ZEEUWSCHE
FOLKLORE
ZATERDAG 16 AUGUSTUS 1930 DERDE BLAD PAG. 10
NAAR EEN NIEUWEN RIJKSDAG
PARTIJEN - ALS PANNEN OP DE
DAKEN!
DE ROL VAN HET EVANGELISCHE
DUITSCHLAND
(Van onzen Duitschen correspondent,.)
Nu de verkiezingen voor een nieuwen
rijksdag al nader en nader komen, word ik
uitteraard bestormd met propagandamate
riaal. Iedere partij is er op uit, om baar
beste beentje voor te zetten, kiezers te win
nen met dure beloften en vergelijkt men al
die pamfletten met elkaar, dan krijgt men
te doen met hen, die uit elf groote en ik weet
niet hoeveel kleine partijen een keuze moe
ten doen. Onder mijn Duitsche kennissen
zijn er ,die onder zoo gecompliceerde om
standigheden niet meer "ter stembus wen-
sohen te gaan. Ik kan dat begrijpen, ook
al keur ik het niet goed. Bij welke partij /.al
men zijn heil voor het lieve vaderland gaan
zoeken? Naar welke richting moet men uit
wijken? Naar links of naar rechts? Of moet
men zijn oog op het centrum gevestigd hou
den? Wat zal men met nieuwe partijen be
ginnen, wier beginselen men niet eens nauw
keurig weet? Zal men <zioh ten zooveelslen
male door schoone beloften laten misleiden?
De publieke stemming is verre van opge
wekt. Van een feestviering is geen sprake,
zelfs niet op den „Verfassungstag". Alleen
de kinderen zijn verheugd, omdat ze direct
na de groote zomervacantie alweer een
vrijen dag hebben!
Sportfeesten lokken naar het stadion en na
het groote vuurwerk wordt er taptoe gebla
zen. Van alle openbare gebouwen wappert
de driekleur. Rijkspresident von Hindenburg
is bij de officieele grondwet-plechtigheid in
den rijksdag tegenwoordig en men doet al
het mogelijke, om de elfjarige republiek wat
meer glans te geven.
Maar de groote massa doet niet mee. Zij
laat zich niet misleiden. Zij gaat te zeer
gebukt onder de zware izorgen van het dage-
lijksch leven. Zij heeft liet beangstigend
gevoel, dat een
nieuwe inflatie voor de deur
staat, dat de naaste toekomst een staats
bankroet kan brengen. Wat helpen daar of
ficieele feestdagen en nieuwe verkiezingen?
Wie garandeert, dat de nieuwe rijksdag iets
meer zal bereiken dan zijn vele voorgangers?
Heeft het dan nog zin naar de stembus te
loopen?
Ik laat mij door deze pessimistische ziens
wijze niet misleiden. Naast het vele, dat
ontmoedigt en neerslachtig maakt is er uok
wel iets, dot hoop geeft op een betere toe
komst. De toenemende macht van socialisme
en communisme, het dreigend gevaar uit
Moskou ,de strijd tegen alles wat met geloof
en kerkelijk leven samenhangt, heeft dm
stoot gegeven tot de vorming van christelijke
partijen. Men begint in te zien, dat het ge
loof moet uitgaan boven de politieke over
tuiging. Een groep christelijke menschop be
teekent nog lang niet een christelijke partij.
Dat hebben de conflicten in Hugenberg's
Duitsch-nationale volkspartij geleerd. Het ge
volg der politieke wrijving was de Conserva
tieve volkspartij. Als een bewijs van berde
ving in christelijke kringen hebben wij, deze
nieuwe partij begroet, ook al vonden wij dun
naam minder gelukkig, het program niet. erg
•duidelijk. Maar minstens evenzeer verdient
de Christelijk-sociale volksdienst onze aan
dacht.
Ik ontving een
oproep aan het Duitsche Evange
lische Christenvolk:
„De Christelijk-sociale Volksdienst cn de
Christelijke-sociale Rijksverceniging hebben
zich tot den Christelijk-socialen Volksdienst
vereeriigd tot gémeenschappelijkon dienst
voor het Duitsche volk, om in gehoorzaam
heid tegenover Gods wil, in het geloof aan
Jezus Christus en in levendige verbinding
met Zijn gemeente de krachten van liet
evangelie te doen werken in het openbare
leven. Do groote nood van ons volk eischt
dringend dezen dienst der evangelische
christenheid. De noodlottige gevolgen van
een bindend vredesverdrag bedreigen het
staatkundig en economisch bestaan van
Duitschland zeer ernstig. Partijhaat cn be
langenstrijd verteren alle waardevolle krach
ten. De publieke meening wordt gevormd
door een pers, welke onder den beslissender)
invloed staat van geldmachten, die in het
geheim werken. Een onchristelijke opvatting
bedreigt alle goddelijke verordeningen in
staat en maatschappij. Laat ons in broeder
lijke verbondenheid elkander de hand reiken,
om een muur te vormen tegen de aanstor
mende golven van nood en ongeloof. Wij wor
den daartoe gedreven door de algemecne
ellende, door onze verantwoordelijkheid ip-
genover ons vaderland; ons jaagt de liefde
die liet lijden van ons volk niet langer werke
loos kan aanzien."
Toon ik dit gelezen had spoedde ik mij
naar de oude vestingstad Spandau, die wel
iswaar werd ingelijfd bij Gross-Berlin, maar
Inch haar eigen karakter wist te handhaven.
Hier ligt het groote „Johannesstift", een
evangelische stichting va.n grootcn omvang
cn botcekenis.
Hier werd ik hartelijk begroet door dr.
Jagovv, die zich verheugde over mijn belang
stelling voor den Christelijk-socialen voMis
dienst cn het Johannesstift. Mijn eerste
vraag betrof de vorming van een uitgespro
ken evangelisch centrum als tegenhanger
tot het groote katholieke centrum. Ik wilde
weten, hoe men staat naast de conservatieve
volkspartij en uit welke overweging men
straks met eigen candidate)! naar voren za!
treden. Men rekent op minstens zeven
Ketels in den nieuwen rijksdag en noemde
mij dr. Mumxn als leider der fractie. Van
reolits oJ links of centrum wil men niets
weten. Tiet thema republiek of monarchie
wordt niet aangetast. „Wij zijn burgers van
een zelfden slaat, met elkander gebonden door
ons geloof". Meri staat weliswaar in enge
vriendschappelijke relatie mot de conserva
tieve volkspartij ,maar men acht het in bei-
fier belang, de zelfstandigheid van den
christelijk-socialen volksdienst te handhaven,
Het door mij reeds eerder aangegeven be
zwaar tegen het woord „conservatief" werd
door dr. Jagow gedeeld. Als
vooraanstaande mannen in dezen
groep
noem ik u dr. Mumm die dus niet tot de
conservatieve volkspartij is overgegaan
Iliilscr, Harl.wig, Kliesoh, Simpsendorfcr,
Bausch, Klinck, dr. Ilinderer. Graaf Baudis-
ein en Bethel's Bodelschwing houden zich
uit tactische overweging nog tot nader order
terug uit de beweging. Ik vroeg naar den
ook ons niet onbekenden hofprediker Döhring
inaar doze schijnt zich door zijn tempera-
inent in geen enkele partij thuis te voelen
Hij is door zijn actie ten gunste van den
voormaligen keizer tussohen tafel en stoelen
komen te staan.
Ilct is de zorg om Duitschlands naaste
tv-okoinst, welke tot dit zelfstandig optreden
WAT VERDWEEN EN WAT BLEEF
Gemis aan eerbied voor Zeeland's
oude Cultuurschatten
Het „moderne" leven zegeviert
langzaam maar zeker
Wij, menschcn van dezen tijd, leven in
een gejaagden tijd en leven snel. Hetgeen
heden als het allernieuwste is aangekondigd
en naar men beweert, voor verbetering niet
moer vatbaar, is morgen reeds oud en een
week later al weer vergeten en vervangen
door nog iets nieuwer.
Wat lieden mode is en waarmede ge
dweept wordt, wordt even later „bespottelijk
cn belachelijk" goheeten. Het valt moeilijk
de tempo van den tijd met zijn eischen bij
te houden. Men wordt, meegezogen, ondanks
bet vaste voornemen, zich tegen de tijd
geest te verzetten.
Nu zullen wij de laatste zijn, om een ge
zonde ontwikkeling van liet leven, waarin
wij geplaatst zijn, te veroordeelen. De tijden
van de trekschuit zijn voorbij. Onze eeuw
stelt aan ieder Gewest andere eischen. Wie
zou er niet tegenop komen, als men de goed
georganiseerde Provinciale Stoomboot ver
bindingen weer eens wilde verwisselen met
de oude zeilschepen met beurtschippers?
Immers niemand! Maar toch schijnt er
een strooming te wezen, die met het oude
totaal beeft afgerekend. Wil dit nu zeggen,
dat het oude niet meer deugdzaam is? O,
neen, dat beweert men niet, maar men geeft
er eenvoudig niet meer om.
In zijn jaarverslag voor het Zeeuwsch
Genootschaap van Wetenschappen voor 1930
deed de Rijksarchivaris Mr. A. Meerkamp
van Embden een somberen toon hooren en
klaagde hij
dat het gemis aan eerbied voor
Zeelands oude Cultuurgoederen
zoo pijnlijk aandoet.
en daarna somde hij een aantal voorbeelden
op van oude Zeeuwsche Historische zaken
en gebouwen, die gaan „verdwijnen". Alle
pogingen ter redding waren vruchteloos.
't Schijnt dat men in Zeeland vroeger
blind is geweest en niet belet heeft het ver
woesten van zooveel Kunstschatten. Hoeveel
fraaie kerken gingen er niet te ioor? Waar
zijn de talrijke fraaie kasteden ik noem
slechts de namen Oostenstein, Windenberg,
Oostende, I-Iellenburcht, Gistelles, Maalstede
enz. gebleven!
Waarlijk geen treffender bewijs van het
gebrek aan waarachtigen, emstigen zin voor
Kunst en historie, ons volk en onzen tijd
eigen, dan dit gedachteloos omverhalen van
oude gebouwen, van monumenten van den
voortijd, zoodra ze, wat men noemt, in den
weg staan. Zoo is het gegaan met de meesle
poorten onzer Zeeuwsche steden (eero aan
Zierikzee). Dat zij ook op zichzelven, als
gebouwen, als monumenten, eene hetzij
Historische, hetzij artistieke waarde konden
hebben en dat zij wel degelijk Jbehoorden
tot de psysioiihmie eener stad...... wie»dacht;
daaraan of bekommerde zich daarom? 1
Wij willen het echter in dit artikel niet
hebben over de Zeeuwsche gebouwen, maar
over een ander onderdeel der Zeeuwsche
Historie, n.l. de Zeeuwsche Folklore. Rustig
zullen wij thans eens nagaan, hoe het er
vroeger in Zeeland toon trein en auto's
nog onbekend waren er naar toeging. En
dan zullen wij zien, dat ook in het Zeeuw
sche Volksleven ingrijpende veranderingen
hebben plaats gehad, ofschoon de kern van
het vroegere beleefde in sommige streken
nog te onderkennen is.
Wij begeven ons derhalve naar een
Zeeuwsch dorp. Welk dat moogt gij zelve
kiezen, maai- bet ligt tusschen Burgh cn
Clinge cn Bruinisse en Cadzand, om dc
uiterste boeken maar even te noemen.
Even buiten het dorp staat een klein
hoefje, ,,'n spulletje", zooals ze in ,,'t durp"
zeggen, 't Is niet groot, maar töch heerscht
er eenige drukte, want zoo juist is er een
kleine wereldburger geboren. Nadat de kin
derstem gekraaid heeft en het kind in „de
bennewiege" rustig ligt, en de moeder even
eens rustig is ingesluimerd, stapt de „minne" j
van den volksdienst den doorslag heeft ge
geven. Men hoopt in samenwerking met de
conservatieven en verwante groepen een
staatsbankroet te voorkomen. Men denkt met
groote bezorgdheid aan een burgeroorlog,
aan een binnenlandschen opstand en wil
«zulk onheil verhinderen.
Men is evenzeer tegen Hugenberg als tegen
het bewind der sociaal-democraten. Men wil
opbouwende kritiek, hoopt 'n Christel, school
wet en de werkloozenverzckering door te
zetten en mocht de nieuwe rijksdag met de
wenschen der nieuwe partijen geen rekening
kunnen of willen houden, dan zal Hinden
burg gedwongen wozen, om zelf een provi
sorische regeling te treffen. Elke nieuwe
crisis wordt als een groot gevaar beschouwd.
In harmonische samenwerking met de Christ-
liche Gcwerkschaften zal men ernaar streven
den arbeider een redelijk bestaan te garan
deeren, ook al erkent men de absolute nood
zakelijkheid. der nieuwe belastingen. Ook is
men het erover eens, dat het Young-plan ge
wijzigd moet worden.
Van deze gezichtspunten uitgaande, heb
ben de Christelijk-sociale Volksdienst en cle
Christelijk-sociale Rijksverceniging zich ver
eend tot
samenwerking van Evangelisch
Duitschland.
Straks zal men dus naast dc conservatieve
volkspartij een macht gaan beteekenen naast
en eensdeels ook tegenover verwante partijen.
Men mag hier niet vergeten, dat velen nog
in hun hart zijn blijven hangen aan de
Duitsch-nationale gedachte, aan de partij,
waarmede zoo velen sedert Ilugenberg's dic-
tatorisch optreden in conflict zijn geraakt.
Maar ook al gaat de afkeer van Ilugenberg's
beleid ver, tocli kan hier van vijandschap
der partijen niet gerept worden. Er is nog
te veel, dat bindend werkt. Men kan om
een voorbeeld te noemen van een ervaren
staatsman als dr. Mumm niet verwachten of
verlangen, dat hij agressief optreedt togen
een partij, die eenmaal zijn volle instemming
had. Men kan het begrijpen, dat hij, die oen
goed deel van zijn leven in parlementaire
kringen doorbracht, nog menigen vriend m
Duitsch-nationale kringen bezit en zelf in
die kringen gewaardeerd blijft, ook al fs hij
uit de partij getreden. I-lij- staat uitteraard
in enge relatie met do conservatieve volks
partij, is persoonlijk bevriend met Trevira-
nus en graaf Westarp maar blijft voor
alsnog toonaangevend in den Christelijk-
socialen volksdienst.
Voor ons is er reden te over, om het resul
taat der nieuwe verkiezingen met bijzondere
belangstelling te volgen. De groei der chris
telijke beweging kan daar aanspraak op
maken.
de deur uit om de blijde „weete" te gaan
doen. Dit is voor deze vrouw niet vreemd
cn voor de zooveclste maal dreunt zij haar
lesje op. „Julder mot de groetenisse ebbe
van de vrouwe, en da ze gelegen is van een
'n joenge zeune (of misje) en of julder nie
eens gauw komp kieken."
Deze soort invitatie's worden gaarne aan
genomen cn men verheugt zich erop, dat
men weer eens een middagje u)t kan gaan,
want nu heeft men een doel en er is wel
een gezellige kant aan.
Een enkele keer gebeurt Tiet wel dat van
zulk een bezoek niets komt. Wanneer het
een zwak kindeke is, wordt cle „meester"
(dokter) er bij geroepen, maar meestal te
vergeefs, zoodat „het enne wurmpje
gepasseerd is" (d.w.z. overleden). Als zulk
een slag het gezin treft, al is het maar óén
of twee dagen, dan worden cle zwarte klee
deren uit liet kabinet gehaald en ging het
gezin een tijdlang „in cle rouwe".
Wij veronderstellen echter in het gezin,
dat wij ons voor oogen hebben gesteld, dat
alles voorspoedig wel gaat. Terwijl de moe
der weer op de been is en de kleine eenige
weken oud, wordt er langzamerhand eens
over wat anders gedacht en gesproken, n.l.
het doopen.
Het Doopen ging echter nog zoo
maar niet in eens doo£
Daar werd lang en breed over gesproken.
Vooral in de periode, toen de kerkelijke
hartstochten ontvlamd waren. Grootouders
en vrienden brachten dan hun weloverwo
gen advies uit. In een dorp, waar een vast
predikant was, was dit spoedig beslist,
maar in vacante gemeenten was dit toen
maals zeer sterk. Als men wist, dat het
doopdag was, werd naarstelijk naar de
prediker geïnformeerd „of ie wc zuuver in
de leêre was" en vernam men dat zulk een
prediker sterker naar het moderne overhelde,
dan naar de wegen „deur. Smietegeld en
Comrie uutgestippeld", dan gebeurde het
vaak, dat men nog „is effentjes wachtte,
daar ze der nie voor in de ruumte koste
komme".
Ook was er nog een oud k e r k e 1 ij k
g e b r u i Ie, dat nu ook niet meer voorkomt.
Wanneer een candidaat zijn intrede deed
in een Zeeuwsch dorp en er werd een kind
geboren, dan werd
dit eerste kind, dat hij zou doopen
naar hem genoemd.
Daartegenover stond een verplichting, n.l.
dat cle dominé dat petekind een zilveren
lepel met inscriptie moest geven, als eerste
geschenk en aandenken. Sommige kinderen
kregen dan b.v. een echt vreemde naam, b.v.
Archibald of Guillaume, zooals geen enkel
ander kind op het dorp heette. In enkele
dorpen was men vroeger gewoon om er nog
cle geslachtsnaam van den pete dominé bij
te voegen, wat voor latere genéalogisten een
bron van moeilijkheden opleverde.
Gewoonlijk duurde het niet lang of de
kleine verhuisde naar „cle kribbe", clie aan
't voeteneind der bedstede van zijn ouders
getimmerd was, daar hij ruimte moest ma
ken voor nummer 2.
Langzaam groeide het gezin op en „ielk
jaêr as ie gescheept ad (zijn tarwe ver
kocht en verzonden)- gong ie mit St.. Ketriene
(25 Nov.) nacr de notaris, om te.botaêlen
en te zeggen, dat ie stillekens an clen .yoruut-
gang was, en 't. volgende jaêr wê een mót
öf drie meer onder de ploég zou kringen".
Dc „gnus" (kinderen) groeien voof-spoedig
op. ,,'t Wieren flienke joengers en pronte
misjes". En zooals het levensloop is, zootvel
in stad als dorp, ze „gongen ök an 't ver-
Dat ging zoo op verschillende manier. De
bode besteder in zijn ouderwctsch pothuis
zou er heel wat van kunnen verhalen. Zoo'n
persoon was dc populairste man uit cle
geheele buurt, en wiens huis voor dionst-
boden en knechten uit den omtrek een soort
van beurs oftewel verennigingspunt was,
waar de nieuwtjes worden uitgewisseld en
besproken. Dan wordt er kennis gemaakt,
maar tocli niet zooals anders. Een echte
Zeeuwsche jonkman legde dit vroeger
anders aan.
De jonge boer begeeft zich op het uur,
als hij weet dat zijn „beminde" in het land
is orn koeien te melken, naar het hek in de
wei en gaat daar voorover op het gras
liggen, natuurlijk zijne blikken onafgewend
op zijn Galathea houdende. Zijn de blinkende
emmers vol schuimende melk, dan staat hij
op 'en gaat naar haar toe, met cle vraag of
hij voor haar die. zware emmers mag dra
gen. Vergunt zij dit, dan is het voor deze een
bewijs, dat zijn aanzoek niet aan
haar ongevallig is.
Weigert zij, clan kan hij gerust heengaan.
Niet alle Zeeuwsche verkeeringen begin
nen op deze echt Arcadische Wijze. Vooraf
of op marktdagen zoeken en vinden de jonge
lieden gelegenheid te over, om met elkander
in aanraking te komen. Als de markt is
afgeloopen cn cle wagens straks zullen
worden aangespannen, dan worden cle
meisjes getracteerd. Hoe gelukkig is 'dc
jonkman, als hij des avonds het meisje,
dat hem heeft aangetrokken, naar huis
mag geleiden.
Nu wordt, de kennismaking voortgezet,
lederen Zondag gaat cle minnaar (alsof de
kerk daartoe bestemd is) trouw ter kerk,
voornamelijk om te zien, of zijn uitver
korene met. hare ouders daar aanwezig is,
clan wel of zij alleen thuis is gebleven.
Is dit laatste het geval, dan spoedt hij
zich naar de welbekende woning en klopt
aan cle achterdeur, want cle voordeur
is onder kerktijd gesloten. Beschroomd en
verlegen, meldt hij zich aan met cle vraag:
„Misje, mag ik m'n puupje is ansteken?"
Het meisje begrijpt volkomen de bedoeling
van die schijnbaar zoo eenvoudige vraag en
naarmate zij zelve cle nadere kennismaking
met de jonkman al of niet wenscht, willigt
zij het verzoek in of slaat het af. Vergunt zij
hem binnen te komen, dan steekt hij ook
inderdaad rijn pijp aan. Maar hoe zal hij hot
mi aanleggen, om te zeggen, wat hem eigen
lijk op 't hart ligl? Belangrijke mededeel in-
gen, als dat cle koe gekaifd heeft en de
zeug zeven biggen had, kunnen wel voor
een poosje helpen, maar om dat te zeggen,
is hij tocli eigenlijk niet gekomen. Het meisje
hoort hem geduldig aan en eindelijk vraagt
hij of hij eons met haar uit mag gaan.
En zie, het komt in orde! Trouwens dc
toestemming was reeds half gegeven, toen
zij hem toestond do pijp binnen te komen
aansteken. Voorloopig blijven de ouders,
althans officieel nog buiten spel, ook al
weten ze wat er voorvalt. Die Zondagschc
bezoeken worden nu vrij geregeld herhaald.
Het meisje vergezelt hare ouders niet naar
cle micklagkork, wat een zeer slechte en
afkeurenswaardige daad is. Als er niets in
cle weg is, behoort het geheele gezin daar
te zijn.
Zij maakt cle thee gereed en hakt een
zeker soort van suikerkoekjes, suikerblok
jes of babbelaars genoemd, waarop zij haar
minnaar onthaalt. Deze verschijnt op hot
bepaalde uur en blijft zitten keuvelen, totdat
de kerktijd voorhij is.
In sommige dorpen van Walcheren
cn vooral op Zuid Beveland is nog een
andere manier van vrijen in zwang. In den
omtrek van Goes is het cle gewoonte, dat
het jonge meisje vooraf aan liaar ouders
verlof vraagt om zich het hof te laten maken,
zonder nog den naam van haren minnaar
te noemen of althans zonder daartoe ver
plicht te zijn.
Geven de ouders de gevraagde toestem
ming
tot deze zeer afkeurenswaardige
methode,
dan gaat de jonkman des avonds naar de
bakkeet of den bakoven (in den regel een
groot vertrek, donkergroen geschilderd cn
van de eigenlijke woning afgescheiden). Hij
heeft dan een zoete koek in de hand en
vraagt of het meisje daarvan met hem eten
wil. Neemt zij dit aan, dan is dit een goed
toeken. Maar weigert zij, clan mag hij nog
vier Zaterdagen de proef herhalen, en is er
dan geen verandering, dan is het afgeloopen.
Dan heet het, dat hij met cle koek op het
hoofd te huis is gekomen, een andere zegs
wijze voor „cle kous op den kop gekrfgen".
Gaat het door, dan blijven cle jongelui
„bakkeeten" tot diep in den nacht.
Gelukkig is hierin wel eenige verande
ring ten goede gekomen. Predikanten, die
met ernst deze misstand bestreden, hadden
het taai te verduren, want de beste leden
der Gemeente zagen er geen zonde in en
„de joenlcheid mocht toch ök wat êbbe".
In de omstreken van Middelburg, in de
richting Nieuwland, was het z.g. folklorische
„heulen" in eerc.
In cle Walchersohc Arcadia deelt Ds.
Gargon er iets over mede, terwijl wij in de
Aarde en hare Volken cle volgende noot
lezen:
„Dit volk houdt nog dc oud-vaderlandsche
gewoonte van het dusgenaamde „heulen" in
eere: zoo vale men, hetzij te voet, hetzij in
een rijtuig, over een brug (heul) gaat, heb
ben de jonkmans het recht hun meisjes te
kussen. Van waar die zonderlinge gewoonte
afkomstig is, kan ik niet zeker zeggen: tenzij
men de overlevering gelooven wil, die ons
natuurlijk ook hier niet vertegen laat. Vol
gens haar clan zou eens, 't is lang geledon,
een zekere Haagsche jonker zijn liefste, die
onder de harde dwingelandij eener booze
stiefmoeder zuchtte, op een schemeravond
in alle stilte hebben geschaakt en naar een
in de nabijheid gereed staand rijtuig ge
voerd. De gelieven stapten in den wagen,
en de voerman lei de zweep op cle paarden.
Voort ging het nu in snellen draf, naar den
kant van Leiden. Maar, voorbij den Leid-
schendam, in de vccmen gekomen, reed de
voerman, daar het reeds duister was, het
bruggetje mis en in de vaart. Hij zelf sprong
haastig van den wagen, en spoedde zich
naar den Dam, roepende: heul! heul! (hulp);
maar onderwijl waren cle heide minnenden
verdronken. Die aandoenlijke historie maak
te zulk een indruk, dat liet sedert eene
gewoonte werd, op alle bruggetjes heul! te
rojpen en zijn vrijster te omarmen en te
kussen ten teeken van blijdschap, dat men
er gelukkig over geraakt was. De houten
brugjes zeiven zouden ook aan dit avontuur
den naam van heulen te danken hebben.
Ziedaar wat de overlevering vertelt; maar
de overlevering mag niet altijd op haar
woord geloofd worden; en in dit geval is er
alle waarschijnlijkheid dat zij de plank mis
slaat. De zaak laat zich, dunkt mij, veel
eenvoudiger verklaren. Ons volk was van
oudsher hijzonder op kussen gesteld: in onze
erotische poëzie speelt het zoenen altijd een
zeer voorname rol; en het is nu niet zoo
geheel vreemd, dat zoenlustige jongelui
gébruik hebben gemaakt van de gunstige
gelegenheid,, die de overgang van smalle
bruggetjes aimbood, om hun vrijster een kus1
bp dc wangen te drukken. Wat hiervan zij:
wij behoeven slechts rondom ons te zien,
om overtuigd te worden, dat dit gebruik
hier nog in eere wordt gehouden; en wij
moeten erkennen, dat de Zeeuwsche wei
landen en polders, met hun overgroot aan
tal slooten en tochten en weteringen, die
een talloos tal van bruggen noodig maken,
in dit opzicht, voor cle liefhebbers van
kussen een land van belofte zijn."
Als dan eindelijk de verkeering officieel
is, clan begint men over den trouwdag te
spreken. Gemeenlijk is dit in de maand
Mei, de beste tijd om in een „gedoente" te
komen.
Zoo'n Zeeuwsche dorpsbruiloft was een
evenement voor de bewoners. 1-Iet is een
heele optocht, als het bruidspaar, na 14
dagen op ,,'t plakkebord" gestaan te hebben,
door de wederzijdsche betrekkingen gevolgd,
naar ,,'t gemeentehuus" gaat, om wettig te
huwen.
Als de gewone formaliteiten waren afge
loopen en cle jonge vrouw haar naam gezet
had, stak zij ongemerkt de gouden hoofd
plaat van de linker- naar de rechterzijde.
Wanneer zij het Gemeentehuis verlieten,
werden zij door de buurtkinderen met snip
pers van goud- en zilverpapier bestrooid.
Voor het huis stond een „eerebooge mit
groen en gekleurd pampier versierd". Dan
begint de „feeste", die tot aan den morgen
duurt. Daarna begeven de jong gehuwden
zich naar hun woning. Als zij de deur
openen zien zij
onder de deur, op den drempel,
eenige dubbeltjes liggen, die door
de werklui die de woning hebben
opgeknapt, daar als een teeken
van toekomstig geluk zijn gede
poneerd.
Nu moet men echter niet denken, dat,
wanneer een paartje gehuwd is, dat zij zich
aan de folklorische Zeeuwsche spelen ont
trekken, zooals het ringsteken, gaai
schieten en rhetoryk spelen. Van
deze zijn de twee eersten nog heden in eere.
Geen feest is er op Zuid Beveland of er
is een ringrijderij, die steeds groote deel
name vindt en veel volks is getuige. Tegen
woordig is er een beker door Hare Majes
teit de Koningin beschikbaar, waarom ieder
jaar wordt gestoken.
Aanvankelijk ontmoette op Zuid Beveland
déze folklorische spelen veel tegenstand. Nu
geloof ik, dat het meer kwam, door de
wanordelijkheden die voorvielen, dan door
het spel zelve,
dat de Classis Goes 7 Sept. 1703 alle
ringrijders die tot de kerk behoor
den, onder censuur zette.
Dit Classisbesluit verwekte veel beroering
en 5 kerken weigerden het Classisbevel tot
censuur uit te voeren. De Kerk van Goes
vroeg bewijs, waarin de zonde stak. om
ring te rijden, 't Gebeurde immers niet op
Zondag, maar op vrije dagen! De Classis
weigerde hierop in te gaan cn besloot de
Kerk van Goes ter zijde te stellen. De Clas
sical vergaderingen werden wegens de
ringrijderskwestie voortaan niet meer in
Goes gehouden, maar in een naburig dorpje,
hetzij Ivloetinge, hetzij 's Heer Hendriks
Kinderen. Het dreigde een geheel kerkelijk
oproer te worden, want cle ringrijders en
gaaischieters (waarbij vele ernstige perso
nen waren) lieten zich dit niet welgevallen.
Later draaide de Classis bij.
In de meeste plaatsen was cle Ambachts
heer de man, die jaarlijks de prijzen beschik
baar stelde. Dit ging ook zeer eigenaardig
toe. Tegen de tijd, dat het ringrij den gaat
beginnen, gaat men gezamenlijk naar de
aanzienlijke huizingc van den Ambachtsheer.
Deze komt hij het zien der groote schare
naar buiten cn reikt aan de voorman een
pkket over, waarin zich de geschenken be
vinden, die straks „verreden" zullen worden.
Zoodra deze geschenken worden vertoond!
neemt
het z.g. jouwen een aanvang.
man!" tr°ep r06pt: Daer komt de
Een ander antwoordt: „Wat heit ie an?"
De eerste: „Grauw!" De tweede: „Blouw!"
De eerste: „Wat zullen wij roepen?"
Allen te samen: „Hoezee! Hoezee! Voor de
Ambachtheer!"
Dit is de folklorische vorm om „Mijnheer
te bedanken". Natuurlijk moet er ook
„ge j ou w d" worden ter eerc van mevrouw
en de kinderen. Ook bij andere notabele
ingezetenen, zooals bij den ontvanger en den
dokter, wordt die ceremonie herhaald.
Het is mij niet mogelijk deze jouwfolklore
te verklaren. In Zeeland is men van gevoe
len, dat dit grauw en blauw roepen uit don
tijd der I-Ioekschen en Kabeljauwschen
afkomstig is. Aangezien het ringrijden vol
doende bekend is, zullen wij daar geen
verdere uitleg aan geven, evenmin als van
het gaaischieten, daar dit door alle eeuwen
heen nimmer te loor is gegaan.
Op bijna alle Zeeuwsche plaatsen had men
een gilde van „joenge jongere", die op de
klapbank hun vergadering hielden. Weke
lijks legden zij wat geld in, om dan in Mei
„de pot te versmeere", d.w.z. opmaken.
Reeds een dag te voren bergen de dorps
bewoners alles wat voor de woning los
staat op, want het is een oud gebruik, dat
dc „joengers" onder vervaarlijk rumoer die
„smeeravond" door het dorp reden met een
groote driewielskar, alles medenemende
wat de mcnschen buiten hadden laten staan,
welke voorwerpen dan in de klapbank of
er rondom werden opgestapeld. De veld
wachter stond hier tegen machteloos en liet
ze doen. Trouwens de kiem van diefstal was
zelfs niet eens aanwezig, daar de gedupeerde
dorpsbewoners het eigendom zelf konden
terughalen. Politioneel verzet tegen deze
„folklorische rit" zou onverstandig geweest
zijnen een veldwachter die dit deed zou
geen leven meer op het dorp gehad hebben,
want dat zou hem nooit vergeven worden.
In den wintertijd had men nog een ander
gebruik, n.l.
op kóskoren uitgaan.
In groote getale trokken dan de jongelui
het dorp uit, naar dc verschillende hofsteden
om wat „köskorcn" dat is „kerstkoren", een
geschenk in den vorm van tarwe te gaan
vragen.
Men gaat inet een ledige zak weg en vol
komt men terug. Fluks brengt men dit naar
de „meulenaar" om het te laten malen, cn
met cle kóssedagen" of „kossemisse" eet men
het gratis brood heerlijk op.
Vroeger was Zuid Beveland, het land van
de meekrap. Er werd veel geld verdiend, en
het was een verrukkelijk gezicht, al die
goudgele velden te zien. Uit die verleden tijd
de meekrapeultuur is tc niet dateert
ook nog een
eigenaardig mcekrapdelversgebruik.
In den herfst, als de wortels rijp zijn ge
worden, trokken iederen morgen troepen
veldarbeiclers, tien tot twintig personen
sterk, naar het veld. Aan het hoofd van
zulk een bende ging de voorman, daarop
volgde de nensman (nevenman), achter deze
de volgers. De bende wordt met hoorn- en
trompetgeschal tot den arbeid opgeroepen
en al blazende loopt de hoornblazer vooruit.
Op het veld aangekomen'werd dé bende;
naar zekere regelen', voor het verrichten
van den arbeid verdeeld. Het werk vordert
groote spierkracht, want cle wortels zitten
cliep, maar wordt toch van den morgen tot
den middag voortgezet, met een half uur
tusschenpoos (halfsc.hof geheeten), waartoe
het sein weder met den hoorn gegeven wordt.
De arbeiders eten dan hun „stunten" (bo
terhammen) op en hervatten weldra weder
het werk. 's Middags, 's avonds, bij het gaan
en komen, laat telkens de muziek zich
hooren.
Wekelijks ontvangt elk lid der bende een
zekere som, naar verkiezing, in mindering
op het loon. Is clan eindelijk het werk
afgeloopen, dan gaat cle voorman naar cle
pachtheer om af te' rekenen en doet vervol
gens rekening en verantwoording of te wel
„uutsluutsel". Daarna komen allen weer
samen, om cle door de pachtheer goedge
keurde „rekeninge" aan te hooren, waarop
ieder het nog restoerende wordt uitbetaald.
Een maaltijd voor gemeenschappelijke reke
ning wordt aangezet en op een kruik bier
wordt niet gezien.
Somwijlen gebeurt het wel, dat de arbeid
op het veld eensklaps door een kluchtig
tooneel wordt afgebroken. Daar klinkt uit
de verte
het spottende, uitdagende liedje
Meëdelver, lange spae,
Lact je 'ancien wat dichter gae!
Dadelijk worden de spaden in den grond
gestoken, en enkelen uit de bende jagen den
spotter na, die het natuurlijk uit al zijn
macht op een loopen zet. Weet hij een
schuilhoek te hereiken b.v. een naastbij-
zijnde hoeve of een watergang waar hij
moeilijker te vinden is, clan wordt de jacht
zooveel te ijveriger en hartstochtelijker
voortgezet.
Meenen de vervolgers dat liun mannetje
zich in huis heeft verscholen, dan doorzoe
ken zij dit van onder tot boven. N i e-
m a n d mag hun volgens de
folklorische wet, den toegang weigeren.
Is de schuldige gevonden, clan wordt hij
naar het veld gevoerd, waar intusschen de
overgeblevenen een diepen kuil hebben
gegraven.
Voor dien kuil gebracht, wordt de gevan
gene de keus gegeven, daarin
tot de hals begraven te worden
of zich vrij te lcoopen, tegen tractatie van
hier. Meestal betalen de slachtoffers, maar
zijn ze daartoe ongezind, dan worden zij
onverbiddelijk in den kuil gestopt, dien cle
meedelvers rondom hem weer aanvullen en
vaststampen, zoodat hij in die weinig be
nijdenswaardige houding, alleen mei het
hoofd boven den grond, eenige uren op het
werk mag toezien.
Voorwaar, een eigenaardige straf, die aan
oud-Gemiaanschc zeden herinnert. Jammer
echter, dat deze meekrapeultuur,. met hare
karakteristieke gebruiken on gewoonten,
die leven en kleur aan het landleven gaven,
verdwenen is.
Wij kunnen onmogelijk uitvoerig stilstaan
hij de Dijkwijkers Folklore van Westkapelle
of de Vischafrekening gewoonten op Arne-
muiden. Alleen willen wij nog eens iets
vertellen over het sterven van het Zeeuwsche
Volk en
de folklorische gewoonten bij het
sterven.
Als men vroeger in een dorp kwam, zag
men soms voor een huis een aantal bossen
stroo staan. Als iemand hij de boeren sterft,
dan gaan de arbeiders in de schuur stroo
halen, hinden dat tot bossen en stapelen
die bossen op een hoop, hetzij voor de
hoofdingang der woning, hetzij voor het hek
van het land. Die hoop is meer of minder!
hoog, naar gelang van den ouderdom van
den overledene.
Is cle overledene ongehuwd, dan steekt
men een palmtakje in het stroo. Dan gaat
de knecht de deur uit, om „de roete" te
gaan doen. Is het wat ver, dan is men ver
plicht de knecht te laten mee-eten of extra
op te dienen.
In huis worden onmiddellijk de schilde
rijen en spiegels omgekeerd,
de klokken worden stil gezet en
alle pullen van de schoorsteen
afgenomen.
's Morgens van de begrafenis komen velen
in rouwgewaad aan „om de leste gank mee
te maeken". Voor sommigen was dit nu
niet zoozeer uit zielsbedroefdheid, dat zij
kwamen, maar wel voor cle stapels krente-
brood en koffie, die naar men wist, aanwezig
zouden zijn. En vooral hen, die niet al te
zeer in de bloedverwantschap waren met
den overledene, was dit een welkome ge
legenheid om zich eens goed te doen aan
de lekkernijen.
Vroeger mochten de Zeeuwsche hoeren
gedurende de rouwtijd niet andere eten
dan wit cn zwart, b.v. karnemelk
met krenten of schol, omdat het
vel van dien visch zwart was.
Nadat de maaltijd is afgeloopen komt de
„lezer mit de rouwrolle" binnen. Hij draagt
een groote zwarte tulle lamfer aan zijn hoed.
En dan wordt het stil als hij zegt:
„De vrienden gelieve te luusteren, nae 't
oflozen der rolle, zoo as zie zulle vollege
het liek van......"
Ofschoon het wel iets Joodsch lijkt, stellen
velen het in het Zeeuwsche land op prijs,
in vroeger eeuw, dat het hoofdeinde der
kist naar het Westen is geplaatst, om, zoo
als men zeide: „cle eerste morgenstraele bi
cle opstandinge in 't gelaet te ebbe".
Nadat allen weergekeerd zijn, begint nog
maals een maaltijd. Het stroo wordt aan een
kruisweg neergelegd, waar het los gaat en
verteert. Dit hing nog samen mot de
bijgeloovighcid, want waar stroo was, kon
geen boozc geest genaken en geen heks
binnensluipen.
Zoo zagen wij in korte trekken eenige
oude Zeeuwsche zeden en gewoonten, die nu
verdwenen zijn. Later is er D. V. nog wel
eens gelegcnl)cid om over dc Zeeuwsche
Rhetorijkers en hunne handelingen te han
delen.
Ieder Hollander die Zeeland bezoekt, ver-
zuime niet, als hij kan, een Zeeuwsche
ringrijderij liij te wonen, die gemeenlijk den
geheelen zomer door, clan weer eens hier,
clan weer eens daar gehouden wordt.
G. A. M. WESSELS.
Gemengd Nieuws.
DOODELIJKE ONGELUKKEN
TE ROTTERDAM
Gistermiddag te half een hoeft hij het werk
aan de Parksluizen een ernstig ongeval
plaats gehad, waarbij twee arbeiders zijn
verwond; een van hen is aan de gevolgen
overleden.
In eon van de werkputten waren eenige
timmerlieden bezig met het maken van ie
bekistingen waarin beton moest worden ée-
stort.
Op liet werk staat een hooge stort-toren i
'hief stortbak,'die in verbinding staat met
een goot. waardoor het beton op cle plaats
van bestemming wordt gebracht. De goot en
stortbak worden via een lioogen mast vast
gehouden door een staaldraad, die aan een
blok beton is vastgemaakt.
Door een nog onopgeloste oorzaak is de
kabel van het beton blok losgeraakt en stort
bak en goot raakten hun steunpunt kwijt, en
vielen met groot geraas naar omlaag om
terecht te komen op de timmerlieden, die bij
de bekistingen werkzaam waren.
De 40-jarige L. II. cle Krotiw uit de
Transvaalst raat en de 51-jarige K. J. Both
uit de Ommoordsehestraat werden getroffen.
De Krouw brak het linkerbeen .en kreeg
ernstige inwendige kneuizngen. Both heeft
ccn hoofdwond en een wervel fractuur opge-
loopen. Per auto van den Geneeskundigen
Dienst zijn de beide slachtoffers naar het zie
kenhuis aan den Coolsinge! vervoerd en daar
ter verpleging opgenomen.
De Krouw is kort na aankomst aan de ge
volgen overleden; cle toestand van Both is
ernstig.
■T. M. uit Schiedam is aan boord van liet
aan de Pelgrimshaven liggende s.s. „Leegh-
water" in het ruim gevallen. Met een ernsti
ge schedelbreuk is hij door dpn Geneeskundi
gen Dienst naar het ziekenhuis aan den
Coolsinge! vervoerd, waar hij spoedig daarna
is overleden.
EEN KRIELHAAN ALS STIEFMOEDER
Bij .T. de Vos te Nieuw Vennep, verpleegt
een krielhaan eenige kuikens.
'I Is iets zeldzaams om te zien. hoe be
zorgd deze voor de kuikens is. Evenals do
kloek, vinden ze een warm onderkomen on
der de vleugels van den haan.
KIPPENDIEVEN
Te Nieuwveen verminderde steeds liet aan
tal kippen bij een landbouwer. Men dacht
aan diefstal. Een hond spoorde spoedig de
dieven op, nl. vier bunsings.
Uit Oost-Indië
FLANTERSORGANISAT1KS EN
CULTUURRONDEN.
Een conferentie gehouden.
BATAVIA, 13 Augustus (Aneta) Onder
leiding van mr. A. Vreede, Hoofd van het Kan
toor van Arbeid had een eonferentie plaats
niet vertegenwoordigers van de planter,sorga-
nisaties en cultuurbonden. In de eerste plaats
werd besprokenhet contact tusschen de as
sistenten en de inspecteurs van arbeid. Voort-
aai: zullen bij de aangekondigde inspecties de
assistenten in tegenwoordigheid van den sdmi
nistrateur worden gehoord- De admi
nistrateur zal den inspecteur van arbeid by
diens rondgang vergezellen, terwijl de betrok
ken afdeelings-nssistent zich telkens hierbij
voegt- Bij de niet-aangekondigde inspecties
blijft afzonderlijk verhoor steeds mogelijk.
Tn de tweede plaats kwam in bespreking
het spreekuur der koelies. Voor de assistenten
werd dit algemeen onnoodig geacht, doch wel
achtte men een dergelijk spreekuur noodig
voor de administrateurs.
Omtrent de berichtgeving aan de Arbeids
inspectie betreffende koelie-aanslagen werd
volle medewerking toegezegd. Het rolhouden
voor den aanvang der werkzaamheden zal
zooveel mogelijk worden beperkt.
De meeningen over onderscheidene kwesties
bleken na de toelichtingen in zooverre over
een te stemmen, dat op alle punten ten aan
zien van dc hoofdzaken een communis opino
kon worden bereikt.