ZONDAIGSBLAD DAMRUBRIEK. sia 21 m4 SS pp 21® B bii Redacteur; W. HOEKSTRA, Tulpeboomstraat 6, Den Haag. Alle inzendingen betreffende deze rubriek te zenden aan bovenstaand adres. Voor alle vraagstukken geldt: „WIT BEGINT EN WINT". Oplossingen worden binnen 8 dagen ingewacht en over 14 dagen met de namen der oplossers gepubliceerd OPLOSSINGEN: Vraagstuk no. 329 Auteur: O. G. VAN VEEN Wit: 1. 24—19 2. 33—28 3. 31X4 L 4X27 5. 34—30 6. 27—49 7. 45X34 8. 49X40 9. 40—44 10. 25X341 en wint 13X35 22X24 6X50 35X44 24X35 35X40 50X45 4550 50—30 Een fraai probleem, hetwelk echter oen verdachte gelijkenis vertoond met een dito van den heer Klip huis in „Het Damspel" van Januari 1930. Vraagstuk no. 330 Auteur: A. VAN DOMMELEN Wit: Zwart: 2. 28—22 3. 17—12 4. 12X34 5. 35X41 en wint 40X49 49X47 47X20 20X30 Vraagstuk na 331 Auteur: P. W. KLIPHUIS Wit: 1. 47—41 2. 27—22 3. 43—38 4. 34X23 5. 49X40 0. 48X30 en wint Zwart: 30X38 38X18 23X43 5X44 45X34 PARTIJ-STAND Auteur: GEROUX, Marseille m m m. Mag wit 27—22 spelen? Dit vraagstuk heeft voor het practische spel eenige waarde en raden vooral clubspclcrs do oplossing eens te zoeken. VOORDEEL IN DE OPENING Op verzoek weer eens een combinatie'in de ope ning. Zelf heb ik deze combinatie eenige malen zien toepassen in de partij, zoodat ik mag veronderstel len dat ook onze lezers er slachtoffers mco zullen maken. De opening wordt aldus gespeeld: UIT ONZEN LEZERSKRING Drie fraaie lokzetten. Vraagstukken no. 332 Antcur: N. COHEN, Rotterdam Wit speelt en lokt een foutzet uit. Eerste publicatie Auteur: P. WILLY KLIPHUIS, Zwolle a iS m Wd i! a S f; m m I0 a m 8 H m B Eerste publicatie Wit: 1 33—28 2 39—33 3 44—39 4 49—44 5 31—27 6 30-31 7 41—36 8 47—41 9 27—22 10 31X22 18—23 12—18 7—12 1—7 17—21 21—20 11—17 17-21 18X22 7—11 i m m w m Wit: 11 22—18 12 28X17 13 33—28 14 38X7 15 37—31 16 39—33 17 35X2 Zwart: 13X22 11X22 22X33 2X11 20X28 28X30 EEN BLINDPARTIJ VAN DEN WERELDKAMPIOEN Partij gespeeld tusschcn do heeren II. do BOER, kampioen van Groot-IJmuiden met wit en B. SPRINGER met zwart (blind). Wit Zwart Wit Zwart Wit Zwart 1. 32—28 18—23 2. 33—29 23X32 3. 37X28 20—24 4 29X20 15X24 5. 31—30 12—18 0. 41—37 17—21 7. 37—32 7—12 8. 40—41 21—20 9. 41—37 18—23 10. 39—33 12—18 11. 44—39 1—7 12. 50—44 7—12 13. 30—25 10—15 14.. 40P34 14—20 15. 25-14 9X20 10. 34—29 23X34 17. 39X 30 20—25 IS. 44—39 25X 34 19. 39X30 18—23 20. 30—25 5—10 21. 31—27 10—14 22. 49—44 12—18 23. 44—40 4-9 24. 40-34 14-20 25. 25X14 9X20 20. 43-39 8-12 27. 34-30 20-25 39—34 15-20 29. 37—31 26X37 30. 42X31 2-8 31. 31—20 11—17 32. 30—31 3—9 33. 47—41 9-14 34. 41—30 23—29 35 34 X23 25X34 30. 48-43? 18X29 37. 27—21 10X27 38. 31X11 6X17 39. 32—27 12—18 40. 27—21 8—12 41. 21—15 18—23 42. 35-30 34X25 40.27—21 8-12 41.21—10 18—23 42.35-30 34 X25 40. 10X27 en zwart wint. I Goede oplossingon kwamen in van de hoeren: L. Bijl, Kcthel; L. Mol, Loosduinen; M. van Ast, D. den Hertog, II. Zijlstra, P. Spui, J. Henneveld, J. H. Segaar, Den Haag; B. C. Klijn, J. van Horsscn, Jac. Loevc, A.van Dommelen, Rotterdam; C. Havelaar, Dordrecht; J. de Lange. Harderwijk; C. Broekman, De Lior; B. Bakker, Heemstede; W. J. van der Voort, Nieuw-Vcnnop; A. Egas, Werkendam; A. van Mou- rik, Nieuwland; J. Bokhout, Hillcgersberg. CORRESPONDENTIE B. C. K. Uw propaganda daar, zal zeker resultaat opleveren. C. H. Zal probleem nazien. Honderd diagrammen 25 cent hij J. W. van Dartelen, Raadhuisstraat 1, Heemstede. Postzegels kunnen worden ingesloten voor dit bedrag. J. L. Alleen do zetten van wit. J. EL U krijgt hierover bericht 't Wordt zelfs een „officieclc" gebeurtenis. P. W. K. Gepubliceerd probleem p. o. toegezon den. In Uw vorig schrijven vergat U straatnaam te vermelden, zoodat toezending onmogelijk was. Hoe is feitelijk Uw naam? Dan eens lees ik P. W. Klip huis, dan weer P. Willy Kliphuis en nu weer P. Willy Kliphuis Mantel. Bent U een dammer of een damster (niet te verwarren met dam-stèr). Shakes peare zegt wel: „What is in a name?" maar ik weet liever met wie ik te doen heb. Ds. W. W. Meijnen schrijft in de „Dordtsche Kerkbode": In een Roomsch blad, do „Sint Antonius-bodc", las ik het volgende over de waarde van het gebed. „Het gebed heeft een wonderbare kracht: 't maakt het zwaarste licht, stilt de smarten, heelt de ziele- wonden, bewaart voor zondigen, verdrijft booze ge dachten en lieeft een onoverwinbare macht ten Als gij liet gebed nalaat, wordt gij als een bloem, die geen licht en geen lucht en geen water heeft, gij verkomt en uw hoofd zinkt omlaag naar den grond en gij ziet alleen maar wat beneden is en vergaat aardsche begeerten. Zeg niet: Er is geen tijd om te bidden. Gij hebt toch tijd om te eten? Zooveel meer als do ziel waard is dan het lichaam, zooveel meer zorg moet er zijn voor het gebed. En bij alle bezigheid geldt nog: do hand aan het werk, het hart bij God." Dat is zeker schoon gezegd en is voor ons leer- Maar des to minder kan ons bekoren, wat wij in 't zelfde blad lezen over het bidden van anderen voor hun mede-christenen: „Wanneer u in nood is. 't zij lichamelijke of gees telijke wanneer een Uwer dierbaren ziek is wanneer u oen gunst verlangt een goeden uitslag vruagt in deze of gene zaak wanneer gij goede zaken wenscht te doen een goeden uitslag hoopt te verkrijgen in uwe ondernemingen zegen over huisgezin winkel, werkzaamheden, land en stal, verlangt enz. laat dan een novene bidden door de Missiezusters v. d. II. Antonius! Het is zoo'n troost voor u te weten, dat anderen vooral God toegewijdo personen die meer tijd hebben dan gij, in uwe plaats Uw zaak bepleiten bij den goeden God en haar banden en hare harten tot hem verhef- n in een vurig gebed om alle gevraagde gunsten >or U te verwerven I Het gebed is dikwijls het eenige redmiddel en do eenigste uitkomst! Dagelijks worden daarom door onze Zusters vele en verschillende gebeden gedaan vor hen, die een Novene, 't zij ter cere van het IL Ilart, van O. L. Vrouw, den II.. Josef, den II. An tonius enz. bestellen. Als aalmoes zendt men daarvoor gewoonlijk min stons een guldon. Voor minder dan f 1.worden er geen Novenen gehouden. P.S. Met de novenen wordt door ons dezelfde dng reeds begonnen waarop zo besteld worden en hot geld ontvangen is." Do Dordtsche pastor voegt hieraan toe en wij zijn t hartelijk met hem eens: Zulk een bidden op bestelling en bij vooruitbeta ling typeert heel het roomscho geloof en z'n arbeid "i is geheel tegen den zin des Woords. Hoe arm is de arme roomscho, die z'n aalmoes niet kan brengen! En hoe rijk is elk Christen, die bij het Woord des Hoeren, zonder mcnschen inmenging, levend, de kracht verstaat van het apostolisch Woord: „Laat ons dnn met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade opdat wij barmhartigheid mogen ver krijgen, en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd". SPROKKELINGEN EEN ANTWOORD, DAT INDRUK MAAKTE. Collins, do vrijdenker, ontmoctto eens een eenvou dig lnndbouwer, die op weg was naar do kerk. Hij vroeg hem, waar hij heenging. „Ter kerk, mijnheer". „Om wat tc doen?" „God te aanbidden, mijnheer". „Zeg mij, is uw God con grooto of een klieno' God?" „Ilij is beide, mijnheer, groot en klein". „IIoo kan Ilij beide tegelijk zijn?" „Hij Is zoo groot, dat de hemel der hemelen Hem niet knn bevatten, en zoo klein, dat Hij wonen kan in mijn hart". Gollins verklaarde later, dat het antwoord van dien cenvoudigen boer meer indruk op hem had ge maakt, dan al de boekdoelen, dio geleerde mannen licrn volgeschreven hadden. ZATERDAG 1 NOVEMBER J N°. 43 - JAARGANG 1930 NIEUWE LEIDSCHE COURANT AL BEVENDE AANKOMEN Zll zullen den HEEUE achterna wandalen; i.u zal brullen aln een leeuw; wanneer HU brullen zul. dun zullen do Iclndoron van cio zee ar al bovendo aankomen. Hozea 11 10. Israel is van don Hccro afgeweken. Dat is de klacht die do profeten telkens weer in zijn naam over het volk opheffen. Afwijken is nog iets anders dan zondigen, of over treden. Als na een zonde bekeering volgt dan wijkt het volk niet van den Heero af, maar volgt het Hem na. Zooals kinderen in huis wel dingen doen die ze niet mogen en ongehoorzaam zijn, maar daarmee nog niet in opstand komen tegen vader en moeder. Zooals er een groot onderscheid is tusschcn lastige kinderen en afvallige kinderen die het ouderlijk huis don rug toekecrcn. Zoo is er ook een onderscheid tusschcn Israels overtredingen en zijn afwijking cn afval van den Ileere. In de dagen dor richters was er ton minste telkens een wcderkccrcn, als ze om hun overtredingen waron overgegeven in do hand hunner vijanden en uit de benauwdheid tot den Heero riepen. Dan verloste Hij hen cn ze deden de vreemde goden weg. Maar in de tien stammen sedert Jeroboam don zoon van Nobat en later ook in Juda was het een verlaten van den Ileere. Eens was het zoo anders geweest. Do Ileere herinnert Israel door zijn profeten ge durig woer aan do dagen toen Hij hen uit Egypteland uitvoerde. Niet dat hot toon bij het volk was zooals het zijn moest O neen, toen murmureerden ze ook ai tegen den Heero. Toen zondigden zo door ondankbaarheid cn ongeloof. Zelfs bobben zij zich bij Iloreb een ge goten kalf gemaakt. Maar in vergelijking met later dagen kon de Ileere van dien eersten tijd nog getuigen door Jero- mia: Ik gedenk de woldadighoid uwer jeugd, die liefde uwer ondertouw, toen gij Mij nawandeldct in do woestijn in onbezaaid land (Jcrcmia 2 2). En zoo is hot ook bij Hosea: Als Israël een kind was toon hob Ik hem liefgehad cn Ik heb mijn zoon uit Egypto geroepen (vs. 1) cn: Ik nochtans leerde Efraïm gaan; Ilij nam zo op zijne armen (vs. 3). Toen hadden zo geen keus. Ze moesten in dio onbe kende woestijn wol achter den Hocrc aan. Maar daar reeds openbaarde zich het beginsel van bun later afwijken. En nu staan den Ileere twee wegen open. Hij kan dit volk aan zijn begeerte overgeven, zoo dat ze hun afwijken van Hem al erger maken en daarmede het oordeel en do ondergang door Gods rechtvaardig gericht over zich lialon. Er is veel wat den Hecre daartoe reden zou geven. Want lieten zij zich aanvankelijk nog tuchtigen als Hij met zijn straffen over hun zonden bezoeking deed, thans is hot zoover mot hen, dat ze zich noch door vermaning noch door bestraffing meer laten gezeggen. Mijn volk blijft hangen aan de afkecring van Mij, zoo moet do Heero klagen (vs. 7). Daarom komt hier voor God do gedachte Efraïm over te geven cn Israël over tc leveren, dat zc worden als Adama cn Zobóim, do steden in liet Zoutdal die met Sodom en Gomorra zijn vergaan. En' toch, neen, dat kan de Heero niet doen. Daar om zegt Ilij wel: IIoo zou Ik u overgeven, o Efraïm. Maar daarin ligt dan ook uitgesproken dat de Ileere het niet doon zal. Niet omdat iets buiten Hem dit verhinderen zou. Neon, maar omdat do Ileere zichzclvcn daartoe be weegt in grooto ontferming: Mijn hart is in Mij omgekeerd, al mijn berouw is te zomen ontstoken ,(vs. 8). Maar dan is cr nog maar éón weg over. En dien weg neemt do Ilcero in zijn ontfermende cn onver anderlijke liefde jegens zijn volk: Hij zal do hittigheid zijns toorns niet uitvoeren, Hij zal zo niot verderven. Integendeel. Hij zal zc wel tuchtigen. Het zal met ben tot het uiterste komen. Efraïm zal in Egypteland niet weöerkoercn; hierin zal de Heere woord houden. Maar Hem staan nog andere wegen en middelen ten dienste: Assur, die zat zijn koning zijn omdat zij weigeren zich to bckeeren (vs. 5). In de ballingschap zal Israël in even diepe ellende verzinken als toen ze in Egypteland in het diensthuis zuchtten. En in dio ballingschap zal het -clan herboren wor den. Als een nieuw volk zal het wederkeeren. „Zij zal zingen als in de dagen harcr jeugd en als ten dage toen zij optoog uit Egypteland" zoo was reeds in het 7e hoofdstuk de belofte (vs. 14). En zoo is het ook hierin: zij zullen den Heere achterna wandelen. Van dat nawandelen van den Heere wordt nu gezegd, dat het al bevende zal geschieden. Waarom? De Heere zal, zoo gaat er aan deze woor den vooraf, brullen als een leeuw. Een beeld waar van de eigenlijke kracht ons ontgaat. Wij kennen een leeuw alleen in gevangenschap, opgesloten in een kooi. Maar soms hooren wij hem dan brullen met een kracht, die ons de longen doet trillen en het hart doet stilstaan. Wat moet het dan geweest zijn voor de bewoners van het heilige land, als ze in de verheffing van den Jordaan den leouw der wildernis hoorden brullen! Zoo is het als God zijn majesteit toont. Als Hij zijn stem laat hooren. Als Hij verwoestingen aan richt op de aarde. Dan beeft al het schepsel. Dan beeft ook Gods kind, dan beeft ook Gods volk. Want de Heero is groot, een vreeslijk God! En toch gaat hot voor die stem des Heeren niet op de vlucht Neen, want dit is do st^m van hun God, die zich opmaakt tot hun verlossing. En is zoo niet dikwijls nog de wandel van Gods kinderen? Den Heere achterna wandelen o, zeker. Want alleen dat is een veilige weg. Den Hecre achterna wandelen. Dat wil allereerst zoggen: ons houden aan zijn Woord. En ons houden aan zijn Woord sluit in, dat we ons door dat Woord laten ontdekken aan onze zonden, dat we ons erdoor laten bestraffen en terechtwijzen. Het sluit ook in dat we onze behoudenis niet zoe ken in eigen pogen of worstelen, maar door het geloof in den Heere Jezus, in zijn volbracht werk, in zijn trouw om niet alleen te verlossen maar ook te behouden. Ons houden aan des Heeren Woord sluit ook in dat we in don weg der gehoorzaamheid doen wat Hij van ons wil. En dan in die dingen, waarin we niet oen recht- streeksche aanwijzing van zijn Woord hebben, die vele gevallen waarin we zelve een keuze moeten doen, zeker moeten beslissenï D&n acht eeven op den weg die Hij in zijn bestel voor ons opent, waarin Hij on3 leidt door zijn hand. Gaat dit altijd zoo gemakkelijk? Neen, want het kost voortdurende zelfverloochening en strijd. In het onderdrukken van onze neigingen die van nature togen zijn Woord ingaan en dio maar al te vaak en dan zoo voorbarig mogelijk grijpen naar do leiding in ons zielsbeweeg. Het kost verloochening als Gods bestel de vervul ling ook van goede, zelfs heilige wonschcn voor ons afsnijdt cn onze gebeden erom niet verhoort. Maar als we dan ons zelf overwinnen door zijn genade en ons zelf tot volgen mochten dwingen, dau overkomt ons allerlei vrees. Ook deze vrees, dat da Ileere zulk een vreeslijk God is. En als zijn toorn dan eens togen ons zou ontbranden, waar zouden we ons dan bergen? Nu zijn er dio het daarbij niet uithouden. En zeker, zoo in vrees te leven is ook niet uit te houden. Daarom komt de Heere ook door het Evan gelie altijd weer tot ons spreken: vrees niet Wie dat dan gelooft die komt tot rust cn vrede. Maar wie dat niet gelooft en in eigon kraoht wil voortzwoegon en doorworstelen, dio moet het ten slotte opgeven. Dio keert liever tot zijn eigon wogon terug om zorge loos daarheen to leven. Maar daaruit blijkt don ook, dat het mot dat navolgen van don Heore niet ten vollo ernst was. Want Gods echte kindoren volgen wel al bevende. Maar zo blijven den Heere volgen. Ook omdat ze weten dat buiten dien weg een zeker oordeel heil wacht Maar toch ook omdat zo op des Heeren goedheid hopen. „Gij. Gij zult vrccselijke dinqen ons in gerech tigheid doen hooren", ja, maar ook: „cn blij doen zingen van 't heil voor ons bereid". HET NIEUWE JERUZALEM Daar zal geen nacht meer wezen In 't nieuw Jeruzalem, En geen angst, geen senrik, geen vreezen Geen klagelijke stem; Geen bitt're tranen, in de oogen Geweld uit diepe smart, Want God zal ze alle dragen Genezen 't kranke hart Geen schrijnen van de wondon In pijnlijk zelfverwijt, Geen berouw om zware zonden, Dat door do ziele 6nijdt. Geen sleep van droeve gebreken, Geen honger, dorst cn nood. Geen rouw, die 't hart doet breken, Geen ziekten en geen dood. Maar vrede, kalm en veilig, Maar steeds vernieuwde vroug t, Maar een ven, «risch cn heilig In eeuwig blijde jeugd. Maar dank'bm, jub'londo psalmen Met de cng'lcn Gods te saam, In forsche, breede galmen Ter eere van Zijn Naam. Daar wordt de boom des lovons In 't midden niot gemist, En de Godsrivier daarnevens, Dio alle ziel vcrfrischt. O. welk een godd'lijk loven, Wat groote zaligheid! Wicn zult Gij, Heer, dat geven? Voor wien is dat bereid? Dr. H. PIERSON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 13