824 O AVONTUREN VAN BOB SNOEK Geïllustreerd door W. Wassink. (Vervolg.) „Vind je dat liet me goed staat? 't Is m'n vacantic- j»uk. 't Kan gewassohcn worden!", zegt Karei. „0, kan 't gewasschcn worden?" zegt Jan en kijkt ▼cel beteek encnd naar Bob. ,,'k Weet wat, we gaan slootje-springen, 'k Heb drie stokken", zegt Dolf. ..Voor jeu heb ik 'n heele lichte", zegt hij tegen Karei, als hij ziet, hoe diens gezicht betrekt. „Jö, zoo'n fijn stokje en we gaan bij Piet Baders, daar is 't niks breed!" „Gisteren hebben wc met jou meegedaan en hebben we ons ziek gerookt, dus nu doe jij met ons mee!" zegt Bob om een einde aan Kareis besluiteloosheid te maken. Bij de sloot staat Dolf te gnuiven en maakt aller lei malle grimmassen achter Kareis rug. Bob begrijpt niet goed wat hij eigenlijk bedoelt, maar zoovee) snapt hij er wel van, dat er iets is met het mooie lichte stokje, dat Dolf zoo zorgvuldig ivoor Karei uit gezocht heeft. „Laat mij jouw stok eens probecrcn?" vraagt hij Karei. Hij neemt den stok over en bekijkt hem van alle kanten. Ha, daar ziet hij het al! Dolf heeft den stok ingezaagd. „Dat i6 gemeen!" roept Bob, en breekt den stok stuk. Alle jongens kijken naar Dolf. „Wist ik, dat hij zoo onsterk was," verontschuldigt hij zich. „Onsterk? Neen, je bobt hem ingezaagd en dat is geuicen," houdt Bob vol. „Ingezaagd?Dat is niet waar!" „Nietwaar? Kijk dan 'ns hierAls dat niet ingezaagd is, weet ik het niet!", zegt Bob. „Vooruit, dan gaan wc wat anders doen!", zcgl Jan die bang is, dat bet tussclien die twee op ruzie zal .uitloopen en die Karei eigenlijk wel 'n nat pak gegund bad. „Tik jij bent 'm!", roept hij en geeft Boib een fermen- klap op z'n schouder. Bob rent hem achterna en de jongens' stuiven uit een, of er een bom in hun midden ontploft is. Inn springt over een slootje en rent het weiland ■van Baders in. Bob heeft z'n vervolging opgegeven en krijgt Piet te pakken. Piet op zijn beurt zet Jan weer 11a, die met Bob een goed heenkomen gezocht liccft op dc composthoop van Baders. Dat kon een pret geven, op zoo'n composthoop is 't uitkijken. Baders beeft eerst een broeden, rechtboekigcn rand van graszoden opgezet en daar binnen in stort bij den bagger, welke hij met 'n baggerbcugel uit dc slooton trekt. Dc rand is dus hard, maar binnenin is bet een modderige massa. Oppervlakkig zie jc er niets van, omdat dc boven korst opdroogt. t Is dus zaak voor de jongens, om precies op den buitenrand te blijven. Eén misstap en ze zakken tot hun middel in den modder. Bob en Jan weten het geheim van een compost- hooj) en ze rennen elkaar na langs den rand, achter volgd door Piet. Karei, die geheel opgaat in de achtervolging denkt er heelemaal niet aan, dat Piet hem zal tikken en staat lachend toe te kijken. 't Wordt »'ji ongeluk. Poltseling maakt Piet een zijsprong tikt hem en is al weer op de composthoop. „Mij krijgt je nooit!", roept Jan, die aan de over zijde de dolste capriolen staat te maken. „Dat zal ik je 'ns laten zien, wie van ons beiden 'liet. hardste loopen kaai!", zegt Karei. Hij vliegt tegen de composthoop op en wil dwars ©vérsteken. Bij den tweeden pas zakt hij als door het dunne vliesjc over den modderlaag. Van schrik ivalt bij voorover en ligt in de zwarte modderige massa te spartelen. t* rfV plodder Ie spartelen. Wild zwaait hfj met z'n armen en spat zich zoo geheel onder. Met z'n vieze handen wrijft hij in z'n gezicht, omdat er ook modderspatten in z'n oogen komen. De jongens lachen zicli slap. Bob staat te springen .van pret. „Gelukkig dat jc pakje gewasschcn kan worden!", roept Ja.n don ongelukkigcn Karei toe, die half ver blind doer den modder, niet weet, welken kant hij uit moet en al maar op en neer in den bagger trapt Eindelijk krijgt Bob medelijden. Hij loopt om, steekt Karei een hand toe en trekt liern op het droge. „Ga maar mee!", zegt hij bemoedigend. „Ginds in de sloot kun je je afspoelen. Je trekt jc kleercn uit en ik wascli ze even voor je. Ze zijn zóó droog." „Denk maar n.iet, dat ik me hier zoo maar uit kleed," zegt Karei nijdig, ,,'t Is jullie schuld. Jullie hadden me moeten waarschuwen!" „Kom nou!", zegt Bob. „Hoe hadden we daar nu tijd voor. Je lag er al in vóór ik één woord kon zeggen." ,En tocli is 't jullie schuld!" houdt Karei vol. „Hoe moet ik nu naai- huis komen? Ik kan toch zóó niet door het dorp loopen?" „Doe dan ook wat ik zeg en trek jc boven-klccren uit, dan spoelen we ze even uit!" „Neen, dat doe ik niet!" „Nu, blijf dan hier maar, tot de modder er. afge sleten is!", zegt Bob hoos en wil hem alleen lalen staan. Jan, die eindelijk uitgelachen is, weet. raad. „Wacht, ik zal je afkral>l>en met m'n mes," zegt hij. Dat lijkt Karei nog zoo dwaas niet en stilletjes laat bij Jan z'n gang gaan. „Nou jó, dat is lang geen eau de cologne van Boldoot," lacht bij. „Ook geen 4711," meent Bob. „Schiet maar op," zegt Karei, die zich hoe langer hoe onbehaaglijker gaat voelen, nu hij ziet, dat er grootc zwarte ivlckken achterblijven, hoe goed Jan ook schrobt. Eindelijk is Jan klaar. Veel mooier is hot er niet op geworden. „Je lijkt wel een luipaard!", schatert Jon. „Doe nu, wat ik jc zeg en wascih je af in de slootl", raadt Bob. „Als ik zoo'n gezicht bad als jij, ging ik er naast loopen. Wascli dat in alle gevallen af." Pruttelend stapt Karei op de sloot toe. Z'n kleercn uittrekken, dat nooit, maai- z'n gezicht en handen zal hij waschen. „Boeren lummels!", hooren de jongens hem schel den, maar dat scheldwoord maakt nu geen indruk op hen. 't Vermag in 't. minst niet hun uitgelaten heid wat te tem pc i-en. Alleen Bob wordt wat stilletjes. De heele geschiedenis zal natuurlijk op zijn hoofd neerkomen. Karei is laf genoeg, om het zóó voor te stellen dat Bob dc hoofdschuldige wordt. En tochhij kon er niets aan doen. Geen oogciüblik bad hij er bij gedacht, dat Karei dc geheimen van zoo'n rechthoekige baggerhoop niet kende. Trots z'n vrees voor straf moest Bob op den terug tocht naar huis telkens in zichzelf lachen. 't Was ook al te bespottelijk. Een uur geleden was Karei nog zoo trotsch op zijn mooie pakje! „Vind jc, dat liet me goed staat?", hoort Bob hem nóg vragen aan Dolf en nu? 't Was pas dc tweede vacantie-dag en ook al dc tweede mislukte toch, overlegt Bob. Als deze hcrfstvacantic zóó bleef doorgaan kon je nog wat beleven! (Wordt vervolgd). DE ZANGER. De vedel aan dc zijde liet lied in ziel en mond, zoo zwierf dc zanger rand al in den ouden tijde. En riep .hem stom- en schalcnklang te midden leutig feestgedrang, daar deed hij 't snaartuig ronken vol toovrend' harmonie, en zongen dc zielen dronken van klang en poösie. Nog zwerft alhier dc zanger en doolt stilzwijgend rond, doch, houdt hij zijnen mond, zijn ziele is liedrenzwanger. Zweeg ivreemd gezang en dorper lied, verstiet men zijne tale niet, nog zou de zwerver komen en rijzen in de zaal, vol beelden en vbl droom en en klang en bonte taal. Wêcr zong hij u de sagen van uit don ouden tijd, der helden grootschen strijd en grootscher nederlagen: Dc lichte sprook met vrocden zin, het lied der abele dichtermin, liet lied ons ingeschapen, dat niemand zingen dorst: het lied der Dictsohc Knapen, dat smacht in iveler borst. ALBRECHT BODENBACH. Lik 'ituüLkw* ik ONS TEEKENHOEKJE We zullen deze maand nog weer een paar tecks» ningeai plaatsen. We beginnen met dezer teekening van P. Kreuk WIE HET WEET MAG HET ZEGGEN No .153. Welke lekkere drank kun je maken van Jan ar? No. 154 ank kun j No. 155. Zoek dc naam van een streng landvoogd; als jc de lettem van z'n naam dooreen gooit krijg je ten soort steen, dat verwoestingen aanbrengt, doch gelukkig niet in ons land; 't geheel beslaat slechts uit vier letters. No .156. Verborgen lichaamsdeelen. 3. Moeder maakte 'n paar monsmouwen voor mij'. 4. Hoe. ik ook pook in de kachel, zij wil maar niet branden. Oplossingen No. 149152. Schie stuiver Schilderij pendule Schilderij. No. 150: kroos, roos. No. 151: Een ei. No. 152: Mei, doorn; Meidoorn. DE BEIDE ZWERVERS (Vervolg). Hij knoopte nu een gesprek aan met dc knapen, maar met dat gesprek wilde het in 't eerst niet te best, vlotten. De jongens kenden wel wat van de Italiaansche taal, maar toch iveel te weinig om in die taal een geregeld gesprek te voeren. Doch waai de tong hen in den steek liet, daar kwamen dc vin gers te hulp en zoo duurde het niet al te. lang of de waard wist wat hij weten wilde, n.l. dat dc heide jongens als wrakhout in Genua waren aangespoeld, dat ze geen cent op zak hadden en dat ze heel graag matroos wilden worden op den zceroover „Dc maagd van Genua". Waarom ze juist zoo graag op dat seliip dienst namen li rilden ze wijselijk voor ïiefr, die waard had er niemendal ctec te maken, dat Mfc Mm er om te doen was Line Baumgarto» if* de handen n 325 REBUS Het duurde niet lang of er trad een lange magere Italiaan binnen, die zich vlak bij de jongens neer zette en na een beker wijn te hebben besteld een gesprok met dc vrienden aanknoopte, (lat al spoe dig zoo vriendschappelijk werd, dat dc lange man hen een nap wijn aanbood. De jongens konden dit aanbod niet afslaan, ze had den dorst en geen cent op zak, dus namen ze het gaarne aan. Nu, toen was over en weer liet ijs gebroken en nam men elkaar in vertrouwen. Dc jongens vertelden, dat ze graag matroos wer den op „De Maagd" oji de lange man zei, dat hij aangesteld was om matrozen voor dat schip te wer- Nc?n maar, dat was toch een treffen. Het gesprek schoon liet op zeer gebrekkige wij ze werd gevoerd, werd nu al hartelijker en eer er een uur verstreken was wisten Sijmen en Quirijn dat ze matrozen waren op den zceroover „De Maagd van Genua". Dit feit had al dadelijk gunstige gevolgen voor de beide vrienden, want ze ontivingen beiden een hand geld, niet bijzonder groot, maar voor hun doen toch een aardig bedrag, waarmee ze best enkele dagen den gebraden haan konden uithangen. Intusschen lag dit laatste gansch niet in hun plan; integendeel, ze zouden hun duiten zoo zuinig mogelijk bewaren en wat ze straks op „De Maagd" zonden verdienen zou er worden bijgevoegd. Misschien kwam hen dit later nog te pas als ze Lizc moesten vrijkoopen. Toch zou het noodig zijn dat zc iets van hun schat gebruikten, want pas over twee dagen, tegen den avond, zou het schip zee kiezen eai daar ze geen on derdak hadden besloten ze maar liij den her bei-gier te blijven, in wiens herbergje zc zoo'n buitenkansje haddon gehad. Maar liet spreekt vanzelf, dat ze niet den ganschen «lag in liet kroegje zaten. Zc zwierven langs de ha ven en verder door de goheelc stad. Zc begluurden den vroegeren baas ivan Quirijn on zagen dat de man nu weer zelf in z'n stalletje stond om z'n vruchten te verkoopen. En ineens kreeg Sijmen het in 't hoofd een wan deling te gaan maken buiten de stad om afscheid 1.e nemen van den wijnboer. De man had uit stekend voor hem gezorgd en het zou ondankbaar zijn als hij nu niots meer van zicli liet hooren. Zoo gingen ze dan op stap en brachten er een gc- hcelc dag mee zoek. 's Avonds wilden ze weer naar Genua, maar dc boor en zijn vrouw stonden er op, dat ze dien naclit bij hen zouden blijven, dan kon- don ze den volgenden dag vroeg ivertrakken. Dc jongens waren spoedig over tc halen en zoo bleven ze dien naclit in het huis van den vriendc- lijkcn wijnboer. Den anderen dag na den middng keerden ze naar Genua terug. 'Dien avond immers zou „De Maagd" zeekiezen en «et was voor jonge matrozen behoorlijk, dat ze vroeg tijdig aan boord waren. Zc waren vroeg genoeg in Genua, 't was nog hoog dag en de jongens hadden weinig lust nu reeds aan lioord te gaan. Ze zouden nog maar oen poosje naar hun vriend den herbergier gaan. Daar kwamen op dit uur ze ker meer matrozen ivan „De Maagd" samen en zoo zouden zc dan dadelijk in het gezelschap verkoeren waarmee zc nu weldra het ruime sop zouden kiezen. Al pratend stapten zc het kroegje binnen, 't Was er niet druk, slechts enkele mannen zaten er hun tijd te verpraten onder het genot van een kroes wijn. Daar kwam dc waard aansloffen ei boeren beliefden. Ja, toen keken ze elkaar toch wel Niet, omdat ze niet wisten wat ze bestellen moesten, dat was gauw genoeg klaar, maar omdat deze waard hun waard niet was en omdat ze nu toch begrepen dat ze een verkeerd herbergje waren binncngeloopen. Dat kwam cr nu van als je niet oplet waar je bin nenstapt. Maar omdat het geval er nu eenmaal toe lag be sloten de jongens bier eerst maar rustig wait tc ge bruiken en dan strak naar hun „eigen" herbergje, naai- de Dolfijn terug te gaan. Dat zou echter gansch anders loopen dan ze zich hadden voorgesteld. Zooals gezegd; zaten er in dc herberg nog enkele lieden, die zich blijkbaar schrikkelijk verveelden en blij waren dat er met deze nieuwe gasten cenige afleiding kwam. Zc sloegen ze nauwlettend gade en hadden al spoe dig twee dingen in de gaten, n.l. dat ze vreemdelin gen waren en dat ze geld op zak hadden. Dit laat ste )\addcn ze ontdekt, toen dc jongens zoo grif hun (vertering betaalden. Daar moesten deze lieden meer van weten. Zc 6t'lioven hun tabouretjes wat dichter bij de twee ma trozen en begonnen een gesprek. Dat liep natuurlijk «iet te best, want Quirijn en Sijmen konden weinig ▼an de taal en bovendien hadden ze ook weinig lust i vroeg wat de gek i om met deze onbekende lieden een gesprok aan te knoopon. Iloe eerder hoe liever wilden ze weg. Doch dat ging niet gemakkelijk. Een van de kerels riep de waard toe enkele bekers wijn te brengen en zonder te vragen of ze die hebben wilden werd voor Quirijn en Sijmen een beker met wijn neergezet Maar de jongens bedankten vriendelijk. Zc hadden niet den minsten trok nog eens een beker te ledig en dan vooral niet als geschenk van deze onbekende kerels. Doeh de weigering viel niet in goede aarde. De ruwe kerel, die den wijn had gepresenteerd, sloeg met de «vuist op tafel en ratelde zooveel Italiaanseh, dat de beide vrienden er geen woord van verstonden. Zc achten het raadzaam zoo spoedig mogelijk te vertrokken. Dadelijk stonden ze dan ook op en met een vrien delijke groet wilden ze vlug de herberg verlaten. De magere Italiaan was hen echter voor. Hij plaatste zich in de opening van dc deur an ratelde weer verbazend veel Italiaanseh terwijl hij druk gesticuleerde. Dc jongens verstonden er geen woord ivan, doch zo begrepen den man opperbest. Hij cischto, dat zij eerst den beker wijn zouden ledigen; deden zij dit jiiet, dan mochten zij de herberg niet verlaten en zou hij met hen vechten, omdat hij dc weigering als een teek en van vijandschap zou beschouwen. Ja, dat was een. moeilijk geval voor de beide vrienden. Even nog aarzelden; ze hadden immers reeds een beker wijn gebruikt. Nu nog een er over heen, dat zou hun zeker niet good bekomen. Maar wat moes ten ze doen? Uitdrinken maar, dat was bet allerbeste. Misschien liet (le man hen dan ongehinderd gaan. Dus zetten zij zicli weer neer bij hun tafeltje en dronken de inmiddels -gereed gezette bekers leeg. Ze bedankten vriendelijk en wilden gaan, maar nu was het 'n ander die beslist cisohtc, dat ze van hem ook eèn beker wijn zouden aannemen. Nu weigerden ze echter beslist. Duidelijk zagen zc in, dat het deze mannen er om tc doen was hen in 't ongeluk te storten. Maar hoe moesten ze hier weer wegkomen? Want hetzelfde spelletje can straks herhaalde zicli nu; dc man, die wijn had aangeboden ging in de deurope ning staan om hun den doorgang te beletten. (Wordt vervolgd). ONS KNUTSELHOEKJE EEN VLIEGVIN. Wat we noodig hebben voor dit werkstukje? Een stuk blik, geknipt van 'n bus; een leeg garen klosje; een langen spijker zonder kop; 'n stuk van 'n bezemsteel; (arme bezemsteel, du' was verleden week ook al zoo) en ten slotte 'n stcA touw. Allemaal dus dingen, onder 't bereik van iederen Hollandschcn jongen. Knip van 'n blikken bus eerst fig. I de vin. Voor het knippen niet moeders beste schaar gebruiken hoor, anders krijg ik last! Afgesproken? Buig de vin als bij II. Nog 3 stukjes Mik voor beide kanten van het klosje er voor op den bezemsteel. Maak 'n paai' on diepe gaatjes in den bovenkant van het klosje, voor de lipjes van de vin. Sla den spijker in den bezem steel, het „beblikte" klosje er op, daarop dc vin. 'n Touw om het klosje. Trek snel het touw af en je vin snort de lucht in. Dc teekening maakt alles duidelijk genoeg. Mocht je 't niet snappen, dan maar 'n telefoontje. Een wandbakje. Geen hout geen blik, geen bezemstelen, maar ons materiaal voor deze week: dun karton. Makkelijk hè. 'k Wil één voorwaarde stellen. De afwerking moet prima on nog 'ns prima zijn. 't Resultaat van je handvaardigheid zal dan een wandbakje worden. Zorg da1, 't is 'n sieraad voor je kamer. Begin met den uiislag op bet karton te te eken en- Omtrek uitsnijden; stippellijnen ritsen. Zoo de gewo ne gang van zaken dus. Even wachten nul 't Bakje nog niet in elkaar zetten. Eerst een versiering aan brengen. Op de onderste teekening zie jc wat ik zoo ongeveer bedoel, 'n Randje schilderen met waterverf. Of 't precies hetzelfde randje moet zijn'k Zou haast zeggen: liever niet! Bedenk zelf 'ns wat. Zorg dat t „eenvotrS*"*' blijft. Je weet: eenvoud is het kenmerk van hot ware. Kleuren breng je in overeenstemming met dc kleur van het karton dat je gebruikt hebt Alles begrepen. Aan liet werk dan en....- succca. - - A. -L-J. ZOEKPLAATJE 5 de ganzenhoedster? TWEESPREUKEN VAN NICOLAASBEETS Zoo lang ge een woord in 't hart besluit, Zijt ge zijn heer, naar rede en recht; Maar laat gij 't door uw li.ppen uit, 't Neemt u gevangen als zijn knecht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 16