ZEEUWSCHE FOLKLORE ZATERDAG 16 AUGUSTUS 1930 DERDE BLAD PAG. 10 NAAR EEN NIEUWEN RIJKSDAG PARTIJEN - ALS PANNEN OP DE DAKEN! DE ROL VAN HET EVANGELISCHE DUITSCHLAND (Van onzen Duitschen correspondent,.) Nu de verkiezingen voor een nieuwen rijksdag al nader en nader komen, word ik uitteraard bestormd met propagandamate riaal. Iedere partij is er op uit, om baar beste beentje voor te zetten, kiezers te win nen met dure beloften en vergelijkt men al die pamfletten met elkaar, dan krijgt men te doen met hen, die uit elf groote en ik weet niet hoeveel kleine partijen een keuze moe ten doen. Onder mijn Duitsche kennissen zijn er ,die onder zoo gecompliceerde om standigheden niet meer "ter stembus wen- sohen te gaan. Ik kan dat begrijpen, ook al keur ik het niet goed. Bij welke partij /.al men zijn heil voor het lieve vaderland gaan zoeken? Naar welke richting moet men uit wijken? Naar links of naar rechts? Of moet men zijn oog op het centrum gevestigd hou den? Wat zal men met nieuwe partijen be ginnen, wier beginselen men niet eens nauw keurig weet? Zal men <zioh ten zooveelslen male door schoone beloften laten misleiden? De publieke stemming is verre van opge wekt. Van een feestviering is geen sprake, zelfs niet op den „Verfassungstag". Alleen de kinderen zijn verheugd, omdat ze direct na de groote zomervacantie alweer een vrijen dag hebben! Sportfeesten lokken naar het stadion en na het groote vuurwerk wordt er taptoe gebla zen. Van alle openbare gebouwen wappert de driekleur. Rijkspresident von Hindenburg is bij de officieele grondwet-plechtigheid in den rijksdag tegenwoordig en men doet al het mogelijke, om de elfjarige republiek wat meer glans te geven. Maar de groote massa doet niet mee. Zij laat zich niet misleiden. Zij gaat te zeer gebukt onder de zware izorgen van het dage- lijksch leven. Zij heeft liet beangstigend gevoel, dat een nieuwe inflatie voor de deur staat, dat de naaste toekomst een staats bankroet kan brengen. Wat helpen daar of ficieele feestdagen en nieuwe verkiezingen? Wie garandeert, dat de nieuwe rijksdag iets meer zal bereiken dan zijn vele voorgangers? Heeft het dan nog zin naar de stembus te loopen? Ik laat mij door deze pessimistische ziens wijze niet misleiden. Naast het vele, dat ontmoedigt en neerslachtig maakt is er uok wel iets, dot hoop geeft op een betere toe komst. De toenemende macht van socialisme en communisme, het dreigend gevaar uit Moskou ,de strijd tegen alles wat met geloof en kerkelijk leven samenhangt, heeft dm stoot gegeven tot de vorming van christelijke partijen. Men begint in te zien, dat het ge loof moet uitgaan boven de politieke over tuiging. Een groep christelijke menschop be teekent nog lang niet een christelijke partij. Dat hebben de conflicten in Hugenberg's Duitsch-nationale volkspartij geleerd. Het ge volg der politieke wrijving was de Conserva tieve volkspartij. Als een bewijs van berde ving in christelijke kringen hebben wij, deze nieuwe partij begroet, ook al vonden wij dun naam minder gelukkig, het program niet. erg •duidelijk. Maar minstens evenzeer verdient de Christelijk-sociale volksdienst onze aan dacht. Ik ontving een oproep aan het Duitsche Evange lische Christenvolk: „De Christelijk-sociale Volksdienst cn de Christelijke-sociale Rijksverceniging hebben zich tot den Christelijk-socialen Volksdienst vereeriigd tot gémeenschappelijkon dienst voor het Duitsche volk, om in gehoorzaam heid tegenover Gods wil, in het geloof aan Jezus Christus en in levendige verbinding met Zijn gemeente de krachten van liet evangelie te doen werken in het openbare leven. Do groote nood van ons volk eischt dringend dezen dienst der evangelische christenheid. De noodlottige gevolgen van een bindend vredesverdrag bedreigen het staatkundig en economisch bestaan van Duitschland zeer ernstig. Partijhaat cn be langenstrijd verteren alle waardevolle krach ten. De publieke meening wordt gevormd door een pers, welke onder den beslissender) invloed staat van geldmachten, die in het geheim werken. Een onchristelijke opvatting bedreigt alle goddelijke verordeningen in staat en maatschappij. Laat ons in broeder lijke verbondenheid elkander de hand reiken, om een muur te vormen tegen de aanstor mende golven van nood en ongeloof. Wij wor den daartoe gedreven door de algemecne ellende, door onze verantwoordelijkheid ip- genover ons vaderland; ons jaagt de liefde die liet lijden van ons volk niet langer werke loos kan aanzien." Toon ik dit gelezen had spoedde ik mij naar de oude vestingstad Spandau, die wel iswaar werd ingelijfd bij Gross-Berlin, maar Inch haar eigen karakter wist te handhaven. Hier ligt het groote „Johannesstift", een evangelische stichting va.n grootcn omvang cn botcekenis. Hier werd ik hartelijk begroet door dr. Jagovv, die zich verheugde over mijn belang stelling voor den Christelijk-socialen voMis dienst cn het Johannesstift. Mijn eerste vraag betrof de vorming van een uitgespro ken evangelisch centrum als tegenhanger tot het groote katholieke centrum. Ik wilde weten, hoe men staat naast de conservatieve volkspartij en uit welke overweging men straks met eigen candidate)! naar voren za! treden. Men rekent op minstens zeven Ketels in den nieuwen rijksdag en noemde mij dr. Mumxn als leider der fractie. Van reolits oJ links of centrum wil men niets weten. Tiet thema republiek of monarchie wordt niet aangetast. „Wij zijn burgers van een zelfden slaat, met elkander gebonden door ons geloof". Meri staat weliswaar in enge vriendschappelijke relatie mot de conserva tieve volkspartij ,maar men acht het in bei- fier belang, de zelfstandigheid van den christelijk-socialen volksdienst te handhaven, Het door mij reeds eerder aangegeven be zwaar tegen het woord „conservatief" werd door dr. Jagow gedeeld. Als vooraanstaande mannen in dezen groep noem ik u dr. Mumm die dus niet tot de conservatieve volkspartij is overgegaan Iliilscr, Harl.wig, Kliesoh, Simpsendorfcr, Bausch, Klinck, dr. Ilinderer. Graaf Baudis- ein en Bethel's Bodelschwing houden zich uit tactische overweging nog tot nader order terug uit de beweging. Ik vroeg naar den ook ons niet onbekenden hofprediker Döhring inaar doze schijnt zich door zijn tempera- inent in geen enkele partij thuis te voelen Hij is door zijn actie ten gunste van den voormaligen keizer tussohen tafel en stoelen komen te staan. Ilct is de zorg om Duitschlands naaste tv-okoinst, welke tot dit zelfstandig optreden WAT VERDWEEN EN WAT BLEEF Gemis aan eerbied voor Zeeland's oude Cultuurschatten Het „moderne" leven zegeviert langzaam maar zeker Wij, menschcn van dezen tijd, leven in een gejaagden tijd en leven snel. Hetgeen heden als het allernieuwste is aangekondigd en naar men beweert, voor verbetering niet moer vatbaar, is morgen reeds oud en een week later al weer vergeten en vervangen door nog iets nieuwer. Wat lieden mode is en waarmede ge dweept wordt, wordt even later „bespottelijk cn belachelijk" goheeten. Het valt moeilijk de tempo van den tijd met zijn eischen bij te houden. Men wordt, meegezogen, ondanks bet vaste voornemen, zich tegen de tijd geest te verzetten. Nu zullen wij de laatste zijn, om een ge zonde ontwikkeling van liet leven, waarin wij geplaatst zijn, te veroordeelen. De tijden van de trekschuit zijn voorbij. Onze eeuw stelt aan ieder Gewest andere eischen. Wie zou er niet tegenop komen, als men de goed georganiseerde Provinciale Stoomboot ver bindingen weer eens wilde verwisselen met de oude zeilschepen met beurtschippers? Immers niemand! Maar toch schijnt er een strooming te wezen, die met het oude totaal beeft afgerekend. Wil dit nu zeggen, dat het oude niet meer deugdzaam is? O, neen, dat beweert men niet, maar men geeft er eenvoudig niet meer om. In zijn jaarverslag voor het Zeeuwsch Genootschaap van Wetenschappen voor 1930 deed de Rijksarchivaris Mr. A. Meerkamp van Embden een somberen toon hooren en klaagde hij dat het gemis aan eerbied voor Zeelands oude Cultuurgoederen zoo pijnlijk aandoet. en daarna somde hij een aantal voorbeelden op van oude Zeeuwsche Historische zaken en gebouwen, die gaan „verdwijnen". Alle pogingen ter redding waren vruchteloos. 't Schijnt dat men in Zeeland vroeger blind is geweest en niet belet heeft het ver woesten van zooveel Kunstschatten. Hoeveel fraaie kerken gingen er niet te ioor? Waar zijn de talrijke fraaie kasteden ik noem slechts de namen Oostenstein, Windenberg, Oostende, I-Iellenburcht, Gistelles, Maalstede enz. gebleven! Waarlijk geen treffender bewijs van het gebrek aan waarachtigen, emstigen zin voor Kunst en historie, ons volk en onzen tijd eigen, dan dit gedachteloos omverhalen van oude gebouwen, van monumenten van den voortijd, zoodra ze, wat men noemt, in den weg staan. Zoo is het gegaan met de meesle poorten onzer Zeeuwsche steden (eero aan Zierikzee). Dat zij ook op zichzelven, als gebouwen, als monumenten, eene hetzij Historische, hetzij artistieke waarde konden hebben en dat zij wel degelijk Jbehoorden tot de psysioiihmie eener stad...... wie»dacht; daaraan of bekommerde zich daarom? 1 Wij willen het echter in dit artikel niet hebben over de Zeeuwsche gebouwen, maar over een ander onderdeel der Zeeuwsche Historie, n.l. de Zeeuwsche Folklore. Rustig zullen wij thans eens nagaan, hoe het er vroeger in Zeeland toon trein en auto's nog onbekend waren er naar toeging. En dan zullen wij zien, dat ook in het Zeeuw sche Volksleven ingrijpende veranderingen hebben plaats gehad, ofschoon de kern van het vroegere beleefde in sommige streken nog te onderkennen is. Wij begeven ons derhalve naar een Zeeuwsch dorp. Welk dat moogt gij zelve kiezen, maai- bet ligt tusschen Burgh cn Clinge cn Bruinisse en Cadzand, om dc uiterste boeken maar even te noemen. Even buiten het dorp staat een klein hoefje, ,,'n spulletje", zooals ze in ,,'t durp" zeggen, 't Is niet groot, maar töch heerscht er eenige drukte, want zoo juist is er een kleine wereldburger geboren. Nadat de kin derstem gekraaid heeft en het kind in „de bennewiege" rustig ligt, en de moeder even eens rustig is ingesluimerd, stapt de „minne" j van den volksdienst den doorslag heeft ge geven. Men hoopt in samenwerking met de conservatieven en verwante groepen een staatsbankroet te voorkomen. Men denkt met groote bezorgdheid aan een burgeroorlog, aan een binnenlandschen opstand en wil «zulk onheil verhinderen. Men is evenzeer tegen Hugenberg als tegen het bewind der sociaal-democraten. Men wil opbouwende kritiek, hoopt 'n Christel, school wet en de werkloozenverzckering door te zetten en mocht de nieuwe rijksdag met de wenschen der nieuwe partijen geen rekening kunnen of willen houden, dan zal Hinden burg gedwongen wozen, om zelf een provi sorische regeling te treffen. Elke nieuwe crisis wordt als een groot gevaar beschouwd. In harmonische samenwerking met de Christ- liche Gcwerkschaften zal men ernaar streven den arbeider een redelijk bestaan te garan deeren, ook al erkent men de absolute nood zakelijkheid. der nieuwe belastingen. Ook is men het erover eens, dat het Young-plan ge wijzigd moet worden. Van deze gezichtspunten uitgaande, heb ben de Christelijk-sociale Volksdienst en cle Christelijk-sociale Rijksverceniging zich ver eend tot samenwerking van Evangelisch Duitschland. Straks zal men dus naast dc conservatieve volkspartij een macht gaan beteekenen naast en eensdeels ook tegenover verwante partijen. Men mag hier niet vergeten, dat velen nog in hun hart zijn blijven hangen aan de Duitsch-nationale gedachte, aan de partij, waarmede zoo velen sedert Ilugenberg's dic- tatorisch optreden in conflict zijn geraakt. Maar ook al gaat de afkeer van Ilugenberg's beleid ver, tocli kan hier van vijandschap der partijen niet gerept worden. Er is nog te veel, dat bindend werkt. Men kan om een voorbeeld te noemen van een ervaren staatsman als dr. Mumm niet verwachten of verlangen, dat hij agressief optreedt togen een partij, die eenmaal zijn volle instemming had. Men kan het begrijpen, dat hij, die oen goed deel van zijn leven in parlementaire kringen doorbracht, nog menigen vriend m Duitsch-nationale kringen bezit en zelf in die kringen gewaardeerd blijft, ook al fs hij uit de partij getreden. I-lij- staat uitteraard in enge relatie met do conservatieve volks partij, is persoonlijk bevriend met Trevira- nus en graaf Westarp maar blijft voor alsnog toonaangevend in den Christelijk- socialen volksdienst. Voor ons is er reden te over, om het resul taat der nieuwe verkiezingen met bijzondere belangstelling te volgen. De groei der chris telijke beweging kan daar aanspraak op maken. de deur uit om de blijde „weete" te gaan doen. Dit is voor deze vrouw niet vreemd cn voor de zooveclste maal dreunt zij haar lesje op. „Julder mot de groetenisse ebbe van de vrouwe, en da ze gelegen is van een 'n joenge zeune (of misje) en of julder nie eens gauw komp kieken." Deze soort invitatie's worden gaarne aan genomen cn men verheugt zich erop, dat men weer eens een middagje u)t kan gaan, want nu heeft men een doel en er is wel een gezellige kant aan. Een enkele keer gebeurt Tiet wel dat van zulk een bezoek niets komt. Wanneer het een zwak kindeke is, wordt cle „meester" (dokter) er bij geroepen, maar meestal te vergeefs, zoodat „het enne wurmpje gepasseerd is" (d.w.z. overleden). Als zulk een slag het gezin treft, al is het maar óén of twee dagen, dan worden cle zwarte klee deren uit liet kabinet gehaald en ging het gezin een tijdlang „in cle rouwe". Wij veronderstellen echter in het gezin, dat wij ons voor oogen hebben gesteld, dat alles voorspoedig wel gaat. Terwijl de moe der weer op de been is en de kleine eenige weken oud, wordt er langzamerhand eens over wat anders gedacht en gesproken, n.l. het doopen. Het Doopen ging echter nog zoo maar niet in eens doo£ Daar werd lang en breed over gesproken. Vooral in de periode, toen de kerkelijke hartstochten ontvlamd waren. Grootouders en vrienden brachten dan hun weloverwo gen advies uit. In een dorp, waar een vast predikant was, was dit spoedig beslist, maar in vacante gemeenten was dit toen maals zeer sterk. Als men wist, dat het doopdag was, werd naarstelijk naar de prediker geïnformeerd „of ie wc zuuver in de leêre was" en vernam men dat zulk een prediker sterker naar het moderne overhelde, dan naar de wegen „deur. Smietegeld en Comrie uutgestippeld", dan gebeurde het vaak, dat men nog „is effentjes wachtte, daar ze der nie voor in de ruumte koste komme". Ook was er nog een oud k e r k e 1 ij k g e b r u i Ie, dat nu ook niet meer voorkomt. Wanneer een candidaat zijn intrede deed in een Zeeuwsch dorp en er werd een kind geboren, dan werd dit eerste kind, dat hij zou doopen naar hem genoemd. Daartegenover stond een verplichting, n.l. dat cle dominé dat petekind een zilveren lepel met inscriptie moest geven, als eerste geschenk en aandenken. Sommige kinderen kregen dan b.v. een echt vreemde naam, b.v. Archibald of Guillaume, zooals geen enkel ander kind op het dorp heette. In enkele dorpen was men vroeger gewoon om er nog cle geslachtsnaam van den pete dominé bij te voegen, wat voor latere genéalogisten een bron van moeilijkheden opleverde. Gewoonlijk duurde het niet lang of de kleine verhuisde naar „cle kribbe", clie aan 't voeteneind der bedstede van zijn ouders getimmerd was, daar hij ruimte moest ma ken voor nummer 2. Langzaam groeide het gezin op en „ielk jaêr as ie gescheept ad (zijn tarwe ver kocht en verzonden)- gong ie mit St.. Ketriene (25 Nov.) nacr de notaris, om te.botaêlen en te zeggen, dat ie stillekens an clen .yoruut- gang was, en 't. volgende jaêr wê een mót öf drie meer onder de ploég zou kringen". Dc „gnus" (kinderen) groeien voof-spoedig op. ,,'t Wieren flienke joengers en pronte misjes". En zooals het levensloop is, zootvel in stad als dorp, ze „gongen ök an 't ver- Dat ging zoo op verschillende manier. De bode besteder in zijn ouderwctsch pothuis zou er heel wat van kunnen verhalen. Zoo'n persoon was dc populairste man uit cle geheele buurt, en wiens huis voor dionst- boden en knechten uit den omtrek een soort van beurs oftewel verennigingspunt was, waar de nieuwtjes worden uitgewisseld en besproken. Dan wordt er kennis gemaakt, maar tocli niet zooals anders. Een echte Zeeuwsche jonkman legde dit vroeger anders aan. De jonge boer begeeft zich op het uur, als hij weet dat zijn „beminde" in het land is orn koeien te melken, naar het hek in de wei en gaat daar voorover op het gras liggen, natuurlijk zijne blikken onafgewend op zijn Galathea houdende. Zijn de blinkende emmers vol schuimende melk, dan staat hij op 'en gaat naar haar toe, met cle vraag of hij voor haar die. zware emmers mag dra gen. Vergunt zij dit, dan is het voor deze een bewijs, dat zijn aanzoek niet aan haar ongevallig is. Weigert zij, clan kan hij gerust heengaan. Niet alle Zeeuwsche verkeeringen begin nen op deze echt Arcadische Wijze. Vooraf of op marktdagen zoeken en vinden de jonge lieden gelegenheid te over, om met elkander in aanraking te komen. Als de markt is afgeloopen cn cle wagens straks zullen worden aangespannen, dan worden cle meisjes getracteerd. Hoe gelukkig is 'dc jonkman, als hij des avonds het meisje, dat hem heeft aangetrokken, naar huis mag geleiden. Nu wordt, de kennismaking voortgezet, lederen Zondag gaat cle minnaar (alsof de kerk daartoe bestemd is) trouw ter kerk, voornamelijk om te zien, of zijn uitver korene met. hare ouders daar aanwezig is, clan wel of zij alleen thuis is gebleven. Is dit laatste het geval, dan spoedt hij zich naar de welbekende woning en klopt aan cle achterdeur, want cle voordeur is onder kerktijd gesloten. Beschroomd en verlegen, meldt hij zich aan met cle vraag: „Misje, mag ik m'n puupje is ansteken?" Het meisje begrijpt volkomen de bedoeling van die schijnbaar zoo eenvoudige vraag en naarmate zij zelve cle nadere kennismaking met de jonkman al of niet wenscht, willigt zij het verzoek in of slaat het af. Vergunt zij hem binnen te komen, dan steekt hij ook inderdaad rijn pijp aan. Maar hoe zal hij hot mi aanleggen, om te zeggen, wat hem eigen lijk op 't hart ligl? Belangrijke mededeel in- gen, als dat cle koe gekaifd heeft en de zeug zeven biggen had, kunnen wel voor een poosje helpen, maar om dat te zeggen, is hij tocli eigenlijk niet gekomen. Het meisje hoort hem geduldig aan en eindelijk vraagt hij of hij eons met haar uit mag gaan. En zie, het komt in orde! Trouwens dc toestemming was reeds half gegeven, toen zij hem toestond do pijp binnen te komen aansteken. Voorloopig blijven de ouders, althans officieel nog buiten spel, ook al weten ze wat er voorvalt. Die Zondagschc bezoeken worden nu vrij geregeld herhaald. Het meisje vergezelt hare ouders niet naar cle micklagkork, wat een zeer slechte en afkeurenswaardige daad is. Als er niets in cle weg is, behoort het geheele gezin daar te zijn. Zij maakt cle thee gereed en hakt een zeker soort van suikerkoekjes, suikerblok jes of babbelaars genoemd, waarop zij haar minnaar onthaalt. Deze verschijnt op hot bepaalde uur en blijft zitten keuvelen, totdat de kerktijd voorhij is. In sommige dorpen van Walcheren cn vooral op Zuid Beveland is nog een andere manier van vrijen in zwang. In den omtrek van Goes is het cle gewoonte, dat het jonge meisje vooraf aan liaar ouders verlof vraagt om zich het hof te laten maken, zonder nog den naam van haren minnaar te noemen of althans zonder daartoe ver plicht te zijn. Geven de ouders de gevraagde toestem ming tot deze zeer afkeurenswaardige methode, dan gaat de jonkman des avonds naar de bakkeet of den bakoven (in den regel een groot vertrek, donkergroen geschilderd cn van de eigenlijke woning afgescheiden). Hij heeft dan een zoete koek in de hand en vraagt of het meisje daarvan met hem eten wil. Neemt zij dit aan, dan is dit een goed toeken. Maar weigert zij, clan mag hij nog vier Zaterdagen de proef herhalen, en is er dan geen verandering, dan is het afgeloopen. Dan heet het, dat hij met cle koek op het hoofd te huis is gekomen, een andere zegs wijze voor „cle kous op den kop gekrfgen". Gaat het door, dan blijven cle jongelui „bakkeeten" tot diep in den nacht. Gelukkig is hierin wel eenige verande ring ten goede gekomen. Predikanten, die met ernst deze misstand bestreden, hadden het taai te verduren, want de beste leden der Gemeente zagen er geen zonde in en „de joenlcheid mocht toch ök wat êbbe". In de omstreken van Middelburg, in de richting Nieuwland, was het z.g. folklorische „heulen" in eerc. In cle Walchersohc Arcadia deelt Ds. Gargon er iets over mede, terwijl wij in de Aarde en hare Volken cle volgende noot lezen: „Dit volk houdt nog dc oud-vaderlandsche gewoonte van het dusgenaamde „heulen" in eere: zoo vale men, hetzij te voet, hetzij in een rijtuig, over een brug (heul) gaat, heb ben de jonkmans het recht hun meisjes te kussen. Van waar die zonderlinge gewoonte afkomstig is, kan ik niet zeker zeggen: tenzij men de overlevering gelooven wil, die ons natuurlijk ook hier niet vertegen laat. Vol gens haar clan zou eens, 't is lang geledon, een zekere Haagsche jonker zijn liefste, die onder de harde dwingelandij eener booze stiefmoeder zuchtte, op een schemeravond in alle stilte hebben geschaakt en naar een in de nabijheid gereed staand rijtuig ge voerd. De gelieven stapten in den wagen, en de voerman lei de zweep op cle paarden. Voort ging het nu in snellen draf, naar den kant van Leiden. Maar, voorbij den Leid- schendam, in de vccmen gekomen, reed de voerman, daar het reeds duister was, het bruggetje mis en in de vaart. Hij zelf sprong haastig van den wagen, en spoedde zich naar den Dam, roepende: heul! heul! (hulp); maar onderwijl waren cle heide minnenden verdronken. Die aandoenlijke historie maak te zulk een indruk, dat liet sedert eene gewoonte werd, op alle bruggetjes heul! te rojpen en zijn vrijster te omarmen en te kussen ten teeken van blijdschap, dat men er gelukkig over geraakt was. De houten brugjes zeiven zouden ook aan dit avontuur den naam van heulen te danken hebben. Ziedaar wat de overlevering vertelt; maar de overlevering mag niet altijd op haar woord geloofd worden; en in dit geval is er alle waarschijnlijkheid dat zij de plank mis slaat. De zaak laat zich, dunkt mij, veel eenvoudiger verklaren. Ons volk was van oudsher hijzonder op kussen gesteld: in onze erotische poëzie speelt het zoenen altijd een zeer voorname rol; en het is nu niet zoo geheel vreemd, dat zoenlustige jongelui gébruik hebben gemaakt van de gunstige gelegenheid,, die de overgang van smalle bruggetjes aimbood, om hun vrijster een kus1 bp dc wangen te drukken. Wat hiervan zij: wij behoeven slechts rondom ons te zien, om overtuigd te worden, dat dit gebruik hier nog in eere wordt gehouden; en wij moeten erkennen, dat de Zeeuwsche wei landen en polders, met hun overgroot aan tal slooten en tochten en weteringen, die een talloos tal van bruggen noodig maken, in dit opzicht, voor cle liefhebbers van kussen een land van belofte zijn." Als dan eindelijk de verkeering officieel is, clan begint men over den trouwdag te spreken. Gemeenlijk is dit in de maand Mei, de beste tijd om in een „gedoente" te komen. Zoo'n Zeeuwsche dorpsbruiloft was een evenement voor de bewoners. 1-Iet is een heele optocht, als het bruidspaar, na 14 dagen op ,,'t plakkebord" gestaan te hebben, door de wederzijdsche betrekkingen gevolgd, naar ,,'t gemeentehuus" gaat, om wettig te huwen. Als de gewone formaliteiten waren afge loopen en cle jonge vrouw haar naam gezet had, stak zij ongemerkt de gouden hoofd plaat van de linker- naar de rechterzijde. Wanneer zij het Gemeentehuis verlieten, werden zij door de buurtkinderen met snip pers van goud- en zilverpapier bestrooid. Voor het huis stond een „eerebooge mit groen en gekleurd pampier versierd". Dan begint de „feeste", die tot aan den morgen duurt. Daarna begeven de jong gehuwden zich naar hun woning. Als zij de deur openen zien zij onder de deur, op den drempel, eenige dubbeltjes liggen, die door de werklui die de woning hebben opgeknapt, daar als een teeken van toekomstig geluk zijn gede poneerd. Nu moet men echter niet denken, dat, wanneer een paartje gehuwd is, dat zij zich aan de folklorische Zeeuwsche spelen ont trekken, zooals het ringsteken, gaai schieten en rhetoryk spelen. Van deze zijn de twee eersten nog heden in eere. Geen feest is er op Zuid Beveland of er is een ringrijderij, die steeds groote deel name vindt en veel volks is getuige. Tegen woordig is er een beker door Hare Majes teit de Koningin beschikbaar, waarom ieder jaar wordt gestoken. Aanvankelijk ontmoette op Zuid Beveland déze folklorische spelen veel tegenstand. Nu geloof ik, dat het meer kwam, door de wanordelijkheden die voorvielen, dan door het spel zelve, dat de Classis Goes 7 Sept. 1703 alle ringrijders die tot de kerk behoor den, onder censuur zette. Dit Classisbesluit verwekte veel beroering en 5 kerken weigerden het Classisbevel tot censuur uit te voeren. De Kerk van Goes vroeg bewijs, waarin de zonde stak. om ring te rijden, 't Gebeurde immers niet op Zondag, maar op vrije dagen! De Classis weigerde hierop in te gaan cn besloot de Kerk van Goes ter zijde te stellen. De Clas sical vergaderingen werden wegens de ringrijderskwestie voortaan niet meer in Goes gehouden, maar in een naburig dorpje, hetzij Ivloetinge, hetzij 's Heer Hendriks Kinderen. Het dreigde een geheel kerkelijk oproer te worden, want cle ringrijders en gaaischieters (waarbij vele ernstige perso nen waren) lieten zich dit niet welgevallen. Later draaide de Classis bij. In de meeste plaatsen was cle Ambachts heer de man, die jaarlijks de prijzen beschik baar stelde. Dit ging ook zeer eigenaardig toe. Tegen de tijd, dat het ringrij den gaat beginnen, gaat men gezamenlijk naar de aanzienlijke huizingc van den Ambachtsheer. Deze komt hij het zien der groote schare naar buiten cn reikt aan de voorman een pkket over, waarin zich de geschenken be vinden, die straks „verreden" zullen worden. Zoodra deze geschenken worden vertoond! neemt het z.g. jouwen een aanvang. man!" tr°ep r06pt: Daer komt de Een ander antwoordt: „Wat heit ie an?" De eerste: „Grauw!" De tweede: „Blouw!" De eerste: „Wat zullen wij roepen?" Allen te samen: „Hoezee! Hoezee! Voor de Ambachtheer!" Dit is de folklorische vorm om „Mijnheer te bedanken". Natuurlijk moet er ook „ge j ou w d" worden ter eerc van mevrouw en de kinderen. Ook bij andere notabele ingezetenen, zooals bij den ontvanger en den dokter, wordt die ceremonie herhaald. Het is mij niet mogelijk deze jouwfolklore te verklaren. In Zeeland is men van gevoe len, dat dit grauw en blauw roepen uit don tijd der I-Ioekschen en Kabeljauwschen afkomstig is. Aangezien het ringrijden vol doende bekend is, zullen wij daar geen verdere uitleg aan geven, evenmin als van het gaaischieten, daar dit door alle eeuwen heen nimmer te loor is gegaan. Op bijna alle Zeeuwsche plaatsen had men een gilde van „joenge jongere", die op de klapbank hun vergadering hielden. Weke lijks legden zij wat geld in, om dan in Mei „de pot te versmeere", d.w.z. opmaken. Reeds een dag te voren bergen de dorps bewoners alles wat voor de woning los staat op, want het is een oud gebruik, dat dc „joengers" onder vervaarlijk rumoer die „smeeravond" door het dorp reden met een groote driewielskar, alles medenemende wat de mcnschen buiten hadden laten staan, welke voorwerpen dan in de klapbank of er rondom werden opgestapeld. De veld wachter stond hier tegen machteloos en liet ze doen. Trouwens de kiem van diefstal was zelfs niet eens aanwezig, daar de gedupeerde dorpsbewoners het eigendom zelf konden terughalen. Politioneel verzet tegen deze „folklorische rit" zou onverstandig geweest zijnen een veldwachter die dit deed zou geen leven meer op het dorp gehad hebben, want dat zou hem nooit vergeven worden. In den wintertijd had men nog een ander gebruik, n.l. op kóskoren uitgaan. In groote getale trokken dan de jongelui het dorp uit, naar dc verschillende hofsteden om wat „köskorcn" dat is „kerstkoren", een geschenk in den vorm van tarwe te gaan vragen. Men gaat inet een ledige zak weg en vol komt men terug. Fluks brengt men dit naar de „meulenaar" om het te laten malen, cn met cle kóssedagen" of „kossemisse" eet men het gratis brood heerlijk op. Vroeger was Zuid Beveland, het land van de meekrap. Er werd veel geld verdiend, en het was een verrukkelijk gezicht, al die goudgele velden te zien. Uit die verleden tijd de meekrapeultuur is tc niet dateert ook nog een eigenaardig mcekrapdelversgebruik. In den herfst, als de wortels rijp zijn ge worden, trokken iederen morgen troepen veldarbeiclers, tien tot twintig personen sterk, naar het veld. Aan het hoofd van zulk een bende ging de voorman, daarop volgde de nensman (nevenman), achter deze de volgers. De bende wordt met hoorn- en trompetgeschal tot den arbeid opgeroepen en al blazende loopt de hoornblazer vooruit. Op het veld aangekomen'werd dé bende; naar zekere regelen', voor het verrichten van den arbeid verdeeld. Het werk vordert groote spierkracht, want cle wortels zitten cliep, maar wordt toch van den morgen tot den middag voortgezet, met een half uur tusschenpoos (halfsc.hof geheeten), waartoe het sein weder met den hoorn gegeven wordt. De arbeiders eten dan hun „stunten" (bo terhammen) op en hervatten weldra weder het werk. 's Middags, 's avonds, bij het gaan en komen, laat telkens de muziek zich hooren. Wekelijks ontvangt elk lid der bende een zekere som, naar verkiezing, in mindering op het loon. Is clan eindelijk het werk afgeloopen, dan gaat cle voorman naar cle pachtheer om af te' rekenen en doet vervol gens rekening en verantwoording of te wel „uutsluutsel". Daarna komen allen weer samen, om cle door de pachtheer goedge keurde „rekeninge" aan te hooren, waarop ieder het nog restoerende wordt uitbetaald. Een maaltijd voor gemeenschappelijke reke ning wordt aangezet en op een kruik bier wordt niet gezien. Somwijlen gebeurt het wel, dat de arbeid op het veld eensklaps door een kluchtig tooneel wordt afgebroken. Daar klinkt uit de verte het spottende, uitdagende liedje Meëdelver, lange spae, Lact je 'ancien wat dichter gae! Dadelijk worden de spaden in den grond gestoken, en enkelen uit de bende jagen den spotter na, die het natuurlijk uit al zijn macht op een loopen zet. Weet hij een schuilhoek te hereiken b.v. een naastbij- zijnde hoeve of een watergang waar hij moeilijker te vinden is, clan wordt de jacht zooveel te ijveriger en hartstochtelijker voortgezet. Meenen de vervolgers dat liun mannetje zich in huis heeft verscholen, dan doorzoe ken zij dit van onder tot boven. N i e- m a n d mag hun volgens de folklorische wet, den toegang weigeren. Is de schuldige gevonden, clan wordt hij naar het veld gevoerd, waar intusschen de overgeblevenen een diepen kuil hebben gegraven. Voor dien kuil gebracht, wordt de gevan gene de keus gegeven, daarin tot de hals begraven te worden of zich vrij te lcoopen, tegen tractatie van hier. Meestal betalen de slachtoffers, maar zijn ze daartoe ongezind, dan worden zij onverbiddelijk in den kuil gestopt, dien cle meedelvers rondom hem weer aanvullen en vaststampen, zoodat hij in die weinig be nijdenswaardige houding, alleen mei het hoofd boven den grond, eenige uren op het werk mag toezien. Voorwaar, een eigenaardige straf, die aan oud-Gemiaanschc zeden herinnert. Jammer echter, dat deze meekrapeultuur,. met hare karakteristieke gebruiken on gewoonten, die leven en kleur aan het landleven gaven, verdwenen is. Wij kunnen onmogelijk uitvoerig stilstaan hij de Dijkwijkers Folklore van Westkapelle of de Vischafrekening gewoonten op Arne- muiden. Alleen willen wij nog eens iets vertellen over het sterven van het Zeeuwsche Volk en de folklorische gewoonten bij het sterven. Als men vroeger in een dorp kwam, zag men soms voor een huis een aantal bossen stroo staan. Als iemand hij de boeren sterft, dan gaan de arbeiders in de schuur stroo halen, hinden dat tot bossen en stapelen die bossen op een hoop, hetzij voor de hoofdingang der woning, hetzij voor het hek van het land. Die hoop is meer of minder! hoog, naar gelang van den ouderdom van den overledene. Is cle overledene ongehuwd, dan steekt men een palmtakje in het stroo. Dan gaat de knecht de deur uit, om „de roete" te gaan doen. Is het wat ver, dan is men ver plicht de knecht te laten mee-eten of extra op te dienen. In huis worden onmiddellijk de schilde rijen en spiegels omgekeerd, de klokken worden stil gezet en alle pullen van de schoorsteen afgenomen. 's Morgens van de begrafenis komen velen in rouwgewaad aan „om de leste gank mee te maeken". Voor sommigen was dit nu niet zoozeer uit zielsbedroefdheid, dat zij kwamen, maar wel voor cle stapels krente- brood en koffie, die naar men wist, aanwezig zouden zijn. En vooral hen, die niet al te zeer in de bloedverwantschap waren met den overledene, was dit een welkome ge legenheid om zich eens goed te doen aan de lekkernijen. Vroeger mochten de Zeeuwsche hoeren gedurende de rouwtijd niet andere eten dan wit cn zwart, b.v. karnemelk met krenten of schol, omdat het vel van dien visch zwart was. Nadat de maaltijd is afgeloopen komt de „lezer mit de rouwrolle" binnen. Hij draagt een groote zwarte tulle lamfer aan zijn hoed. En dan wordt het stil als hij zegt: „De vrienden gelieve te luusteren, nae 't oflozen der rolle, zoo as zie zulle vollege het liek van......" Ofschoon het wel iets Joodsch lijkt, stellen velen het in het Zeeuwsche land op prijs, in vroeger eeuw, dat het hoofdeinde der kist naar het Westen is geplaatst, om, zoo als men zeide: „cle eerste morgenstraele bi cle opstandinge in 't gelaet te ebbe". Nadat allen weergekeerd zijn, begint nog maals een maaltijd. Het stroo wordt aan een kruisweg neergelegd, waar het los gaat en verteert. Dit hing nog samen mot de bijgeloovighcid, want waar stroo was, kon geen boozc geest genaken en geen heks binnensluipen. Zoo zagen wij in korte trekken eenige oude Zeeuwsche zeden en gewoonten, die nu verdwenen zijn. Later is er D. V. nog wel eens gelegcnl)cid om over dc Zeeuwsche Rhetorijkers en hunne handelingen te han delen. Ieder Hollander die Zeeland bezoekt, ver- zuime niet, als hij kan, een Zeeuwsche ringrijderij liij te wonen, die gemeenlijk den geheelen zomer door, clan weer eens hier, clan weer eens daar gehouden wordt. G. A. M. WESSELS. Gemengd Nieuws. DOODELIJKE ONGELUKKEN TE ROTTERDAM Gistermiddag te half een hoeft hij het werk aan de Parksluizen een ernstig ongeval plaats gehad, waarbij twee arbeiders zijn verwond; een van hen is aan de gevolgen overleden. In eon van de werkputten waren eenige timmerlieden bezig met het maken van ie bekistingen waarin beton moest worden ée- stort. Op liet werk staat een hooge stort-toren i 'hief stortbak,'die in verbinding staat met een goot. waardoor het beton op cle plaats van bestemming wordt gebracht. De goot en stortbak worden via een lioogen mast vast gehouden door een staaldraad, die aan een blok beton is vastgemaakt. Door een nog onopgeloste oorzaak is de kabel van het beton blok losgeraakt en stort bak en goot raakten hun steunpunt kwijt, en vielen met groot geraas naar omlaag om terecht te komen op de timmerlieden, die bij de bekistingen werkzaam waren. De 40-jarige L. II. cle Krotiw uit de Transvaalst raat en de 51-jarige K. J. Both uit de Ommoordsehestraat werden getroffen. De Krouw brak het linkerbeen .en kreeg ernstige inwendige kneuizngen. Both heeft ccn hoofdwond en een wervel fractuur opge- loopen. Per auto van den Geneeskundigen Dienst zijn de beide slachtoffers naar het zie kenhuis aan den Coolsinge! vervoerd en daar ter verpleging opgenomen. De Krouw is kort na aankomst aan de ge volgen overleden; cle toestand van Both is ernstig. ■T. M. uit Schiedam is aan boord van liet aan de Pelgrimshaven liggende s.s. „Leegh- water" in het ruim gevallen. Met een ernsti ge schedelbreuk is hij door dpn Geneeskundi gen Dienst naar het ziekenhuis aan den Coolsinge! vervoerd, waar hij spoedig daarna is overleden. EEN KRIELHAAN ALS STIEFMOEDER Bij .T. de Vos te Nieuw Vennep, verpleegt een krielhaan eenige kuikens. 'I Is iets zeldzaams om te zien. hoe be zorgd deze voor de kuikens is. Evenals do kloek, vinden ze een warm onderkomen on der de vleugels van den haan. KIPPENDIEVEN Te Nieuwveen verminderde steeds liet aan tal kippen bij een landbouwer. Men dacht aan diefstal. Een hond spoorde spoedig de dieven op, nl. vier bunsings. Uit Oost-Indië FLANTERSORGANISAT1KS EN CULTUURRONDEN. Een conferentie gehouden. BATAVIA, 13 Augustus (Aneta) Onder leiding van mr. A. Vreede, Hoofd van het Kan toor van Arbeid had een eonferentie plaats niet vertegenwoordigers van de planter,sorga- nisaties en cultuurbonden. In de eerste plaats werd besprokenhet contact tusschen de as sistenten en de inspecteurs van arbeid. Voort- aai: zullen bij de aangekondigde inspecties de assistenten in tegenwoordigheid van den sdmi nistrateur worden gehoord- De admi nistrateur zal den inspecteur van arbeid by diens rondgang vergezellen, terwijl de betrok ken afdeelings-nssistent zich telkens hierbij voegt- Bij de niet-aangekondigde inspecties blijft afzonderlijk verhoor steeds mogelijk. Tn de tweede plaats kwam in bespreking het spreekuur der koelies. Voor de assistenten werd dit algemeen onnoodig geacht, doch wel achtte men een dergelijk spreekuur noodig voor de administrateurs. Omtrent de berichtgeving aan de Arbeids inspectie betreffende koelie-aanslagen werd volle medewerking toegezegd. Het rolhouden voor den aanvang der werkzaamheden zal zooveel mogelijk worden beperkt. De meeningen over onderscheidene kwesties bleken na de toelichtingen in zooverre over een te stemmen, dat op alle punten ten aan zien van dc hoofdzaken een communis opino kon worden bereikt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1930 | | pagina 10