- Sika, fantasie; r in plaats van rh: retonka, rachitis, rodo dendron. Bovendien worden enige algemeen gebrui kelijke bastaardwoorden in de spelling geheel vernederlandst:b<z3aar, bloeze, boeket, faljiet, qrok. kanapee, koket, rosbief, toost, trem en enkele andere. 8. Eigennamen (familienamen en aaici- rijkskundige namen) behouden de gebruikc- like spelling: George, Visscher, Tusschen- broek. Zwolle .'s-Herloqenbosch, den Bosch. 9. Bij de verbuiging van lidwoorden, rnj- voegelike naamwoorden en voornaamwoor- Het vierde artikel stond in ons blad van 24 November. We noemen dit stelsel bewonderens- EEN NIEUW SOORT WINDMOLEN VLIEGTUIG Na La Cierva, met zijn auto-girovliegtuig, dat eenigen tijd geleden ook ons land bezocht, komt nu een Californisch constructeur met een nieuw soort windmolenvliegtuigwaarbij niet alleen de centrifugale kracht maar ook het principe van de Fleltner-Rotor toepassing vindt als middelen voor voortbeweging. DE MEEST GANGBARE bij Uw kruidenier zijn: STER zacht, geurig, krachtig 65 ct. No. 1 geurig, zwaar 55 cl. No. 3 geurig, zuiver 45 ct, No. 4 goed, zuiver40 ct. per half pond. den richte men zich naar het beschaafde spraakgebruik. Men schrijve dus de, hij, hem, zijn, zij, ze, haar, enz., wanneer men de, hij, hem, zijn, ze, haar zegt Voorbeelden: Zet de stoel in de hoek. De boeken van die aar dige kleine jongen. Is de kachel niet aan? Neen, hij is uit. Zal ik aan de meid zeggen, dat se hem Cm) moet aanmaken? Die soep is erg warm, ze (of ook: hij) is anders lekker. In enkele óude uitdrukkingen komen de vormen den, dien, des, der, enz. nog voor: In den beginne, de dag des Heren, in der minne, met dien verstande, uit den boze. Ook hoort men dikwels: voor den dag, uit den aard der zaak. Het spreekt vanzelf dat deze en der- gelikc buigingsuitgangen bij het schrijven onveranderd mogen blijven. Eveneens heeft natuurlik de Zuid-Nederlander het recht bui gingsvormen die in zijn gesproken taal be staan, de kunstenaar het recht buigingsvor men die hij in zich hoort, te sohrijvcn. waardig. Niet, alsof daarmee nu op eenmaal alle moeilijkheden verdwenen zouden zijn. Zoo heeft Kollewijn het werkwoord, toch óók een der lastigste dingen bij het „taaionder wijs", bij zijn spellingvereenvoudiging onaan getast gelaten. Kollewijn was een praclisch man. Hij bracht verbeteringen aan, die hij verantwoorden kon. Hij hield ernstig reke ning met de spellingontwikkeling in de bis torie èn met de tegenwoordige toestand, Kollewijn was geen revolutionair, die maar afbrak en wegbrak, doch die zich onmiddel lijlc aansloot bij het bestaande en dat refor meerde en vooruithielp. Maar ja, er zijn altijd mensöhen, die het beter meenen te weten en die door. hun eigenwijsheid de boel bederven. Wij voor onj zijn van meening, dat men in laatster instantie slechts de keus heeft: of De Vries èn te Winkel óf Kollewijn. Uit politiek oogpunt moge er wat voor te zeggen zijn te trachten de oogst van ver beteringen i ij gedeelten binnen te halen (reden, waarom we ons ten slotte toch over Minister Terpstra's op zichzcif-genomen on juiste beslissing verheugen) we moeten vasthouden aan het ideaal der volledige verwerkelijking vatx Kollewijn's hoofdge dachten. Van de voorstellen tot „verbetering" van Kollewijn's systeem vermelden wc die van /an Vlerken in De Katholieke School, welke spellinghervormer in 1927 een reeks „verbeteringen" publiceerde, die reeds in 1893 door Kollewijn waren getoetst en gewezen van de hand. Recent is de „oplossing van de voornaam ste spelüngsmoeilijkhedcn". welke Dr. W. van der Wijk in de N.R.Crt. voorstelt en voor welke hij adhesiebetuigingen vraagt. Het doet ons leed, deze niet te kunnen geven. Integendeel, we doen een ernstig be roep op Dr. van der Wijk om hem te weer houden door zijn onlogische en totaal-onbe vredigende regeling de verwarring, die er momenteel bestaat niet nog te vergrooten. van der Wijk moge er zich van ver zekerd gouden, dat geen enkel Kollewijnist, maar dan goh geen enkel hem steunen zal. Hoogstens zal hij wellicht eenige aan hangers winnen uit de thans nog indifferente groote massa. Waarom die versplintering dei- krachten? Waarom nu „de belangrijke en verdienstelijke poging van de Verecniging tot vereenvoudiging van onz-- spelling", gelijk Dr. van der Wijk zelf schrijft, tegengewerkt? „Is het nu niet mogelijk, vraagt de schrij ver, om, verrijkt door de ervaring, die di verss -stelsels gegeven hebben, te komen tot een systeem, dat de instemming kan hebben van jiet geheele Nedêrlandsdhe volk, een systeem, dat niet afschrikt, maar eigenlijk zonder groot bercwaar door iedereen kan wor den aanvaard .terwijl het toch een oplossing geeft voor de voornaamste spellingsmoeilijk heden?" Neen, geachte heer, dat Is het niet. De èrvaring heeft geleerd: adat het stelsel-De Vries en Te Winkel onhoudbaar is en b. dat de toepassing van 't stelsel-Kollewijn nog nimmer aan iemand moeilijkheden heeft opgeleverd. Onlogisch is het van Dr. van der'Wijk Kol lewijn's regel: één n in open lettergrepen, over te nemen en de e in o-pen lettergrepen te verdubbelen. Eenigszins kinderachtig doet het aan nu na veertig jaar Kollewijn ter mo- tiveering van het laatste nog te komen aan- MEDISCHE KRONIEK Wij zijn thans toegekomen aan die ver schijnselen in de geneeskunde waar de ge neeskracht, in zich zelf doelmatig, zich toch niet geheel ontplooien kan en dan indirect tot den ondergang van het individu mee werkt Dergelijke verschijnselen nemen wij het duidelijkst waar bij ontstekingsproces sen. Er kan een soort evenwicht tusschen de bacteriën en het lichaam ontstaan. Het ont stekingsproces is dan niet actief meer, de vijanden liggen tegenover elkaar in loop graaf stelling. Maar nauwelijks slaat het evenwicht ten gunste van den vijand van den menseh om of alle teekenen van een ontste king worden weer openhaar. De toestand van den tuberculose patiënt kan aanmerkelijk verbeteren, maar alles dient dan ook in acht genomen te worden om een verzwakking van de constitutie te voorkomen. Maar nu is het ook mogelijk, dat de ont steking niet tot rust komt, dat het lichaam steeds tot verweer geprikkeld blijft, maar daarin niet tot een oplossing komen kan. Deze strijd vraagt dan op den duur te veel van de lichaamskracht en mede door het eigen liopclooze verweer verzwakt het lichaam steeds meer. Ook bij de chronische ontsteking heeft een geweldige strijd plaats; vanaf het eerste oogenblik treden de ontsle- kingsprocessen op, maar deze zijn niet sterk genoeg om de bacteriën volledig te vernieti gen; bij millioenen gaan de bacteriën te gronde; maar bij millioenen komen zij, dank zij hun geweldig voortplantingsvermogen, weer op; weefselcellen, bloedlichaampjes worden gedood; maar deze doode resten zijn een maar al te geschikte voedingsbodem voor deze wezentjes; zij worden door de witte bloedlichaampjes opgenomen, i worden daarin niet verteerd; zij vormen ver gillen, die het weerstandsvermogen en daar mede ook het vermogen van het lichaam om tegengiften te vormen, ten zeerste doen af-, nemen en zoo. ontstaat het beeld van hei langzame verval, van de chronische uitput ting. De geneeskracht loopt storm togen haar viianden steeds en steeds weer, maar altijd wordt de aanval afgeslagen, en daarmede de beste krachten van het lichaam verbruikt. Het zijn vooral dc chronische infectieziek ten, die hiervan een duidelijk beeld geven. Tot deze ziekten behooren o.a. de tuber culose, de syphilis en de melaatsohheid. Slechts van de syphilis is een eenigszins af doende therapie bekend. En het behoeft na het voorgaande niet te verwonderen, dat zulk een therapie niet gevonden heeft in de versterking van de geneeskracht, het dco'don van de bacteriën, die lichaam aanwezig zijn. De ontdekking van 't Neosaly'arsan, dat zulk een uitnemend mid- dèl tegen deze ziekte bleek te zijn, kwam dan ook uit deze overweging voort. Helaas, is men nog zoover niet bij de tuberculose en de melaatschheid. Maar nu is het bij de tuberculose een gunstige omstandigheid, dat het lichaam wel in staat is, als het in goede conditie verkeert, de tuberkelbacil op te sluiten en haar daardoor onschadelijk te maken, maar in deze gevalen is zij dan toch nog niet gedood. En nu is dat op zichzelf ook weer niet zoo geheel ongunstig, want de aanwezigheid van zulk een ingesloten niets kwaad doende tuberkelbacil geeft ook weer een zekere immuniteit tegen deze ziekte, waardoor een van buiten komende infectie met dergelijke bacillen spoediger onschade lijk gemaakt kan worden. Van de chronische infectieziekten is dan ook de tuberculose nog het meest toegankelijk voor een therapie, die de versterking van de afweerkrachten be oogt. Vandaar dat rust en goede voeding hier nog zulke goede resultaten kunnen geven. Maar het behoeft niet te verwonderen, dat de geneeskunde er toch nog steeds op uit is het geneesmiddel te vinden dat de bacteriën doodt, maar de lichaamscellen onaangetast laat. Dat dit niet zoo eenvoudig is. laat zich hieruit verklaren, dat men zoowel bij het lichaam als bij de bacterie met levende cel len te doen heeft Het zal dus heel moeilijk jen geneesmiddel te vinden, dat wel de cel van de bacterie doodt, maar de cel van het lichaam onaangetast laat Uit wat we tot nog toe bespraken, zal het dus duidelijk geworden zijn, hoe onze onder scheiding van de geneeskracht der natuur ook uit therapeutisch oogpunt van belang is. Bii de ziekten, die wij in onze vorige artike len bespraken, kan het verweer van het lichaam het grootendeels zelf af en hebben wij vaak niets anders te doen dan hel lichaam in zijn strijd tegen de indringere te steunen, terwijl wij bij do ziekten, die wij in dit artikel bespraken een stap verder moeten gaan en de bacteriën met van huiten inge voerde middelen moeten dooden. dragen met reegentje en regentje!! Zéér verwerpelijk ook is de zesde regel uit het stelsel-van der Wijk, die voorschrijft de bijwoorden óók te doen eindigen op sch hij komt dagelijksch hier. Het huis is onder- handsch verkooht. En dan durft Dr .van der Wijk nog te schrijven: „Bovendien vergete men niét, dat een vereenvoudiging van de schrijftaal (lees: schrijfwijze Redactie) ook werklijk een ver eenvoudiging dient te beoogen (lees: dient tc zijn; aan „beoogen" hebben we niets Red.) Allerkostelijkst is de motiveering van dit fraai idéé door de voorsteller: de uitgang sch komt meer voor dan dc uitgang s is het onpractiscli de sch te vervangen door sü Heeft Dr. Van der Wijk inderdaad de moeite genomen, de woorden met s en sch te tellen? Mocht dit niet 't geval zijn, dan moet zijn uitspraak als lichtvaardig worden ge wraakt, mocht het wel het geval zijn en is zijn bewering gegrond op gedane telling, dan bewijst dat alleen reeds zonneklaar dat Dr. Van der Wijk tencei.enmale de breedheid van blik en geest mist, welke noodig is om als hervormer op te treden. G. K. S. Gemengd Nieuws. SCHEPEN IN NOOD. Te Lemmet binnengebracht. De kapitein van de te Amsterdam bin nengekomen Lemmerboot deelde mede, dat hij voor de Lemmerhaven drijvende aangetroffen een boot, bemand met persoon. Waarschijnlijk is de boot een derlosser van de Zuiderzeewerken en be treft het hier een schip, dat door den vuur torenwachter op de Ven op ongeveer 3 kilometer Noordoost van dezen vuurtoren niet de noodvlag in top werd gesignaleerd. Uit De Lemmer wordt gemeld: Men heeft hier noodseinen ontvangen van ;n tot dusver onbekend schip, dat biy de Lemsterhaven in nood verkeert Omtrent het bij de Lemsterhaven in. nood verkeerende schip wordt nader geméld^ dal dit door de motorreddingsboot „Hilda", ge assisteerd door een motorvlet, met averij is binnengebracht Het bleek te zijn bet ijzeren tjalkschip „Broedertrouw", schipper Jan Harders, en gedomicilieerd te Leeuwar den. Het schip was op weg van. Kampen naar Lemmer met een lading veekoeken aan boord en werd door den storm overval 'en. Behalve de schipper bevonden zich nog aan boord diens vrouw en drie kinderen. SLACHTOFFERS VAN DEN STORM. Te Breda heeft de storm een slachtoffer geëischt 's Morgens kwam de 28-jarige kruidenier A. W. v. P. aan de Parkkade om, zoals hij gewoon is de daar liggende schippers zijn koopwaar te brengen. Hij moest op vier naast elkaar liggende sche pen klanten bedienen, doch is slechts op de eerste drie geweest. Tusschen het derde en vierde schip is hij vermoedelijk door den storm op zij geworpen en misgestapt Het loeien van de wind heeft zijn hulpge roep overstemd. -Zijn lijk is door.-de. po litie opgehaald. De hevige storm heeft te Oude-Pèkela (Gr.) een Slachtoffer geëischt De ongeveer 40-jarige straatmaker E. Haan-schijnt, ter wijl hij langs het Pekelderdiep fietste, in het water te zijn gewaaid. De fiets en de pet van den man zijn gevonden. Het lijk van den man, die gehuwd was en vader van zes kinderen, is nog niet opgehaald. NEKKRAMP. Bij het 6-jarig zoontje van H. Kampyon tc Nieuw-Wol da (Gr), is nekkramp gecon stateerd. Het kind is naar het ziekenhuis te Groningen vervoerd. BRANDSTICHTING. De politie te Heemstede heeft een der ge wezen bewoners van de aldaar verbrande noodwoningen gearresteerd als verdacht van brandstichting. Bij het graafwerk in den Wieringermeer- polder is door een graafmachine op 1.34 M. diepte een groote bom uit den grond op gehaald, welke gelukkig niet ontplofte. Het projectiel, clat gedateerd is op 1926 en ver- uioedelijk tijdens een oefentocht door een vliegmachine in zee is geworpen, is naar Den Melder overgebracht, wapr het gede monteerd zal worden. ERNSTIG AUTO-ONGEVAL BIJ MUIDEN EEN DOODE EN BRIE GEWONDEN Maandagmorgen omstreeks tien uur heeft op den nieuwen Rijksstraatweg nabij de Vechtbrug bij Muiden een ernstig auto-onge val plaats gehad. Twee luxe auto's kwamen met elkaar in botsing. Doordat beide of al thans een van beide auto's een zeer snelle vaart had, was dc botsing buitengewoon he vig. Een der auto's vloog tengevolge van de botsing in brand. Het vuur greep zoo snel om zich heen, dat de bestuurder van den wagen niet meer uit de auto kon komen. man verbrandde. 1-Iij werd grootcn deels -verbrand uit den wagen gehaald. Na dat Dr. Niekerk uit Mui-den de eerste ge neeskundige hulp en pastoor Koevoets uit Muiden geestelijken bijstand had verleend werd d ongelukkige naar Amsterdam over gebracht. Een der andere inzittenden brak een been en kreeg een ernstige hoofdwonde. Hij en nog twee andere personen, die gewond wer den, werden naar de Majcllastichting te Bussiuh overgebracht. Omtrent dit ernstig ongeval vernemen wij nog het volgende: De heer B. Ingelse uit Bussum was met jn wagen haar Amsterdam geweest om >n monteur van zijn fabriek te halen. Hij was op den terugweg naar Bussum. toen hij nabij de Vechtbrug in botsing kwam met met de auto van den heer F. Weiter uit Klaten (Java) die tijdelijk hier te lande ver toeft De botsing was zeer hevig em heide agens werden nagenoeg geheel verwoest. De auto van den heer Ingelse vloog direct na de botsing in brand. De heer Ingelse, die den wagen bestuurde, brak een beem en kreeg een ernstige hoofdwonde. Hij is in de Majcllastichting te Bussum opgenomen. De monteur J. M. J. van Giessen uit Schiedam, is verbrand. Toen hij uit den wagen gehaald was leefde hij nog, doch hij is later in het Bur gerziekenhuis tè Amsterdam, waarheen hij werd vervoerd, overleden. In den wagen van den heer Weiter zaten nog de dames Sanders en Doelman. De heer Welter en de beide dames, kregen naet-ern- stige verwondingen. De heer W. en mej. S. zullen eenige dagen in cle Majellastichting te Bussum moeten blijven, ter-wijl mej. Doel man na-clat zij in dit ziekenhuis was gehol pen onmiddellijk weer kon vertrekken. Radio Nieuws. TLZEN'. (1875 M.) N.C.R.V. 8.15 Tijdsein. 3.15 0 Morgcnconcert. 10.30 Tijdsein. 10,30—11 o zlekcndlenst. te lelden door Da Esseling'. Geref. Fred, te Doorn. 11—12 Harmonlumbespe- door den heer M. F. Jurlat Hllv< Folltiebert n. 12.15—12.30 G: 12.30—2 M: ters. viool. Pleter de V: Sandow. plano en harmon le god. Concert, te gev do Dirk Vos. viool. Mevr. Hf piano. 2.45—3.15 Lezen mej. M. W .15—5 Gra irtje. fluit. Mej. El i. 2 Tbdseln. 2—2 FTlts MetJerae. z;, v Helderman—S.i Chr. Lectuur di .15—1.15 1 mofoonmuziek. 5 Ttfd- leiden door den heer r van Neerden. Hoofd Chr IN.H.) Zong Mevr. L. J. A. van Neer rers te Hilversum. Begeleiding de hei Xeerden te I-lilvorsum. 6 Tildsein. G—G. H. Pilon. Hoofd d- r Land- en Tuinbi 137.15 Halfuurtje ;pr. Ds. B. A. Knoppers -dam. 7.15—7.-15 Cursus -9.10 C< nhard Tittel, ti 5S Politieberichten. 8 •t te geven door do Am o.l.v. General Musik.Di- -ed. der Holl.-Vlat INBREKERS UITGEBROKEN. In den nacht' van Zaterdag op Zondag zijn de 22-jarige Joh. van Engelen en cle 17- jarigc Hendr. Gerrits, beiden woonwagen bewoners, uit het politiebureau te Tubbcr- gen (Ov.) ontvlucht. Deze beide personen zijn beruchte inbrekers cn waren in arrest gesteld in verband met een nachtelijken overval. Deze heeft ongeveer veertien dagen gele den te Den Ham plaats gehad. Beide verdachten waren van D«n Ham naar Tubbergen overgebracht in verbant met een diefstal die in den nacht van 3 op 4 September j.l. te Tubbergen heeft plaats ge had met hulp. van buiten af. Zij waren opge sloten in twee cellen achter de politic woning. Een deur geeft toegang tot ee gang aan welke beide einden de cellen zijn geplaatst. De deur naar deze gang was van buiten af vermoedelijk met een looper ge opend. In de gang hingen de sleutels van de oellen, zoodat het heel gemakkelijk ging, toen men eenmaal in de gang was de ge- vangenea-te bevrijden. De vluchtelingen hebben voor zij vertrok ken zoowel de celdeuren als de gangdeur weer gesloten. Gister zouden de beide ver dachten ter beschikking van de justitie te Almelo worden gesteld, doch toen men in de cellen kwam waren de vogels verdwenen. j 70—9.40 Spr. Ds. Eöks. msohe gemeente te Itoubilx Concert. 10.30—10.40 Pers- 10.40—11.30 Gramofoonmu- HILVERSr.TM. (298 u,ziele. v.P.r..O 1 10.15 Orcrelspel. 10, iele. 12 Sluiting. /■.A.R.A. 8 Grs whdini lofoor \.R. Keuken. 11.30 Con- iwenuurtje. 3 Maak l.et -oncert. 5 VraaghalTuur loncert. C.30 Mandoline- i'.ek. 7.20 Lezing. 7.45 irt. 8.45 Muziek cn zang. as. 11.15 Gramofoonmu- EEN STATION VOOR RECLAME? Sen Dultseho maatschappij heeft het plai een internationaal reclame-radlo-statïon' 100 K.W.-zendei worden, hier idingen zulle; in Luxemburg gebouwd K-sil- Tiif- RADIO IN DE KERK Church of Udlng is eikei :n. Ook ln ver: ordt dit n in deze kei ;e andere Enge sinds eenigen tijd toegepast. NEDERLAND TE MIDDEN VAN DE HARDE SCHREEUWERS In ..Radio Express- schrijft Dr. Fr Noack. uit Berlijn, in een artikel over den nieuwen reuzën-zender voor Zuid-West-Duitschland. te Mühlucker, dat dit liet eerste ömroepinstrunient van groot vermogen is, behoorende tot het nieu we zenderprogramma van de Duttsche Rijks- post en dat de eerstvolgende groote zender voor midden-Dultschland bestemd is, „als tegen wicht tegen de activiteit van Tsjecho Slowa kije, welks reuzenzender te Praag zelfs over dag 5n midden-Dultschland krachtig ontvangen, terwijl omgekeerd de Duitscli ginds veel mind; "r Van "fëfdii >rdt dit wel op een lijkt. „Men bouwt Radio-Express, de heer J. ua: aanleiding hiervan op, dat weldoop in oorlogstoerustingen Straatsburg, •schreeuwen is ■aki je... de blijft niet i vraagt wat iet zijn zakelljken o i Nederlandscha RSd\v£? JU .-golf is opgeschoven aantastbaargerecli- ïze wérkelijke Ke ft. >eh ook rechtmatig r maar bij neer to leggen. ven. Eén heeft er oolc een Dat is de eenige, die Nederland schitterend '.s HET ROODE PLEIN IN HET KREMLIN. FEUILLETON Door K. STUURMAN „Die vond het erg jammer, dat kon if wel merken. Maar ze kon er niets aan doen. Als oom zoo'n kwade bui heeft, durft ze er niet tegen i-n te gaan. Ik geloof vast dat- ie 'r slaan zou, vast hoor. Want hij kan te keer gaan! Daar kan tante ni-et tegen, zie J6"lk begijp niet, dat 't kleine mannejte zoo'n praats kan hebben- Hij is vast niet 6terk". zei Rob Als-t-ie je 'n pak slaag geeft, vóel je t! zei' Jozef met overtuiging. „Bont en blauw 6laHij0moe6t zelf bont en blauw geslagen worden", vinnigde Bob. „Kom, we gaan nog even voetballen. Doe je mee. „Ik mag niet"j zei Jozef. „Mag je niet?" Ik mag nooit spelen. Oom zegt dat je dan een slenteraar wordt, die voor niets deugd Ik moet hem altijd helpen, dan hiermee, dan daarmee. Nou moet ik de heele stal schoon maken. Ik mag wel gauw aan m'n werk gaan want als hij thuiskomt, moet t klaar zijn Hij is toch al zoo kwaad op me." ,Nou dan gaan we maar," zei Rob- „Ik ben blij dat ik niet bij zoo'n oom in hui6 b6^Weet je wat?" eteld-e Karei voor, die ook medelijden met Jozef bad, „je gaat volgen- week met ons mee voetballen." „Ik wil wel graag," zei Jozef, „maar hij zal me niet laten gaan." „Misschien voor één keertje wel, dacnt Rob, „probeer het eens en vraag dan aan je-tante of zij niet maken kan dat het mag.' „Ja," zei Jakob, „dan ga je met ons mee, dan zal je eens zien wat een leuke middog het wordt. Dan gaan we niet voetballen, maar dan gaan we fijn varen met het bootje van Klaasen. Daar heb ik al zoo lang op gevlaecht-" it „Ja, reuze!" riep Karei vroolijk uit. „Met z'n vieren roeien op de bréede vaart! Het bootje van Klaasen ligt achter zijn huis en als we het vragen, mogen we be6t." Jozefö oogen glunderden bij het vooruit zicht met die groote jongens mee te mogen. Hij voelde 'het els een eer dat ze zoo vrien delijk voor hem waren. Maar Rob maakte nog een tegenwerping. „Mogen jullie van thui6?" vroeg hij „Ik wel," zei Jakob, „want ik kan roeien." „En ik vraag het niet," zei Karei. „Als ze het niet weten, kunnen ze ook geen „nee" zeggen. Je gaat toch mee, Rob?" „Ja," antwoordde Rob, maar het kwani er toch een beetje aarzelend uit, want hij wist bij.na zeker dat hij niet mocht. Zijn moeder hield er heelemaal niet van, omdat zij wist lyoë onvoorziohtig en wild de jon gens soms waren- Het plannetje lokte hem echter te zeer aan, dan dat"liij het. zoo maar zonder meer zóu verwerpen. Jakob beschouwde - de za.ak al als afge sproken. „Dus Jozef," zei hij, „jij probeert ofJje ook mee kan. Dan kom je naar naar de pomp achter de kerk, om een uur of half drie, dan I za;l je ons daar wel zien." Jozef beloofde dat hij zijn best zou doen. Maar ze moeslcn maar niet te lang op hem wachten, want hij had er niet veel hoop op Meteen liep hij weer naar den stal ora zijn werk te hervatten. Ook ons drietal vertrok en toen ze op den dijk kwamen, ontstond er verschil van rnee- ning, over de vraag of ze al naar huis zou den gaan. Rob wou weer gaan voetballen, r Jakob en Karei waren hang dat het te laat zou worden. Toen. vernamen ze van een passeerend wielrijder dat het al half zes was, zoodat ze noodig naar huis moes ten, want de bal moest ook nog bezorgd orden. Vóór het dorp kwamen ze Mingel nog tegen. Ze deden of ze hem niet zagen, maar ze merkten wel dat hij in het voorbijgaan scherp naar hen keek, alsof-hij verwachtte dat ze den een of anderen streek met hem voor hadden- De jongens daohten er niet aan. Ze waren er in 't minst niet op.gesteld dat hst driftige kereltje hen nogmaals zou tracteernn, zooals hij dat eenige uren ge leden gedaan had. Toen ze de bal hadden weggebracht en daarna afscheid van elkaar namen, stond het als een paal bov m water, dat de aan staande vrije Woensdagmiddag zou worden doorgebracht met roeien. HOOFDSTUK IX Groote Bink en kleine Bink Toen Kees Bink. de weggeloopen deugniet van „Zonnegloren", zoo brutaal mogelijk óp de fiets van Rob was gesprongen, en zoo hard hij kon weggereden was, had hij maar één gedachte: in zoo kort. mogelijken tijd ver mogelijk weg te komen. Hij wóu zoo lang als 't maar kon van zijn vrijheid ge nieten en hij had zelfs een stille hoop dat 'm nooit te pakken zouden krijgen. F.n zéker zouden ze dat niet, als 't hem ge lukken mocht de verblijfplaats van grooton Bink uit te vinden. Maar bij die man kon van een verblijfplaats moeilijk gesproken worden, 't Was een eebte zwerver en waar hij in dc wereld nu ergens mocht ronddo len, daar had Kees geen flauw vermoeden van. Maar dit wiet de jongen wel, als er één was 'die een middeltje zou weten om hem voor goed uit het gesticht te houden, dan was het groote Bink. Pff! wat was het toch warm! En die weg zoo zonnig! Waar zou die weg toch uitko men? Hij dacht nog al hier den weg te we ten, maar nu hij er eenmaal was, leek' de omgeving hem vreemd. Enfin, wat deed het er allemaal toe? Of hij nu rechtuit ging, of links of rechts, en of de weg lang wa6 of kort, het gaf niets, het bleef voor hem het zelfde. Hij moest maar raak fietsen, 6trak6 ergens een stuk brood zien te krijgen, en den nacht maar buiten doorbrengen- Dat was heelemaal niet erg, hij had dat vroeger ook dikwijls gedaan, cn bovendien zou de nacht niet koud zijn. Maar al fietste Kees dien middag er lus tig op los en al voelde hij zich vroolijk ge stemd in het bezit van zijn- lang ontbeerde vrijheid, loch was er iet6 dat die vroolijk- heid temperde. Dat was het vage vermoeden dat hij toch eigenlijk iets ondernomen had dat onmogelijk goed kon afloopen, iets dat dom en dwaa6 en hopeloos was. Want het slagen van zijn vlucht hing, indien zij al mogelijk was, alleen af van de toevallige omstandigheid, dat hij hier of daar zijn pleegvader zou ontdekken. Te onzinnig om te gelooven. Vond hij hem niet, dan was het wel zeker dat ze hem gauw zouden snap pen, hoogstens binnen een paar dagen. Nu hij weer eens zijn eigen baas was, nam de gedachte aan de terugkeer in het gehate ge sticht .een-groot deel van, zijn vroolijk-heid en durf weg. Hij kon de gedachte niet uitstaan, dat ze hem zouden grijpen, Hij nam zich dan ook va6t voor, zich niet maar zoo zoetsappig over te geven. Het zou wel niets heljjen na tuurlijk, maar hij zou- hen tooncn, dat hij niet meer het gedweeë kereltje van vroeger wilde zijn. Ddt stond bij hem vast. Deze gedachten gingen hem door het 'hoofd, terwijl hij er lustig op los trapte- Zoo nu cn dao kwam hij iemand tegen, maar het waren slechts enkelen. Als hij er een zag aankomen, begon hij wat langzamer te rijden, om de aandacht niet te trekken. Hij stuurde dan met de eene hand. hield de andere in zijn zak en floot een deuntje, als óf hij zich dool op zijn gemak gevoelde. Maar was er niemand te zien, don zette hij de vaart er weer in, en lag hij bijna met zijn neus op het stuur. Toen opeenseen knal! Hij had in een stuk glas, of iets dergelijks gereden, zoo dat de toch al sl°chte achterband gespron gen was. Ilij schrok er van, sprong van zijn karretje, en staarde toen pon beetje onnoo- zel naar bet achterwiel. Was dét even een strop! Zóó kon hij er niet op voort! En hij was juist zoo goed aan den gang! Jammer, reuze-jammer. Maar hij bleef er niet lang triestig onder. Dan maar verder loopen, dacht hij. dat is het eenigste wat er op zit. Maar die fiets moest hij natuurlijk ver bergen. Ze mochten geen spoor van hem vinden. Hij keek eens rond naar een ge schikte plaats en zag toen iets verder langs den weg hoog opgeschoten, dicht struik gewas. Daar borg hij de fiets, in het ver trouwen, dat ze de eerste dagen wel onop gemerkt zou blij ven- Hij zette nu zijn vlucht te voet voort. Ver velend dat het nu zoo langzaam ging. Elk oogenblik keek hij om en als er een wiel rijder aankwam, verbeeldde hij zich telkens dat het een veldwachter of iemand van het geslicht was. Dan ging hij zoolang onder aan den dijk liggen, totdat de gevreesde nnh tervolger voorbij was, die steeds bleek geen achtervolger te. zijn. Als het maar eerst donker was, dacht hij, dan was het grootste gevaar voorbij. Maar dat zou nog een heele poo6 duren. Zoo langzamerhand kreeg hij ei'ge dorst, n, ar hij durfde ner gens aankloppen om drinken. Daarvoor was hij nog le dicht in de huurt van het gei sticht. Iedereen wist hoe de gestichtsjon gens gekleed liepen. Nee, het was niet te wagen, hij moest het nog maar een poosje zien uit te houden. Hij werd moe en kreeg honger. Op t laatst liep hij moedeloos voort, niet wetend waarheen. Toen hij bij „de eenzame hoeve" kwam, 6choot het hem le binnen dat op die onbewoonde boerderij wel eens water te krM"en kon zijn- Ilii zou het probeeren, want zóó kon hij het niet lanzer uithouden Li ij kon toch niet altijd door blijven loopen, op die zonnige, stoffige weg, terwijl zijn voeten pijn begonnen te doen. Hij merkte vel dat-ie het loopen en zwerven was afge wend. (Wordt vervolgd)'»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 9