m MAANDAG 20 OCTOBER 1930 TWEEDE BLAD PAG, g HET GOUDEN JUBILEUM DER VRIJE UNIVERSITEIT GEBEDSURE DE RECTORALE ORATIE DE EERE-DOCTORATEN Hedenmorgen nam de herdenking van het gouden jubileum der Vrije Universiteit een aanvang. De feestviering werd ingezet met een ge bedsure, die in de Keizersgrachtkerk ge houden werd. Voorganger was hier Ds. J. D. van der Velden, emeritus-predikant der Geref. Kerk van Kralingen, één der oud- 6te leerlingen der Vrije Universiteit. Toespraak Ds. v. d. Velden. Nadat eerst Psalm 3 2 was gezongen, begon spreker te zeggen, dat het doel van dit samenzijn was een zegen Gods af te smeeken voor onze Vrije Universiteit en God te danken voor wat Hij in haar schonk. Vóór we ons schikken tot de feestviering willen we ons biddend en dankend voor Gods aangezicht stellen. Augustinus heeft eens gezegd: Het gebed des rechtvaardigen is een sleutel des hemels, het gebed stijgt op, de ontferming Gods daalt neer". Die sleutel is gebruikt bij de stichting en de ontplooiing van onze Hoogeschool en op haar jubileum willen we dien gebedssleutel niet vergeten. Ter inleiding op het gebed lezen we, zegt spr., al moge het bij het eerste gehoor vreemd klinken, twee verzen uit de Klaagliederen en wel uit Hfds. 3 de verzen 56 en, 57: „Gij hebt mijn stem gehoord, verberg Uw oor niet voor mijn zuchten, voor mijn roepen. Gij hebt U ge naderd, ten dage als ik U aanriep. Gij hebt gezegd: Vreest niet". Nadat Psalm 138 vers 2 en 4 gezongen was, werd gewezen op het stuk gebeds leven in de voorgelezen verzen, die ons spreken van gebedsvertrouwen, ge- bedsdrang en gebedsver hooring. Bij het waar gebed behoort geloofsvertrou wen. Jeremia heeft zich rekenschap gegeven van zijn stem, zijn gebed had de ware rich ting, zijn smeeking was aan het rechte adres gekomen. Wel werd dit gebedsvertrou wen beproefd, maar in het duister heeft hij biddend gesteund op zijn God. De stichting van onze Hoogeschool is meermalen een geloofsstuk genoemd; wij noemen het tevens een gebedsstuk. Onze Vrije Universiteit is een zaak van veel ge bed geweest. Echte bidders kunnen alleen geloofsdaden doen. Onder die bidders zijn geweest mannen van wetenschap en eenvou dige lieden, en die zijn er gelukkig nog. Onze Hoogeschool moet blijven een zaak van ootmoedig gebed en in deze jubileum- week worde vernomen bij allen, die haar liefhebben: „Gij hebt onze stem gehoord". Jeremia ïïeeft ook gebedsdrang gekend. ^Verberg Uw oor niet voor mijn zuchten, voor mijn roepen". Ieder woord getuigt van den drang der harten. De belijdenis wordt uitgesproken, dat de Heere met recht Zijn oor kon gesloten houden. Er is erkennen van onwaardigheid. Juist dat besef bevor dert de diepte van het gebedsleven. En de Heilige Geest werpt den drang in de ziel van den bidder.'In de dagen van worsteling strijd en ellende is het zuchten geboren. En dat zuchten is in roepen overgegaan. Het was heilige ernst. Van onzen Heiland staat ook geschreven, 'dat Hij gezucht heeft en geroepen; zoo kon Hij medeleven, luisterend naar het dringend smeeken. Die gebedsdrang is in het leven onzer Vrije Universiteit niet onbekend. Daar van getuigt haar historie. Werden de jaren '1874 tot 1880 door een der stichters niet ge noemd de jaren der geboorte-weëen? Zwaar was de strijd, groot was de tegen werking, veracht is ze en miskend. Maar dat heeft gebedsdrang gewerkt. En dan, er ïs ook in het universitaire leven veel, dat stemt tot verootmoediging. Hoeveel gebrek en zonde klaagt aan. Het „verberg uw oor niet" worde op ons jubileum niet vergeten. Jeremia erkent ook de gebedsverhooring. „Gij hebt U genaderd. Gij hebt gezegd: Vrees niet". Gij zijt nabij gekomen. Wat >s gebedsverhooring anders dan een naderen des Heeren tot ons om te sterken, te helpen te bewaren, te verblijden? En dan is het geen stille zwijgende nabijheid, maar een sprekend naderen. „Vrees niet!" Hij spreekt het stormstillend woord. Als Hij voorgaat, nadert en spreekt, is het veilig. In de vreeze verhoord, zoo klinkt in moei lijke dagen het verhooringswoord. Is dat niet duidelijk geweest bij onze Vrije Universiteit? Op haar jubileum kan worden gezegd: Gij hebt u genaderd en tot haar gezegd: „Vrees niet". Onze trouwe God heeft de gebeden verhoord. De machtigste tegenstand deed haar niet verdwijnen. Niet tegenstaande alle zwakheid en strijd, gebrek en zonde, heeft Hij gespaard, uitbreiding gegeven, en temidden van vrees is Hij na bij gekomen en heeft gesproken: Vrees niet! Blijve onze Hoogeschool een zaak van drin gend gebed. Het gebed moet ook de ther mometer zijn van het universitaire leven. Tenslotte werd gewezen op de schaduw van onzen tijd. De raderen van het gebedsleven loopen stroef. Er is bij vermeerdering van kennis en wetenschap te weinig mystieke teederheid. Daarom verinnige zich het gebed ook voor onze Hoogeschool. Vóór haar feestviering heffen we handen en harten op tot onzen God, dat Hij om Christus wil, den Koning ook der weten schappen, haar onder Zijn bescherming neme, haar stelle tot rijken zegen voor ons volk en bovenal dat Hij zich in haar ver- Iheerlijke. ,nn Nadat gezongen was Psalm 123 vers 1 ging spreker voor in gebed, smeeking en dank- Na hét zingen van Psalm 66 vers 10 ver liet de feestvierende schare het kerkgebouw. HERDENKINGSREDE VAN PROF. DR. H. H. KUYPER In de groote zaal van het Concertgebouw had hedenmiddag de Openbare Zitting van den Academischen Senaat plaats. De Rector Magnificus der Universiteit, Prof. Dr. H. II. K u y p e r, sprak de her denkingsrede uit Al worden de jubilea eener Universiteit niet naar decenniën, maar naar de eeuwen van haar bestaan ge rekend, was er toch reden, nu deze Hooge school een halve eeuw bestaan heeft, dit feit op feestelijke wijze te gedenken. Haar •=tichting was een geloofsdaad De toekomst moest uitwijzen, of het heroieke pogen ge lukken zou, om zonder Saatssubsidie en staatsprivilege, alleen steunende op de kracht van baar beginsel en dc offervaar digheid van het Gereformeerde volk zulk een hoogeschool in stand te houden. Zij heeft die krachtproef glorieus doorstaan. Nu zij haar gouden feest vieren mag, behoeft aan haar vitaliteit niet meer getwijfeld tc worden. Het stekje toen in Neerland's tuin geplant, groeide op, wel niet met don snel Jen wasdom van Jona's wonderboom, maar toch zoo, .dat er gestadige toeneming was. En hoe zwaar de stormen ook zijn geweest, •ver haar zijn heengegaan, stormen, die haar menigen Kostbaren tak hebben ont roofd en toi in den wortel hebben geschokt, het bleek, om het schoone beeld van Jesaja te nemen, dat evenals in den haageik, ook na de anverping der bladeren nog sieun sel is, zoo ook voor haar het heilige zaad, haar toevertrouwd, zijn levenskraciit mei heelt verloren. De dank daarvoor komt niet ons toe, maar God den Heere, die naar liet woord van haar stichter uit genade haai aan ons volk schonk en trots ai onze zwak heid liaar in stand hield en bewaarde. Het is een eervolle taak, die spr. werd opgedra gen door Directeuren uer School oin op dezen leestdag de herdenkingsrede te hou den. Er ligt in die opdracht, spr. weet hel, een stille hulde aan den naain, dien hij draagt Maar des te dieper gevoelt hij liet gewicht van de taak, nu hij als zoon geroe- wordt den oorsprong, ontwikkeling en beteekenis te sohetsen van de Hoogeschool, die terecht het voornaamste stuk van den levensarbeid van zijn Vader is genoemd. En waar spr. zich maar al te zeer bewust is, dat genialiteit geen erfgoed is, moge daal de bede om een welwillend oor en een in schikkelijk oordeel niet tevergeefs zijn gedaan. Bij den oorsprong der school stond spr. vervolgens stil. Over de geboorteweeën, die aan de stichting onzer Hoogeschool zijn jorgegaan, zal spr. maar kort handelen. Van belang is inleen erop te wijzen, waar om de poging dóór Dr. A. Kuyper in 1875 beproefd, om te komen tot stichting eener Christelijke Universiteit op breed geplavel den grondslag met medewerking van heel de Protestantsche orthodoxie, niet is gelukt. Het wetsontwerp door Minister Heemskerk Azn. ingediend, om tot een nieuwe regeling van het Hooger Onderwijs te komen, waarbij voorgesteld werd de Theologische faculteit aan de Rijksuniversiteiten op te heffen, maakte het vraagstuk urgent, hoe men voor komen zou, dat de Theologie uit den kring der wetenschappen verbannen en naar een seminarie verwezen werd. Dr. Kuyper, die voor het behoud der Theologische faculteit de Rijksuniversiteiten niets gevoelde, evenmin als Groen, omdat ze tot knechting der Kerk leiden moest, meende, dat thans het oogenblik gekomen was, om tot stich ting der Vrije Universiteit over te gaan. Met Groen en Elout werd het plan, hoe dit geschieden kon, breedvoerig besproken en vastgesteld. De anti-revolutionaire Kamer club zou in de Tweede aKmer het pleit voeren, dat in de Wet het recht tot stich ting eener Vrije Universiteit zou worden opgenomen. Men rekende daarbij op den steun der Amsterdamsche hoogleerarcn, die hun Atheneum tot Universiteit wilden verheffen en met een liberaliteit, waaraan spr. hulde brengt, niet alleen voor hun Hoogeschool, maar ook voor de Vrije Uni versiteit het jus examinandi en promoven di vroegen. Om ook de medewerking der ethische orthodoxie te winnen, trad Dr. Kuyper nu zelf op den achtergrond en liet leiding over aan Dr. J. H. Gunning, on der wiens auspiciën de Vrije Christelijke Universiteit zou worden gesticht Maar hoe warm de sympathie ook was, waarmede dit plan in heel de Christelijke pers werd begroet het stuitte af op de besliste weige ring der ethisch-irenische groep om liaar medewerking te verleenen. Hoe bitter door deze mislukking ook teleurgesteld, waardoor zijn levensideaal vernietigd scheen, Dr. Kuyper gaf den moed niet op, al dwong een ernstig zenuwlijden hem anderhalf jaar in het buitenland te vertoeven, zelfs daar liet de idee om tot eigen Universiteits stichting te komen, hem niet met rust. En nauwelijks teruggekeerd, wijdde hij daar aan al zijn kracht. Alleen het zou worden een Gereformeerde Universiteit. Het fundament, waarop het gebouw verrij- :n zou, werd smaller maar hechter. Spr. zou te kort schieten in zijn plicht der dankbaarheid, wanneer hij niet naast Dr. Kuyper als de geestelijke vader der Hoogeschool, met eere den naam van Dr. F. L. Rutgers noemde, op wiens schouders sohier de heele taak van de organisatie der vereeniging kwam te rusten. Hanteerde Dr. Rutgers den troffel spreker ontleent dat beeld aan den herbouw van Jeruzalem Dr. Kuyper voerde het zwaard, om de aan- allen op de jonge stichting af te weren. Welk een schitterend wetenschappelijk tournooi toen plaats vond, eerst met Dr. Van Toorenenbergen over den confessioneelen grondslag, daarna met Dr. Bronsveld het recht tot Universiteitsstichting zelf, be hoeft spr. wel niet te herinneren. Meer ge- vaar bestond in het verleidelijk aanbod doof Dr. Vos aan de heeren Kuyper cn Rut gers gedaan, dat het Classicaal Bestuur ironie der geschiedenis hen als kerkelij ke hoogleeraren aan de Synode zou voor dragen, met de bijvoeging, dat Amsterdams Gemeentebestuur hen gaarne als hoog leeraar aan zijn Universiteit zou ontvan gen, maar voor dit sirenenlied bleken de heeren doof. Nadat de vereeniging geconstitueerd haar statuten bij Koninklijk Besluit va Februari 1879 waren goedgekeurd, Direc teuren en Curatoren waren benoemd, kon men thans, wat zeker het gewichtigste was, tot. benoeming der hoogleeraren overgaan. Spr .zal niet trachten te verhalen, hoeveel vergecfsche pogingen men heeft gedaan om mannen van wctenschappelijkcn naam als Prof. Bohl te Weenen en jonge veel beloven de krachten als Dr. Bavinck voor de Uni versiteit to winnen, hoe men Duitschland cn Zwitserland hoeft afgereisd op professo- ronvangst maar zonder de begeerde buit tc vindon. Voor de Theologische faculteit was men het eerst gereed. Dat Dr. Kuyper en Dr. Rutgers benoemd werden sprak vanzelf. Dr. Hoedemaker werd hi era aai toegevoegd, evenals Dr. Van Ronkel, die echter, na eerst do benoeming to hebben aangenomen, zich op bet laatcste oogenblik terugtrok om ge zondheidsredenen. De litterarische faculteit kreeg een semiticus licentiaat T. W. Dilloo uit Soldin; de Juridische Faculteit één hoog leeraar voor staatsrecht en canoniek in Mr. D. F. D. Fahius. Spr. teekent hierna in het kort de ope ning der Universiteit. Op een enkelen disso nant na, viel over de ontvangst, die de jonge stichting ten deel viel, eer te roemen dan te klagen. Ook in het buitenland werd de stichting der Christelijke Hoogeschool met warme ingenomenheid begroet. De Schotsche zendingskerk toonde niet alleen in woorden, maar ook in daden haar sympathie. Ze bood haar zendingskerk waarin eens Da Costa's seminarie gevestigd was. ter huisvesting aan en beloofde een fonds te stichten tot steun voor de studenten der V. U. Spr. schetste thans ih de tweede plaats de lotgevallen der Universiteit in deze halve eeuw. Zij trad op, zooals Dr. Kuyper in zijn openingsrede zei, met haar eigen kleinheid tot blozcns toe verlegen. Voor haar drie fa culteiten had zij slechts vijf hoogleerarcn. Toen ze in de Decembermaand haar colleges opende, waren nog slechts drie studenten op haar Album Civittm ingeschreven. Al kwam den loop van den cursus er nog een drie tal bij, het getal was toch luttel genoeg en onder hen was niet een litterator of jurist. Er behoorde geloofsmoed toe, om aan de Hoogeschool te komen studeeren. De effec- tus civillis voor haar graden was nog niet verkregen. Al konden haar litteratoren desondanks een plaats vinden op de Christelijke gymnasia, voor dc juristen stond de advocatuur niet open, zooals dc Hooge Raad had beslist. Konden litteratoren c-n juristen althans nog door den zwaren gang van dubbele examens en promoties den effectus ci villis verkrijgen, oor de theologen, die pred. wilden worden n de Nederlandsch Hervormde Kerk, had de Synode de deur op dubbel slot gedaan. Voor hen beeft dc geloofsproef niet te lang ge duurd; toen de eerste hunner gereed waren, brak het kerkelijk conflict uit, dat voor hen den toegang tot het ambt in de nu vrij ge maakte kerken ontsloot. De litteratoren en juristen hebben langer geduld moeten oefe nen. Het heeft 25 jaar geduurd, voordat de vrijmaking van hot Hooger Onderwijs werd doorgezet en dc effectus civilis werd ver kregen. Al is de verwachting, dat dientenge- olge liet gotal juristen en litteratoren be langrijk stijgen zou, niet geheel vervuld, de Hoogeschool telt toch, zooals haar vorige Rector in de annales mededeelde, thans 452 studenten, w.o. 271 theologen, 98 juristen en 13 litteratoren. Het totaal getal studenten van den aanvang af bij haar ingeschreven be draagt meer dan 1500. Met blijdschap mag spr. vermelden, dat daaronder 'n niet onbe langrijk aantal studenten uit Z-Afrika Noord- Amerika, Duitschland en Hongarije is ge weest. Thans heeft ze zelfs een Israëliet uit Palestina en een Chinees uit onze koloniën onder haar studenten. Wat de hoogleeraren betreft is de eerste periode der Universiteit, die met haar zil veren jubileum in 1905 afsluit, wel dc felst bewogene in haar bestaan geweest. Spr. wijst op de aanwinsten in 1881 van Dr. J. Woltjer voor de litterarisohe; van de hes- ren Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohman, Jhr. Mr. W. H. de Savornin Lohman voor de juridische; van Dr. de Hartog voor de Theologische Faculteit. Maar hiertegenover stond het verlies van Prof. Dilloo, die zich in den Calvinistischen kring nooit thuis heeft gevoeld; van Prof. Hoedemaker ten gevolge van het kerkelijk conflict in 18S6; van de beide heeren Lohman wegens het geschil in eigen boezem over den grond slag der Hoogeschool. Dr. de Hartog over leed. Tegenover de aanwinst van Prof. Gecsink stond het verlies van Prof. Kuy per, die in 1901 de katheder voor den mi- nisterszctcl verwiselde. Na 16 jaar bestaan te hebben was, de Hoogeschool weer terug gekeerd tot het aantal hoogleeraren. waar mee ze begon, drie in de theologische fa culteit, één in de litterarische en een jurist. Spr. is niet ondankbaar, dat de pogingen, in dien tijd aangewend, om door saam smelting met de theologische school te Kampen, eigen kracht te versterken, mis lukt zijn. De saamkoppeling van Universi teit en Seminarie zou een hybridisch ge wrocht zijn geworden, waardoor de souve- reiniteit in eigen kring werd geschaad. Na het ophouden dier pogingen maakte de vroeger wel eens ietwat gespannen verhou ding tusschen heide scholen plaats vooreen hartelijke samenwerking, die ook in d? toekomst moge blijven bestaan. De mislukking deaer saamsmeltingspo- gingen bracht ook de rijke winst, dat Prof. Bavinck met zijn fidus Achates, Prof. Bies- terveld tot. de Universiteit overkwam en nu de katheder voor de Dogmatiek, dio Prol Kuyper openliet, op waardige wijze werd vervuld. Bavinck behoorde tot de eminent- ste theologen, wiens Dogmatiek naast de Encyclopaedic van Dr. Kuyper wel het standaardwerk is, door de Gereformeerde Theologie in deze eeuw voortgebracht. Was de Theologische Faculteit zoo weer com pleet geworden, ook de litterarische en ju ridische faculteit kreipen versterking door de benoeming van de heeren Dr. van Gelde ren, Dr. Woltjer Jr., Mr. Anema, Mr. Die pe nihorst. Spr. wees voorts op het verkrijgen van den effectus civilis. Dat ging niet zonder strijd, maar 4 December 1965 kwam het Koninklijk Besluit, dat aan de V. U. het recht schonk van het doctoraat in dë rechts wetenschap, de klassieke en Semitische letterkunde en de wijsbegeerte. De periode van 25 jaar, die na het zil veren jubileum volgde, was een van rustige ontwikkeling en gestadigen groei, hetgeen Spr. nader aantoont. Wat inzonderheid de ze periode karakteriseert is de .poging, nu niet alleen de bestaande faculteiten op peil te brengen, maar ook tot stichting te komen van een nieuwe faculteit. Dat hierin voor een Universiteit, die van de offergaven van het Gereformeerde volk leven moet, een der moeilijkste problemen voor de stichting van de twee nog ontbrekende faculteiten schuilt, is duidelijk. Spr. wijst op voorbeelden in het buiten land, waar de Vrije Universiteiten ook door de Regeering gesteund worden. Bij ons be paalt de wet, dat de bijzondere Universitei ten jaarlijks vierduizend gulden ontvangen tot tegemoetkoming in de kosten der loka len en de regeering heeft daaraan nog een bedrag toegevoegd van f 20.000 voor weten schappelijke onderzoekingen. Spr. hoopt dat hierin spoedig verandering mag komen ten goede. Wat vooral bewondering afdwingt, is dat het Gereformeerde volk. dat niet uit vele edelen en rijken bestaat, aan contribu ties en collecten zooveel voor zijn Hooge school schenkt. Bij dit jubileum den dank onizer Hooge school daarvoor uit te spreken, is meer dan een plicht, het is de drang van het hart. Spr. brengt dank aan de directeuren die zoo uitnemend voor de financieele belangei: hebben gezorgd. Spr. noemt hier In het bijzonder den naam van den tegenwoordigen president directeur, den heer Colijn en brengt mede dank aan de curatoren. Spr. gedenkt met weemoed hen, die door den dood aan de Universiteit zijn ontnomen. Na dit historische overzicht beantwoordt Spr. de vraag in hoeverre de V. U. aan tiaar roeping heeft voldaan en trouw aan haar beginsel is gebleven. Ze trad op als Vrije Universiteit, ze wilde noch overheer- sching van Staat, noch van Kerkl De effectus civilis van haar graden, heeft haar onder toezicht van den Staat gebracht en het contract dat zij met de Gereformeerde Kerken sloot, stelde haar theologische facul teit onder toezicht dezer kerken. Al te zwaar zijn de eischen die de regeering ge steld heeft vóór de erkenning der graden niet. Spr. hracht dank voor de hoffelijke en vriendelijke wijze waarop zij haar taak heeft opgevat. Moeilijker was 't vraagstuk van de verhouding tot de Kerk. Door Dr. Kuyper is nooit betwist, dat de Kerk toezicht nioest kunnen uitoefenen, doch de wijze waarop De putaten dit toezicht hebben uitgeoefend ge denkt Spr. dankbaar. Hoe groot het aantal is van predikanten, die in ons vaderland en als missionaire dienaren des Woords in In dië dient, die aan onze Hoogeschool oplei ding genoten, behoeft Spr. wel niet te zeg gen Van haar leerlingen i? meer dan één hoogleeraar geworden. De tegenwoordige Minister van Onderwijs is een discipel onzer school. Op vele voor aanstaande plaatsen vinden wij onze oud- leerlingen terug. De tijd, dat men verachte lijk van ons gereformeerde volk als van een naehtschoo] sprak, is voorbij; en het is niet het minst aan onze V. U. te danken dat wij aan dien smaad zijn ontkomen Onze V. U. aldus Spr. trad echter niet alleen op om voor d° wetenschap de sou- vereiniteit in eigen kring te bepleiten, ook niet om voor liet gereformeerde volk de wetenschappelijke leiders te vormen, maar bovenal, om op het gebied der wetenschap zelf op te komen voor de souvereiniteit van Christus, den Koning der Wetenschappen. Ze wilde niet alleen de schatting van baar eerbied en hulde aan de voeten van den door God gezalfden Koning neerleggen, maar ie wilde ook het licht, dat door Hem ontstoken is, op heel het gebied der we tenschap weer doen uitstralen. Zoo treedt ze de nieuwe periode van haar bestaan in. Den ernst van de taak die haar wacht in deze moeilijke tijden ontveinst Spr. zich niet. De fundamenten zijn gelegd, maar de opbouw der Christelijke weten schap is niet minder krachtinspannend. Spr. eindigt met den ouden heihvenseh haar toe te roepen: \ivat crescat floreat un sitas nostra. PROMOTIE VAN DE VIER DOCTORES HONORIS CAUSA Hierna had de promotie plaats tot Doctore honoris causa in de rechtswetenschappen an den heer H. Colijn (promotor Prof. Dr. P. A. Diepenhorst)'en in de theologie van de n Prof. ,Dr. J. Sebestvén (promotor Prof. Dr. F. W. Grosheide), Ds. D. Bakker (promotor Prof. Dr. G. Ch. Aalders) en Ds. J. C. Rullman (promotor Prof. Dr. H. K. Kuyper). Bij deze plechtigheid werden de volgende redevoeringen gehouden.- EERE PROMOTIE Prol. Dr. J. SEBESTYEN. Rede Prof. Grosheide. De Senaat der Vrije Universiteit heeft in zijn vergadering van 30 Mei 1930 op voor dracht van de Theologische Faculteit besh ten het doctoraat in de Godgeleerdheid Honorus Causa te verleenen aan Jenö Se- bestyén. Aan mij aldus spr. werd de eervolle taak opgedragen de redenen uiteen te zet ten, op welke dit Senaatsbesluit gegrond is. Het zal bijna regel zijn dat een vreemde ling, die hier in onze taal zijn verdiensten hoort opsommen er weinig of niets van verstaat, zoodat er van het in het aange zicht prijzen gewoonlijk geen deugd, maar hier een onafwijsbare taak niet zoo heel veel overblijft. Maar anders is hei in dit geval. Prof. Sebestvén verstaat en leest, spreekt en schrijft onze taal en het is an veét belang dat thans op te merken. Die kennis van onze Nederlandsche taal heeft hem de gelegenheid geschonken, zich van dc Nederlandsche Gereformeerde Theo logie volkomen op de hoogte te stellen. En veten, dat hij daarvan niet alleen een overtuigd aanhanger is geworden, maar dat hij op meesterlijke wijze gepoogd heeft en nog poogt die Theologie in zijn vaderland ingang te doen vinden. Het zal daarom nie mand verwonderen dat de V. U. er prijs op stelde, dezen geleerde ook door een bijzon deren band aan zich te verhinden. En ze kon dat niet beter doen, dan bij de doctors graden die Scbestyén met eere verwierf, hem haar eigen doctorsgraad eershalveaan te bieden. Doch er is meer. Het bekend maken van de Gereformeerde Theologie alleen zou het toekennen van den doctorstitel eershalve zeker nog niet wettigen. Het is noodzakelijk te zeggen, onder welke omstandigheden Sebestyén zijn groote werk verricht. Spr. knoopt daartoe bij een opmerking aan, ge maakt naar aanleiding van de door de V. U. verleende eeredoctoraten. Spr. heeft daar over veel goeds gehoord en gelezen. Toch ook een opmerking, die een aanmerking was. In een Amerikaansch blad las spr. dat de V. U. op haar jubileum toch ook wel een geleerde in Amerika of Zuid-Afrika met den doctorshoed had kunnen eeren. Ons antwoord daarop is, neen, "dat had niet gekund, nu dc maatstaf is aangelegd, die inderdaad heeft gegolden. Gaarne wordt uitgesproken, dat ook in Amerika en Zuid- Afrika de Gereformeerde Theologie door meer dan een geleerde op voortreffelijke wijze wordt .beoefend: gaarne wordt hulde gebracht aan de verdienstelijke geschriften van Gercfonneerde theologen in de beide zoo juist genoemde werelddeelen, met blijd schap en dankbaarheid wordt erkend, dat tusschen dc geleerden hier en daar hechte banden van vriendschap en geestverwant schap bestaan, de omstandigheden, waar onder Prof. Sebestyén zijn werk verricht, zijn van zeer bijzonderen aard, en ook dat wenscht de V. U. te eeren. In Hongarije was een machtige Gereformeerde beweging. Spr. behoeft slpchts den naam van Peter Melius te noemen, en een groot Gerefor moerd werk komt ons voor den geest. Zoo heel veel is daarvan, helaas, niet overge bleven en w-at er van overbleef, lijdt aan verschrompeling, onder den invloed vaneen doode orthodoxie. Sebestyén is, dat ziende, een pionierswerk begonnen. Eerst heeft hij vrijwel alleen moeten strijden, opdat de Gereformeerde Theologie weer zou worden gekend, en in eere komen. Doch God zegen de zijn arbeid en gaf hem siraks een schaar van geestdriftige leerlingen, die in zijn voet stappen wandelen. Zoo is het niet in Ame rika en ook niet in Afrika gegaan; het is pionierswerk dat dc V. U. in Sebestyén wil eeren. Maar alweer, ook dat zou nog niet vol doende zijn om het verleenen van een doe torsgTaad eershalve te rechtvaardigen. Spr. moet er aan toevoegen, dot dit pionierswerk op waarlijk wetenschappelijke wijze is ver richt. Reeds als student heeft Sebestyén de studie breed opgevat, hij studeerde aan verschillende Universiteiten, waaronder die te Utrecht. In twee faculteiten werd de doctorsgraad behaald. En deze dingen zijn gebleken een profetie te zijn. Want al is bij Scbestyén het practische werk aller minst op den achtergrond gekomen, zijn aandacht heeft zich op de wetenschappelijke beoefening van de Theologie geconcen treerd. I-Iet bewijs wordt geleverd door een grondig onderwijs in de Gereformeerde Dog matiek en de aan baar verwante vakken zoowel als door het kundig schrijven over tal van onderwerpen, liggende op het gebied van de Gereformeerde Theologie „Waarde Collega, wees van harte geluk- gevvensrht met uw nieuwen titel, dien Ge niet alleen ten volle hebt verdiend, maar die u ook van harte wordt gegund. Het was mij een eer. dat de Theologische Faculteit mij aanwees om hier uw promotor te zijn. omdat ik me ook uw vriend mag weten. In uw vaderland mocht ik u het eerst ontmoe ten. Sainenspreking over de dingen die ons beiden na aan het hart liegen, bracht ons nader tot elkander. Als tolk van theologi sche voordraeten. leerde ik u waardeeren. Met blijdschap vertoefde ik in uw woning en het was mij een vreugde u later de mij ne te zien binnenkomen, en zoo de per soonlijker kennismaking voort te zetten. God geve dat ge uw drievoudigen doctors titel lang en met eere moogt voeren. Hij stelle u verder ten zegen voor de ontwikke ling van de Gereformeerde Theologie, ten zegen voor heel de Gereformeerde beweging in uw vaderland". Antwoord Prof. Sebestyen. Meer dan twintig jaren geleden heeft een jonge Hongaarsche hulppredikant te Boeda pest afscheid van zijn principaal genomen, om op 15 October naar een der Ned. Uni versiteiten te vertrekken. De predikant van Boedapest vroeg hem: En waarom gaat 1" juist naar Nederland? Wat zoekt U daar' Waarop de jonge hulppredikant het volgend antwoord gaf: ,.Ik zoek het Calvinisme Het Calvinisme, waarvan ik zelf nog niet weet, waarin het eigenlijk bestaat, wat het vezen er van is. Maar ik zoek het toch. rant ik voel. dat mijn ziel alleen daarin rust zal vinden. Ik zoek, cmdat ik het in het tegenwoordige Hongariie niet kan vin denEn ik zoek het in Holland, omdat ik instinctmatig voel, dat ik 't dóór vinden zal Die jonge hulppredikant was ik Nu na drie cn twintig jaren, met jube lend hart moet ik in Uw midden met ont moedige dankbaarheid jegens den Heere be kennen, dat ik het zuivere Gereformeerde i Christendom, zooals ik het in mijn droomen oorstelde, wél gevonden heb. En dan bij UHier in Nederland Sinds dien, en vooral sedert de laatste tien jaren, vraagt niemand meer aan onze jonge studenten, die naar Holland vertrok ken: „Wat zoekt U in Nederland?" Ja, wij zijn zelfs eeds zoo ver gekomen, dat onze studenten, die van onze Hoogeschool te Boedapest naar Duitsche, Fransche, F.ngel- sohe, Schotsche of Amerikaansche Hooge- scholen vertrekken, met een zekere ontevre denheid terugkceren en zeggen: „Daar en daar hebben wij het Calvinisme niet gevon den..." Nu zien wij eerst, dat wij in Hon garije in dit opzicht reeds veel verder zijn dan in alle andere landen, Nederland uitge zonderd. Uit dit kort verhaaltje kunt gij duide lijk zien, wat Uw kerkelijk leven en Uw Geref. Theologie voor onze Hongaarsche K< rken na 20 jaren b 'eekenden. Want wat wij op het gebied van de Gereformeerde ontwaking gedurende de laatste tien jaren met de hulp des Heeren bereikt hebben, dat kunnen wij alleen en uitsluitend aan U en aan Uw zegenrijken invloed danken. In dezen wonderbaren arbeid heeft de Heere, onze groote God, een bescheiden taak ook op mijn zwakke s>mders gelegd. Door Zijn machtige hand geholpen, was ik ook in staat mijn brandend hart als sacrificium tot Zijn eere omhoog te houden Maar mijn beschaming was toch zeer groot, toen ik hoorde, dat gij van mijn be scheiden arbeid niet alleen waardcerend hebt kennis genomen, maar zelfs mij een onderscheiding hebt voorbereid, die als de hoogste droom en het heiligst eereloon voor ieder Geref. theoloog mag genoemd worden. Want ik sta, dajik aan den Heere, in onze Kerken niet meer alleen. Er zijn van jaar tot jaar steeds meer zi.len, die voor de Geref. waarheid met geheiligd vuur opstaan en die misschen nog meer werken dan ik met mijn zwakke krachten doen kan In het licht van de-: zeldzame en voor mij buitengewoon vereerende onderscheiding, sta ik dus met mijn arbeid en persoonlijkheid zeer beschaamd. En hoe meer ik eraan denk, hoe meer ik tot de overtuiging moet komen, dat ik met de hulp des Heeren nog zeer veel moet werken, om mijn dank baarheid jegens deze vermaarde en op deze wereld geheel alleen staande Universi teit eenigszins te kunnen bewijzen. Maar ik voel het ook, dat dit tegelijk een verplich ting voor mij meebrengt, evenwel een ver plichting welke heerlijk is om te dragen en welke een rijk programma is voor heel mijn verdere leven. Moge de Heere geven, dat ik de vruchten van mijn arbeid aan Uw Hoo geschool mag opdragen. Maar geheel afgezien nu van mijn beschei den persoon, moet ik U ook met blijdschap melden, dat onze Gereformeerde broeders en zu- 'ers in Hongarije deze onderscheiding met de grootste dankbaarheid en waardeering hebben ontvangen. Want hieruit hebben zij gezien, dat de oogen der Nederlandsche Ge reformeerden, de oogen van den „sterkeren broeder", nog steeds op de Hongaarsche Ge reformeerden, op den „zwakkeren broeder", zijn gevestigd en met liefde en offervaardig heid gaan zij de Hongaarsche Gereformeerde ontwaking en theologischen arbeid gade slaan, omdat zij voelen, dat bet Calvinisme in het verre Oosten met gebed en broederlief de moet gevoed worden. Dit is een nieuwe arbeid, want het kan nóch zendiftg, nóch in wendige zending genoemd worden, maar een derde iets. dat de oprichting van reeds be staande, maar zwakke en vervallen kerken voor oogen heeft En als gij nu bedenkt, dat de Hongaarsche Geref. Kerken en de Hongaarsche Geref. theo logie in den loop der eeuwen steeds onder den invloed der Nederl. theologie stonden en dat wij den rijksten zegen steeds van de Nederlandsche Gereformeerde theologie heb ben ontvangen, en als gij hierbij nog bedenkt dat het Calvinisme nimmer verder dan Hon garije en Zevenburgen in het verre Oosten mocht vooruitdringen, maar voor het natio naal, cultureel, maatschappelijk en zedelijk leven van het Hongaarsche volk sinds vier eeuwen een onuitsprekelijke zegen is geweest dan zult gij tevens ook begrijpen, hoe dank baar de Hongaarsche Gereformeerden alle teekenen, die van de broederliefde en warme belangstelling der Nederlandsche Gerefor meerden sproken. En dit bewijs van waardee ring uit Nederland zal zeker de positie van de Geref. Beweging in Hongarije versterken en aan ons werk ten goede komen. Want wel is waar is ons een groote en krachtige deur geopend, maar tegenstanders zijn er ook velen. Daarom breng ik nevens mijn diepsten en ootmoedigsten dank de allenvarmste broe dergroeten van al de Hongnarschc Gerefor moeiden over ter gelegenheid van het Gou den Jubileum van Uwe glorierijke Vrije Uni versiteit. De arbeid van Uw illustre school dwingt den grootstcn eerbied van onze men schen i nHongarijc af. En met ootmoedig gebed verheerlijken zij God in U, die door Zijn onmetelijke genade U een dergelijke» tempel der wetenschappen schonk. Ten slotte maar niet voor het laatst. breiiR ik, nu in mijn hoedanigheid als nector vl i de Geref. Theol. Hoogeschool te Boedapest, de beste zegen wensch on van onze Akadeniie over. Onze hoogeschool geniet het voorrecht om in zijn pas benoemden jongen professor in de Kerkgeschiedenis, Prof. D. Alex Czekey dien man te begroeten, die acht jaar geleden als de eerste Hongaarsche theol. student aan Uw jubileero.nde Universiteit studeerde. Zoo komt dus het goede zaad van de zui vere Geref. theologie uit Nederland over en zal in Hongarije als reeds meermalen in den loop der historie, rijke vruchten afwer pen, opdat de goheele Geref. beweging die wetenschappelijke theologische fundamen- teering krijge die tot den bloei der Geref. Kerken onvermijdelijk noo.hg is. Thans eindig ik. Ik dank l! zeer voor de vriendelijke belangstelling, waarmede gii i gehoord hebt. Nooit zal ik deze ure vergoten Want ieder bezoek in Nederland is oen nieuwe bron van krachten ei nog meer, dat de bewaarder Israels slaapt nog sluimert. Wij gaan straks uiteen. Maar wij ontmoeten elkander dagelijks voor den Troon van Hem. tot Wiens Eer te leven, werken en strijden het hoogste geluk voor ons geloovig hart zal blijven! Ik heb gezegd. EERE PROMOTIE Ds. D. BAKKER. De Senaat d. zijn vergadering dracht \an de Tl ten het doctoraat taak ojïgedragen denen uiteen te Ik voldoe daara erkzi Rede Prol. Aalders. Vrije Universiteit h( les Wo kerken. 1 Juli 1929, ■en, den r nmbte- •er be- p.! "heeft werd door stukken m de talrijke periodieken - op grond cent aan de Tweede afde-'lin chenius-school der Geref on later de Opleidingsschool vo helpers, te Djocja; en hij i oorbecldige wijze vervuld toen de staat van zijn gezondhei nagenoeg 23 jaren heeft hij verrei langster. tijd, niet minder dan is ja; ganschcn last van de Theol «gische der inlandsche helpers geheel alleen gedra gen. Hij heeft al die jaren in alle vakken der Theologische wetenschap onderricht ge geven; en, al moet er zeker rekening mee worden gehouden.. <lat uit don aard der zaak de behandeling dozer akken niet den diepgang kan bereiken, w.-lken wij hier to lande eischen. dan is reeds tilt een prestatie, die hem den doctorstitel ten volle doet waar dig zijn. Daarbij komt nog. dat hu de ruchten \an zijn Theologischen arbeid heeft weten te kleeden in het gewaad van taal, die van ons zoo verre staat, als het Javaansch: een Javaansche dogmatiek ethiek, alsmede een overzicht doi lijke vakken van zijn hand kwairw an de pers. terwijl hij in «I.-zelfde derscheidene boek envan liet Oud' als het Nieuwe Testament conun*- bewondering* afdwingende sche arbeid, die. hoewel pi.* in dn en. toch regelmatig wordt gebruik Van niet minder beteeke i - is de langrijke arbeid welke li- Bakker h richt tot verbetering van de bcstaa aansrhe Bijbelvertaling van Jan toe hij den geheelen Tavaanschc nauwkeurig met den Hebreeuwse Griekschen grondtekst heeft vcrgelc Het is geen wonder dat een man breede theoretische kennis en lai practische ervaring op de ontwlkke den zendinpsarbeid crooten im uitgeoefend. Voor allen, die in d erkzaam waren, is hij steeds baak en raadsman geweest. Hij hen als vader geëerd, en i bij allerlei ingewikkelde vra den regel de beslissing Van zicht in de theorie en zijn jui practijk der Zending getuige publicaties die hij in onder* Nederlandsche als Javaansche, het licht heeft doen zien. Waarde Bakker aldus Spr. van uw zeer bijzondere verdiensten voor de godgeleerdheid, in het bijzonder voor al het geen gij hebt bijgedragen tot de principieele fundeering en practische bevordering van het werk der Zending, met name door uw; langjarigen arbeid in de opleiding der in landsche helpers, door uw bevordering vart de herziening der Javaansche Bijbelverta ling, en door uw talrijke publicatie- en ad viezen, verklaar ik thans, namens den Se naat der Vrije Universiteit, krachtens zijn bevoegdheid en in gevolge zijn besluit van 30 Mei 1930 u, Dirk Bakker, Ie zijn Doctor in de Godgeleerdheid, met alle rechten dio door de Wet of gewoonte aan dit Doctoraat' zijn verbonden, honoris causa. Doctor Bakker, ik roken hot mij een zeer bijzonder voorrecht, de eerste te mogen zijn, die u rechtens met dezen titel begroet. Ik wenseh u van heeler harte geluk met do welverdiende onderscheiding, door u ver worven; en, al laat uw gezondheidstoestand u tot uw innig leedwezen niet meer toe uw arbeid in Indië, die zoozeer de liefde had van uw hart, voort te zetten, moge dan orué God u nog menig jaar in ruste schenken, om[ de vruchten van uwen arbeid te aanschou* Antwoord Dr. Bakker. Hooggeachte Promotor Ik zeg U hartelijk dank en In U den pan- schen Senaat van de V. U. voor de eervolle onderscheiding mij verleend. Mijn werk in Indië werd helaas afgebroken, het is oeit voorrecht te zien. dat het zooveel waardee ring vond. Ook hartelijke dank voor do waarde erende woorden waarmede U mij hebt toegesproken. Wanneer ik iets geweest ben voor dé Zending en het kerkelijk leven in Indië ont vangt God daarvan alleen de r-er, maar [naast God. hob ik dit toch te danken aan de Alma Mater. Ik heb 't groote voorrecht gehad aan de V. U. te studooren in de eerste jaren van haar bestaan. Wat een weelde was het de colleges te volgen en den persoonlijken om gang te genieten van mannen als Prof. Kuy per. Prof. Rutgers, Prof. Woltjer en Prof, Fabius om gecne andere namen te noemen. Zij gaven richting en vastheid aan het h>- larv&n men in later jaren pas dd groote waarde beseft. Reeds in mijn jeugd gevoelde ik lust mijn •ven te geven aan dan dienst der Zending Op 't gymnasium en aan de universiteit was die begeerte ecnigsxins op den achtergrond geraakt. Doch op 't Zendingscongres in 1SD4 heeft Dr. Knvpcr door zijn uiteenzetting beginselen der Zending ch opgewekt en den stoot gegi de begeerte kwam tot de d leefde toen vrij algemeen, naar gereformeerde opvatt zou zijn om 't hart van do treffan. Voor mijn vertrek pleegde ik Prol Rutger lust mij weg. Er Dez de Kat Angt •in meesterlijk wordt i geen absolute kloof is tuss 't Oosten. Prof. Rutgers heeft toen don mij reeds het/elfdj zinpen zijn dc tracht heb het dacli Indië-, oond dat ee l Westen ca eden heeft had. Ik durf nu zeg eJijdenis het bei oefte van het we «gd. Zijn aanwij- woest dio ik go- n arbeid. Bn dé dat htj gelijk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 5